Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NED'ERLAND.
No. 1079
Luit. Kolonel Picquart.
Kolonel du Pa1y de Clam,
Generaal de Pellieux.
INGEZONDEN.
Het ScbrtöewM.
Mijnheer de Redacteur!
Mag ik zoo vrij zijn een oogenblikje gastvrijheid te verzoeken
in uw geëerd blad voor het volgende:
In de rubriek sociale aangelegenhtden bespreekt de heer Stigter
de gedwongen winkelnering.
Hij vergelijkt deze bij een sch'ikbewiud, uitgeoefend door den
patroon op zijne werklieden, en geeft in scherpe bewoordingen zijne
afkeuring of beter zijn afkeer te kennen over ten stelsel zuó
ingeworteld, dat het zeer bezwaarlijk zal zijn, liet met wortel en
tak uit te roeien.
Inderdaad, de heer Stigter heeft gelijk. Meer dan ergerlijk !s Let
van nabij te moeten zien, hoe de werklieden, niet 12, maar dikwijls
léen meer uur werkende, voor een ellendig weekgeld van hoogstens
acht gulden, nog verplicht worden, meer dan een gulden te missen,
om dat zij gedwongen worden, de koop- en eetwaren veel duurder
te koopen bij den werkgever, dan m een gewonen winkel.
Twaalf jaren ben ik onder wij/.er m eene gemeente van de Lang
straat. Uit ondervinding kan ;k dus weien hoeveel ergernis, hoeveel
moedeloosheid het gevolg is van eeu kwaad, zoo iugekankerd als
de gedwongen winkelnering, maar ook, en ik leg hierop den nadruk,
niet zoo zeer ter rechtvaardiging als wel ter verklaring van de
heerschende abnormale toestanden, kan ik weten, hoe moeielijk,
om niet te zeggen, hoe onmogelijk het is, er verbetering in te
brengen. De gedwongen winkelnering is liier een noodzakelijk
kwaad.
Immers, wanneer eene wet werd gemaakt, waarbij zij werd afge
schaft, zouden vele patroons hunne knechts moeten ontslaan en
zou dus dergelijke wet eer oen ramp, dau een zegen zijn. Een enkel
woord ter explicatie. Door de scherpe concurrentie, welke het
buitenland meer speciaal Duitschland, de scboeumakerijen in de
Langstraat aandoet, zijn de bazen verplicht hunne schoenen aan de
winkels in Holland zóó goedkoop te leveren, dat nagenoeg geen
winst meer wordt gemaakt of sterker nog, het gebeurt dat men
verkoopt met \erlies. Deed men 't niet, de schoenmakers zouden
geene afnemers mier hebben in de groote plaatsen. Slechts con
currentie met het buitenland is mogelijk door de prijzen steeds
lager te stellen, want liet buitenlandsch werk wordt geprefereerd
boven 't iulandsch fabrikaat, niet omdat 't uitmunt door soliditeit,
maar door elegantie.
Door opheffing der gedwongen winkelnering nu zouden de patroons
een groot deel van hunne inkomsten moeten missen en hunne
kneclits moeten ontslaan en daardoor nog grooter malaise, zoowel
bij werkgever als knecht.
De toestanden in deze streken zijn treurig. Voortdurend verval
en achteruitgang en als onvermijdelijk gevolg, vermindering van
energie. De vroeger zoo bloeiende luoiurijen en schoemnakerijen
beslaan niet meer. Ondanks de gedwongen winkelnering, houden
de patrooi s zich met moeite staande. Op enkele pluatsen in de
Langstraat zijn de looierijen tüiaal verdwenen.
De oorzaak van dit ven al heb ik reeds genoemd. Men kan het
hoofd niet bieden aan de steeds scherper wordende concurrentie,
omdat de industrie in deze streken, gten gtbruik heeft kunnen
maken van de tahijke verbeteringen in elk tuderdeel van 'l vak,
welke in 't .buitenland wtrden aangebiacht.
Men maakt de schoenen bier nog bijna even origineel als 50
jaar geleden. De ontwikkeling der bevolking is stationair gebleven
m de meeste Langstraattche dorpen, terwijl m Duitschland met
zijn leerplicht, met zijne talrijke vakscholen, de nijverheid, steeds
machtiger vlucht heeft genomen.
Dringeed is er dus verbetering noodig, maar door welke middelen ?
De bevolking hier verwacht alleen iets goeds van protectie. Van
dit, lapmiddel wil ik hier niet spreken. Mij wil liet voorkomen, dat
slechts radicale verbetering is te verwachten van uitstekende vak
opleiding. Nu is deze meer dan slecht. Als de jongens , 10, hoogstens
11 jaar zijn geworden, verlaten zij de tchool en gaan thuis aan
werktafel zitten, om ook een cent mee te verdienen. Het spreekt
van zelf dat, de toon die het v«k vau zijn \ader leert, i p dezelfde
wijze het bedrijf uitoefent als deze en dus ook als zijn grootvader,
en eeu ieder zal begrijpen, dat op die mai.ier bet schoe-üvhk nimmer
zal kunnen worden een moatvak, wat het wel is geworden in het
buitenland.
Gunstige verandering is dus slechts te verwachten van nitstekand
onderwijs en tevens let-rpbciit, zoo't moet zelfs niet genrtge ver
goeding aan de vaders. ISa't verlaten der school degelijke vakop
leiding. Vooral voor't laatste breek ik hier een lans, want zonder
't laatste heeft men niets aan 't eerste.
Geen twijfel of na eenigen tijd zal men kunnen concurreereu en
de eerste stap tot op)niih;g der gedwongen winkelnering is gedaan,
de toestand zal gezonder worden en de verhouding tusschenpatroon
en knecht minder gespannen.
Wat ik zeide van de schoeninakerijen geldt in hoofdzaak ook
voor de looierijeu. Sinds men bij liet looien in het buitenland,
vooral in Amerika en Duitschlaml, met gunstigen uitslag eene
chemische bewerking toepast, eene bewerking die de huid zeer snel
tot leder verwerkt, was vau concurrentie geen sprake meer.
Dikwijls worden er pohtkke, redevoeringen gehouden, van gering
praktisch nut voor liet volk en soms moeilijk te volgen door 't
gros van't publiek, doch zeldt-u of nooit wordt er in deze streek
gesprokeu uver verbeterde \ akopleiding, v at voorzeker de question
brülante mag genoemd worden voor de Langstraat.
U dankend voor de mij toegestane ruimte tcekcn ik
hoogachtend
Kaatshcucd, 10-2-'9S.
il. H. v. u. Hoiisr.
Een Sciioolmeester",
Geachte, Redactie!
Als getrouw lezer van de Amsterdammer is het langzamerhand
gewoo te voor me geworden 's /aterdagsmiddags het Weekblad
op mijn talei te vinden, ma«,r tevons ook eene beko:.fte/ want
»de Groene" behoort sinds eenig? j ".ren tot mijn prettigste lectuur.
Onder meer heb ik dan ook dikwijls met genoegen kennisge
nomen van de sSigna ementen uit den lUrechtsehen Gemeenteraad,"
omdat Jan van t Sticht Je gave bezit op een geestige manier
personen te kunnen karakteriseeren.
Gisteren echter, toen de schrijver uit de Bisschopsstad den
heer de Groot aan ons voorsteH ?, he-b ik me geërgerd aan de
manier, waarop bij een geheel corps van ambtenaren teekende,
hoewel ik overigens met instemming do waardeerende woorden
gelezen heb, die hij aan den heer de Groot w'jdde.
Zijn artikel begint aldus:
»Een schoolmeester'. Drie et' vier en zeventig jaar oud!...
Maar nu moet ge niet het eerste het lies'e oude kereltje, dat u
voorbij gaat en met een paar waanwijze oogen de wereld om zich
heen bekijkt, alsof hij overtuigd is, dat die zoinler hern er niet
zoo uitgezien zou hebben als thans, d'.delijk voor meneer De
Groot houden !"
Hoe lang zal het nog duren, Mijnheer de Redacteur, dat het
bovenstaande verouderde begrip van onderwijzers den volke gede
biteerd word:. ? En dat nog wel door een medewerker aan een
blad van vooruitstrevende -ichti> g !
Ik zeg: verouderd begrip! Want honderd jaren geleden mocht
zulk een oordeel juist geweest zijn, toen de plak in de school regeerde
meer óan het verstand, en het mag nu nog eens gebeuren, dat een en
kele plattelandsonderwijzer, die zich bewust is, de vraagbaak,
factotum, onaiiis homo ot hoe ge 'i noemen wilt, te zijn van zijn
dorpsgenooten, »met een paar waanwijze oogen de wereld om zich heen bekijkt",
voor de groote meerderheid van het onderwijzerscorps gaat die
karakteriseering zeker niet meer op. Ik teeken daartegen ten
minste protest aan en doe dat ongetwijfeld ook uit naam van
mijne collega's, van wie g-.', er zeer velen onder uwe lezers telt.
iloölang hebben we tegen dat vooroordeel al niet moeten
ageeren en wat kost het ons geen moeite, het publiek voor ons
te winnen in den strijd, dien we voor onze emancipatie te voeren
hebben !
En als een medewerker aan uw blad nu nog zulk een quasi
geestigheid vertelt, dan is Lij bezig dat vooroordeel nog dieper
wortel te doen schieten in plaats van het uit te roeien en zich
te- scharen in de rij van hen, ie in </u ^Itnxtei'duntiiter meewerken
tot de opheffing van den onderwij/ 'rsslanu.
Ook is het zeker niet vleiend voor tien heer De Groot te moeten
hooren, dat hij behoort tot een categorie van menschen, waarvan
men nog denkt, dat er van de houder ^ maar n niet waanwijs is.
Journalisten, Mijnheer de Kedacteur, kunnen veel zeggen en
dat is dikwijls 1>J prijzen, maar als sommigen onder hen er niet
eens op gewezen wordt, dat ze hunne woorden wat beter moeten
wikken en wegen, dan vrees ik, dat, zooals de letters met
krullen nu al verhuisd zijn van de schoolbank naar de
kantoorkruk, de waanwijsheid een plaats zal gaan innemen op den
journalistenstoel.
l." dai.kend voor de verleende plaatsruimte, heb ik, hoogachtend,
de eer te zijn Uw abonn
Amsterdam. '20 Februari 18D8. D. Bw>juiiiuu.
Julius Pruttelman Brommeijer.
Wat is Meinesz in den laatsten tijd
voorzichtig met zijn briefjes, zei me
vrouw, toen ik 'Woensdagochtend
er weer een van hem ontving ver
zegeld met den afdruk van zijn
familiewapen in rood lak. Ik moest
haar dit toestemmen, want dit was in
twee maanden tijds zeker al het derde
episteltje, dat aldus gecacheteerd
mij werd overgereikt, en toen de
knecht de kamer weer uitwas, ant
woordde ik haar dan ook: je hebt
gelijk, het heeft er iets van, of hij
Jacob niet vertrouw! maar daar
btstaat allerminst reden voor; zoo
lang die hier is, heb ik hem nog
nooit op een onbescheidenheid be
trapt, al wil ik giaag aannemen,
dat hij van mijn bede doen en laten
precitfi op de Jücgte is. Als je dat
volk wat lang houdt, kijkt het zon
der onbescheiden te zijn door alle
deuren t n couverten heen. Ik zei
dit zoo ouder het openmaken, en
haalde al pratende voort het briefje
er uit, u aar jawel, toen bleek het me, dat ik nog een enve
lop had te verscheuren, waarop niets anders geschreven
stond, dan »Ge/i,>iin".
Zoodra ik dat woord zag, lei ik er mijn duim op, want
ik weet maar al te g<;ed dat, als je je in een kamer bevindt
met twee dames, die ruiken dat er een geheim is, je gevaar
zou looper. ai was je ook de Groot-zegel bewaarder in eigen
persoon. Maai^'t was al te laat. Thêièse had. geloof' ik, niet
meer dan de G gezien, juist genoeg om haar tot haar moeder
te doen zegeen: ik wil wedden mama, dat papa ons dat
britije niet voorleest, waarop mijn vrouw antwoordde, tms
moet je niet zeggen kind, want voor je moeder heeft je papa
geen geheimen.Is 'f niet Brom? ik maakte dat ik weg
kwam. Op mijn kanioor, na de sleutel van de deur even
omgedraaid te hebben, las ik eindelijk wat Sjoerd schreef:
»NV ets zoo goed hedenavond kwartier vóór tien ure u tot
mij te begeven; ik zal daii zelf aan de deur staan om u
open Ie doen. daar ik het ten zeerste zou waardeeren, u
ten mijnent te ontvangen zoo dat n iemand het bemerkt,
ter bespreking van een aangelegenheid, die zoowel uwe als
mijne belangstelling ten volle waardig is en de uiterste dis
cretie vereischt''.
Wat kan dat wezen, vroeg ik bij mezelf. Ik dacht dadelijk
aan de kroning, waarbij ik wist dat Sjoerd een plannetje
met me had. Met ten zekere koppigheid, die ik maar niet
had kunnen breken, toen hij er niet mij over sprak, hield
hij vast aan het denkbeeld mij een rol in de Nieuwe Kerk
te laten vervullen, waartoe ik, ronduit gezegd, me niet
leenen wou. Tut twee-driemaal toe had hij in presentie van
mijn vrouw zitten te betoogen, dat op die plaats, bij die
gelegenheid, op dat moment, het hart var, Nederland zicht
baar moest kloppen ; dat de hoofdstad het hart was, van dat
hart de Bocht de kern uitmaakte, en dat die kern in niemand
anders dan in mij verzinuebeeld kon worden, waarom hij
dan ook zou willen, dat, zoodra H. M. de Kroon zal zijn
opgezet, ik tegenover haar zou gaan staan, om driemaal
voor haar te iiuigen. Hij had heel goed gemerkt, dat, zoc
afkeerig als ik mij van zulk een opdracht betoonde, zijn
woorden bij mijne vrouw als lauw water in de ooren dropen,
en juist daarom kon ik haast niet geiooven, dat het
deze zaak betrof', die hij met mij alleen zoo geheim
mogelijk wilde behandelen, ofschoon ik begreep dat zij voor
eerst aile discretie vtreischte, daar Sjoerd mijn optreden bij,
die plechtigheid als een verrassing bedoelde, zooelat hij mij
meer dan eens dringend had verzocht er tol niemand, zelfs
tot de Ivaiiitz niet, over te spreken. Toch kon ik niets anders
bedenken, waarover hij op zoo geheimzinnige manier eeir
onderhoud met mij zou bi geeren, en aangezien ik het
noodig achtte hem voor goed van zijn illusie; te genezen,
schreef ik hem dadelijk tjrug: houd nist v;in
sanenzweringen; heb je iets (e zeggen, kom maar hier, zal on;
negen uur thuis zijn. Ik stuurde Jacob met dat b-.-cheid
naar hem toe, niet (ie opdracht, op antwoord te '.vach
ten, en na een half uurtje kwam hij terug, filwver mei een
toegelakt briefje, waarin Vening mij schroei': dat liet, hen:
zeer speet niet in de gelegenheid gesteld te, worde!) ten
zijnen huize mij te ontvangen, waar de onscheiidbaarlieid
van het geheim volstrekt gewaarborgd zoude zij e; dat hij
echter er op meende, ie, mogen rekenen, dadelijk Vol .mijn kan
toor te zullen worden toegelaten, gevrijwaard vun over
vallen van dames als anderszins. Tot zijn gerusisielling
zond ik Jacob nog eens met een antwoordje, en gat' Sjoerd ia
overweging door de koetsierswoning en den tuin, on.ie/.ieii van
de buitenwereld, als hij dat verkoos, mijn kantoor Ie bereiken :
een aanbod, waarvan hij dankbaar gebruik maakte, zoodat
hij dan ook precies negen uur tegen .de deur tikte, even
kuchte en binnentrad, terwijl ik het genoegen had hem
een glimlachje van tevredenheid te ontlokken, doorjieiu
mee te deelen. dat ik, zekerheidshalve, me vrouw en T.iórèje
op visite huil gestuurd. Ais hij een tikje gepujeioerd
mocht geweest zijn, omdat ik niet bij hem wa,s gekomen,
dan scheen dat door de betrekkelijke heusciiheid, waarmee ik
hem ontving, weer genezen, want hij liet niets blijken ea
zei op jovialeütoon, je bent de eerste die mij i>' zien
krijgt, nadat ik mij gehaast heb uit het buitenland terug
te keeren. ^Vij wisselden daarop allerlei woorden van be
langstelling in elkaars gezondheidstoestand, wat te begrij
pen is, daar er waarschijnlijk in heel Amsterdam geen
twee personen op twee beenen rondloopen, d:e b.'ier v.eten
in alle mogelijke beteekeiiissen van 't woord, waar hem de
schoen wringt. Tot mijn verwondering ging Sjoeid ziiien,
nog vóór ik hem eigenlijk een stoel gepresenteerd had, wat
mij op nieuw naar den staat van zijn ondel «lanen ;!e d
inforrmeren; ben je zoo moei van die stap of wat; wil j°, oven
rusten voor je je overjas uittrekt, ga je gang, n;ai:.r tof.
mijn nog ^rooier Ve! .vohdering antwoordde ir.j : ;i,<-n, ik
zal hem aanhouden ik berg het daar 2.0 > s-,-cuiir er. ge
makkelijk in, ui meteen voelde hij met, zijn hand ter
hoo,Jte van zijn borst, als wilde hij >;ich e.r van ov-'i'tiiigen
dat wat hij bij zich had gestoken er nog na'. Wat heb
jij daar toch, vroeg ik, je maakt me nieuwsgierig, want je
zoudt niet angstvallige!1 op je geheim kunnen passen,
als je het dossier, waarop DreyfLU veroordeeld is, bij je
droeg. Sjoerd lachte eens even en zei: alweer mol zijn linker
hand op zijn bor.-tzak slaande.. . je bent zoo heel ver niet
van de waarheid, Brommeijer daar zit nu mijn
E^terhazyzaak. Ik begon werkelijk nog iets meer dan nieuw-gierig
te worden en keek hem niet zonder eenig wantrouwen onder
zoekend aan. Sjoerd bemerkte dat wei, maai1 veranderde er
niet van. ItHfcgeiidoel, met eau nog yroulijker schijnsel op
zijn gelaat als daareven, herhaalde hij: ja, Brommeyer, mijn
Esterhazy-zaat;! en met zijn vinger op diezelfde plek
wijzende hier steekt nu het geheim der geheimen. En opmer
kelijk, hij had dit nauwelijks gezegd, of zijn gezicht werd
op eens t rustig bij 't pijnlijke af, alsof ik hem op zijn teenen
had getrapt, wat gelukkig niet het geval was; zóó wisselde