De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 27 februari pagina 10

27 februari 1898 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NED'ERLAND. No. 1079 Luit. Kolonel Picquart. Kolonel du Pa1y de Clam, Generaal de Pellieux. INGEZONDEN. Het ScbrtöewM. Mijnheer de Redacteur! Mag ik zoo vrij zijn een oogenblikje gastvrijheid te verzoeken in uw geëerd blad voor het volgende: In de rubriek sociale aangelegenhtden bespreekt de heer Stigter de gedwongen winkelnering. Hij vergelijkt deze bij een sch'ikbewiud, uitgeoefend door den patroon op zijne werklieden, en geeft in scherpe bewoordingen zijne afkeuring of beter zijn afkeer te kennen over ten stelsel zuó ingeworteld, dat het zeer bezwaarlijk zal zijn, liet met wortel en tak uit te roeien. Inderdaad, de heer Stigter heeft gelijk. Meer dan ergerlijk !s Let van nabij te moeten zien, hoe de werklieden, niet 12, maar dikwijls léen meer uur werkende, voor een ellendig weekgeld van hoogstens acht gulden, nog verplicht worden, meer dan een gulden te missen, om dat zij gedwongen worden, de koop- en eetwaren veel duurder te koopen bij den werkgever, dan m een gewonen winkel. Twaalf jaren ben ik onder wij/.er m eene gemeente van de Lang straat. Uit ondervinding kan ;k dus weien hoeveel ergernis, hoeveel moedeloosheid het gevolg is van eeu kwaad, zoo iugekankerd als de gedwongen winkelnering, maar ook, en ik leg hierop den nadruk, niet zoo zeer ter rechtvaardiging als wel ter verklaring van de heerschende abnormale toestanden, kan ik weten, hoe moeielijk, om niet te zeggen, hoe onmogelijk het is, er verbetering in te brengen. De gedwongen winkelnering is liier een noodzakelijk kwaad. Immers, wanneer eene wet werd gemaakt, waarbij zij werd afge schaft, zouden vele patroons hunne knechts moeten ontslaan en zou dus dergelijke wet eer oen ramp, dau een zegen zijn. Een enkel woord ter explicatie. Door de scherpe concurrentie, welke het buitenland meer speciaal Duitschland, de scboeumakerijen in de Langstraat aandoet, zijn de bazen verplicht hunne schoenen aan de winkels in Holland zóó goedkoop te leveren, dat nagenoeg geen winst meer wordt gemaakt of sterker nog, het gebeurt dat men verkoopt met \erlies. Deed men 't niet, de schoenmakers zouden geene afnemers mier hebben in de groote plaatsen. Slechts con currentie met het buitenland is mogelijk door de prijzen steeds lager te stellen, want liet buitenlandsch werk wordt geprefereerd boven 't iulandsch fabrikaat, niet omdat 't uitmunt door soliditeit, maar door elegantie. Door opheffing der gedwongen winkelnering nu zouden de patroons een groot deel van hunne inkomsten moeten missen en hunne kneclits moeten ontslaan en daardoor nog grooter malaise, zoowel bij werkgever als knecht. De toestanden in deze streken zijn treurig. Voortdurend verval en achteruitgang en als onvermijdelijk gevolg, vermindering van energie. De vroeger zoo bloeiende luoiurijen en schoemnakerijen beslaan niet meer. Ondanks de gedwongen winkelnering, houden de patrooi s zich met moeite staande. Op enkele pluatsen in de Langstraat zijn de looierijen tüiaal verdwenen. De oorzaak van dit ven al heb ik reeds genoemd. Men kan het hoofd niet bieden aan de steeds scherper wordende concurrentie, omdat de industrie in deze streken, gten gtbruik heeft kunnen maken van de tahijke verbeteringen in elk tuderdeel van 'l vak, welke in 't .buitenland wtrden aangebiacht. Men maakt de schoenen bier nog bijna even origineel als 50 jaar geleden. De ontwikkeling der bevolking is stationair gebleven m de meeste Langstraattche dorpen, terwijl m Duitschland met zijn leerplicht, met zijne talrijke vakscholen, de nijverheid, steeds machtiger vlucht heeft genomen. Dringeed is er dus verbetering noodig, maar door welke middelen ? De bevolking hier verwacht alleen iets goeds van protectie. Van dit, lapmiddel wil ik hier niet spreken. Mij wil liet voorkomen, dat slechts radicale verbetering is te verwachten van uitstekende vak opleiding. Nu is deze meer dan slecht. Als de jongens , 10, hoogstens 11 jaar zijn geworden, verlaten zij de tchool en gaan thuis aan werktafel zitten, om ook een cent mee te verdienen. Het spreekt van zelf dat, de toon die het v«k vau zijn \ader leert, i p dezelfde wijze het bedrijf uitoefent als deze en dus ook als zijn grootvader, en eeu ieder zal begrijpen, dat op die mai.ier bet schoe-üvhk nimmer zal kunnen worden een moatvak, wat het wel is geworden in het buitenland. Gunstige verandering is dus slechts te verwachten van nitstekand onderwijs en tevens let-rpbciit, zoo't moet zelfs niet genrtge ver goeding aan de vaders. ISa't verlaten der school degelijke vakop leiding. Vooral voor't laatste breek ik hier een lans, want zonder 't laatste heeft men niets aan 't eerste. Geen twijfel of na eenigen tijd zal men kunnen concurreereu en de eerste stap tot op)niih;g der gedwongen winkelnering is gedaan, de toestand zal gezonder worden en de verhouding tusschenpatroon en knecht minder gespannen. Wat ik zeide van de schoeninakerijen geldt in hoofdzaak ook voor de looierijeu. Sinds men bij liet looien in het buitenland, vooral in Amerika en Duitschlaml, met gunstigen uitslag eene chemische bewerking toepast, eene bewerking die de huid zeer snel tot leder verwerkt, was vau concurrentie geen sprake meer. Dikwijls worden er pohtkke, redevoeringen gehouden, van gering praktisch nut voor liet volk en soms moeilijk te volgen door 't gros van't publiek, doch zeldt-u of nooit wordt er in deze streek gesprokeu uver verbeterde \ akopleiding, v at voorzeker de question brülante mag genoemd worden voor de Langstraat. U dankend voor de mij toegestane ruimte tcekcn ik hoogachtend Kaatshcucd, 10-2-'9S. il. H. v. u. Hoiisr. Een Sciioolmeester", Geachte, Redactie! Als getrouw lezer van de Amsterdammer is het langzamerhand gewoo te voor me geworden 's /aterdagsmiddags het Weekblad op mijn talei te vinden, ma«,r tevons ook eene beko:.fte/ want »de Groene" behoort sinds eenig? j ".ren tot mijn prettigste lectuur. Onder meer heb ik dan ook dikwijls met genoegen kennisge nomen van de sSigna ementen uit den lUrechtsehen Gemeenteraad," omdat Jan van t Sticht Je gave bezit op een geestige manier personen te kunnen karakteriseeren. Gisteren echter, toen de schrijver uit de Bisschopsstad den heer de Groot aan ons voorsteH ?, he-b ik me geërgerd aan de manier, waarop bij een geheel corps van ambtenaren teekende, hoewel ik overigens met instemming do waardeerende woorden gelezen heb, die hij aan den heer de Groot w'jdde. Zijn artikel begint aldus: »Een schoolmeester'. Drie et' vier en zeventig jaar oud!... Maar nu moet ge niet het eerste het lies'e oude kereltje, dat u voorbij gaat en met een paar waanwijze oogen de wereld om zich heen bekijkt, alsof hij overtuigd is, dat die zoinler hern er niet zoo uitgezien zou hebben als thans, d'.delijk voor meneer De Groot houden !" Hoe lang zal het nog duren, Mijnheer de Redacteur, dat het bovenstaande verouderde begrip van onderwijzers den volke gede biteerd word:. ? En dat nog wel door een medewerker aan een blad van vooruitstrevende -ichti> g ! Ik zeg: verouderd begrip! Want honderd jaren geleden mocht zulk een oordeel juist geweest zijn, toen de plak in de school regeerde meer óan het verstand, en het mag nu nog eens gebeuren, dat een en kele plattelandsonderwijzer, die zich bewust is, de vraagbaak, factotum, onaiiis homo ot hoe ge 'i noemen wilt, te zijn van zijn dorpsgenooten, »met een paar waanwijze oogen de wereld om zich heen bekijkt", voor de groote meerderheid van het onderwijzerscorps gaat die karakteriseering zeker niet meer op. Ik teeken daartegen ten minste protest aan en doe dat ongetwijfeld ook uit naam van mijne collega's, van wie g-.', er zeer velen onder uwe lezers telt. iloölang hebben we tegen dat vooroordeel al niet moeten ageeren en wat kost het ons geen moeite, het publiek voor ons te winnen in den strijd, dien we voor onze emancipatie te voeren hebben ! En als een medewerker aan uw blad nu nog zulk een quasi geestigheid vertelt, dan is Lij bezig dat vooroordeel nog dieper wortel te doen schieten in plaats van het uit te roeien en zich te- scharen in de rij van hen, ie in </u ^Itnxtei'duntiiter meewerken tot de opheffing van den onderwij/ 'rsslanu. Ook is het zeker niet vleiend voor tien heer De Groot te moeten hooren, dat hij behoort tot een categorie van menschen, waarvan men nog denkt, dat er van de houder ^ maar n niet waanwijs is. Journalisten, Mijnheer de Kedacteur, kunnen veel zeggen en dat is dikwijls 1>J prijzen, maar als sommigen onder hen er niet eens op gewezen wordt, dat ze hunne woorden wat beter moeten wikken en wegen, dan vrees ik, dat, zooals de letters met krullen nu al verhuisd zijn van de schoolbank naar de kantoorkruk, de waanwijsheid een plaats zal gaan innemen op den journalistenstoel. l." dai.kend voor de verleende plaatsruimte, heb ik, hoogachtend, de eer te zijn Uw abonn Amsterdam. '20 Februari 18D8. D. Bw>juiiiuu. Julius Pruttelman Brommeijer. Wat is Meinesz in den laatsten tijd voorzichtig met zijn briefjes, zei me vrouw, toen ik 'Woensdagochtend er weer een van hem ontving ver zegeld met den afdruk van zijn familiewapen in rood lak. Ik moest haar dit toestemmen, want dit was in twee maanden tijds zeker al het derde episteltje, dat aldus gecacheteerd mij werd overgereikt, en toen de knecht de kamer weer uitwas, ant woordde ik haar dan ook: je hebt gelijk, het heeft er iets van, of hij Jacob niet vertrouw! maar daar btstaat allerminst reden voor; zoo lang die hier is, heb ik hem nog nooit op een onbescheidenheid be trapt, al wil ik giaag aannemen, dat hij van mijn bede doen en laten precitfi op de Jücgte is. Als je dat volk wat lang houdt, kijkt het zon der onbescheiden te zijn door alle deuren t n couverten heen. Ik zei dit zoo ouder het openmaken, en haalde al pratende voort het briefje er uit, u aar jawel, toen bleek het me, dat ik nog een enve lop had te verscheuren, waarop niets anders geschreven stond, dan »Ge/i,>iin". Zoodra ik dat woord zag, lei ik er mijn duim op, want ik weet maar al te g<;ed dat, als je je in een kamer bevindt met twee dames, die ruiken dat er een geheim is, je gevaar zou looper. ai was je ook de Groot-zegel bewaarder in eigen persoon. Maai^'t was al te laat. Thêièse had. geloof' ik, niet meer dan de G gezien, juist genoeg om haar tot haar moeder te doen zegeen: ik wil wedden mama, dat papa ons dat britije niet voorleest, waarop mijn vrouw antwoordde, tms moet je niet zeggen kind, want voor je moeder heeft je papa geen geheimen.Is 'f niet Brom? ik maakte dat ik weg kwam. Op mijn kanioor, na de sleutel van de deur even omgedraaid te hebben, las ik eindelijk wat Sjoerd schreef: »NV ets zoo goed hedenavond kwartier vóór tien ure u tot mij te begeven; ik zal daii zelf aan de deur staan om u open Ie doen. daar ik het ten zeerste zou waardeeren, u ten mijnent te ontvangen zoo dat n iemand het bemerkt, ter bespreking van een aangelegenheid, die zoowel uwe als mijne belangstelling ten volle waardig is en de uiterste dis cretie vereischt''. Wat kan dat wezen, vroeg ik bij mezelf. Ik dacht dadelijk aan de kroning, waarbij ik wist dat Sjoerd een plannetje met me had. Met ten zekere koppigheid, die ik maar niet had kunnen breken, toen hij er niet mij over sprak, hield hij vast aan het denkbeeld mij een rol in de Nieuwe Kerk te laten vervullen, waartoe ik, ronduit gezegd, me niet leenen wou. Tut twee-driemaal toe had hij in presentie van mijn vrouw zitten te betoogen, dat op die plaats, bij die gelegenheid, op dat moment, het hart var, Nederland zicht baar moest kloppen ; dat de hoofdstad het hart was, van dat hart de Bocht de kern uitmaakte, en dat die kern in niemand anders dan in mij verzinuebeeld kon worden, waarom hij dan ook zou willen, dat, zoodra H. M. de Kroon zal zijn opgezet, ik tegenover haar zou gaan staan, om driemaal voor haar te iiuigen. Hij had heel goed gemerkt, dat, zoc afkeerig als ik mij van zulk een opdracht betoonde, zijn woorden bij mijne vrouw als lauw water in de ooren dropen, en juist daarom kon ik haast niet geiooven, dat het deze zaak betrof', die hij met mij alleen zoo geheim mogelijk wilde behandelen, ofschoon ik begreep dat zij voor eerst aile discretie vtreischte, daar Sjoerd mijn optreden bij, die plechtigheid als een verrassing bedoelde, zooelat hij mij meer dan eens dringend had verzocht er tol niemand, zelfs tot de Ivaiiitz niet, over te spreken. Toch kon ik niets anders bedenken, waarover hij op zoo geheimzinnige manier eeir onderhoud met mij zou bi geeren, en aangezien ik het noodig achtte hem voor goed van zijn illusie; te genezen, schreef ik hem dadelijk tjrug: houd nist v;in sanenzweringen; heb je iets (e zeggen, kom maar hier, zal on; negen uur thuis zijn. Ik stuurde Jacob met dat b-.-cheid naar hem toe, niet (ie opdracht, op antwoord te '.vach ten, en na een half uurtje kwam hij terug, filwver mei een toegelakt briefje, waarin Vening mij schroei': dat liet, hen: zeer speet niet in de gelegenheid gesteld te, worde!) ten zijnen huize mij te ontvangen, waar de onscheiidbaarlieid van het geheim volstrekt gewaarborgd zoude zij e; dat hij echter er op meende, ie, mogen rekenen, dadelijk Vol .mijn kan toor te zullen worden toegelaten, gevrijwaard vun over vallen van dames als anderszins. Tot zijn gerusisielling zond ik Jacob nog eens met een antwoordje, en gat' Sjoerd ia overweging door de koetsierswoning en den tuin, on.ie/.ieii van de buitenwereld, als hij dat verkoos, mijn kantoor Ie bereiken : een aanbod, waarvan hij dankbaar gebruik maakte, zoodat hij dan ook precies negen uur tegen .de deur tikte, even kuchte en binnentrad, terwijl ik het genoegen had hem een glimlachje van tevredenheid te ontlokken, doorjieiu mee te deelen. dat ik, zekerheidshalve, me vrouw en T.iórèje op visite huil gestuurd. Ais hij een tikje gepujeioerd mocht geweest zijn, omdat ik niet bij hem wa,s gekomen, dan scheen dat door de betrekkelijke heusciiheid, waarmee ik hem ontving, weer genezen, want hij liet niets blijken ea zei op jovialeütoon, je bent de eerste die mij i>' zien krijgt, nadat ik mij gehaast heb uit het buitenland terug te keeren. ^Vij wisselden daarop allerlei woorden van be langstelling in elkaars gezondheidstoestand, wat te begrij pen is, daar er waarschijnlijk in heel Amsterdam geen twee personen op twee beenen rondloopen, d:e b.'ier v.eten in alle mogelijke beteekeiiissen van 't woord, waar hem de schoen wringt. Tot mijn verwondering ging Sjoeid ziiien, nog vóór ik hem eigenlijk een stoel gepresenteerd had, wat mij op nieuw naar den staat van zijn ondel «lanen ;!e d inforrmeren; ben je zoo moei van die stap of wat; wil j°, oven rusten voor je je overjas uittrekt, ga je gang, n;ai:.r tof. mijn nog ^rooier Ve! .vohdering antwoordde ir.j : ;i,<-n, ik zal hem aanhouden ik berg het daar 2.0 > s-,-cuiir er. ge makkelijk in, ui meteen voelde hij met, zijn hand ter hoo,Jte van zijn borst, als wilde hij >;ich e.r van ov-'i'tiiigen dat wat hij bij zich had gestoken er nog na'. Wat heb jij daar toch, vroeg ik, je maakt me nieuwsgierig, want je zoudt niet angstvallige!1 op je geheim kunnen passen, als je het dossier, waarop DreyfLU veroordeeld is, bij je droeg. Sjoerd lachte eens even en zei: alweer mol zijn linker hand op zijn bor.-tzak slaande.. . je bent zoo heel ver niet van de waarheid, Brommeijer daar zit nu mijn E^terhazyzaak. Ik begon werkelijk nog iets meer dan nieuw-gierig te worden en keek hem niet zonder eenig wantrouwen onder zoekend aan. Sjoerd bemerkte dat wei, maai1 veranderde er niet van. ItHfcgeiidoel, met eau nog yroulijker schijnsel op zijn gelaat als daareven, herhaalde hij: ja, Brommeyer, mijn Esterhazy-zaat;! en met zijn vinger op diezelfde plek wijzende hier steekt nu het geheim der geheimen. En opmer kelijk, hij had dit nauwelijks gezegd, of zijn gezicht werd op eens t rustig bij 't pijnlijke af, alsof ik hem op zijn teenen had getrapt, wat gelukkig niet het geval was; zóó wisselde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl