Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1079
daad... als het sociale ministerie in dit op
zicht werkeloos mocht blijven. Dit is echter,
na opwekking uwerzijds, niet te verwachten.
Laat de minder belangrijke onderwerpen, laat
de regeling van den persoonlijken dienstplicht
die de verdeeldheid vermeerdert, voorloopig
rusten tot de sociale arbeid van hoogere orde,
die vereenigt, is afgedaan.
Wie vaderlandsliefde metterdaad wil op
wekken, wie waardeering en opofferingsgezind
heid voor Neerlands onafhankelijkheid en
voor de nederlandscne vrijheid bij de volks
klasse wenscht te verhoogen, die behoort vóór
alles mede te werken om oeconomische vrijheid,
die de arbeidersbevolking in den vrijen, soe
vereinen staat dagelijks op pijnlijke, droevige
wijze mist, te 'geven, te waarborgen ! Liefde
voor, belangstelling in zaken van »hoogere"
politiek, totnogtoe vreemd aan het leven der
volksklassen, kunnen slechts op deze wijze
opgewekt worden.
De verdere bespreking der laatste inspectie
rapporten zullen nog dikwijls gelegenheid
geven om bij de hoogst noodige verzorging
der sociale gezondheid meermalen stil te staan.
Hier geldt vooral cok: frappez, frappez
toujours etc.
Oeconomische welstand, goed van groote
waarde ! Boven alles gelolt evenwel nog altijd
het bekende: gezondheid is de grootste schat.
In verband hiermede gaf ik, eenige weken
geleden, een beschrijving'van den socialen
strijd in de apothekerswereld tegen de exploi
tatie van apotheken voor rekening van n
aamlooze vennootschappen. Ik wees hierbij op
den invloed van de sociale en peconomische
evolutie ook in de apothekerskringen die nu,
door eigen ervaring, tot groote belangstelling
in de sociale zaken worden geroepen.
Wat is een eerste vereischte ? Dat het vak
slechts wordt uitgeoefend door deskundigen
onder staatstoezicht. Hiervoor zorgt onver
biddelijk de wet. En terecht. Als de genees
heer de diagnose goed gesteld heeft en de
juiste geneesmiddelen heeft voorgeschreven,
wat baat 't als slechte medicamenten het her
winnen van den grootsten schat bemoeilijken of
onmogeliik maken ?
Door de moeite en kosten aan de voorge
schreven studie verbonden, werd het aantal
apothekers tot nog toe beperkt. Zij waren
daardoor in staat goede, ruime winsten te
maken en ze deden (en doen ?) het ook.
Niet te verwonderen, niet kwalijk te nemen.
Ergens zag ik eens de apothekers als
»negenennegentigpercenters" genoemd. Dat was mis
schien wel overdreven. Toch waren hunne
hooge prijzen spreekwoordelijk geworden:
Apothecaries profit is become a bye-word,
denoting something uncommonly extravagant,
zegt reeds Adam Smith.
Nu in de laatste jaren door de hoogere
burgerscholen het deelnemen aan de voor
bereiding voor de academische studie der
apothekers gemakkelijker en goedkooper is
geworden, hebben de apothekerwinsten vele
bekwame maar niet gefortuneeide jongelieden
tot de uitoefening van dit vak aangetrokken.
De naamlooze vennootschap is de vorm waarin
den onvermogenden gediplom< erden
artsenijbereider de zelfstandige uitoefening van zijn
kunst en wetenschap wordt mogelijk gemaakt.
De concurrentie neemt nu ook in dit vak toe.
De buitengewone winsten worden bedreigd.
Heel natuurlijk dat de apothekers beproeven
het gevaar af te wenden, de zoete winst te
beschermen en ook voor het vervolg te waar
borgen.
Maar is het nu wel erg «wetenschappelijk"
van den heer C. Guldensteeden Egeling,
apotheker te Zeist, om ondanks de algemeene
bekendheid van den angst van eiken huis
vader voor des apothekers «wetenschappelijke"
rekening, ter afwering van het gevaar gemoede
lijk te komen verklaren: »Niet aan de han
delsschool ontvangt de aanstaande pharmaceut
zijne opleiding maar aan eene hoogeschool,
om, evenals de geneesheer door het hooger
onderwijs voorbereid te worden tot de taak
die hem wacht: hulp te verleenen aan den
zieken mensch zonder dat financieel voor
deel hierbij op den vorgrond mag treden".
En het spreekwoord dan? Nu wil ik wel
gelooven dat «hulp verleenen aan den zieken
mensch" nog meer «op dtn voorgrond treedt"
dan winst behalen en zoo beschouwd zou de
apotheker in zijn minder nauwkeurige redenee
ring toch nog gelijk kunnen hebben. Alles
is Detrekkelijk! Maar het gaat toch niet de
exploitatie in naamlooze-vennootschappelijken
vorm te bestrijden omdat ook zij bedoelt winst
te behalen. De apotheker directeur, door de
vennootschap bezoldigd, heeft bij. het behalen
van winst minder belang dan de eigenaar
apotheker en om die reden mag van hem eer
meer dan mindere zorg voor de zuiverheid en het
juiste gehalte der geneesmiddel en verwacht wor
den. Hij wordt niet zoo geprikkeld door den
strijd om het bestaan, door het genot van een
froote zoete winst, om zijn aandacht meer aan
et onuitputtelijke onderwerp : het maken van
reclame, dan aan zijn kunst eii aan zijn we
tenschap te wijden. Dat is een groot verschil
in het voordeel der z.g. volksapotheken of
centraal-apotheken, heer Egeling, vooral omdat
de handel den apothekers-eigenaars door hun
opleiding zonder eenig onderwijs aan een han
delsschool geheel vreemd is gebleven. Wees
uw collega, J. B. Nagelvoort alhier, niet op
de vele reclame-middelen der apothekers
eigenaars in deze woorden : »Waarom schreef
collega Zwart en collega Wit en collega Blauw
boven hun deur: hoogduitsche apotheek en
collega de Pauw, hof-apotheek hovende zijne?
Waarom hangt collega de Lelie een gouden
ketting uit en brandt collega Goudbloem rood
licht in zijn raam ?"
Nu wil ik evenwel volstrekt, niet beweren
dat de heer C. Guldensteeden Egeling bij zijn
zorg voor de zieken ook nog aan materieel
voordeel heeft gedacht. Dat weet ik niet en
dat mag ik dus niet zeggen. Men begint zegt
de goede toon elkaar, na behoorlijke
introductie, te vertrouwen; dat blijft men doen tot
woorden of werken tot het tegendeel nopen.
Om die reden feliciteer ik van harte de Zeister
bevolking! Maar uitzonderingen, we weten het,
bevestigen den regel.
De lagere prijzen der geneesmiddelen zijn
en kunnen althans allengs meer worden,
vooral ook voor de ziekenfondsen der ar- ;
beiders-bevolking en der kleine burgerij, een !
groot en gelukkig voordeel in het belang der
zieken. De arme zieken, voor wie slechts
weinig geld beschikbaar is, kunnen nu eerder ,
de door de geneesheeren noodig geachte me- ;
dicamenten verkrijgen. Dit doet mij denken '
aan het volgende feit, dat dezer dagen in
Belgiëplaats had. Op zekeren dag gaat een
arme, evenwel net gekleede, vrouw te Gent
bij een armen-dokter die, haar niet kennende, i
zegt: »laat dit recept bij den apotheker klaar- '
maken; mijne kosten bedragen zooveel "
»Maar zegt de vrouw ik ben bij het
weldadigheidsbureau ingeschreven, ik moet ;
kosteloos verpleegd worden." i
«Welnu was het antwoord van den dokter '
dan moet ge terugkeeren en langs de )
andere deur binnenkomen." i
De dokter onderzocht de arme vrouw voor '
de tweede maal. Nu acht de geneesheer een
goedkooper medicament voldoende: »Welnu, '
moeder, leg wat lijnzaad op uw buik en 't zal ,
al heel spoedig beter zijn !" l
Wat de arme menschen te Zeist gelukkig j
zijn! 't Is een beetje egoïstisch, maar ik kan '
niet nalaten te denken aan het veel talrijker i
aantal menschen, dat de Zeister apotheker ?
zou kunnen dienen, door verplaatsing naar
de hoofdstad. Hij zou welkom zijn bij allen '??
die het welmeenen met de zieken, en dat zijn j
in de eerste plaats zijn collega's, de
amsterdamsche apothekers!
Am s t., 23,24 Febr. 1898. D. STIGTEB.
Persoonlijke dienstplicht.
Getrouw aan de belofte in de troonrede
afgelegd, het.ft de Regeering dezer dagen
ingedierd een wetsontwerp tot afschaffing van
de plaatsvervanging en de
nummerverwisseling, waarbij zij zich er in hoofdzaak toe be
paalde in onze militiewet die artikelen te
schrappen, welke aan de lotelingen tot heden
de vrijheid lieten hun dienstplicht door een
ander landgenoot te doen vervullen. Verder
bevat het ontwerp eene uitbreiding van de
voorwaardelijke vrijstelling aan geestelijken
en aanstaande geestelijken verleend, terwijl
het verder de vrijstelling decreteert van de
zoogenaamde kostwinners, d. i. van die jonge
mannen, welke uitsluitend in het ouderlijke
huis het brood verdienen en het gezin voor
de nijpendste armoede bewaren.
Zondert men diegenen uit, welke ond-r £een
vorm hoegenaamd van persoonlijken dienst
plicht willen weten, dan zou men het aantal
vermoedelijke tegenstanders van dit wets
ontwerp al zeer gering kunnen schatten, zich
herinnerende hoe tot heden de plaatsvervan
ging, van een moreel standpunt bekeken, bitter
weinig verdedigers heeft gevonden. En moge
men het al niet eens zijn over de meerdere of
mindere uitbreiding van het aantal vrijstel
lingen voor de geestelijken, een ieder zal het
bij nader inzien toejuichen, dat eindelijk ge
broken wordt met het wreede beginsel om
geen vrijstelling te vtrleenen aan hen, die
in het gezin onmisbaar zijn.
Déellende door de militiewet in sommige
gezinnen gebracht, is maar al te veel over
het hoofd gezien, daarover werd dan ook tot
heden door geen rijksinspectie gerapporteerd.
Ware dat hèt_ ge val wél geweest, zoo zou die
ellende nu wellicht met cijfers zijn te bewijzen,
thans kan men daaromtrent van meening
verschillen zooveel men wil: de statistiek
zwijgt, en de offieieele rapporten zwijgen mede.
Haast zoude ik geneigd zijn te beweren:
't is de quaestie maar*van wat men ziet en wat
men niet ziet. Of is 't anders te verklaren,
dat de heer Stiller in dit Weekblad zoo ter
loops, als gold het een naturalisatiewetje,
mededeelt: hoe gaarne hij zou zien, dat de
regeering haar voorstel tot afschaffing van de
plaatsvervanging nog wat liet rusten, daarbij
in 't geheel niet vermeldende, dat het
ontwerpEland tevens vrijstelling beoogt van de
kostwinners.
Ofschoon de hooggeachte schrijver van de
Sociale aangelegenheden menig hzer in den
waan zal brengen, dat hij in 't bijzonder de
wetsontwerpen tot bestrijding van de gedwon
gen winkelnering belangrijker acht dan de
afschaffing der plaatsvervanging, 1) heeft hij
blijkbaar ook ditmaal zich hit(-n leiden door
zijn gering vertrouwen in de levenskracht van
het in Juli opgetreden Kabinet. 2) Immers een
vorig maal schreef hij: >voor de invoering
van leerplicht en voor de afschaffing der
plaatsvervanging wacht het ministerie een
strijd op leven en dood; de kansen tot in
voering van een gedeelte van de wettelijke
regeling van het arbeidscontract, staan heel
wat beter en dit onderwerp is van nog meer
weldadigen invloed. Gaarne herhaal ik daar
om ... zou het daarom niet beter zijn met dit
onderwerp te beginnen ?"
Iiituwi-chen is, schrijvers waardefring van de
afschaffing der plaatsvervanging er niet beter
op geworden: uit de zooeven aangehaalde
zinsnede toch _zou men mogen conciudeeren,
dat de heer Stigter aan de invoering van den
persoonlijken dienstplicht een weldadigen in
vloed toekende, 3) thans in hè*, nummer van
13 Febr. 1.1. onderschrijft, hij blijkbaar met
welgevallen de woorden van den heer mr.
S. van Houten, waar deze betoogt: »De af
schaffing der gelegenheid tot dii iu tvervanging
brengt niemand in betere conditie. Nu begrijp
ik wel, dat er voor hen die zich niet kunnen
laten vervangen een genoegdoening in ligt
als ook de Van der Biesen's in het soldatenpak
gestoken worden, maar laten zij daarom niet
te vroeg juichen. Deze laatsten zijn voor het
kader bestemd en zullen dus heel spoedig
niet als gelijken naast, maar als superieuren
boven de andere miliciens staan."
Als ds heer Stigter er dan verder aan denkt,
»dat de afschaffing der plaatsvervanging ons
verder verwijdert van de toepassing van de
door mr. van Houten slechts noodzakelijk
geachte oefenplicht, den zou hij gaarne willen
gelijk hier boven reeds werd vermeld
dat de regeering haar voorstel nog wat liet rus
ten." Hoe lang? 4) Tot na de gehoopte sociale
hervormingen ? Alsof die ooit voltooid zouden
zijn !
Over de levenskracht van het tegenwoordige
ministerie kan men in gevoelen verschillen,
doch tegenover de meening van den heer
Stigter, dat de Regeering hij de pogingen tot
invoering van den persoonlijken dienstplicht
een strijd op leven en dood wacht, durf ik
de mijne sfellen : dat de kansen om de plaats
vervangingen nummerverwisseling af te schaf
fen nooit beter hebben gestaan dan nu, ook om
de eenvoudige reden dat het thans ingediende
wetsontwerp alle quaesties betreffend de orga
nisatie en de bestemming onzer strijdkrachten
buiten het geding houdt. Het moge al of niet
de Regeering ernst zijn met hare sociale her
vormingen, doch allerminst mag haar het
verwijt treffen, dat zij die hervormingendoor
het wetsontwerp-Eland vertraagt, integendeel:
juist door een kleine, veel beteekenende, maar
tot heden door de meerderheid sterk gewenschte
wijziging in de militiewet, heeft zij n het
terrein voor de sociale wetgeving vrijgelaten, 5)
n den weg tot ingrijpende militaire hervor
mingen mogelijk gemaakt. C)
Dit laatste te ontkennen, schijnt mij al zeer
vreemd toe, 7) daar de zooeven bedoelde, thans
voorgestelde wijziging van de militiewet in
geen enkel opzicht latere wijzigingen in de
recruteering of de oefeningen der militie kan
tegenhouden. Verre van daar, als eenmaal
het groote beginsel van den persoonlijken
dienstplicht zal zijn gevoteerd, zoo zullen de
meer veldwinnende denkbeelden omtrent,den
oefenplicht in welken vorm dan ook
later des tegemakkelijker ingang vinden. De
groote verdienste van het ontwerp-Eland is
juist, - het kan niet genopg herhaald dat
het grootere hervormingen 8) mogelijk maakt
en o. a. het, gelukkige beginsel van het
reservokader des te beter tot zijn recht zal doen
komen.
Maar niemand komt door de afschaffing
van de plaatsvervangers in betere conditie,
beweert Mr. van Houten. Hoe nu? L'gt de
waarde van eenige wet in de persoonlijke
voordeden, welke sommigen er van zullen
genieten ? 9) Zou wellicht i!e Heer van Houten
gelooren. i\:tt de zaak Dn-yfus, die op dit
oogenblik de geheele wereld in spanning
houdt, alleen beteekent de invrijheidstelling
van i-en frnnschen kapitein op hot
Duivdseiland? 10) Of is er nog een hoo-rer belang dan
het n<aterieele voordeel van een deel der
natie? 11)
Niemand geloove daarentegen, dat met de
invoering van <!en persoonlijken dienstplicht
het vraagstuk der landsverdediging is
opgelost, dat lijkt er niets naar;
afschaffing
is slechts n van de noodzakelijke hervor
ming* n, rtwar daii toch in alle opzichten een
noodzakelijke.
Doch (Ie heer van Houten gaat zelfs nog
verder, dan te waarschuwen, dat, niemand er
door den persoonlijken dierstplieht beter op
wordt. Reeds meende hij het gejuich te hooren
der proli turiërs, bij de gednehie, dat ook de
Van der Bie>en's in lu-t s-ohiatenpak zouden
gestoken worden, en hoogstwdwillend waar
schuwt hij d f r goe gemeente: «past maar op
vrienden, die heertjes zijt, straks je meerderen,
en (iari zullen ze je wel....!" 12)
Als ooit, de heer van Houten had willen
bewijzen, dat de persoonlijke dienstplicht
onmisbasr is, zoo heeft hij dat nu gedaan, want,
tien tegen een, dat hij na eenige maanden
in de gelederen te hebben gediend ooit
een dergelijke averechtsche voorstelling zou
hebben <?egeven van het militaire leven. 13)
Onder de bewonderaars van onze militaire
rechtsbedeeling zal niemand mij kunnen rang
schikken, en a!s ik mijn wenschenlijslje van
noodige wetten zou indienen, zoo stond de
hervorming van het formede militaire recht
zeer zeker bovenaan, maar ik meen toch ten
sterkste te moeten opkomen tegen de gevolg
trekking, welke uit rnr. van Houten's betoog
kan gemaakt worden. H>;t groote belang
dat er ook voor de minderen in is gelegen
om in het leger te hebber; een flink ontwik
keld en beschaafd kader, laat, ik op dit oogen
blik buiten beschouwing, maar vleiend voor
onze meer mot aardsche middelen gezegende
jongelingschap vind ik het allerminst, dat
de heer van Houten op die wijze tegen haar
waarschuwt en (Jat zulks blijkbaar door den
heer Stigter wordt onderschreven. 14)
Maar ook het, beweren van Mr. van Houten,
dat niemand er door de afschaffing van d_e
plaaU-vi-rvanoii'g beter op zal worden, is
onjuist, want door den persoonlijken dienst
plicht, zul niet alleen het aan/Jen van den
minderen militair worden verhoogd, maar
wat niet, w.inig b;;toekent ook de belangstel
ling in het leger en in het, militaire leven.
Da foeiale po-it!e van den mimWen soldaat
zal verlv'iei-fti, de rechtspositie worden verze
kerd. !.")) De inlijving jaarlijks van een kleine
twee duizend beschaafde jongelieden men
neme dan gerust een handjevol
over-beschaafden ou den koop toe mo ;t en zal
voor de overige lolelingen heilzaam werken.
Zij zullen cv tj;>ideii van profitceren, de be
schaafde;) en de minder Iv.-scha-.tfden, mis
schien de ove.rbeschaa.fden ook nog wel.
Hier uu nog in het breede uit te weiden
over de voordeden van den persoonlijken
dienstplicht zoowel uit een sociaal als een
moreel oogpunt acht ik overbodig. Doch
wel meen ik te mogen wijzen op
dewenschelijkheid om het wetsontwerp-Eland te nemen
voor hetgeen het is: in hoofdzaak een voor
stel om de plaatsvervanging en nummerver
wisseling af te schaffen, iets waartoe men
toch zal en moet komen, hoe men ook denke
over de wijze van oefening. En wanneer men
zich dan mede geroepen gevoelt een lans te
breken voor de misdeelden, löbis) zoo vergete
men niet te bedenken, dat ook het hier bespro
ken wetsontwerp vele ongelukkigen zal ten
goede komen.
Gaarne de wenschen van den heer Stigter
omtrent de sociale wetgeving onderschrijvende,
zou het mij spijten als naar zijn voorbeeld
ook anderen zich latende leiden door hun
vrees voor den levensduur van het ministerie
zouden eischen. dat een zeer noodige hervor
ming werd verschoven, omdat de sociale
wetgeving nog niet voltooid is. 16)
De invoering van den persoonlijken dienst
plicht is niet van de baan te schuiven, en
zou er een strijd op leven en dood moeten
ontbranden, welaan dat dan dien krijg worde
gestreden, liever van daag dan morgen, want
dan loopen die sociale wetsontwerpen vrij
wat meer gevaar om in de verdrukking te
komen, dan heden, nu zij nog kalm rusten
in de hoofden of in de bureelen der officieele
ontwerpers. 17)
A. N. J. FABIUS.
1) Zou dit niet alleen waar zijn voor hen,
die de knnst van lezen minder goed ver
staan ? Herhaaldelijk toch wees ik op de
wenschelijkheid om de sociale wetgeving, door
de regeering toegezegd, aan leerplicht, maar
vooral aan de afschaffing der plaatsvervan
ging te doen voorafgaan. Die sociale wet
geving bedoelt toch niet alleen de beteugeling
van de gedwongen winkelnering! Dan eens
sprak ik immers van: wettelijke regeling
van het arbeidscontract, ook uitgestrekt tot
kantoor-, winkel- en magazijn-personeel, zie
no. 1075; een anderen keer: Het jaar 1893
rijk aan nationale gedenkdagen zou door
krtichtige bevordering der oeconomische vrijheid
belangrijk bijdragen om de algemeene waar
deering voor die historische feiten te verhoo
gen. Moge het kroningsjaar deze blijde bood
schap brengen tot heil van Vorstin en Volk,
zie no. 1070. In dat zelfde nommer zei ik :
Na opfVissching van onze herinnering omtrent
dergelijke toestanden willekeur, tyrannie,
verkorting van den levensduur komt het
mij niet moeielijk voor, zich voor te stellen
dat menigeen uit de arbeidende kringen zegt:
och, meneer, spreek me toch niet van de vele
staatkundige vrijheden, maar geef ons
wcers/andfirfrmni/m tot bescherming van min leren,
ter verkr/jf/inf/ van billijke hcensvoorv:aarden,
yffif 0:1$ occoiwiiiifidie vrijheid.
En dat deze onderwerpen door den
vrijheidlievejiden burger van meer, van oneindig meer
belang dan de invoering van den persoon
lijken dienstplicht worden geacht, schijnt mij
nog steeds het bowijs van oordeelkundig
wikken en wegen.
Maar waarom geeft de scherpzinnige schrij
ver het uitgangspunt van beoordt-eling minder
juist aan? Een zoo ijverig, vurig, «volbloed"
militair is gemakkelijk te excusee.ren.
2) Waar heb ik omtrent mijn gering ver
trouwen in de levenskracht van dit ministerie
iets gezegd? Wel deed ik meermalen blaken,
dat ik op een vruchtbaren wetgevendeti ar
beid van dit ministerie hoopte en daartoe
gaarne zou medewerken.
3) Waarom die weifelende, ietwat onvrien
delijke, conclusie? Meermalen sprak ik me
beslist uit, en de schrijver tooi.t, dat hij met
belangstelling de verschillende artikelen heeft
gevolgd. Voor den eenvoudigsteu lezer bijv. in
deze woorden: De afschaffing van de plaats
vervanging is goed; de invoering van leer
plicht is beier, maar regeling van het arbeids
contract is het beste. Sociaal ministerie: er
is haast bij. Zie no. 1069.
4) Ongetwijfeld zou ik dit wenschen en ik
houd me overtuigd dat duizenden dien wensch
deelen. De heer v. Houten zegt: »Het kan
niet genoeg herhaald worden.... dat het vol
strekt onnoodig is de miliciens te laten dienen
tegelijk en op dezelfde wijze als de vrijwilligers
bij het leger. In deze bepaling van art. 121
der militiewet ligt de grondfout van liet
geheele stelsel". Voorts wijst mr. v. H. op
. Enueland en Amerika om te conciudeeren:
geen. soldaat te moeten worden is toch nog
beter. Wie uit de burgerij zou dit niet toe
geven ? Wie uit de burgerij zou niet gaarne
zien da* deze regeering Yoor w*e betere,
i belangrijker dingen te doen zijn de regeling
, van den persoonlijken dienstplicht liet rusten
in het blijde, heerlijke vooruitzicht dat een
; later ministerie-v. Houten de vervulling van
' dien plicht zóó zou weten te omschrijven, dat
j soldaat, worden niet meer noodig zou wezen
j en slechts oefenplicht zou worden gevorderd!
i Dat zou eerst een belangrijke, «elukkige
: hervorming zijn. De feestredenaar bij de
ont? hulling van het standbeeld van dien grooten,
; nationale:! hervormer zou een hoogst
dankI baar publiek hebben.
i ) Ik doe opmerken, dat ik, door mijn
veri langen naar vruchtdrageuden arbeid van dit
! ministerie, het ongaarne bedreigd zie door een
j vooraestt-1de regeling die vergeleken met
j mr. v. Houten's denkbeelden slechts
uitj stel verdient.
j Een imdere opmerking: dat het bedoelde
' wetsvoorstel het terrein v< or sociale
wetgei ving hetft vrijgelaten, wie zai dat
tegenspreI ken; wie heeft hc-t tegendeel beweerd? Bewijst
! dat nu echter dat het vóórgaan vandir.
wets! voorstel de sociale wetgeving niet- vertraagt?
j 0) Fs deze openhartige meiiedeeliug vu n een
l zoo_ geacht deskundige als de heer A N. .1.
: Fabius, voor het succes van het ontwerp we.l
i leuk, wel gelukkig? Latere
»ingrijpende_mililaire hervormingen mogelijk gemaakt''....
j hm, hm ; 't zou kunnen zijn dat vele
kameri ledtjn nu zullen vragen : verklaar u vooraf
nader, in dit opzicht, heer minister; geef