De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 27 februari pagina 2

27 februari 1898 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1079 daad... als het sociale ministerie in dit op zicht werkeloos mocht blijven. Dit is echter, na opwekking uwerzijds, niet te verwachten. Laat de minder belangrijke onderwerpen, laat de regeling van den persoonlijken dienstplicht die de verdeeldheid vermeerdert, voorloopig rusten tot de sociale arbeid van hoogere orde, die vereenigt, is afgedaan. Wie vaderlandsliefde metterdaad wil op wekken, wie waardeering en opofferingsgezind heid voor Neerlands onafhankelijkheid en voor de nederlandscne vrijheid bij de volks klasse wenscht te verhoogen, die behoort vóór alles mede te werken om oeconomische vrijheid, die de arbeidersbevolking in den vrijen, soe vereinen staat dagelijks op pijnlijke, droevige wijze mist, te 'geven, te waarborgen ! Liefde voor, belangstelling in zaken van »hoogere" politiek, totnogtoe vreemd aan het leven der volksklassen, kunnen slechts op deze wijze opgewekt worden. De verdere bespreking der laatste inspectie rapporten zullen nog dikwijls gelegenheid geven om bij de hoogst noodige verzorging der sociale gezondheid meermalen stil te staan. Hier geldt vooral cok: frappez, frappez toujours etc. Oeconomische welstand, goed van groote waarde ! Boven alles gelolt evenwel nog altijd het bekende: gezondheid is de grootste schat. In verband hiermede gaf ik, eenige weken geleden, een beschrijving'van den socialen strijd in de apothekerswereld tegen de exploi tatie van apotheken voor rekening van n aamlooze vennootschappen. Ik wees hierbij op den invloed van de sociale en peconomische evolutie ook in de apothekerskringen die nu, door eigen ervaring, tot groote belangstelling in de sociale zaken worden geroepen. Wat is een eerste vereischte ? Dat het vak slechts wordt uitgeoefend door deskundigen onder staatstoezicht. Hiervoor zorgt onver biddelijk de wet. En terecht. Als de genees heer de diagnose goed gesteld heeft en de juiste geneesmiddelen heeft voorgeschreven, wat baat 't als slechte medicamenten het her winnen van den grootsten schat bemoeilijken of onmogeliik maken ? Door de moeite en kosten aan de voorge schreven studie verbonden, werd het aantal apothekers tot nog toe beperkt. Zij waren daardoor in staat goede, ruime winsten te maken en ze deden (en doen ?) het ook. Niet te verwonderen, niet kwalijk te nemen. Ergens zag ik eens de apothekers als »negenennegentigpercenters" genoemd. Dat was mis schien wel overdreven. Toch waren hunne hooge prijzen spreekwoordelijk geworden: Apothecaries profit is become a bye-word, denoting something uncommonly extravagant, zegt reeds Adam Smith. Nu in de laatste jaren door de hoogere burgerscholen het deelnemen aan de voor bereiding voor de academische studie der apothekers gemakkelijker en goedkooper is geworden, hebben de apothekerwinsten vele bekwame maar niet gefortuneeide jongelieden tot de uitoefening van dit vak aangetrokken. De naamlooze vennootschap is de vorm waarin den onvermogenden gediplom< erden artsenijbereider de zelfstandige uitoefening van zijn kunst en wetenschap wordt mogelijk gemaakt. De concurrentie neemt nu ook in dit vak toe. De buitengewone winsten worden bedreigd. Heel natuurlijk dat de apothekers beproeven het gevaar af te wenden, de zoete winst te beschermen en ook voor het vervolg te waar borgen. Maar is het nu wel erg «wetenschappelijk" van den heer C. Guldensteeden Egeling, apotheker te Zeist, om ondanks de algemeene bekendheid van den angst van eiken huis vader voor des apothekers «wetenschappelijke" rekening, ter afwering van het gevaar gemoede lijk te komen verklaren: »Niet aan de han delsschool ontvangt de aanstaande pharmaceut zijne opleiding maar aan eene hoogeschool, om, evenals de geneesheer door het hooger onderwijs voorbereid te worden tot de taak die hem wacht: hulp te verleenen aan den zieken mensch zonder dat financieel voor deel hierbij op den vorgrond mag treden". En het spreekwoord dan? Nu wil ik wel gelooven dat «hulp verleenen aan den zieken mensch" nog meer «op dtn voorgrond treedt" dan winst behalen en zoo beschouwd zou de apotheker in zijn minder nauwkeurige redenee ring toch nog gelijk kunnen hebben. Alles is Detrekkelijk! Maar het gaat toch niet de exploitatie in naamlooze-vennootschappelijken vorm te bestrijden omdat ook zij bedoelt winst te behalen. De apotheker directeur, door de vennootschap bezoldigd, heeft bij. het behalen van winst minder belang dan de eigenaar apotheker en om die reden mag van hem eer meer dan mindere zorg voor de zuiverheid en het juiste gehalte der geneesmiddel en verwacht wor den. Hij wordt niet zoo geprikkeld door den strijd om het bestaan, door het genot van een froote zoete winst, om zijn aandacht meer aan et onuitputtelijke onderwerp : het maken van reclame, dan aan zijn kunst eii aan zijn we tenschap te wijden. Dat is een groot verschil in het voordeel der z.g. volksapotheken of centraal-apotheken, heer Egeling, vooral omdat de handel den apothekers-eigenaars door hun opleiding zonder eenig onderwijs aan een han delsschool geheel vreemd is gebleven. Wees uw collega, J. B. Nagelvoort alhier, niet op de vele reclame-middelen der apothekers eigenaars in deze woorden : »Waarom schreef collega Zwart en collega Wit en collega Blauw boven hun deur: hoogduitsche apotheek en collega de Pauw, hof-apotheek hovende zijne? Waarom hangt collega de Lelie een gouden ketting uit en brandt collega Goudbloem rood licht in zijn raam ?" Nu wil ik evenwel volstrekt, niet beweren dat de heer C. Guldensteeden Egeling bij zijn zorg voor de zieken ook nog aan materieel voordeel heeft gedacht. Dat weet ik niet en dat mag ik dus niet zeggen. Men begint zegt de goede toon elkaar, na behoorlijke introductie, te vertrouwen; dat blijft men doen tot woorden of werken tot het tegendeel nopen. Om die reden feliciteer ik van harte de Zeister bevolking! Maar uitzonderingen, we weten het, bevestigen den regel. De lagere prijzen der geneesmiddelen zijn en kunnen althans allengs meer worden, vooral ook voor de ziekenfondsen der ar- ; beiders-bevolking en der kleine burgerij, een ! groot en gelukkig voordeel in het belang der zieken. De arme zieken, voor wie slechts weinig geld beschikbaar is, kunnen nu eerder , de door de geneesheeren noodig geachte me- ; dicamenten verkrijgen. Dit doet mij denken ' aan het volgende feit, dat dezer dagen in Belgiëplaats had. Op zekeren dag gaat een arme, evenwel net gekleede, vrouw te Gent bij een armen-dokter die, haar niet kennende, i zegt: »laat dit recept bij den apotheker klaar- ' maken; mijne kosten bedragen zooveel " »Maar zegt de vrouw ik ben bij het weldadigheidsbureau ingeschreven, ik moet ; kosteloos verpleegd worden." i «Welnu was het antwoord van den dokter ' dan moet ge terugkeeren en langs de ) andere deur binnenkomen." i De dokter onderzocht de arme vrouw voor ' de tweede maal. Nu acht de geneesheer een goedkooper medicament voldoende: »Welnu, ' moeder, leg wat lijnzaad op uw buik en 't zal , al heel spoedig beter zijn !" l Wat de arme menschen te Zeist gelukkig j zijn! 't Is een beetje egoïstisch, maar ik kan ' niet nalaten te denken aan het veel talrijker i aantal menschen, dat de Zeister apotheker ? zou kunnen dienen, door verplaatsing naar de hoofdstad. Hij zou welkom zijn bij allen '?? die het welmeenen met de zieken, en dat zijn j in de eerste plaats zijn collega's, de amsterdamsche apothekers! Am s t., 23,24 Febr. 1898. D. STIGTEB. Persoonlijke dienstplicht. Getrouw aan de belofte in de troonrede afgelegd, het.ft de Regeering dezer dagen ingedierd een wetsontwerp tot afschaffing van de plaatsvervanging en de nummerverwisseling, waarbij zij zich er in hoofdzaak toe be paalde in onze militiewet die artikelen te schrappen, welke aan de lotelingen tot heden de vrijheid lieten hun dienstplicht door een ander landgenoot te doen vervullen. Verder bevat het ontwerp eene uitbreiding van de voorwaardelijke vrijstelling aan geestelijken en aanstaande geestelijken verleend, terwijl het verder de vrijstelling decreteert van de zoogenaamde kostwinners, d. i. van die jonge mannen, welke uitsluitend in het ouderlijke huis het brood verdienen en het gezin voor de nijpendste armoede bewaren. Zondert men diegenen uit, welke ond-r £een vorm hoegenaamd van persoonlijken dienst plicht willen weten, dan zou men het aantal vermoedelijke tegenstanders van dit wets ontwerp al zeer gering kunnen schatten, zich herinnerende hoe tot heden de plaatsvervan ging, van een moreel standpunt bekeken, bitter weinig verdedigers heeft gevonden. En moge men het al niet eens zijn over de meerdere of mindere uitbreiding van het aantal vrijstel lingen voor de geestelijken, een ieder zal het bij nader inzien toejuichen, dat eindelijk ge broken wordt met het wreede beginsel om geen vrijstelling te vtrleenen aan hen, die in het gezin onmisbaar zijn. Déellende door de militiewet in sommige gezinnen gebracht, is maar al te veel over het hoofd gezien, daarover werd dan ook tot heden door geen rijksinspectie gerapporteerd. Ware dat hèt_ ge val wél geweest, zoo zou die ellende nu wellicht met cijfers zijn te bewijzen, thans kan men daaromtrent van meening verschillen zooveel men wil: de statistiek zwijgt, en de offieieele rapporten zwijgen mede. Haast zoude ik geneigd zijn te beweren: 't is de quaestie maar*van wat men ziet en wat men niet ziet. Of is 't anders te verklaren, dat de heer Stiller in dit Weekblad zoo ter loops, als gold het een naturalisatiewetje, mededeelt: hoe gaarne hij zou zien, dat de regeering haar voorstel tot afschaffing van de plaatsvervanging nog wat liet rusten, daarbij in 't geheel niet vermeldende, dat het ontwerpEland tevens vrijstelling beoogt van de kostwinners. Ofschoon de hooggeachte schrijver van de Sociale aangelegenheden menig hzer in den waan zal brengen, dat hij in 't bijzonder de wetsontwerpen tot bestrijding van de gedwon gen winkelnering belangrijker acht dan de afschaffing der plaatsvervanging, 1) heeft hij blijkbaar ook ditmaal zich hit(-n leiden door zijn gering vertrouwen in de levenskracht van het in Juli opgetreden Kabinet. 2) Immers een vorig maal schreef hij: >voor de invoering van leerplicht en voor de afschaffing der plaatsvervanging wacht het ministerie een strijd op leven en dood; de kansen tot in voering van een gedeelte van de wettelijke regeling van het arbeidscontract, staan heel wat beter en dit onderwerp is van nog meer weldadigen invloed. Gaarne herhaal ik daar om ... zou het daarom niet beter zijn met dit onderwerp te beginnen ?" Iiituwi-chen is, schrijvers waardefring van de afschaffing der plaatsvervanging er niet beter op geworden: uit de zooeven aangehaalde zinsnede toch _zou men mogen conciudeeren, dat de heer Stigter aan de invoering van den persoonlijken dienstplicht een weldadigen in vloed toekende, 3) thans in hè*, nummer van 13 Febr. 1.1. onderschrijft, hij blijkbaar met welgevallen de woorden van den heer mr. S. van Houten, waar deze betoogt: »De af schaffing der gelegenheid tot dii iu tvervanging brengt niemand in betere conditie. Nu begrijp ik wel, dat er voor hen die zich niet kunnen laten vervangen een genoegdoening in ligt als ook de Van der Biesen's in het soldatenpak gestoken worden, maar laten zij daarom niet te vroeg juichen. Deze laatsten zijn voor het kader bestemd en zullen dus heel spoedig niet als gelijken naast, maar als superieuren boven de andere miliciens staan." Als ds heer Stigter er dan verder aan denkt, »dat de afschaffing der plaatsvervanging ons verder verwijdert van de toepassing van de door mr. van Houten slechts noodzakelijk geachte oefenplicht, den zou hij gaarne willen gelijk hier boven reeds werd vermeld dat de regeering haar voorstel nog wat liet rus ten." Hoe lang? 4) Tot na de gehoopte sociale hervormingen ? Alsof die ooit voltooid zouden zijn ! Over de levenskracht van het tegenwoordige ministerie kan men in gevoelen verschillen, doch tegenover de meening van den heer Stigter, dat de Regeering hij de pogingen tot invoering van den persoonlijken dienstplicht een strijd op leven en dood wacht, durf ik de mijne sfellen : dat de kansen om de plaats vervangingen nummerverwisseling af te schaf fen nooit beter hebben gestaan dan nu, ook om de eenvoudige reden dat het thans ingediende wetsontwerp alle quaesties betreffend de orga nisatie en de bestemming onzer strijdkrachten buiten het geding houdt. Het moge al of niet de Regeering ernst zijn met hare sociale her vormingen, doch allerminst mag haar het verwijt treffen, dat zij die hervormingendoor het wetsontwerp-Eland vertraagt, integendeel: juist door een kleine, veel beteekenende, maar tot heden door de meerderheid sterk gewenschte wijziging in de militiewet, heeft zij n het terrein voor de sociale wetgeving vrijgelaten, 5) n den weg tot ingrijpende militaire hervor mingen mogelijk gemaakt. C) Dit laatste te ontkennen, schijnt mij al zeer vreemd toe, 7) daar de zooeven bedoelde, thans voorgestelde wijziging van de militiewet in geen enkel opzicht latere wijzigingen in de recruteering of de oefeningen der militie kan tegenhouden. Verre van daar, als eenmaal het groote beginsel van den persoonlijken dienstplicht zal zijn gevoteerd, zoo zullen de meer veldwinnende denkbeelden omtrent,den oefenplicht in welken vorm dan ook later des tegemakkelijker ingang vinden. De groote verdienste van het ontwerp-Eland is juist, - het kan niet genopg herhaald dat het grootere hervormingen 8) mogelijk maakt en o. a. het, gelukkige beginsel van het reservokader des te beter tot zijn recht zal doen komen. Maar niemand komt door de afschaffing van de plaatsvervangers in betere conditie, beweert Mr. van Houten. Hoe nu? L'gt de waarde van eenige wet in de persoonlijke voordeden, welke sommigen er van zullen genieten ? 9) Zou wellicht i!e Heer van Houten gelooren. i\:tt de zaak Dn-yfus, die op dit oogenblik de geheele wereld in spanning houdt, alleen beteekent de invrijheidstelling van i-en frnnschen kapitein op hot Duivdseiland? 10) Of is er nog een hoo-rer belang dan het n<aterieele voordeel van een deel der natie? 11) Niemand geloove daarentegen, dat met de invoering van <!en persoonlijken dienstplicht het vraagstuk der landsverdediging is opgelost, dat lijkt er niets naar; afschaffing is slechts n van de noodzakelijke hervor ming* n, rtwar daii toch in alle opzichten een noodzakelijke. Doch (Ie heer van Houten gaat zelfs nog verder, dan te waarschuwen, dat, niemand er door den persoonlijken dierstplieht beter op wordt. Reeds meende hij het gejuich te hooren der proli turiërs, bij de gednehie, dat ook de Van der Bie>en's in lu-t s-ohiatenpak zouden gestoken worden, en hoogstwdwillend waar schuwt hij d f r goe gemeente: «past maar op vrienden, die heertjes zijt, straks je meerderen, en (iari zullen ze je wel....!" 12) Als ooit, de heer van Houten had willen bewijzen, dat de persoonlijke dienstplicht onmisbasr is, zoo heeft hij dat nu gedaan, want, tien tegen een, dat hij na eenige maanden in de gelederen te hebben gediend ooit een dergelijke averechtsche voorstelling zou hebben <?egeven van het militaire leven. 13) Onder de bewonderaars van onze militaire rechtsbedeeling zal niemand mij kunnen rang schikken, en a!s ik mijn wenschenlijslje van noodige wetten zou indienen, zoo stond de hervorming van het formede militaire recht zeer zeker bovenaan, maar ik meen toch ten sterkste te moeten opkomen tegen de gevolg trekking, welke uit rnr. van Houten's betoog kan gemaakt worden. H>;t groote belang dat er ook voor de minderen in is gelegen om in het leger te hebber; een flink ontwik keld en beschaafd kader, laat, ik op dit oogen blik buiten beschouwing, maar vleiend voor onze meer mot aardsche middelen gezegende jongelingschap vind ik het allerminst, dat de heer van Houten op die wijze tegen haar waarschuwt en (Jat zulks blijkbaar door den heer Stigter wordt onderschreven. 14) Maar ook het, beweren van Mr. van Houten, dat niemand er door de afschaffing van d_e plaaU-vi-rvanoii'g beter op zal worden, is onjuist, want door den persoonlijken dienst plicht, zul niet alleen het aan/Jen van den minderen militair worden verhoogd, maar wat niet, w.inig b;;toekent ook de belangstel ling in het leger en in het, militaire leven. Da foeiale po-it!e van den mimWen soldaat zal verlv'iei-fti, de rechtspositie worden verze kerd. !.")) De inlijving jaarlijks van een kleine twee duizend beschaafde jongelieden men neme dan gerust een handjevol over-beschaafden ou den koop toe mo ;t en zal voor de overige lolelingen heilzaam werken. Zij zullen cv tj;>ideii van profitceren, de be schaafde;) en de minder Iv.-scha-.tfden, mis schien de ove.rbeschaa.fden ook nog wel. Hier uu nog in het breede uit te weiden over de voordeden van den persoonlijken dienstplicht zoowel uit een sociaal als een moreel oogpunt acht ik overbodig. Doch wel meen ik te mogen wijzen op dewenschelijkheid om het wetsontwerp-Eland te nemen voor hetgeen het is: in hoofdzaak een voor stel om de plaatsvervanging en nummerver wisseling af te schaffen, iets waartoe men toch zal en moet komen, hoe men ook denke over de wijze van oefening. En wanneer men zich dan mede geroepen gevoelt een lans te breken voor de misdeelden, löbis) zoo vergete men niet te bedenken, dat ook het hier bespro ken wetsontwerp vele ongelukkigen zal ten goede komen. Gaarne de wenschen van den heer Stigter omtrent de sociale wetgeving onderschrijvende, zou het mij spijten als naar zijn voorbeeld ook anderen zich latende leiden door hun vrees voor den levensduur van het ministerie zouden eischen. dat een zeer noodige hervor ming werd verschoven, omdat de sociale wetgeving nog niet voltooid is. 16) De invoering van den persoonlijken dienst plicht is niet van de baan te schuiven, en zou er een strijd op leven en dood moeten ontbranden, welaan dat dan dien krijg worde gestreden, liever van daag dan morgen, want dan loopen die sociale wetsontwerpen vrij wat meer gevaar om in de verdrukking te komen, dan heden, nu zij nog kalm rusten in de hoofden of in de bureelen der officieele ontwerpers. 17) A. N. J. FABIUS. 1) Zou dit niet alleen waar zijn voor hen, die de knnst van lezen minder goed ver staan ? Herhaaldelijk toch wees ik op de wenschelijkheid om de sociale wetgeving, door de regeering toegezegd, aan leerplicht, maar vooral aan de afschaffing der plaatsvervan ging te doen voorafgaan. Die sociale wet geving bedoelt toch niet alleen de beteugeling van de gedwongen winkelnering! Dan eens sprak ik immers van: wettelijke regeling van het arbeidscontract, ook uitgestrekt tot kantoor-, winkel- en magazijn-personeel, zie no. 1075; een anderen keer: Het jaar 1893 rijk aan nationale gedenkdagen zou door krtichtige bevordering der oeconomische vrijheid belangrijk bijdragen om de algemeene waar deering voor die historische feiten te verhoo gen. Moge het kroningsjaar deze blijde bood schap brengen tot heil van Vorstin en Volk, zie no. 1070. In dat zelfde nommer zei ik : Na opfVissching van onze herinnering omtrent dergelijke toestanden willekeur, tyrannie, verkorting van den levensduur komt het mij niet moeielijk voor, zich voor te stellen dat menigeen uit de arbeidende kringen zegt: och, meneer, spreek me toch niet van de vele staatkundige vrijheden, maar geef ons wcers/andfirfrmni/m tot bescherming van min leren, ter verkr/jf/inf/ van billijke hcensvoorv:aarden, yffif 0:1$ occoiwiiiifidie vrijheid. En dat deze onderwerpen door den vrijheidlievejiden burger van meer, van oneindig meer belang dan de invoering van den persoon lijken dienstplicht worden geacht, schijnt mij nog steeds het bowijs van oordeelkundig wikken en wegen. Maar waarom geeft de scherpzinnige schrij ver het uitgangspunt van beoordt-eling minder juist aan? Een zoo ijverig, vurig, «volbloed" militair is gemakkelijk te excusee.ren. 2) Waar heb ik omtrent mijn gering ver trouwen in de levenskracht van dit ministerie iets gezegd? Wel deed ik meermalen blaken, dat ik op een vruchtbaren wetgevendeti ar beid van dit ministerie hoopte en daartoe gaarne zou medewerken. 3) Waarom die weifelende, ietwat onvrien delijke, conclusie? Meermalen sprak ik me beslist uit, en de schrijver tooi.t, dat hij met belangstelling de verschillende artikelen heeft gevolgd. Voor den eenvoudigsteu lezer bijv. in deze woorden: De afschaffing van de plaats vervanging is goed; de invoering van leer plicht is beier, maar regeling van het arbeids contract is het beste. Sociaal ministerie: er is haast bij. Zie no. 1069. 4) Ongetwijfeld zou ik dit wenschen en ik houd me overtuigd dat duizenden dien wensch deelen. De heer v. Houten zegt: »Het kan niet genoeg herhaald worden.... dat het vol strekt onnoodig is de miliciens te laten dienen tegelijk en op dezelfde wijze als de vrijwilligers bij het leger. In deze bepaling van art. 121 der militiewet ligt de grondfout van liet geheele stelsel". Voorts wijst mr. v. H. op . Enueland en Amerika om te conciudeeren: geen. soldaat te moeten worden is toch nog beter. Wie uit de burgerij zou dit niet toe geven ? Wie uit de burgerij zou niet gaarne zien da* deze regeering Yoor w*e betere, i belangrijker dingen te doen zijn de regeling , van den persoonlijken dienstplicht liet rusten in het blijde, heerlijke vooruitzicht dat een ; later ministerie-v. Houten de vervulling van ' dien plicht zóó zou weten te omschrijven, dat j soldaat, worden niet meer noodig zou wezen j en slechts oefenplicht zou worden gevorderd! i Dat zou eerst een belangrijke, «elukkige : hervorming zijn. De feestredenaar bij de ont? hulling van het standbeeld van dien grooten, ; nationale:! hervormer zou een hoogst dankI baar publiek hebben. i ) Ik doe opmerken, dat ik, door mijn veri langen naar vruchtdrageuden arbeid van dit ! ministerie, het ongaarne bedreigd zie door een j vooraestt-1de regeling die vergeleken met j mr. v. Houten's denkbeelden slechts uitj stel verdient. j Een imdere opmerking: dat het bedoelde ' wetsvoorstel het terrein v< or sociale wetgei ving hetft vrijgelaten, wie zai dat tegenspreI ken; wie heeft hc-t tegendeel beweerd? Bewijst ! dat nu echter dat het vóórgaan vandir. wets! voorstel de sociale wetgeving niet- vertraagt? j 0) Fs deze openhartige meiiedeeliug vu n een l zoo_ geacht deskundige als de heer A N. .1. : Fabius, voor het succes van het ontwerp we.l i leuk, wel gelukkig? Latere »ingrijpende_mililaire hervormingen mogelijk gemaakt''.... j hm, hm ; 't zou kunnen zijn dat vele kameri ledtjn nu zullen vragen : verklaar u vooraf nader, in dit opzicht, heer minister; geef

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl