De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 27 februari pagina 4

27 februari 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1079 Dat 't niets dan een ijskoude omhelzing worden kan, Als 'n booze vrouw tij w in huis gaat slapen". 719?723, Haemon tegen Kreon: Want als ook mij, ofschoon ik jong ben, wordt gegund Een meening, zeg ik, dat verweg den voorrang heeft De man die van al kunde vol is, maar ook dat, Want ook teel dikwijls pleegt het niet aldus te gaan, 't Schoon is te leeren van dengeen die reedlijk spreekt". Arme acteur die dat zou moeten reciteeren! 756 KREON. In tranen zult gij wys worden, gij domkop daar!" 757 HAEMON. Waart gij niet vader, zeggen zou 'k, gij zinloot waart." Uit de klaagzangen van Antigone: 856 Gij raakt aau daar 't si'hriklijkst van al verdrieten mij, wee l" 881 Ach en mijn noodlot daar weent nu geen enkle der vriende' om mede..." 922 Wat heb ik, ik rampzaalsie, naar de goden nog Te zien? Wat bondgenoot te aanroepen'" Uit het tooneel tusschen Kreon en Tiresias: 997 "KREON. Wat is er dan? Wat maakt me uw woorJ aan 't schrikken, segf 1023 TIRESIAS. Dit dan, o kind, bedenk lerdeeg. Wij menschen toch" enz. 1049 KREON. Wat scheelt u? Zeg, wat houdt gij nu voor kletspraai daar F" 1068, 69 TIRESIAS. Omdat gij hebt van boven naar beneen gegooid Een ziel, ickandvlekkiy, bergend haar in 'n grafspelonk". 1080 TIKESIAS. Al steden zullen haat-vol worden omgewoeld". Deze regel correspondeert met den Griekschen, die beteekent: De gansche staat zal, gehaat door de Wraakgodinnen, meegesleurd worden in htt verderf". Het koor zegt tegen Kreon, vs. 1100: Ga en laat los dat meisje daar uit 't ondevairdsch Kamertje". En denk mi niet dat Kloos dat woord trr/yv) altijd door kamertje vertaald heeft; immers vs. 888 over hetzelfde verwulf sprekend noemt hij het dood gewoon huis; maar cia/ir had hij voor de maat maar u, en hier drie sylben noodig. Kreon tegen het koor, als dit hem heeft ver maand Autigone spoedig te verlossen, vs. 1105,0: Wee mij! Wel iniodc, maar 'k ben zoo geheel ontzind | Dat 'k 't doe: met 't noodlot blijft bet toch kicaadvechl.i n steeds''. uit het Bode-Verhaal: 1156 Gi*en mensebenleven, hoe 't ook in clknniler x*//, Zonde ik ooit willen prijzen of lierisjm ook. ,.Het Lot zei rcc/it toeli telkens en gooit ook ifeer oifl Gelukkigen zoowel als ongelukkigen". Dan een eindje verder: 1£03 p "En tocri r. clitstandig een graf heuvel uit dai r/rond Opwerpp.id, traden 't holle, sU-enen bruidsvertruk Des doods, waar 't meisje lag, wij binnen dra. in hoort l" Ik hoor het den acteur al zeggen ! Maar nog veel onmogelijker is de vertaling van vs. 1212, 13 : on 'k ga den weg, Den allerbatigsten van die 'k ooit te voren ging !" En dat schrijft Kloos, en laat nij drukken ?! Het l is net zoo dwaas, als wanmvr hij zei: //Piet is de leelijkste van Jan, Gerrit en Klaas". En als hij mij nu mocht antwoorden: Maar in het (?litd.'-c staat hier ook eeu genitief", dun zeg ik: de genitivus heteekent, hier niet onder of vt/it, n>aar vergeleken bijl). Sophokles schreef geen oiivin. En dat hebt gij, die het toch zoo goed meent met de kunst, wél gedaan; en dat is erg." Nu basta! Ik heb nog we! vijf- of zesmaal zoo veel leelijke plaatsen in mijn exemplaar aangeteekend, als ik thans heb geciteerd, maar ik geloof dat de aangevoerde meer dan voldoende zijn om mijn boven gedane verwijten te staven. uiiiiiiliiiiniiMiiiiiiiiiiiiiniiiiiuiiiiiiiiini zitten?" »Ik moet oppassen, of u ook iets noodig hebt." //Heeft je grootmoeder dat gezegd:" vroeg ik, want het was eenvoudig ouzinuig, daar ik nooit bediening noodig had. Ja." »Ik heb niets noodig, hoor, je kunt gerust naar buiten gaan." «Ik mag niet," zei hij zacht en beslist. Ik keek eens naar het ventje, dat daar voor me stond. Hij zag er bleek en ziekelijk uit, alsof hij zoowel frissche lucht als goed eten te kort kwam, hij was meer dan armoedig gekleed, ofschoon het een feestzondag was, en maakte den indruk van een geheel verwaarloosd kind, dat nooit een goed woord krijgt. Hij zag er afgeranseld uit. De kamer was afschuwelijk in hare smakelooze leegheid, alles kaal, nuchter, ongezellig. Het maakte mij boos. Wat een wreedheid zoo'n arm kind zonder noodzaak op te sluiten op een dag, waarop ieder graag pleizier wil hebben. Ga maar naar buiten, ik heb niets uoodig,'1 zei ik. Hij bleef staan. //Je hebt zeker geen lust?" Hij keek op. »Ik mag niet," kwam er eindelijk uit. [k werd ongeduldig. ,Op mijn verantwoording, ga maar . . ." Hij durfde niet, dat was duidelijk. Toen kwam ik op een inval: ik zou mij dien dag toch min of meer vervelen, ik wilde hem meenemen. Ik neem je mee. Krijg maar gauw je pet en je jas, hoor je." Hij was zeer verlegen en zou op dat oogenblik blijkbaar liever thuis zijn gebleven. Maar zijn ontzag voor mijn beslist spreken was toch nog grooter dan. de angst voor zijne grootmoeder en dus nam hij aarzelend zijn hoed van den spijker. //En je jas?" Ik heb geen jas." Hij had een erge kleur, toen hij dit zeide. Ik ging naar mijn kamer en haalde een bouffant. Het is mij dan ook een raadsel hoe onder de critici van professie nog niemand in dergelijken zin zijn stem heeft verheven, tenzij men, afgaande op den naam van Kloos, gedacht heeft: //de ver taling is van Kloos, dus zij is mooi; haar door te lezen is overbodig"?Dat zou veel verklaren, bv, ook hoe Mr. J. N. van Hall kon spreken van enkele hinderlijke uitdrukkingen" en hoe de criticus van de N. R. Ct. de ontboezeming kon slaken: «?Wij herhalen de vraag, bier al driemaal gedaan; wie speelt nu Kloos' Antigone?" Neen, ik ben er heilig van overtuigd, ondanks de ettelijke mooie brokken, die er in voorkomen, en dat die er zijn spreekt van zelf bij een artiest als Kloos; chassez Ie naturel, il rcvient au galop, is het geheel zoo bedorven door de vele gebreken, dat de vertaling op de planken nooit kan voldoen, en hier en daar niet zou zijn om aan te hooren. Ik weet wel dat er veel, heel veel menschen zijn, n onder de critici, n onder het publiek, die niet zouden durven er voor uit komen dat ze, haar leelijk vonden, vreezend dat men hen voor dom of onaesthetisch zou uitmaken; en ik weet ook wel dat het nu eenmaal mode is te doen alsof men alles wat uit die richting komt .mooi vindt, even als een tijd lang Lugi ó Poe werd vergood, en Ibsen nóg in de oogen van velen niets kan schrij ven wat niet goddelijk is; maar *de kruik gaat zoo lang te water" enz. Op gevaar af dus, dat ook mij van zekeren kant zal worden verweten dat ik te veel grammaticus ben, en te dom, en te onaesthetisch. om te begrijpen dat al wat ik hierboven afkeurde juist heel mooi en heel vloeiend en heel dichterlijk en heel verbeven is, toch verklaar ik dit, en dat zij meteen het antwoord op de vraag in het begin gedaan: //ondanks haar vele gebreken was voor het Nederlandsch Tooneel en is voor elk tooneelgezelschap de vertaling van Van Leeuwen ongetwijfeld verre te verkiezen boven die van Kloos." A'dam, 6 2-'9S. M. B. MENDES BA COSTA. 1) Het woord /j--/7. dat hier in het Grioksch st;i:it, beteekent nooit lichamelijke /lijn; daarom is het gebruik van het dubbelzinnige pijn hier bepaald verkeerd. 2) Van (leze betveklijk zeldzame soort vati genifivus komt nog n voorbeeld in Antignne voor, nl. vs. 102; diiiir heeft Kloos door vrij te vertalen de fout vermeden. Mnzieïin fis HooföM Leden eener familie, die haren tol in overvloe dige mate aan de kunst betaald heeft, kunnen de dames Sophie en Johanra Ileymann, overal waar zij optreden, er op rekenen, dat hun een goede naam voorafgaat. Op het laatste abonnementsconcert in 't, Concertgebouw namen zij het sologedeelte in besla?. Mej. Sopliie Heymanc droog voor de groote Aria uit Iliindel's Allegro ed il Pensieroso" be nevens eenige liederereu; haar luster Johanna speelde Chopin's e-kl. 3. Concert en in het tweede deel een paar solo-pianonummers. Het orgaan der jeugdige zangeres is zeEi tenger, doch naar het mij voorkomt, goed gevormd. Het klaukvolume dat zij ontwikkelt, blijft steeds klein, maar de toon draagt goed ; het is zeer verstandig van mej. Heymann dat zij hare middelen niet for ceert en dat zij zich zelve niet dwingt tot uitingen van kracht en hartstocht, die onvermijdelijk sloping van haar orgaan teugevolge zouden hebben. Echter nu zal mej. Heymarm zich steeds moeten bepalen tot het genre coloratuur, waarbij de geest van den toehoorder wel is waar eenige oogenblikken aangenaam wordt beziggehouden, doch waarbij in geenen decle hart en gemoed verwarmd worden. De coloratuur van mej. Heymann heeft eene groote mate van gemakkelijkheid verkregen; de staccati vooral zijn zeer mooi; de trillers kunnen misschien iets meer sonoor, iets zilverachtiger klinken; het is mogelijk echter dat zij in een kleinere zaal, dan die van het Concertgebouw, reeds beter tot hun Het was anders een warme dag. Op den hoek der straat riep ik een himrrijtuigaan. //Hop, er in. Hoe heet je eigenlijk?" Hans" zei hij. Zijn' achternaam noemde hij niet. j "Rijd ons de Mii!ler"straat door voorbij de | Brouwerij naar 't //Plötzen"meer en het Schuttershuis, je weet wel." Daar waren we het eerst in frissche lucht en in het bosch. Hans was op het bankje achteruit gaan zitten en had zijne handen gevouwen, alsof hij zich ge schikt had in een onvermijdelijk noodlot. Ik moest, lachen toen ik hem daar zoo zag zitten als een hoopje ongeluk en bekeek hem voor het ! eerst eens goed. Hij droeg een versteld huisje, waar zijne armen en polsen een eind uitkwamen. 't Was een leelijk kiiid: hij had een gele tint, een ! hoekig voorhoofd, zijne ooren stonden ver van zijn hoofd af en zijn heele hoofd was te groot, in. ver houding van liet kleine zwakke lichaam. Mooi waren alleen zijne oogen eu zijn mond, die aristo- j kratiseh lijri besneden was. Over 't geheel zat, er wel ras in, maar alles achterlijk, niet ontwikkeld, ik zei het u reeds, blijkbaar uitgehongerd e?i afge- j ranseld. ! //Dus js heet hans. Ea hoe oud ben je'' l Twaalf jaar." \ Hij zag er uit, alsof hij uecen was. '? Ik deed nog eeuige vragen en torn begon het mij te vervelen, en aan wat anders denkend, ver- ' gat ik hem bijna. Toen ik weer opzag, waren we op den kalen egelerstraatwcg en sloegen juist den i hoek om naar het, ,.Plot,zen"iueer. Hans had doodstil gezeten en ik zag, dat, hij mij met ernstigen, aandachtigen blik zat aan te kijken. Nu merkte ik, dat, hij veel ouder was dan zijn i leeftijd en weer had ik medelijden met hem. Wij j praatten zoo goed eti zoo kwaad als hol ging, tot aan het Schü'.zenhaus." l Daar er was concert, in de zaal liet ik kolüe, brengen en eer.e reusachtige porüe gebak, i en toen nog een en nog een. Bij de derde werd hij een beetje benauwd, maar ik bracht hem aau recht komen. De aria van Handel bezorgde mej. Heymann een groot succes, waarin zij zeer terecht onzen voortreffelijken fluit-virtuoos, den heer T. Demont, liet deelen. De pianiste, Johanaa Heymaan, is eene echte volgelinge van haren, eertijds zoo beroemden broeder Carl. Opgevoed in de degelijke school onzer klassieken, is bij haar de kunst, die tot de ziel spreekt, hare lieveliugstaal. Mej. Heymann deed goed met Chopin's concert in e-kl. 3 te kie zen; en wel, wijl het veel minder gespeeld wordt dan het andere, ia f-kl. 3, en dus op die wijze de her innering er aan levendig gehouden wordt. Overigens wordt ook het laatstgenoemde, veel dankbaarder concert, tegenwoordig weinig gespeeld. Zou Chopin, met zijn groote werken, zoo langzamerhand uit de concertzaal gaan verdwijnen? Men zou het haast denken, te oordeelen naar den indruk, die het eerste deel van dit concert teweegbracht. Zelfs het voortreffelijke spel van mej. Joh. Heymann kon mij over de gerektheid van het eerste en ook eenigszirs over die van het laatste deel, niet ge heel heenbrengen. In des Romanze vond ik dien echten dwependen Chopiu weer terug, zooals wij hem kennen en liefhebben en zooals hij nog wel lang zal blijven leven. Het orchest had ditmaal een zeer bescheiden taak. Behalve de begeleidingen speelde het Mendelssohn's ouverture Heimkehr aus der Fremde." Deze ouverture van den 20-jarigen Mendeissohn staat niet zoo hoog als de drie jaar vroeger gecomponeerde Sommernacutstrauir,-ouverture. Mis schien echter heeft Mendeissohn nooit gedacht, dat de ouverture van dit werk (eeue gelegcnheidscompositie voor het zilveren huwelijksfeest zijner ouders) eeue grootere vermaardheid zou krijgen. Het concert, werd besloten m<-t Beetlioven's Promethcus-ouverture. Men mag veilig verklaren, dat in de laatste weker, het muziekleven van het guiieele land, belieerscht werd door het optreden van het, phenomenale viertal, Hr.ffüoann, Buk, Ncdmd en Wihan. Sedert mijne vorige bespreking gaven deze Heeren hier nog twee soiréVs; n geheel gewijd aau Beethoven en n met medewerking van Mej. Johanna Ileymann, die met Iloff.aan eene sonate van ]\T"dbal voor piano eu viool ten gehoorc bracht. Dat Mej. JL-ymann eene onzer beste pianisten is, heb ik straks reeds doen uitkomen; dat zij werken voor kamermuziek in voortreffelijke» stijl weet te vertolken, ia mij van vroeger bekend. Helaas was ik verhinderd dezen avond bij te wonen en kan ik du?, tot mijn spijt, niet, mijne indrukken geven van de sonate des Ilceren Ncdba!. Wel kan ik i^ts zeggen over liet vioolconcert van Dvorak, door den Heer Josef Jloffiuann gespoeld op een matinee van het Concertgebouw. Kt t concert acht ik, op liet gebieu van Tseciiische muziek, jn der belangrijkste en meest typische uitingen, die ik ken; vooral iu rnythmisch opzicht. De technische moeilijkheden zijn legio, echt zigeunerhaft" duizeluigwekkend! Zonder de concerten van Bruch en Mendrlssolm nabij te komen, kon het toch veel meer do aandacht trekken onzer liedendaagsche virtuozen. Zij zullen er een dank baar werk aan vinden, maar dan moet het zoo overweldigend gespeeld worden als door lloffmann. Met een toon, vibreerende vaügloed en hartstocht en met een virtuositeit zonder vvccrpA, vredsrgcboren in gemoed en geest van dezen gemalen vioolnieester, wist hot de toehoorders te electriseeren en tot een zeldzaam spontanen bijval te vervoeren. Hc/1'imnn bewees niet, slechts a!s quartetspeler den bovensten sport, op den ladder der uit voerende kunst bestegen te hebben, maar ook als IIIIÜIMÜIillll zijn verstand, dat hij niet a'les van daag behoefde op te eten, en toen stak hij de rrst bij zich. Ik had intiisschen eens naar de menscheii rondom ons gekeken en te vergeefs mijn best, gedaan, zoo weinig mosrelijk van de muziek te hooren. Toen hij klaar was, ginsen wc naar het. meer. Maar eerrst iu alle tentjes: wij gooiden met, hallen naar monsterachtige gezichten, dobbelden driemaal voor tien penning en wonnen iets leeiijks, hielden de electriseermachine vast maar niet, tot duizend, zoodak wij nog beu ik er dankbaar voor SJCPH sicnrcn kregen, en eindelijk y.ette ik hem in den draaimolen en liet hem rijden, zoolang hij maar wilde. liet meer lag zoo stil en zag er zoo vriendelijk u't, da', kleine mooie meer met zijn leelijken ua'im. A\ ij wa'.idri'deu er om heen en gingen toi n tiissciieu de sci'ietbanen en eindelooze kerkhoven terug. Hans sukkelde achter mij aan door het, gele zand en ?.t'l niets meer, nu hem niets meer werd gevraagd Toen wij bij den tram waren, bleven we nog een half uurtje zitten, om een glas bier te drinken, en tramden toen naar lm is. Als -/.ijne grootmoeder eerst, oni negen unr terug kwam, dan was hij nog ruim bij tijd-. l hulerwcg was de jongen wel niet over de ver legenheid maar toch over zijn' angst heongckomcn. Nu kwam de angst weer boven, ik zag het. Waar toen ik vroeg, of ik hem boven wilde brengen, schudde hij heel beslist zijn hoofd. Ik gaf hr-m een hand en liet hem gaan. Met een. r.aelit //Dank u wei" sloop hij weg. Kr was in die paar woorden een echte toon geweest, zoodat, ik geen spijt, meer kon hebben van den voor mij wel wat, saaien namiddag. * ^ * TCPU ik den volgenden dag in het voorhuis mijne hospita tegen k'.vnm, .sprak ik haar ,aan. ,/lk beu gisterenmiddag zoo vrij geweest, uw kleinzoon mee naar buiten te nemen." Zij antwoordde niet, maar keek mij aan met een vijandigen blik. Dat was een oorlogsverklaring. solist met den grootste onder de grootcn te kun nen wedijveren! De heer Mengelberg voerJe met zijne intelli gente schare, voorts nog twee andere werken van DvoiAk uit; n.l. de vriendelijke ouverture irn Frühling" en de degelijke symphonie vaus der neuen Welt", met thema's van Amerikaanscbe volksliederen. Voorzeker een bewijs van hoffe lijkheid tegenover den heer Hoffmann, den land genoot van DTÖrak en tevens als scboone proeve van stijleeuheid in de samenstelling van het pro gramma. ANT. AVEÜKAMT. liMiiiHiMiMiiiiimiMtniimitimmuiimiiiliMiiitiilMliiMMMMiliil Inhoud van Tijdschriften. Taal en Letteren, 8e jaarg., afl. 2, 15 Febr.: F. Buitenrust Hettema, Iets over Bredero. J. Koopmans, Maerlants Alexander. Nieuwe Vers kunst (dr. Karl Federn). Prof. dr. J. Franck, Schriften zur Limburgische sprache und litteratur. (Wordt vervolgd). Ueber Kunst. (Felix Weingartner). J. G. Talen, Een zeventigjarige in Duitsland. Eigen Haard. Brechtje Spieghels, eene novelle uit de Geschiedenis der Nederlandsche Letteren, door Dr. Jan tem Brink, met afbeeldingen naar teekeningen van Johan Braakensiek. IX Hoe het afliep, door Esjee. Haarlem's Omstreken en het Villa-Park Zaid-Duin-en-Daal, door Leonard A. Springer, met afbeeldingen naar photographische opnamen van Pörtzgen. De Amerafoortsche »Groote Schole" in het midden der Zectiende Eeuw, door Dr. H. J. R iyuders. l Het hedendaagsche Ambon, door J. II de Vries j Jr., niet afbeeldingen. (Slot.) Verscheiden heid. Feuilleton. CORRESPONDENTIE. Een artikel van den heer Mansholt en een brief, door ons naar aanleiding van zijn laatste schrijven ontvangen, en eenige andere ingezonden stukken, kunnen wij wegons plaatsgebrek eerst in een volgend nummer opnemen, RED. 40 cents per regel. HfiHiuiiiiiiMiiiiiimiiiiiiiimMiiiitiii TRADE MARK. MARTELL'S COBNAO, Dit beroemde merk is verkrijg baar by alle soliede Wijnliandelaars en bij de representanten te Amsterdam. MEÏJROOS & KALSHOVEN, Arnhem. Piano-, Orgel- en Mnziekhandel. Ruime keuze ia Hunrpiano's. (liniiiiiiMitnillliiil j Drie dagen later sloop Hans mij op clc trap ! voorbij. Ik hield lirut staande. | Nu, het is tuch alies c;o'ed afgeloop?!!:" vroeg ik. l 'lij gaf ook goen antwoord, maar keek schuw i naar den grond. //Waarom houd je, je handen op je rug':" l Hij liet ze langs zich necrglijdeü. Ik nam ze ! in de mijne en zag, d:»t ze vol roode strifciuen waren. [ ,/VVat is dat:"" Hij gaf weer geen antwoord. j J.; gaat mee naar mijn kamer,"'zei ik. j Daar nam ik opnieuw zijne handen in do mijne l eu vroeg hem z/> i, l Dus slaat ze je //Met een liniaal Waarom:" Omdat ik '/om! Slaat zij je dat, hij mocxf antwoorden. waanneer Maiiu'lde hij. i:i" ben gegaan." is:" Die vraag moest ik her halen. Hij keek voor zich, sprak niet maar bewoog, zonder geluid te geven, zijne lippen. Hoe dikwijls':" drong ik a:m. /, \l!e dag" meende ix, dat hij zei. i\'u wi-t ik gcnofg. Ik li< t zijne handen los, de arme magere, klammo handjes met de zwarte nagels, de beenige knokkels, de litteekcns en bloedige striemen. . . . Ik schoof hem zachtjes de kamer uit. Toen ik terugkwam, nadat, ik was gaan eten, klopte ik tamelijk «ard bij mijn hospita aau en jiing direct naar binnen. 7 ij zat a.'i'i de t;, fel en de jongen tegenover haar. liii was doodshlot.k, hiui een striem over zijn voor hoofd eu zat bevend met, wijdopengesperde, bansre oogen zijne pijuigs-ter aan te staren. 7,ij sprongen beiden op, toen zij mij zoo onver wachts zagen. De nudi; vrouw was niet verschrok ken, maar grenzenloos verbaasd. Mijn geduld was ui*-. //Ik heb u wat. te /eggen," begon ik, //zend uw kleinzoon weg." /ij keek eerst mij, toen hem aan, wees niet een trotscri gebaar uaar de deur, waarop het kind stil heeiisioop. (XM i-olyl.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl