Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1079
Dat 't niets dan een ijskoude omhelzing worden kan,
Als 'n booze vrouw tij w in huis gaat slapen".
719?723, Haemon tegen Kreon:
Want als ook mij, ofschoon ik jong ben, wordt gegund
Een meening, zeg ik, dat verweg den voorrang heeft
De man die van al kunde vol is, maar ook dat,
Want ook teel dikwijls pleegt het niet aldus te gaan,
't Schoon is te leeren van dengeen die reedlijk spreekt".
Arme acteur die dat zou moeten reciteeren!
756 KREON.
In tranen zult gij wys worden, gij domkop daar!"
757 HAEMON.
Waart gij niet vader, zeggen zou 'k, gij zinloot waart."
Uit de klaagzangen van Antigone:
856 Gij raakt aau daar 't si'hriklijkst van al
verdrieten mij, wee l"
881 Ach en mijn noodlot daar weent nu geen enkle
der vriende' om mede..."
922 Wat heb ik, ik rampzaalsie, naar de goden nog
Te zien? Wat bondgenoot te aanroepen'"
Uit het tooneel tusschen Kreon en Tiresias:
997 "KREON.
Wat is er dan? Wat maakt me uw woorJ aan 't
schrikken, segf
1023 TIRESIAS.
Dit dan, o kind, bedenk lerdeeg. Wij menschen toch" enz.
1049 KREON.
Wat scheelt u? Zeg, wat houdt gij nu voor kletspraai
daar F"
1068, 69 TIRESIAS.
Omdat gij hebt van boven naar beneen gegooid
Een ziel, ickandvlekkiy, bergend haar in 'n
grafspelonk".
1080 TIKESIAS.
Al steden zullen haat-vol worden omgewoeld".
Deze regel correspondeert met den Griekschen,
die beteekent: De gansche staat zal, gehaat door
de Wraakgodinnen, meegesleurd worden in htt
verderf".
Het koor zegt tegen Kreon, vs. 1100:
Ga en laat los dat meisje daar uit 't ondevairdsch
Kamertje".
En denk mi niet dat Kloos dat woord trr/yv)
altijd door kamertje vertaald heeft; immers vs. 888
over hetzelfde verwulf sprekend noemt hij het dood
gewoon huis; maar cia/ir had hij voor de maat maar
u, en hier drie sylben noodig.
Kreon tegen het koor, als dit hem heeft ver
maand Autigone spoedig te verlossen, vs. 1105,0:
Wee mij! Wel iniodc, maar 'k ben zoo geheel ontzind |
Dat 'k 't doe: met 't noodlot blijft bet toch
kicaadvechl.i n steeds''.
uit het Bode-Verhaal:
1156 Gi*en mensebenleven, hoe 't ook in clknniler x*//,
Zonde ik ooit willen prijzen of lierisjm ook.
,.Het Lot zei rcc/it toeli telkens en gooit ook ifeer oifl
Gelukkigen zoowel als ongelukkigen".
Dan een eindje verder:
1£03 p "En tocri r. clitstandig een graf heuvel uit dai r/rond
Opwerpp.id, traden 't holle, sU-enen bruidsvertruk
Des doods, waar 't meisje lag, wij binnen dra.
in hoort l"
Ik hoor het den acteur al zeggen ! Maar nog
veel onmogelijker is de vertaling van vs. 1212, 13 :
on 'k ga den weg,
Den allerbatigsten van die 'k ooit te voren ging !"
En dat schrijft Kloos, en laat nij drukken ?! Het l
is net zoo dwaas, als wanmvr hij zei: //Piet is de
leelijkste van Jan, Gerrit en Klaas". En als hij mij
nu mocht antwoorden: Maar in het (?litd.'-c staat
hier ook eeu genitief", dun zeg ik: de genitivus
heteekent, hier niet onder of vt/it, n>aar vergeleken
bijl). Sophokles schreef geen oiivin. En dat hebt
gij, die het toch zoo goed meent met de kunst,
wél gedaan; en dat is erg."
Nu basta! Ik heb nog we! vijf- of zesmaal zoo
veel leelijke plaatsen in mijn exemplaar
aangeteekend, als ik thans heb geciteerd, maar ik geloof
dat de aangevoerde meer dan voldoende zijn om
mijn boven gedane verwijten te staven.
uiiiiiiliiiiniiMiiiiiiiiiiiiiniiiiiuiiiiiiiiini
zitten?"
»Ik moet oppassen, of u ook iets noodig hebt."
//Heeft je grootmoeder dat gezegd:" vroeg ik,
want het was eenvoudig ouzinuig, daar ik nooit
bediening noodig had.
Ja."
»Ik heb niets noodig, hoor, je kunt gerust naar
buiten gaan."
«Ik mag niet," zei hij zacht en beslist.
Ik keek eens naar het ventje, dat daar voor me
stond. Hij zag er bleek en ziekelijk uit, alsof hij
zoowel frissche lucht als goed eten te kort kwam,
hij was meer dan armoedig gekleed, ofschoon het
een feestzondag was, en maakte den indruk van
een geheel verwaarloosd kind, dat nooit een goed
woord krijgt. Hij zag er afgeranseld uit.
De kamer was afschuwelijk in hare smakelooze
leegheid, alles kaal, nuchter, ongezellig.
Het maakte mij boos. Wat een wreedheid zoo'n
arm kind zonder noodzaak op te sluiten op een
dag, waarop ieder graag pleizier wil hebben.
Ga maar naar buiten, ik heb niets uoodig,'1 zei ik.
Hij bleef staan.
//Je hebt zeker geen lust?"
Hij keek op.
»Ik mag niet," kwam er eindelijk uit.
[k werd ongeduldig.
,Op mijn verantwoording, ga maar . . ."
Hij durfde niet, dat was duidelijk.
Toen kwam ik op een inval: ik zou mij dien
dag toch min of meer vervelen, ik wilde hem
meenemen.
Ik neem je mee. Krijg maar gauw je pet en
je jas, hoor je."
Hij was zeer verlegen en zou op dat oogenblik
blijkbaar liever thuis zijn gebleven. Maar zijn
ontzag voor mijn beslist spreken was toch nog
grooter dan. de angst voor zijne grootmoeder en
dus nam hij aarzelend zijn hoed van den spijker.
//En je jas?"
Ik heb geen jas." Hij had een erge kleur,
toen hij dit zeide.
Ik ging naar mijn kamer en haalde een bouffant.
Het is mij dan ook een raadsel hoe onder de
critici van professie nog niemand in dergelijken
zin zijn stem heeft verheven, tenzij men, afgaande
op den naam van Kloos, gedacht heeft: //de ver
taling is van Kloos, dus zij is mooi; haar door
te lezen is overbodig"?Dat zou veel verklaren, bv,
ook hoe Mr. J. N. van Hall kon spreken van
enkele hinderlijke uitdrukkingen" en hoe de criticus
van de N. R. Ct. de ontboezeming kon slaken:
«?Wij herhalen de vraag, bier al driemaal gedaan;
wie speelt nu Kloos' Antigone?"
Neen, ik ben er heilig van overtuigd, ondanks
de ettelijke mooie brokken, die er in voorkomen,
en dat die er zijn spreekt van zelf bij een artiest
als Kloos; chassez Ie naturel, il rcvient au galop,
is het geheel zoo bedorven door de vele gebreken,
dat de vertaling op de planken nooit kan voldoen,
en hier en daar niet zou zijn om aan te hooren.
Ik weet wel dat er veel, heel veel menschen zijn,
n onder de critici, n onder het publiek, die niet
zouden durven er voor uit komen dat ze, haar
leelijk vonden, vreezend dat men hen voor dom of
onaesthetisch zou uitmaken; en ik weet ook wel
dat het nu eenmaal mode is te doen alsof men
alles wat uit die richting komt .mooi vindt, even
als een tijd lang Lugi ó Poe werd vergood, en
Ibsen nóg in de oogen van velen niets kan schrij
ven wat niet goddelijk is; maar *de kruik gaat zoo
lang te water" enz.
Op gevaar af dus, dat ook mij van zekeren kant
zal worden verweten dat ik te veel grammaticus
ben, en te dom, en te onaesthetisch. om te begrijpen
dat al wat ik hierboven afkeurde juist heel mooi
en heel vloeiend en heel dichterlijk en heel
verbeven is, toch verklaar ik dit, en dat zij meteen
het antwoord op de vraag in het begin gedaan:
//ondanks haar vele gebreken was voor het
Nederlandsch Tooneel en is voor elk tooneelgezelschap
de vertaling van Van Leeuwen ongetwijfeld verre
te verkiezen boven die van Kloos."
A'dam, 6 2-'9S. M. B. MENDES BA COSTA.
1) Het woord /j--/7. dat hier in het Grioksch st;i:it,
beteekent nooit lichamelijke /lijn; daarom is het gebruik
van het dubbelzinnige pijn hier bepaald verkeerd.
2) Van (leze betveklijk zeldzame soort vati genifivus
komt nog n voorbeeld in Antignne voor, nl. vs. 102;
diiiir heeft Kloos door vrij te vertalen de fout vermeden.
Mnzieïin fis HooföM
Leden eener familie, die haren tol in overvloe
dige mate aan de kunst betaald heeft, kunnen de
dames Sophie en Johanra Ileymann, overal waar
zij optreden, er op rekenen, dat hun een goede naam
voorafgaat. Op het laatste abonnementsconcert in
't, Concertgebouw namen zij het sologedeelte in
besla?. Mej. Sopliie Heymanc droog voor de groote
Aria uit Iliindel's Allegro ed il Pensieroso" be
nevens eenige liederereu; haar luster Johanna
speelde Chopin's e-kl. 3. Concert en in het tweede
deel een paar solo-pianonummers.
Het orgaan der jeugdige zangeres is zeEi tenger,
doch naar het mij voorkomt, goed gevormd. Het
klaukvolume dat zij ontwikkelt, blijft steeds klein,
maar de toon draagt goed ; het is zeer verstandig
van mej. Heymann dat zij hare middelen niet for
ceert en dat zij zich zelve niet dwingt tot uitingen
van kracht en hartstocht, die onvermijdelijk
sloping van haar orgaan teugevolge zouden hebben.
Echter nu zal mej. Heymarm zich steeds moeten
bepalen tot het genre coloratuur, waarbij de geest
van den toehoorder wel is waar eenige oogenblikken
aangenaam wordt beziggehouden, doch waarbij in
geenen decle hart en gemoed verwarmd worden.
De coloratuur van mej. Heymann heeft eene groote
mate van gemakkelijkheid verkregen; de staccati
vooral zijn zeer mooi; de trillers kunnen misschien
iets meer sonoor, iets zilverachtiger klinken; het
is mogelijk echter dat zij in een kleinere zaal, dan
die van het Concertgebouw, reeds beter tot hun
Het was anders een warme dag.
Op den hoek der straat riep ik een himrrijtuigaan.
//Hop, er in. Hoe heet je eigenlijk?"
Hans" zei hij. Zijn' achternaam noemde hij niet. j
"Rijd ons de Mii!ler"straat door voorbij de |
Brouwerij naar 't //Plötzen"meer en het
Schuttershuis, je weet wel."
Daar waren we het eerst in frissche lucht en in
het bosch.
Hans was op het bankje achteruit gaan zitten
en had zijne handen gevouwen, alsof hij zich ge
schikt had in een onvermijdelijk noodlot.
Ik moest, lachen toen ik hem daar zoo zag zitten
als een hoopje ongeluk en bekeek hem voor het !
eerst eens goed. Hij droeg een versteld huisje,
waar zijne armen en polsen een eind uitkwamen.
't Was een leelijk kiiid: hij had een gele tint, een !
hoekig voorhoofd, zijne ooren stonden ver van zijn
hoofd af en zijn heele hoofd was te groot, in. ver
houding van liet kleine zwakke lichaam. Mooi
waren alleen zijne oogen eu zijn mond, die aristo- j
kratiseh lijri besneden was. Over 't geheel zat, er
wel ras in, maar alles achterlijk, niet ontwikkeld,
ik zei het u reeds, blijkbaar uitgehongerd e?i afge- j
ranseld. !
//Dus js heet hans. Ea hoe oud ben je'' l
Twaalf jaar." \
Hij zag er uit, alsof hij uecen was. '?
Ik deed nog eeuige vragen en torn begon het
mij te vervelen, en aan wat anders denkend, ver- '
gat ik hem bijna. Toen ik weer opzag, waren we
op den kalen egelerstraatwcg en sloegen juist den i
hoek om naar het, ,.Plot,zen"iueer.
Hans had doodstil gezeten en ik zag, dat, hij mij
met ernstigen, aandachtigen blik zat aan te kijken.
Nu merkte ik, dat, hij veel ouder was dan zijn i
leeftijd en weer had ik medelijden met hem. Wij j
praatten zoo goed eti zoo kwaad als hol ging, tot
aan het Schü'.zenhaus." l
Daar er was concert, in de zaal liet ik
kolüe, brengen en eer.e reusachtige porüe gebak, i
en toen nog een en nog een. Bij de derde werd
hij een beetje benauwd, maar ik bracht hem aau
recht komen. De aria van Handel bezorgde mej.
Heymann een groot succes, waarin zij zeer terecht
onzen voortreffelijken fluit-virtuoos, den heer
T. Demont, liet deelen.
De pianiste, Johanaa Heymaan, is eene echte
volgelinge van haren, eertijds zoo beroemden
broeder Carl. Opgevoed in de degelijke school
onzer klassieken, is bij haar de kunst, die tot de
ziel spreekt, hare lieveliugstaal. Mej. Heymann
deed goed met Chopin's concert in e-kl. 3 te kie
zen; en wel, wijl het veel minder gespeeld wordt
dan het andere, ia f-kl. 3, en dus op die wijze de her
innering er aan levendig gehouden wordt. Overigens
wordt ook het laatstgenoemde, veel dankbaarder
concert, tegenwoordig weinig gespeeld. Zou Chopin,
met zijn groote werken, zoo langzamerhand uit
de concertzaal gaan verdwijnen? Men zou het haast
denken, te oordeelen naar den indruk, die het
eerste deel van dit concert teweegbracht. Zelfs
het voortreffelijke spel van mej. Joh. Heymann
kon mij over de gerektheid van het eerste en ook
eenigszirs over die van het laatste deel, niet ge
heel heenbrengen. In des Romanze vond ik dien
echten dwependen Chopiu weer terug, zooals wij
hem kennen en liefhebben en zooals hij nog wel
lang zal blijven leven.
Het orchest had ditmaal een zeer bescheiden
taak. Behalve de begeleidingen speelde het
Mendelssohn's ouverture Heimkehr aus der Fremde."
Deze ouverture van den 20-jarigen Mendeissohn
staat niet zoo hoog als de drie jaar vroeger
gecomponeerde Sommernacutstrauir,-ouverture. Mis
schien echter heeft Mendeissohn nooit gedacht, dat
de ouverture van dit werk (eeue
gelegcnheidscompositie voor het zilveren huwelijksfeest zijner
ouders) eeue grootere vermaardheid zou krijgen.
Het concert, werd besloten m<-t Beetlioven's
Promethcus-ouverture.
Men mag veilig verklaren, dat in de laatste
weker, het muziekleven van het guiieele land,
belieerscht werd door het optreden van het,
phenomenale viertal, Hr.ffüoann, Buk, Ncdmd en Wihan.
Sedert mijne vorige bespreking gaven deze Heeren
hier nog twee soiréVs; n geheel gewijd aau
Beethoven en n met medewerking van Mej.
Johanna Ileymann, die met Iloff.aan eene sonate
van ]\T"dbal voor piano eu viool ten gehoorc bracht.
Dat Mej. JL-ymann eene onzer beste pianisten is,
heb ik straks reeds doen uitkomen; dat zij werken
voor kamermuziek in voortreffelijke» stijl weet
te vertolken, ia mij van vroeger bekend. Helaas
was ik verhinderd dezen avond bij te wonen en
kan ik du?, tot mijn spijt, niet, mijne indrukken geven
van de sonate des Ilceren Ncdba!. Wel kan ik
i^ts zeggen over liet vioolconcert van Dvorak, door
den Heer Josef Jloffiuann gespoeld op een matinee
van het Concertgebouw.
Kt t concert acht ik, op liet gebieu van Tseciiische
muziek, jn der belangrijkste en meest typische
uitingen, die ik ken; vooral iu rnythmisch opzicht.
De technische moeilijkheden zijn legio, echt
zigeunerhaft" duizeluigwekkend! Zonder de concerten
van Bruch en Mendrlssolm nabij te komen, kon
het toch veel meer do aandacht trekken onzer
liedendaagsche virtuozen. Zij zullen er een dank
baar werk aan vinden, maar dan moet het zoo
overweldigend gespeeld worden als door lloffmann.
Met een toon, vibreerende vaügloed en hartstocht
en met een virtuositeit zonder vvccrpA,
vredsrgcboren in gemoed en geest van dezen gemalen
vioolnieester, wist hot de toehoorders te
electriseeren en tot een zeldzaam spontanen bijval te
vervoeren. Hc/1'imnn bewees niet, slechts a!s
quartetspeler den bovensten sport, op den ladder der uit
voerende kunst bestegen te hebben, maar ook als
IIIIÜIMÜIillll
zijn verstand, dat hij niet a'les van daag behoefde
op te eten, en toen stak hij de rrst bij zich. Ik
had intiisschen eens naar de menscheii rondom ons
gekeken en te vergeefs mijn best, gedaan, zoo
weinig mosrelijk van de muziek te hooren.
Toen hij klaar was, ginsen wc naar het. meer.
Maar eerrst iu alle tentjes: wij gooiden met,
hallen naar monsterachtige gezichten, dobbelden
driemaal voor tien penning en wonnen iets leeiijks,
hielden de electriseermachine vast maar niet, tot
duizend, zoodak wij nog beu ik er dankbaar
voor SJCPH sicnrcn kregen, en eindelijk y.ette ik
hem in den draaimolen en liet hem rijden, zoolang
hij maar wilde.
liet meer lag zoo stil en zag er zoo vriendelijk
u't, da', kleine mooie meer met zijn leelijken ua'im.
A\ ij wa'.idri'deu er om heen en gingen toi n
tiissciieu de sci'ietbanen en eindelooze kerkhoven terug.
Hans sukkelde achter mij aan door het, gele zand
en ?.t'l niets meer, nu hem niets meer werd gevraagd
Toen wij bij den tram waren, bleven we nog
een half uurtje zitten, om een glas bier te drinken,
en tramden toen naar lm is. Als -/.ijne grootmoeder
eerst, oni negen unr terug kwam, dan was hij nog
ruim bij tijd-.
l hulerwcg was de jongen wel niet over de ver
legenheid maar toch over zijn' angst heongckomcn.
Nu kwam de angst weer boven, ik zag het. Waar
toen ik vroeg, of ik hem boven wilde brengen,
schudde hij heel beslist zijn hoofd.
Ik gaf hr-m een hand en liet hem gaan. Met een.
r.aelit //Dank u wei" sloop hij weg. Kr was in die
paar woorden een echte toon geweest, zoodat, ik
geen spijt, meer kon hebben van den voor mij wel
wat, saaien namiddag.
* ^ *
TCPU ik den volgenden dag in het voorhuis mijne
hospita tegen k'.vnm, .sprak ik haar ,aan.
,/lk beu gisterenmiddag zoo vrij geweest, uw
kleinzoon mee naar buiten te nemen."
Zij antwoordde niet, maar keek mij aan met een
vijandigen blik.
Dat was een oorlogsverklaring.
solist met den grootste onder de grootcn te kun
nen wedijveren!
De heer Mengelberg voerJe met zijne intelli
gente schare, voorts nog twee andere werken van
DvoiAk uit; n.l. de vriendelijke ouverture irn
Frühling" en de degelijke symphonie vaus der
neuen Welt", met thema's van Amerikaanscbe
volksliederen. Voorzeker een bewijs van hoffe
lijkheid tegenover den heer Hoffmann, den land
genoot van DTÖrak en tevens als scboone proeve
van stijleeuheid in de samenstelling van het pro
gramma.
ANT. AVEÜKAMT.
liMiiiHiMiMiiiiimiMtniimitimmuiimiiiliMiiitiilMliiMMMMiliil
Inhoud van Tijdschriften.
Taal en Letteren, 8e jaarg., afl. 2, 15 Febr.:
F. Buitenrust Hettema, Iets over Bredero. J.
Koopmans, Maerlants Alexander. Nieuwe Vers
kunst (dr. Karl Federn). Prof. dr. J. Franck,
Schriften zur Limburgische sprache und litteratur.
(Wordt vervolgd). Ueber Kunst. (Felix
Weingartner). J. G. Talen, Een zeventigjarige in
Duitsland.
Eigen Haard. Brechtje Spieghels, eene novelle
uit de Geschiedenis der Nederlandsche Letteren,
door Dr. Jan tem Brink, met afbeeldingen naar
teekeningen van Johan Braakensiek. IX Hoe
het afliep, door Esjee. Haarlem's Omstreken
en het Villa-Park Zaid-Duin-en-Daal, door
Leonard A. Springer, met afbeeldingen naar
photographische opnamen van Pörtzgen. De
Amerafoortsche »Groote Schole" in het midden
der Zectiende Eeuw, door Dr. H. J. R iyuders.
l Het hedendaagsche Ambon, door J. II de Vries
j Jr., niet afbeeldingen. (Slot.) Verscheiden
heid. Feuilleton.
CORRESPONDENTIE.
Een artikel van den heer Mansholt en een
brief, door ons naar aanleiding van zijn laatste
schrijven ontvangen, en eenige andere ingezonden
stukken, kunnen wij wegons plaatsgebrek eerst
in een volgend nummer opnemen,
RED.
40 cents per regel.
HfiHiuiiiiiiMiiiiiimiiiiiiiimMiiiitiii
TRADE
MARK.
MARTELL'S COBNAO,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar by alle soliede Wijnliandelaars
en bij de representanten
te Amsterdam.
MEÏJROOS & KALSHOVEN,
Arnhem.
Piano-, Orgel- en Mnziekhandel.
Ruime keuze ia Hunrpiano's.
(liniiiiiiMitnillliiil
j Drie dagen later sloop Hans mij op clc trap
! voorbij. Ik hield lirut staande.
| Nu, het is tuch alies c;o'ed afgeloop?!!:" vroeg ik.
l 'lij gaf ook goen antwoord, maar keek schuw
i naar den grond.
//Waarom houd je, je handen op je rug':"
l Hij liet ze langs zich necrglijdeü. Ik nam ze
! in de mijne en zag, d:»t ze vol roode strifciuen waren.
[ ,/VVat is dat:""
Hij gaf weer geen antwoord.
j J.; gaat mee naar mijn kamer,"'zei ik.
j Daar nam ik opnieuw zijne handen in do mijne
l eu vroeg hem z/> i,
l Dus slaat ze je
//Met een liniaal
Waarom:"
Omdat ik '/om!
Slaat zij je
dat, hij mocxf antwoorden.
waanneer
Maiiu'lde hij.
i:i" ben gegaan."
is:" Die vraag moest ik her
halen. Hij keek voor zich, sprak niet maar bewoog,
zonder geluid te geven, zijne lippen.
Hoe dikwijls':" drong ik a:m.
/, \l!e dag" meende ix, dat hij zei.
i\'u wi-t ik gcnofg. Ik li< t zijne handen los,
de arme magere, klammo handjes met de zwarte
nagels, de beenige knokkels, de litteekcns en
bloedige striemen. . . .
Ik schoof hem zachtjes de kamer uit.
Toen ik terugkwam, nadat, ik was gaan eten,
klopte ik tamelijk «ard bij mijn hospita aau en
jiing direct naar binnen.
7 ij zat a.'i'i de t;, fel en de jongen tegenover haar.
liii was doodshlot.k, hiui een striem over zijn voor
hoofd eu zat bevend met, wijdopengesperde, bansre
oogen zijne pijuigs-ter aan te staren.
7,ij sprongen beiden op, toen zij mij zoo onver
wachts zagen. De nudi; vrouw was niet verschrok
ken, maar grenzenloos verbaasd. Mijn geduld was ui*-.
//Ik heb u wat. te /eggen," begon ik, //zend uw
kleinzoon weg." /ij keek eerst mij, toen hem aan,
wees niet een trotscri gebaar uaar de deur, waarop
het kind stil heeiisioop.
(XM i-olyl.)