De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 6 maart pagina 11

6 maart 1898 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 1080 DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 Wat duivel," k.oak hst weer van het kaperschip, laat een ander dan dien vervloekten lap naar beneden halen ?" Klajelijk klonk het van de Belle Héloïse" terug: »Er is niemand meer op dek, behalve ik." De Eigelschman liet een oogenblik den scheepsroeper zinken en zeide verbluft: Wat donder! kapitein, daar ginds is het een of ander niet in d^n baak, het kwam mij al lang verdacht voor, ?dat ze die oudi kast zoo maar laten ronddrijven !" De kapitein knikte toestemmend en zeide: «?Gewoonlijk gaan zij ?voor ons aan" den haal, of probeeren het ten minste, maar die IVansehman heeft, zoolang ik hem in het oog gehouden heb nog =geen enkele verdachte beweging gemaakt. Nu, in ieder geval moeten wij er achter komen, wat dat beteekent, vraag maar eens ?door, Johnny!" Johnny nam den scheepsroeper weer op en brulde: //Waar zit de bemanning dan?" De Etigelschen konden nu elk woord duidelijk verstaan: De t'fcapitein en zes van de matrozen zijn al dood en overboord, vijf liggen er nog ziek beneden. Om Godswil, erbarmt u over ons!" De gezichten van de Eugelschen waren al langer en donkerder -?geworden, en de man met den scheepsroeper vroeg niet zonder ?eern^e schuwheid: «Wat scheelt dien mensehen dan?" Pest!" Helder, en scherp klonk het vreeselijke woord door de stille, auivere lucht. Nauwelijks had het de ooren -rau de Eugelsclien 'bereikt, of zij vlogen als op commando naar de andere zijde van het schip, alsof zij daar verder van het ontzettende gevaar verwij derd waren. De kapitein zelf gaf oogenblikkelijk bevel, het schip te wenden, en Johnny, zijn vertrouweling, die verbitterd was door de lange, nuttelooze jacht, kon niet nalaten, nog even door den roeper te schreeuwen: De duivel hale . .. neen, ik zal jullie niets kwaads meer toewenscheu.. .. God mo^e je genadig zijn. M>ar \fij kunnen niets voor j« doen, dat zul je zelf wel inzien, ter wille van een paar Franschen, die misschien al dood zijn, kunnen wij het leven van onze brave jongens niet op het spel zetten!" Over de braafheid van de kapers brak Bellini zich niet het iioifd, maar gedachtig aan zijn rol, riep hij op wanhopigen tooa : ? «In naam van God en alle Heiligen, erbarmt u mijner, als gij raenschen zijt! Ik ben geen Franschman, ik ben een Italiaan, een passagier, wien het ongeluk in Smyrna op dit onzalige schip heeft gebracht laat mij toc'i niet geheel hu'peloos te gronde gaan!" Als een kreet van doodsangst klonken die woorden over de golven heen. De kap»rs keken elkander angstig vragend aan, de kapiteiu .streek peinzend over zijn blonden baard en vroeg toen langzaam: ,/Zijn er some een paar onder jullie, die het willen wagen, eeu paar 'flisschen azijn naar den Franschmau te brengen':" Vijf mannen meldden zich aan. Er werd een boot neergelaten, en begunstigd door den wind, die een weinig gedraaid was eu daardoor de toch niet overgroote vaart, van het Fransche schip raanmerkelijk had verminderd, lagen zij spiedig naast de //Belle Héloïse." Ja, het waren zeeroovers, die diar in die boot zaten, maar toch dwongen zij den stuurman grooten eerbied af, want ??<lie mannen trotseerden tenminste volgens hun e gen meening een vreeselijken dood, om een paar lij lende medem«'nscheu te helpen. Met innige dankbetuiging nam hij de flesschen aan, die ?de zeeroovers hem aan eeu langen stok gebonden toereikten, maar nog voordat hij den weasch, te worden meegenomen aan boord van het Engelsche schip, had kunnen uiten, verwijderde de boot zie'i al weer met een snelheid alsof het een wedstnj l gold. Zorgvuldig zette de Italiaan de fl-sscheu in een beschut hoekje neer, ging toen weer op zijn vorige p'aats zitten en keek de Inot na. Zoodra deze bij het Engelsche sciiip had aangelegd, zette dit alle zeilen bij, om zoo snel mogelijk uit de gevaarlijke nabijheid van het Fran^che schip }e komen. Toen de Engelschen eindelijk zóó ver weg waren, dat zij zelfs met den besten verrekijker niet in >er had kunnen onderscheiden, wat er aan boord van de //B;lle Héluïse" voarviel, riep hij vroaljk : -/Alle hens aan boord !" Dat' lieten zij zich werkelijk g >cn tweemaal zeggen, want het was lang niet aangeneam geweest, uren lans: beneden te zitten op gesloten in a'iïst en onzekerheid. Grenaud hul liet meest uitge staan, want zijn oude argwaan was weer boren g'komen, dat. zijn stuurman gemeene zaak zou maken met de kapers, en hem miar een komeditttje ' had voorgespaeld, om het schip me1; zijn kostbare lading zijn bondgenooten des te gemakkelijker in ha'idcu te spelen. Gelukkig was hij nu van dien angst verlost, en toen het schip weer koers zette naar Mirseillc, werd de schipper bij ia overmoedig, en liet het zich kalm welgevallen, dat Bellini hern onophoudelijk schoonvader noemde, ja, toen de .,B:-He Héiouu" w.-rkelijk t.pjjen het aanbreken van deu nacht in de haven van Mirseille haar anker \vierp, toen was Papi Grenaud zoo geroerd, dat liij ?.ijn aanstaan den schoonzoon omhelsde. En Aune liet, zic'i niet lang bidden dat ook t.; doen. Bellini gaf uit dankbaarheid zij i sc'imnv.ader de'a*ijn van de "Engelsehen tei gaschenke, en noodigdu hem uit, daarmede op de gezondheid van het jonge paar te drinken. Jacq'ies Greuaud gaf geen gehoor aan die uitnoodigïnï, maar toen Aane en Angelo een pair weken later bruiloft vierden, dronk hij zich e m klsin roesjeaan. Anne en Augelo waren een van de knapste en gelukkigste paren uit Marseille, en Jasques Grenaud zelf had eeu vermogen verdiend aan de zij ie, en bovendien voor zijn geheele leven eeu voirtrpff-.lijken stuur nmv gevondea, di'. hem bijna niets kootte. E-.i dat alles had hij te danken aan den seliOD:izoou vau Jacq les Grenaud. S \ l l l J l S. Volgens de Standinrd doet de tegenwoordige R?geering ,..slag op slag boate om door allerlei ge enstigheden der praktijk zich te zuiveren van het vitium originis, dat in haar antipapistische geboorte school". Nu onlangs weer door te Amsterdam de benoeming van een R tom^chen curator aan de Stedelijke Universiteit te bevestigen. Het doet mij genoegen, dat de Slan'lvinl een verklaring van dat feit geeft. Toen ik las dat tot curator van de Amster.lamsche hoogeschool een katholiek was bsnoamd, ?dacht ik enk dadelijk: wat b-jteslccrit dat? Waarom wei een katholiek en geen protestant; eu hos zal het R'jk dat kunnen go ad keu re n ? Het was eenvoudig niet goed te keuDe aanslag op den Koning van Griekenland. Rentenier (Ir.^niuli: »ATFIKXK D* Kamer heeft met algemeene stemmen een adres aan den Koning aange nomen, waarin de vertegenwoordiger» van het volk hun afschuw uitspreken over den nanshtg tegen diens leven en hun gehechtheid betuigen aan den vorst, en diens huis." Jongens, jongens wat rijden Koning George's fondsen ! Tweede dito (lot ~ijn bimrni'in): Als nu de Grieksche fondsen ook maar in de hoogte gaan.... Derde: Dan is zoo'n aanslagje nog zoo kwaad niet hè! ren ; de benoeming ntirxf vernietigd warden volgens alle regelen der historie en der traditie ; immer-* liet b-? vf. t i are n df>r benoeming van een kntholiek tot ''urator bij pen Stede lijke Universiteit, van dp dagen van Thorbeeke af tot heden, zou geen enkele liberale R -seering voor haar rekening hebhen durven nemen. Zij hadden allen de benoeming van den Raad vernietig l, want zoo iets liet eon liberaal nimmer passeeren. Maar nu weten wij hoe het geschiedde. .. als een der vele bo^to ioeningen tot zuivering van het vitium originis van het Kabinet! Dr. Knyper, dat merkte ik reeds zoo dikwijls op, is allerminst iemand voor wien elk argument goed is, maar een journalist, die areen enkel goed argument ongebruikt laat; en dat maakt m. i. zijn betoogeri zoo sterk. Eo toch .... juist bij de verdere lezing van dit ^Inniaird Xr. bleek mij dat, onze goed'1 Homerus dienzelfden dag even in den dut was geweest. Hij heeft zóówaar een argument ver geten. Over het, openbaar crebed ter eere onzer Koningin, op 31 Au", aanstaande, schrijvende, was hij niet op zijn scherpst. Hij wenscht dat van Rjgeeringswege met het oog op de troonsbestijging der Koningin, de voorbidding der gezindheden zal erevrasisrd worden Dit is. ik stem het toe, heel iets anders dan door de Synode der Ned. Herv. kerk verzocht te worden hanr voorbeeld te volgen. Geen Staats kerk, zeg ik met de Sfr/ndafirrl. »Door dit antecedent (het bidden op uitnoodiging van de een of andere kerk) zou allicht voor die tot bidden uitnoodigende kerk zeker privileeift gpschnpen worden, dat onaannemelijk is." »Te zessen : »Wii doen zoo; volg ons", araat niet wel >->nder gelijken" ". Zelfs hij het bidden dient men, als kerkgenootschap, op zijn tellen te passen. Tot zoo ver gaat alles goed en ook verder nog argu menteert Knyper op zijn gewone regelrechte wijs. Stao voor stap gaat lui voorwaarts, streng logisch, onverbiddelijk.... Wat hij wilde was. dit »bii zoo Gewichtige gebeurtenis de Overheid de voorhHdinge d->r G-zindheden zoeken zou". Terecht zegt hij de voorbiddinge. want zonder toonlooze e zou het eenvoudig' maar een voorbHdin-z zijn geweest en wat is dat, nu hij een zoo gewichtige gelvurtenis ; een gebeur tenis, die m«n haast zou kunnen noemen e°n febeurfenisse? Goed maar nu komt er een be/jWiiav. 'Men heeft ge zegd dat het thans zittend kabinet dat, op ;//« standpunt niet doen kan." Daar voelde ik iets voor Dat iemand zittend niet iets op zijn standpunt kan doen, scheen mij juist toch Kuyper wi«t mij alweer aan te roonen, dat dit >'injnis(, is". Als H. M. in de troonrede, aan het sloi, spreekt van G >ds zegen, en bil de indiening van pf>n wetsontwerp stereotyp herhailt: »Ën hiermede bevelen wij u in (r >des heilige bescherming" dan kur,nen de Ministers ook wel Ie voorbiddinare der gezindheden zoeken ' s>het is het godsdienstig standpunt, dat in Troonrede en Wetsontwerp m>£ altoos wordt, inge nomen" en <f het zittend kabinet nu zelf niet aan voor biddinge hecht, het staat tooli op het .godsdienstig standpunt. Mij dunkt hier is de S>n>i'/tfii'fl niet zoo diep in de quaestie doorgedrongen, als hij pen zoo gewi'chtisr onderwerp wensclielijk mas heeten. Waarom noemde h'j alleen de Troonrede en het Wetsontwerp en niet de Munt? Kuyper heeft er misschien no-iit op gilet, of ZOT hij er wel op gelpt heeft, dan is hij het weer vergeten, dit, niet alleen H. M. en de Ministers de Overheid in 't, algemeen op het godsdienstig standpunt staan, maar de heele natie oVs. Tot de geringste Nederlander to->, hij is eerst tevreden als hij het gebed van den rijksdaalder »G)d zij met ons' bij zich draagt. Zijn Handel en Wandel is onafscheidelijk van den godsdienst. "En d* Oi-orheid van zoo'n volk zou <reen voorbiddinge willen zoeken! K^n troonrede komt maar ns in'i, jaar ; de wetten telt men slechts bij tientallen, maar de guldens en rijksdaal ders rollen bij millioenen door 't land. Ho,; is 't mogelijk dat, Kuyper juist dit, argument he.'-fr, voorbijgezien? Ziedaar nu wel een uitzondering, die den regel bevestigt. Zoo iets over komt hem niet gemakkelijk. Als het iemand eens voor den wind gaat, is er vaak geen eind aan de zegeningen. Dat ziet men nu weer aan onze volksverteaenwoordiaing. Mot inspanning van krachten hebben de liberalen van allerlei kleur, de radicalen en socialen te samen Van Deldon op het Binnenhof ge bracht, en zoo was diens verschijnen daar hun victorie; maar nu wilde het toeval, dat er geen zitplaats aan de lin kerzijde voor het nieuwe lid open was, zoodat een der partijgenooten Pijnappel,een voorbeeld van zelfopoffering kon geven, door v. Delden zijn zetel aan te bieden, en v. Delden met een voorbeeld van bescheidenheid mocht antwoorden, door dat aanbod af'te slaan, en aan de rechterzijde plaats te nemen. Daardoor werd aan het ministerie het voorrecht geschon ken zich midden tusschen vrienden geplaatst te zien. want of het nu rechts of links blikt, altijd zal het een vertrou wenwekkend gelaat aanschouwen ; de rechterzijde zelf zal zich intu-sschen niet verzwakt gevoelen, want zij weet wel, dat er aan haar kant zich verscheidenen bevinden naar geestesrichting meer links nog dan de hospitant in hun mid den : doch de linkerzijde zal zich bovenmate verheugen nu v. Delden niet naast of bij, maar tegenover haar zich heeft geplaatst. Immers thans kunnen de heeren daar de oogen niet opslaan of recht voor hen uit vinden zij den man, die de personificatie is hunner politieke idealen in hun veelheid tot een eenheid gegroeid. Van Delden, ziende, kunnen zij allen, n voor een en allen te samen, zeggen daar zitten wij zelf nu die man daar is het levend monument der vrijzinnige concentratie. Toch, zou ik. als 't aan mij gelegen had den zetel van den Deventersche afgevaar digde nog een weinig anders hebben 'gezet. Recht vóór ;t Ministerie, tusschen rechter/Ajde en linkerzijde in. Want v. Delden zou voor de heele kamer tegelijk het middenpunt kunnen zijn waarvan de stralen uilgaan ; zoodat men op de vraag: waar staat hij nu nader bij bij rechts of' bij links? het antwoord moet schuldig blijven. Zoo 11 man in een Kamer te hebben is een buitenkansje, en hem eiken dag tegenover zich te zien als de afgevaardigde, dien men daar hoeft binnengeleid, dat noem ik voor een warm democraat nu eer-t aanschouwelijk onderwijs! 't Eenige gevaar, dat ik ducht, is dat 's mans tegenwoor digheid de aandacht, der leden te veel zal afleiden ; maar dan denk ik weer, dat kan haast, niet, bij de bezieling die van hem most uitgaan. Eu een beetje meer geestdrift kan op dit oogenblik voor de democratie zeker geen kwaad.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl