Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1080
Hilda rail Snylenlmrg.
(Ingezonden).
Kaar aanleiding van uw afbrekende critiek
Ysn F. R., zy het m\j vergund daartegen op te
komen; als leek daartoe onbevoegd, zal ik voor
?de letterkundige waarde van het werk niet in
het strjjdperk treden, doch waar in onzen tyd
de boeken der nieuwe richting veelal streeling
der zinnen of krasse voorstelling van byzondere
toestanden geven, vinden w\j hier daarentegen
groote aandrift tot daden, sterksprekende argu
menten om tot wetawyziging te komen.
Het boek geeft te denken over veel waarover
niet, of te weinig wordt gedacht en het schudt
ons wakker; beschaafde ontwikkelde vrouwen
verklaarden dat hare verontwaardiging was opge
wekt over vele misstanden, haar nu eerst klaar
en duidelijk gemaakt, misstanden waartegen de
wet machteloos is; zit in zulk een boek geen
?pvoedende kracht?
Afgescheiden van de zeer logische tendenz dat
de arbeidsmarkt op velerlei gebied óók open
moet en kan staan voor vrouwen zoowel als voor
mannen, pakt het werk de sociale toestanden aan.
Het argument dat straks, wanneer de vrouw als
advocaat of doktor ook plaats in de
maatschappelyke samenleving inneemt, daardoor het geestelijk
proletariaat zal worden vermeerderd, is toch erg
zwak; mag zy', ik heb hier het oog op de onge
trouwde, niettegenstaande zij de gave hiervoor
bezit, niet in den levensstrijd meedingen alleen
omdat zy vrouw is ? Eerlyk spel is dit niet.
Niet als «een naive idealiste", beziet de schryfster
de dingen, maar met een scherp oog teekent zij
de vele groote euvels; zy aanvaardt den stry'd
tegen de wet die toelaat dat slechte ouders hun
kinderen zedelyk en lichamelijk vernielen tot
eigen voordeel; zy wyst terecht op het onbillyke
en orjuiste in de wet dat eene vrouw geen
voogdes mag zy'n over de kinderen harer meest
geliefde zuster, allén omdat zy vrouw is, hoe
ontwikkeld zy overigens ook zy'n moge; zij
schildere de al weder door de wet machtelooze
vrouw tegenover haar dronken echtgenoot, die
het recht heeft de door haar voor hare kinderen
verdiende gelden weg te nemen en het huishou
den! j e te vernielen of 13 verkoopen.
Worden hiervan niet telkens in de verslagen
van liefdadigheids-instellingen vele voorbeelden
aangehaald en moet er dan niet telkens op
gewezen worden hoe onrechtvaardig de wet soms is?
Boeken als Hilda v. S. hebben het groote nut
den volksgeest wakker te schudden, nieuwe wetten
als van zeli mede voor te bereiden, omdat men
gaat inzien dat er verandemg moet komen. En
dan zyn het geen «Effect makende uitpuilsels"
doch schrijnende wouden die getoond en...
geheeld moeteu worden.
Gümeent dat Frans v. Soekerwalde door zyn
vrouw, sterk door de wet, en door Corona, sterk
in haar beginsel, tegelyk vertreden wordt; onjuist
naar ik meen; hier is het beeld gegeven van de
treurige gevolgen van een huwelijk dat ten
onrechte gesloten en niet verbroken kan worden
om'dat een der partyen uit zelfzucht alleen, zich
daarteg^n verzet.
Oppervlakkig noemt gy het werk omdat d
schryfster niet heeft geschilderd hoe door het
lyden, de vrouw door den man en de man door
de vrouw omlaag wordt getrokken; maar als zy
dit niet heeft bedoeld en wél heeft willen bewijzen
dat de ongehuwde vrouw haar eigen weg gaande
en haar eigen brood verdienende niet behoeft
neergetrokken te worden ?
De grief dat in dit boek over het «Sweating
stelsel by de vrouwen" niet gesproken wordt acht
ik daarom niet gerechtvaardigd, omdat deze
treurige misstand bestaat by sommige werkgevers,
onverschillig of de arbeid door mannen dan wel
door vrouwen wordt verricht; waarom moest dit
pnnt dan juist hier behandeld worden ?
Dat de persoon van Hilda van Suylenburg
?snoezig lief door jonge meisjes wordt gevonden",
slnit al heel weinig met de elders geuite meening
dat de lezing van het geheele boek enkele jonge
personen van streek heeft gebracht; my dunkt
dat men hier oorzaak en gevolg verwart en ik
zou meenen, dat overspannen personen, in hun
zenuwachtigen toestand, onder meer, zich óók
op dit onderwerp hebben geworpen; dit moge
aan hun toestand geen goed nebben gedaan, doch
het kan nooit de oorzaak zy'n van hunne over
spanning.
Zeer zeker doen gemoedsaandoeningen, opgewekt
door het indenken van een groot ly'den, onze
teerste snaren trillen en werken op zenuwachtige
gestellen sterk in, doch dit doen ook, by voorbeeld,
godsdienst en liefde, en niemand zal zulks toch
een nadeel van deze machtige factoren ten goede
noemen!
Het op pag. 76 aangehaalde woord van Wagner
»durch Mitleid wissend" is ook in breederen zin
volkomen waar; verbetering is slechts mogelijk,
wanneer men de diepte der wonde kent; daarom
is my' iedere peiling lief, omdut zy, openbaar
gemaakt, des te eer de heelmeesters tot hun
plicht zal brengen.
U dankzeggende voor de verleende plaatsruimte,
hoogachtend,
Amst., 24 Febr. 1898. J. H. A. A. KALFF.
ANTWOORD.
Met uw laatste regels ben ik 't geheel eens. De
belangrijkheid van 't feminisme bracht my juist
tot wat u afbrekende kritiek noemt. Of zou een
tendenz-boek alleen beoordeeld kunnen worden
door iemand die 't met de strekking eens is ?
Dat zoo'n oordeel waarde heeft durf ik niet be
weren. Ik heb my zooveel mogelyk buiten de
tendenz gehouden, alleen gewezen op de leemten
in een boek zoo dik, vastgesteld, dat 't sociale
verband ontbreekt, gevraagd of voor 't feminisme
alleen de paupers en de hoogere standen bestaan.
Dat er ook goeds schuilt in het boek werd erkend,
maar van een vrouw die een mooie hoed en ele
gante schoenen draagt en de rest verwaarloost,
zal niemand zeggen dat zy gekleed is. Dit is de
conclusie en tot een conclusie moet ieder die
beoordeelt komen.
Uw opmerkingen zy'n heel weinig reëel. U spreekt
b. v. van de vrouw die niet behoeft te trouwen
om niet neergetrokken te worden door den man
en hoe is 't mogelijk, dadelyk laat u volgen dat
het sweating-stelsel van weinig belang is in dit
boek!
Voelt ge nu niet geachte heer, dat dóór het
sweatinq stelsel een vrouw haar brood niet kan
verdienen ? Is 't niet barbaarsch om rst te
pleiten voor de rechten van gegoede vrouwen
en niet voor 't brood van de onbemiddelden ?
Dit is 't onzedelyke van 't boek, een verderf
voor vrouwen die 't huwelijk achter zich afbre
ken om er niets voor in de plaats te krijgen.
U beziet overigens de strekking van den
burgerly'k-idealistischen, niet van den reëelen kanf,
geachte heer ! evenals mevr. Goekoop dat doet.
F. R.
Goethe volgens het oordeel zijner
tijdgenooten.
Het is bekend, dat Goethe de eerste
rnededeelingen over zijne latere vriendin Chariotte von
j Stein ontving van den bekenden geneesheer en
; schry'ver Zimmermann en dat hy door diens brief
en een hem daarbij toegezonden portret van Ch.
; von Stein zeer verlangend werd, persoonlyk met
haar kennis temaken. Thans wordt ineen werkje,
dat in slechts honderd exemplaren is gedrukt
voor de leden van de Berlijnsche
Literatur-ArehivGesellschaft, een uitvoerige brief van Zimmermann
aan Chariotte von Stein medegedeeld, die van
19 Januari 1775 dagteekent en deels in het Duitach,
deels in zeer gebrekkig Fransen geschreven is.
Chariotte von Stein had Werther gelezen, en
op 7 November 1774 (een jaar voor Goethe's
komst in Weimar) aan Zimmermann geschreven,
dat dit boek op haar een diepen indruk had
gemaakt, dat zij acht dagen lang voor alle genoe
gen onvatbaar was gebleven, maar dat zij om
deze gevoeligheid door velen was uitgelachen en
geplaagd. Zimmermann's oordeel over Werther
is niet onbelangryk. Hy erkent, dat het in hoofd
zaak den stempel der waarheid draagt, ontkent
trachtte uit te vorschen, of ik al of niet schertste.
Daarop ging hij heen en kwam dien dag niet terug.
Ik zeide onmiddellijk de kamers op.
Toen ik de oude vrouw voor de laatste maal de
huur gaf, sprak ik nog eens met haar over haar
kleinzoon. Ik verzocht haar nog eens dringend,
het kind beter te behandelen. Het vrouwmensch
hoorde mij zwijgend aan, maar achter de koude
oogen, waarmee zij mij aanzag, scheen een plan
te liggen, een onwrikbaar plan....
Geld gaf ik haar niet meer. Zij had het steeds
beschouwd als een gift, omdat zij hem niet meer
sloeg; beter gevoed of gekleed had zij hem nooit
en zij dacht er volstrekt niet aan, een cent meer
voor hem te besteden.
Ik gaf het geld aan Hans zelf, drukte het hem
in de hand, toen ik wegging. Grootmoeder was
daar niet bij. Hans was in de laatste dagen dik
wijls bij mij en nog stiller geworden. Maar toen
ik hem vaarwel zeide mijn rijtuig wachtte en
mijn goed was al naar beneden gebracht en ik
hem optilde, die kleine gestalte, licht als een
veer toen schrok ik van de uitdrukking van
zijn gezicht. Zijne oogen stonden wijd open en
staarden met nameloozen angst in de mijne, met
zulk een hangen, smeekenden, wanhupigen angst,
dat ik verontrust zeide:
vMaar Hans, wees toch een flinke jongen! Wij
zien elkaar immers weer, ik blijf niet altijd weg."
Een oogenblik voelde ik zijne ijskoude waug
tegen de mijne, toen zette ik hem zachtjes op den
grond en schreef nog in de haast een vast adres.
Hij nam onverschillig het strookje papier aan.
Midden in de kamer stond hij, bleek als een
doode en als 't ware geknakt, en hij keek mij na,
zonder tranen, zooals altijd, ook zelfs in dat
oogenblik. Zóó zie ik hem nog.
Een jaar later was ik weer in Berlijn. Ik had
mij voorgenomen, bij de eerste beste gelegenheid
Hans te gaan opzoeken. Maar gij weet, hoe het
gaat, met zulke voornemens. Ik woonde nu in
een heel ander gedeelte der stad en week aan
?week, maand aan maand verliep, zonder dat ik
mijn plan ten uitvoer had gebracht.
Daar vindt ik op een morgen onder mijne brieven
een schrijven, dat van Berlijn naar de stad, waar
ik het laatst had gewoond en van daar naar hier
terug was gezonden. Het adres was geschreven
door een stijf schoolhandje. Tusschen al de andere
brieven lag dat schrijven daar als verdwaald. Maar
het was aan mij gericht.
Het was van Hans.
Ik kan u slechts n ding zeggen; dat niets,
niets in mijn leven mij zoo geschokt heeft als dat
briefje van dien armen jongen. Hij schreef mij
ongeveer dit: hij moest mij schrijven, want hij
dacht, dat hij niet lang meer leven zou; hij kreeg,
sedert ik weg was, weer iederen dag slaag; ik
was zoo goed voor hem geweest, of ik toch gauw
terug kwam, het zou hem zooveel pleizier doen,
mij nog eens te zien .... Onderteekend had hij:
uw lieve Hans.
De brief was geschreven met de bekende, hoekige
kinderhand en zeker onder angst en opwinding,
want enkele woorden waren uitgewischt door tranen.
Schreien had hij dus in dien tijd geleerd.
Acht dagen had het geduurd, eer de brief
mij bereikte. Laat mij hei einde maar kort maken
Ik gooide alles neer en nam oogenblikkelijk eene
droschke. Na een half uur stond ik voor de deur,
waar ik zoo dikwijls binnen was gegaan en belde
hard.
Ik hoorde den slependen tred, dien ik zoo goed
kende. Onveranderd, tot in 't kleinste toe, stond
de oude vrouw voor mij. Ze was stom verbaasd.
,Goeden dag" zei ik en hoorde, dat mijne stem
heesch klonk. Ik kom eens vragen naar Hans."
De vrouw gaf geen antwoord en verroerde geen
vin; maar een ongelooflijk geineen lachje kwam
op haar gezicht.
,Waar is hij?" vroeg ik bijna dreigend. E a
toen ze weer niet antwoordde, liep ik door en
dwong haar op zij te gaan. Zij ging weifelend
naar de keuken. Hij is d" zei ze, toen ze zag,
dat ik in ernst naar binnen wilde en wees naar
de deur. Nooit heeft in minder woorden een
grooter hoon gelegen.
dat het een ge vaar l y k boek zou zy'n, en zegt,
dat het ook op hem een grooten indruk heeft
gemaakt. Hy is onpartijdig genoeg om Clavigo,
waarmede Frau von Stein ook al hoog inge
nomen was, niet byzonder interessant te vinden.
De belangrykste plaats uit zy'n brief is die, waarin
hy' naar aanleiding van Goethe's portret uit
Lavat-r's Pltysiognomik eene korte biographie en
eene karakteristiek van den dichter geeft. Hij
doet dat in de volgende woorden, die wij ter
wille der curiositeit onvertaald laten :
tMr. Göthe est fils unique d'un homme tres riche,
der den Titel von einem Kayserlichen Rathe hat,
et qui vit a l'rancfort de ses rentes. Son Père
a voulu quil ait un tat; eest pourquoi il est
devenu Docteur en Droit et fait bon grémal gr
quelquefois l'avocat, dont il s'acqu,iste sup
rieurement bien. II entend en mailre la muaiqae, Ie
Dessein, la peinture, la gravure, et d ce <[n,e bien
des personnes m'ont asmré, il est verse presque
dans tous les arts et dunt toutes les sciences. Un
tranger qni a passédernièrement chésmoisafait
de Mr. Göthe Ie Portrait suicant: »Er ist 4
Jahre alt; int Rachtsgelehrter, guter Advokat,
Kenner und Leser der Alten, besonders der
Griechen, Dichter und Schriftsteller; Orthodox (S.
Brief des Pastors zu fff an den Pastor zu ttt) ;
Heterodox (S. Zwo uneiörterte Fragen von einem
Lindgeistlichen in Schwaben) ; Possentreiber (S.
Puppenspiel); Musikus ; zeichnet frappant; iitzt
in Kupfer, giesst in Gyps, schneidt in Holtz,
kurtz, er ist ein g r o s s e s Genie, aber ein
furchtbarer Mensch."
»Une femme du monde qm l'a v!i souvent, m'a
dit que Göthe toit l'liomme Ie plus beau, Ie plus
vif, Ie plus original, Ie plus ardent,
leplusimpetueux, Ie plus doux, Ie plus séduisant, et Ie plus
dangereux pour Ie coeur d'une femme qu'elle
avoit vu en sa vie.
Mon and Lavater m'a crit Ie 23 Juin 1774
de Vrancfort: Göthe macht ein Ding, oder hats
gemachr, Werthers Leiden! Wenn du
etwas Wahreres in deinem Leben gelesen hast
so lies nichts mehr auf mein Wort. Le 27 Aoüt
1774 de '/Airich. Werthers Leiden werden
dich entzücken und in Thriinen schmelzen. Du
würdest den Doctor Göthe vergöttern. Er ist der
furchtbarste und der liebensw
rdigs t e Mensch."
NIEUWE UITGAVEN.
Teedere zaken. Een debat over het
prostitutieVraagstuk in de Zuid Afr. Republiek met Dr. F.
Vredenryk Engelenburg, editeur van »De
Volksstem", door C. SPOELSTRA. Ned. Herv. predikant
te Pretoria. Derde vermeerderde druk. Amsterdam,
Hüveker & Wormser.
Ken en ander orer de uitlegging en toepassing
der Wet, regelende de uitoefening der
artsenijbereidkunst. Gedrukt by' K. F. Missst, te
Arnhem.
CD. BISKEN HUKT. De Braces-Josefine» (Met
een voorbericht van G. Busken Huet.) Haarlem
H. D Tjeenk Willink.
A. O J. J. BiNNEwiEitïz. Pr. Gedichten,Utrecht
Wed. J. 11. van Rossum.
Mr. B. J. POLENAAR. Is afschaffing der
plaatsvervang bij de nationale militie, zooals de regee
ring die voorstelt, in 's lands belang ? Amsterdam,
Ten Brink & de Vries.
Het Hij wiel. Orgaan voor den Nederl. Wieler
sport. Met illustraties. Dordrecht, Morks & Geuze.
De legende van het kerkhof van St. Jan Bijlare,
door P. H. van Moerkerken Jr. Amsterdam, S. L.
van Looy
De blinden in Nederland en hunne toekomst,
door H. J. Lenderink. Amsterdam, P. Schoemeijer.
Inhoud van Tijdschriften.
Wetenschappelijke bladen, tweede arl., Febr. 1898:
Oorsprong en aard der oudste godsdiensten,
wetenschappelijk onderzoek in Frankrijk en in
Engeland, de Mexicaansche beschaving, Koningin
Victoria en Keizer Nicolaas I, Darwinisme en
theologie, Rosny en de analytische roman in
Frankrijk.
illllMiiniimiiiiiimMimiiiiimMiiiMiMiMMim
Ik ging de kamer binnen. Het vertrek was
ledig. Maar de deur van de zijkamer stond open
en hier in een ellendig haveloos bed lag
Hans op zijn rug.
Hij was dood.
Ik liep haastig naar het bed. Ik hief zijn kin
op ik greep zijue handen, zij vielen siap
neer .
Hij was dood.
Ik ging op den rand van het bed zitten.
Lang keek ik naar hem.
Zijne oogen waren stijf dicht. Een vermoeide,
afgemartelde uitdrukking, dezelfde die hij bij ziju
leven altijd gehad had, stond, maar nu sterker
sprekend, op zijn gezicht.
Plotseling sprong ik op. Ik had iets gezien
wat was dat '".
Op het voorhoofd eene wond, op den schouder,
die bloot was door een scheur iu het hemd, eene
wond, ik trok de dunne deken weg en school
het hemd wat op zij: wond aan wond, striemen
overal, het heele lichaam vol Utteekens!
Ik geloof, dat ik van afgrijzen een gil gaf.
Zij had hem dood geranseld.
Een ijskoude rilling ging van schrik door mi;
heen.
En toen ik weer naar het gezicht vau het kind
keek, was het alsof die bruine, heldere, onschuldige
oogen open gingen en tot mij zeiden: En gij
zijt haar medeplichtige, want gij hebt het geduld!
gij hadt mij kuunen redden en gij deedt het niet!
Ik trok de deken over de rood gezwollen schou
ders, streek ziju haar uit zijn voorhoofd, nam
zijne koude hauden nog eens tusscheu de mijne
en zat lang op den rand van het bed, gedrukt
door gewaarwordingen, bitterder dan berouw .,..
Eindelijk vermande ik mij.
Ik liep de gang in, bleek van woede. Een leelijk,
gemeen gezicht kwam uit de deur vau de achterste
kamer kijken ik stormde op haar los.
«Moordenaarster!" riep ik, afschuwelijke
moordenares!" Ik geloof, dat ik haar had kunnen
worgen.
Met een krijschend gegil had het mensch nog
Woord en Beeld. (Maart 1898). Van sterven,
door Pol de Mont. Mr. S. A. Vening Meinesz,
door mr. J. J. Tavenraat. Batavia in vogel
vlucht. Geo van Poggenbeek: De Amstel.
Al is er die dach verganghen, muziek van G.
Beyerle.
Eigen Haard, No. 10. Brechtje Spieghels, eene
novelle uit de Geschiedenis der iNederlandsche
Letteren, door dr Jan ten Brink, met afbeel
dingen naar teekeningen van Johan Braakensiek.
X. De Lombok-schat in het Rijks-Museum,
door J. F. L. de Balbian Verster, met afbeel
dingen naar photographieën. Het zilveren
feest van de Nederlandsche Vereeniging te Lon
den, met portretten en af beeldingen. Verschei
denheid. Feuilleton.
ALLERLEI.
Verzekering tegen spoorwegongelukken.
Tegelijk met de overgroote uitbreiding van het
verkeer nemen helaas! ook de spoorwegongeluk
ken in werkelijk onrustbarende mate toe. Om
slecbti n jaar te noemen, zy'n blijkens een
verslag, afkomstig van den P< uisischen Minister
van Publieke Werken alleen in het jaar 1895 op
de spoorwegen, waarlangs een druk verkeer plaast
vindt, door ongelukken getroffen : in Engeland
1192 reizigers, in Frankry'k 412, in hèboekjaar
189Ó/9G in Duitschland 311, waaronder met
doodelyk gevolg, in Engeland 83, in Frankrijk 77, ia
Duitschland 60. Derhalve zal het allerwegs
instemming vinden dat de Keulsche
VerzekeringMaatschappy tegen ongelukken het publiek i»
de gelegenheid stelt, eene levenslange spoorweg
verzekering te sluiten tegen een slechts eenmaal
te betalen geringe premie, en op de meest
vrygevige verzekeringsvoorwaarden, tegen elk licha
melijk letsel op spoorwegen van eiken aard, waar
ook ter wereld. Voor verdere inlichtingen raad
plege men achterstaande advertentie.
Een standbeeld met hoogen hoed
en parapluie.
Voor pres:dent Krüger wordt binnenkort te
Pretoria een monument opgericht, dat met het
meer dan levensgroote standbeeld van »0om Paul"
zal prijken. Terecht heeft de beeldhouwer, de heer
Van Bouw, den president der Boerenrepubliek
voorgesteld in zyne gewone kleederdracht, ea
daarbij mocht de «hooge zijden1', de cylinderhoed,
niet ontbreken. In Engeland heeft men zich
hierover vroolijk gemaakt, en toch bezit ook
Engeland reeds een standbeeld, waarop dit leelijk
hoofddeksel is vereeuwigd. De inwoners van
Reading hebben dit monument opgericht ter
eere van den heer Pa'mer, een der leden van de
bekende biscuitfirma Hunter en Palmer. Maar
het standbeeld van wijlen den heer Palmer
heeft er nog een parapluie bij. Altijd baas boven
baas!
Reclames.
40 cents per regel.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Bormaal-WolartMei
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstraat 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
MEIJROOS & KALSHOVEN,
A r nhe m.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Hunrpiano's.
eer ik bij haar kon komen de deur dichtgegooid
en op slot gedaan.
Ik beukte met mij u vuist op de deur, ik weet
niet hoe lang.
Je zult open doen," knarste ik.
Toen ging ik nog eens naar het doode kind,
maar ik kon het niet meer aanzien. Ik liep het
huis uit.
'k Reed naar een ouden vriend van mij, een
advocaat. Hij hoorde mij heel geduldig aan.
Maar toen: Bewijzen bewijzen !" En waartoe ?
Het was nu toch eenmaal gebeurd ....
Eii zoo was het ook.
* *
Gij weet, hoe weinig het mij schelen kan, wat
na onzen dood met ons lijk gebeurt. Als wij elkaar
het hardst geplaagd hebben, doodgeplaagd eindelijk,
dan huilen we met het grootste misbaar.
Ik ging er niet eens meer heen. Ik deed heelemaal
niets. Maar ik kan u niet zeggen, Mackay, hoe
zeer en lang ik geleden heb onder de gedachte:
Je had hem kunnen redden en je hebt het niet
gedaan!.... Maar zoo'zijn wij: wij hebben voor
alles tijd wat binnen het afgebakende; weggetje
van ons leven ligt. Moeten we echter eens niet
gedwongen door de een of andere noodzakelijkheid
handelen uit vrije beweging, dan doen wij het
niet, schieten ellendig te kort!.... Lafaards, die
die wij allen zijn in den dienst van het leven ...."
* *
Hij zweeg, wij zwegen beiden.
Toen grepen wij naar onze glazen, maar 't smaakte
mij wrang en bitter.
Waarom schrijft gij die geschiedenis niet, opdat
zij u loslate ?" vroeg ik volgens 't oude recept.
Hij schudde het hoofd.
Neen," zei hij.
Ik zou haar graag schrijven," ging ik voort.
Ja," zei hij onverschillig.
Ik zou haar noemen : Hans, miju vriend"." ....
Hans, mijn vriend !" hoorde ik hem met bittere»
lach herhalen. Jte hij was mijn vriend, maar ik
was de zijne niet. Arme Hans! ? Waarom zocht
je geen beteren uit Arme Hans !...."