De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 6 maart pagina 4

6 maart 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1080 Hilda rail Snylenlmrg. (Ingezonden). Kaar aanleiding van uw afbrekende critiek Ysn F. R., zy het m\j vergund daartegen op te komen; als leek daartoe onbevoegd, zal ik voor ?de letterkundige waarde van het werk niet in het strjjdperk treden, doch waar in onzen tyd de boeken der nieuwe richting veelal streeling der zinnen of krasse voorstelling van byzondere toestanden geven, vinden w\j hier daarentegen groote aandrift tot daden, sterksprekende argu menten om tot wetawyziging te komen. Het boek geeft te denken over veel waarover niet, of te weinig wordt gedacht en het schudt ons wakker; beschaafde ontwikkelde vrouwen verklaarden dat hare verontwaardiging was opge wekt over vele misstanden, haar nu eerst klaar en duidelijk gemaakt, misstanden waartegen de wet machteloos is; zit in zulk een boek geen ?pvoedende kracht? Afgescheiden van de zeer logische tendenz dat de arbeidsmarkt op velerlei gebied óók open moet en kan staan voor vrouwen zoowel als voor mannen, pakt het werk de sociale toestanden aan. Het argument dat straks, wanneer de vrouw als advocaat of doktor ook plaats in de maatschappelyke samenleving inneemt, daardoor het geestelijk proletariaat zal worden vermeerderd, is toch erg zwak; mag zy', ik heb hier het oog op de onge trouwde, niettegenstaande zij de gave hiervoor bezit, niet in den levensstrijd meedingen alleen omdat zy vrouw is ? Eerlyk spel is dit niet. Niet als «een naive idealiste", beziet de schryfster de dingen, maar met een scherp oog teekent zij de vele groote euvels; zy aanvaardt den stry'd tegen de wet die toelaat dat slechte ouders hun kinderen zedelyk en lichamelijk vernielen tot eigen voordeel; zy wyst terecht op het onbillyke en orjuiste in de wet dat eene vrouw geen voogdes mag zy'n over de kinderen harer meest geliefde zuster, allén omdat zy vrouw is, hoe ontwikkeld zy overigens ook zy'n moge; zij schildere de al weder door de wet machtelooze vrouw tegenover haar dronken echtgenoot, die het recht heeft de door haar voor hare kinderen verdiende gelden weg te nemen en het huishou den! j e te vernielen of 13 verkoopen. Worden hiervan niet telkens in de verslagen van liefdadigheids-instellingen vele voorbeelden aangehaald en moet er dan niet telkens op gewezen worden hoe onrechtvaardig de wet soms is? Boeken als Hilda v. S. hebben het groote nut den volksgeest wakker te schudden, nieuwe wetten als van zeli mede voor te bereiden, omdat men gaat inzien dat er verandemg moet komen. En dan zyn het geen «Effect makende uitpuilsels" doch schrijnende wouden die getoond en... geheeld moeteu worden. Gümeent dat Frans v. Soekerwalde door zyn vrouw, sterk door de wet, en door Corona, sterk in haar beginsel, tegelyk vertreden wordt; onjuist naar ik meen; hier is het beeld gegeven van de treurige gevolgen van een huwelijk dat ten onrechte gesloten en niet verbroken kan worden om'dat een der partyen uit zelfzucht alleen, zich daarteg^n verzet. Oppervlakkig noemt gy het werk omdat d schryfster niet heeft geschilderd hoe door het lyden, de vrouw door den man en de man door de vrouw omlaag wordt getrokken; maar als zy dit niet heeft bedoeld en wél heeft willen bewijzen dat de ongehuwde vrouw haar eigen weg gaande en haar eigen brood verdienende niet behoeft neergetrokken te worden ? De grief dat in dit boek over het «Sweating stelsel by de vrouwen" niet gesproken wordt acht ik daarom niet gerechtvaardigd, omdat deze treurige misstand bestaat by sommige werkgevers, onverschillig of de arbeid door mannen dan wel door vrouwen wordt verricht; waarom moest dit pnnt dan juist hier behandeld worden ? Dat de persoon van Hilda van Suylenburg ?snoezig lief door jonge meisjes wordt gevonden", slnit al heel weinig met de elders geuite meening dat de lezing van het geheele boek enkele jonge personen van streek heeft gebracht; my dunkt dat men hier oorzaak en gevolg verwart en ik zou meenen, dat overspannen personen, in hun zenuwachtigen toestand, onder meer, zich óók op dit onderwerp hebben geworpen; dit moge aan hun toestand geen goed nebben gedaan, doch het kan nooit de oorzaak zy'n van hunne over spanning. Zeer zeker doen gemoedsaandoeningen, opgewekt door het indenken van een groot ly'den, onze teerste snaren trillen en werken op zenuwachtige gestellen sterk in, doch dit doen ook, by voorbeeld, godsdienst en liefde, en niemand zal zulks toch een nadeel van deze machtige factoren ten goede noemen! Het op pag. 76 aangehaalde woord van Wagner »durch Mitleid wissend" is ook in breederen zin volkomen waar; verbetering is slechts mogelijk, wanneer men de diepte der wonde kent; daarom is my' iedere peiling lief, omdut zy, openbaar gemaakt, des te eer de heelmeesters tot hun plicht zal brengen. U dankzeggende voor de verleende plaatsruimte, hoogachtend, Amst., 24 Febr. 1898. J. H. A. A. KALFF. ANTWOORD. Met uw laatste regels ben ik 't geheel eens. De belangrijkheid van 't feminisme bracht my juist tot wat u afbrekende kritiek noemt. Of zou een tendenz-boek alleen beoordeeld kunnen worden door iemand die 't met de strekking eens is ? Dat zoo'n oordeel waarde heeft durf ik niet be weren. Ik heb my zooveel mogelyk buiten de tendenz gehouden, alleen gewezen op de leemten in een boek zoo dik, vastgesteld, dat 't sociale verband ontbreekt, gevraagd of voor 't feminisme alleen de paupers en de hoogere standen bestaan. Dat er ook goeds schuilt in het boek werd erkend, maar van een vrouw die een mooie hoed en ele gante schoenen draagt en de rest verwaarloost, zal niemand zeggen dat zy gekleed is. Dit is de conclusie en tot een conclusie moet ieder die beoordeelt komen. Uw opmerkingen zy'n heel weinig reëel. U spreekt b. v. van de vrouw die niet behoeft te trouwen om niet neergetrokken te worden door den man en hoe is 't mogelijk, dadelyk laat u volgen dat het sweating-stelsel van weinig belang is in dit boek! Voelt ge nu niet geachte heer, dat dóór het sweatinq stelsel een vrouw haar brood niet kan verdienen ? Is 't niet barbaarsch om rst te pleiten voor de rechten van gegoede vrouwen en niet voor 't brood van de onbemiddelden ? Dit is 't onzedelyke van 't boek, een verderf voor vrouwen die 't huwelijk achter zich afbre ken om er niets voor in de plaats te krijgen. U beziet overigens de strekking van den burgerly'k-idealistischen, niet van den reëelen kanf, geachte heer ! evenals mevr. Goekoop dat doet. F. R. Goethe volgens het oordeel zijner tijdgenooten. Het is bekend, dat Goethe de eerste rnededeelingen over zijne latere vriendin Chariotte von j Stein ontving van den bekenden geneesheer en ; schry'ver Zimmermann en dat hy door diens brief en een hem daarbij toegezonden portret van Ch. ; von Stein zeer verlangend werd, persoonlyk met haar kennis temaken. Thans wordt ineen werkje, dat in slechts honderd exemplaren is gedrukt voor de leden van de Berlijnsche Literatur-ArehivGesellschaft, een uitvoerige brief van Zimmermann aan Chariotte von Stein medegedeeld, die van 19 Januari 1775 dagteekent en deels in het Duitach, deels in zeer gebrekkig Fransen geschreven is. Chariotte von Stein had Werther gelezen, en op 7 November 1774 (een jaar voor Goethe's komst in Weimar) aan Zimmermann geschreven, dat dit boek op haar een diepen indruk had gemaakt, dat zij acht dagen lang voor alle genoe gen onvatbaar was gebleven, maar dat zij om deze gevoeligheid door velen was uitgelachen en geplaagd. Zimmermann's oordeel over Werther is niet onbelangryk. Hy erkent, dat het in hoofd zaak den stempel der waarheid draagt, ontkent trachtte uit te vorschen, of ik al of niet schertste. Daarop ging hij heen en kwam dien dag niet terug. Ik zeide onmiddellijk de kamers op. Toen ik de oude vrouw voor de laatste maal de huur gaf, sprak ik nog eens met haar over haar kleinzoon. Ik verzocht haar nog eens dringend, het kind beter te behandelen. Het vrouwmensch hoorde mij zwijgend aan, maar achter de koude oogen, waarmee zij mij aanzag, scheen een plan te liggen, een onwrikbaar plan.... Geld gaf ik haar niet meer. Zij had het steeds beschouwd als een gift, omdat zij hem niet meer sloeg; beter gevoed of gekleed had zij hem nooit en zij dacht er volstrekt niet aan, een cent meer voor hem te besteden. Ik gaf het geld aan Hans zelf, drukte het hem in de hand, toen ik wegging. Grootmoeder was daar niet bij. Hans was in de laatste dagen dik wijls bij mij en nog stiller geworden. Maar toen ik hem vaarwel zeide mijn rijtuig wachtte en mijn goed was al naar beneden gebracht en ik hem optilde, die kleine gestalte, licht als een veer toen schrok ik van de uitdrukking van zijn gezicht. Zijne oogen stonden wijd open en staarden met nameloozen angst in de mijne, met zulk een hangen, smeekenden, wanhupigen angst, dat ik verontrust zeide: vMaar Hans, wees toch een flinke jongen! Wij zien elkaar immers weer, ik blijf niet altijd weg." Een oogenblik voelde ik zijne ijskoude waug tegen de mijne, toen zette ik hem zachtjes op den grond en schreef nog in de haast een vast adres. Hij nam onverschillig het strookje papier aan. Midden in de kamer stond hij, bleek als een doode en als 't ware geknakt, en hij keek mij na, zonder tranen, zooals altijd, ook zelfs in dat oogenblik. Zóó zie ik hem nog. Een jaar later was ik weer in Berlijn. Ik had mij voorgenomen, bij de eerste beste gelegenheid Hans te gaan opzoeken. Maar gij weet, hoe het gaat, met zulke voornemens. Ik woonde nu in een heel ander gedeelte der stad en week aan ?week, maand aan maand verliep, zonder dat ik mijn plan ten uitvoer had gebracht. Daar vindt ik op een morgen onder mijne brieven een schrijven, dat van Berlijn naar de stad, waar ik het laatst had gewoond en van daar naar hier terug was gezonden. Het adres was geschreven door een stijf schoolhandje. Tusschen al de andere brieven lag dat schrijven daar als verdwaald. Maar het was aan mij gericht. Het was van Hans. Ik kan u slechts n ding zeggen; dat niets, niets in mijn leven mij zoo geschokt heeft als dat briefje van dien armen jongen. Hij schreef mij ongeveer dit: hij moest mij schrijven, want hij dacht, dat hij niet lang meer leven zou; hij kreeg, sedert ik weg was, weer iederen dag slaag; ik was zoo goed voor hem geweest, of ik toch gauw terug kwam, het zou hem zooveel pleizier doen, mij nog eens te zien .... Onderteekend had hij: uw lieve Hans. De brief was geschreven met de bekende, hoekige kinderhand en zeker onder angst en opwinding, want enkele woorden waren uitgewischt door tranen. Schreien had hij dus in dien tijd geleerd. Acht dagen had het geduurd, eer de brief mij bereikte. Laat mij hei einde maar kort maken Ik gooide alles neer en nam oogenblikkelijk eene droschke. Na een half uur stond ik voor de deur, waar ik zoo dikwijls binnen was gegaan en belde hard. Ik hoorde den slependen tred, dien ik zoo goed kende. Onveranderd, tot in 't kleinste toe, stond de oude vrouw voor mij. Ze was stom verbaasd. ,Goeden dag" zei ik en hoorde, dat mijne stem heesch klonk. Ik kom eens vragen naar Hans." De vrouw gaf geen antwoord en verroerde geen vin; maar een ongelooflijk geineen lachje kwam op haar gezicht. ,Waar is hij?" vroeg ik bijna dreigend. E a toen ze weer niet antwoordde, liep ik door en dwong haar op zij te gaan. Zij ging weifelend naar de keuken. Hij is d" zei ze, toen ze zag, dat ik in ernst naar binnen wilde en wees naar de deur. Nooit heeft in minder woorden een grooter hoon gelegen. dat het een ge vaar l y k boek zou zy'n, en zegt, dat het ook op hem een grooten indruk heeft gemaakt. Hy is onpartijdig genoeg om Clavigo, waarmede Frau von Stein ook al hoog inge nomen was, niet byzonder interessant te vinden. De belangrykste plaats uit zy'n brief is die, waarin hy' naar aanleiding van Goethe's portret uit Lavat-r's Pltysiognomik eene korte biographie en eene karakteristiek van den dichter geeft. Hij doet dat in de volgende woorden, die wij ter wille der curiositeit onvertaald laten : tMr. Göthe est fils unique d'un homme tres riche, der den Titel von einem Kayserlichen Rathe hat, et qui vit a l'rancfort de ses rentes. Son Père a voulu quil ait un tat; eest pourquoi il est devenu Docteur en Droit et fait bon grémal gr quelquefois l'avocat, dont il s'acqu,iste sup rieurement bien. II entend en mailre la muaiqae, Ie Dessein, la peinture, la gravure, et d ce <[n,e bien des personnes m'ont asmré, il est verse presque dans tous les arts et dunt toutes les sciences. Un tranger qni a passédernièrement chésmoisafait de Mr. Göthe Ie Portrait suicant: »Er ist 4 Jahre alt; int Rachtsgelehrter, guter Advokat, Kenner und Leser der Alten, besonders der Griechen, Dichter und Schriftsteller; Orthodox (S. Brief des Pastors zu fff an den Pastor zu ttt) ; Heterodox (S. Zwo uneiörterte Fragen von einem Lindgeistlichen in Schwaben) ; Possentreiber (S. Puppenspiel); Musikus ; zeichnet frappant; iitzt in Kupfer, giesst in Gyps, schneidt in Holtz, kurtz, er ist ein g r o s s e s Genie, aber ein furchtbarer Mensch." »Une femme du monde qm l'a v!i souvent, m'a dit que Göthe toit l'liomme Ie plus beau, Ie plus vif, Ie plus original, Ie plus ardent, leplusimpetueux, Ie plus doux, Ie plus séduisant, et Ie plus dangereux pour Ie coeur d'une femme qu'elle avoit vu en sa vie. Mon and Lavater m'a crit Ie 23 Juin 1774 de Vrancfort: Göthe macht ein Ding, oder hats gemachr, Werthers Leiden! Wenn du etwas Wahreres in deinem Leben gelesen hast so lies nichts mehr auf mein Wort. Le 27 Aoüt 1774 de '/Airich. Werthers Leiden werden dich entzücken und in Thriinen schmelzen. Du würdest den Doctor Göthe vergöttern. Er ist der furchtbarste und der liebensw rdigs t e Mensch." NIEUWE UITGAVEN. Teedere zaken. Een debat over het prostitutieVraagstuk in de Zuid Afr. Republiek met Dr. F. Vredenryk Engelenburg, editeur van »De Volksstem", door C. SPOELSTRA. Ned. Herv. predikant te Pretoria. Derde vermeerderde druk. Amsterdam, Hüveker & Wormser. Ken en ander orer de uitlegging en toepassing der Wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst. Gedrukt by' K. F. Missst, te Arnhem. CD. BISKEN HUKT. De Braces-Josefine» (Met een voorbericht van G. Busken Huet.) Haarlem H. D Tjeenk Willink. A. O J. J. BiNNEwiEitïz. Pr. Gedichten,Utrecht Wed. J. 11. van Rossum. Mr. B. J. POLENAAR. Is afschaffing der plaatsvervang bij de nationale militie, zooals de regee ring die voorstelt, in 's lands belang ? Amsterdam, Ten Brink & de Vries. Het Hij wiel. Orgaan voor den Nederl. Wieler sport. Met illustraties. Dordrecht, Morks & Geuze. De legende van het kerkhof van St. Jan Bijlare, door P. H. van Moerkerken Jr. Amsterdam, S. L. van Looy De blinden in Nederland en hunne toekomst, door H. J. Lenderink. Amsterdam, P. Schoemeijer. Inhoud van Tijdschriften. Wetenschappelijke bladen, tweede arl., Febr. 1898: Oorsprong en aard der oudste godsdiensten, wetenschappelijk onderzoek in Frankrijk en in Engeland, de Mexicaansche beschaving, Koningin Victoria en Keizer Nicolaas I, Darwinisme en theologie, Rosny en de analytische roman in Frankrijk. illllMiiniimiiiiiimMimiiiiimMiiiMiMiMMim Ik ging de kamer binnen. Het vertrek was ledig. Maar de deur van de zijkamer stond open en hier in een ellendig haveloos bed lag Hans op zijn rug. Hij was dood. Ik liep haastig naar het bed. Ik hief zijn kin op ik greep zijue handen, zij vielen siap neer . Hij was dood. Ik ging op den rand van het bed zitten. Lang keek ik naar hem. Zijne oogen waren stijf dicht. Een vermoeide, afgemartelde uitdrukking, dezelfde die hij bij ziju leven altijd gehad had, stond, maar nu sterker sprekend, op zijn gezicht. Plotseling sprong ik op. Ik had iets gezien wat was dat '". Op het voorhoofd eene wond, op den schouder, die bloot was door een scheur iu het hemd, eene wond, ik trok de dunne deken weg en school het hemd wat op zij: wond aan wond, striemen overal, het heele lichaam vol Utteekens! Ik geloof, dat ik van afgrijzen een gil gaf. Zij had hem dood geranseld. Een ijskoude rilling ging van schrik door mi; heen. En toen ik weer naar het gezicht vau het kind keek, was het alsof die bruine, heldere, onschuldige oogen open gingen en tot mij zeiden: En gij zijt haar medeplichtige, want gij hebt het geduld! gij hadt mij kuunen redden en gij deedt het niet! Ik trok de deken over de rood gezwollen schou ders, streek ziju haar uit zijn voorhoofd, nam zijne koude hauden nog eens tusscheu de mijne en zat lang op den rand van het bed, gedrukt door gewaarwordingen, bitterder dan berouw .,.. Eindelijk vermande ik mij. Ik liep de gang in, bleek van woede. Een leelijk, gemeen gezicht kwam uit de deur vau de achterste kamer kijken ik stormde op haar los. «Moordenaarster!" riep ik, afschuwelijke moordenares!" Ik geloof, dat ik haar had kunnen worgen. Met een krijschend gegil had het mensch nog Woord en Beeld. (Maart 1898). Van sterven, door Pol de Mont. Mr. S. A. Vening Meinesz, door mr. J. J. Tavenraat. Batavia in vogel vlucht. Geo van Poggenbeek: De Amstel. Al is er die dach verganghen, muziek van G. Beyerle. Eigen Haard, No. 10. Brechtje Spieghels, eene novelle uit de Geschiedenis der iNederlandsche Letteren, door dr Jan ten Brink, met afbeel dingen naar teekeningen van Johan Braakensiek. X. De Lombok-schat in het Rijks-Museum, door J. F. L. de Balbian Verster, met afbeel dingen naar photographieën. Het zilveren feest van de Nederlandsche Vereeniging te Lon den, met portretten en af beeldingen. Verschei denheid. Feuilleton. ALLERLEI. Verzekering tegen spoorwegongelukken. Tegelijk met de overgroote uitbreiding van het verkeer nemen helaas! ook de spoorwegongeluk ken in werkelijk onrustbarende mate toe. Om slecbti n jaar te noemen, zy'n blijkens een verslag, afkomstig van den P< uisischen Minister van Publieke Werken alleen in het jaar 1895 op de spoorwegen, waarlangs een druk verkeer plaast vindt, door ongelukken getroffen : in Engeland 1192 reizigers, in Frankry'k 412, in hèboekjaar 189Ó/9G in Duitschland 311, waaronder met doodelyk gevolg, in Engeland 83, in Frankrijk 77, ia Duitschland 60. Derhalve zal het allerwegs instemming vinden dat de Keulsche VerzekeringMaatschappy tegen ongelukken het publiek i» de gelegenheid stelt, eene levenslange spoorweg verzekering te sluiten tegen een slechts eenmaal te betalen geringe premie, en op de meest vrygevige verzekeringsvoorwaarden, tegen elk licha melijk letsel op spoorwegen van eiken aard, waar ook ter wereld. Voor verdere inlichtingen raad plege men achterstaande advertentie. Een standbeeld met hoogen hoed en parapluie. Voor pres:dent Krüger wordt binnenkort te Pretoria een monument opgericht, dat met het meer dan levensgroote standbeeld van »0om Paul" zal prijken. Terecht heeft de beeldhouwer, de heer Van Bouw, den president der Boerenrepubliek voorgesteld in zyne gewone kleederdracht, ea daarbij mocht de «hooge zijden1', de cylinderhoed, niet ontbreken. In Engeland heeft men zich hierover vroolijk gemaakt, en toch bezit ook Engeland reeds een standbeeld, waarop dit leelijk hoofddeksel is vereeuwigd. De inwoners van Reading hebben dit monument opgericht ter eere van den heer Pa'mer, een der leden van de bekende biscuitfirma Hunter en Palmer. Maar het standbeeld van wijlen den heer Palmer heeft er nog een parapluie bij. Altijd baas boven baas! Reclames. 40 cents per regel. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. Bormaal-WolartMei K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstraat 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland. MEIJROOS & KALSHOVEN, A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Hunrpiano's. eer ik bij haar kon komen de deur dichtgegooid en op slot gedaan. Ik beukte met mij u vuist op de deur, ik weet niet hoe lang. Je zult open doen," knarste ik. Toen ging ik nog eens naar het doode kind, maar ik kon het niet meer aanzien. Ik liep het huis uit. 'k Reed naar een ouden vriend van mij, een advocaat. Hij hoorde mij heel geduldig aan. Maar toen: Bewijzen bewijzen !" En waartoe ? Het was nu toch eenmaal gebeurd .... Eii zoo was het ook. * * Gij weet, hoe weinig het mij schelen kan, wat na onzen dood met ons lijk gebeurt. Als wij elkaar het hardst geplaagd hebben, doodgeplaagd eindelijk, dan huilen we met het grootste misbaar. Ik ging er niet eens meer heen. Ik deed heelemaal niets. Maar ik kan u niet zeggen, Mackay, hoe zeer en lang ik geleden heb onder de gedachte: Je had hem kunnen redden en je hebt het niet gedaan!.... Maar zoo'zijn wij: wij hebben voor alles tijd wat binnen het afgebakende; weggetje van ons leven ligt. Moeten we echter eens niet gedwongen door de een of andere noodzakelijkheid handelen uit vrije beweging, dan doen wij het niet, schieten ellendig te kort!.... Lafaards, die die wij allen zijn in den dienst van het leven ...." * * Hij zweeg, wij zwegen beiden. Toen grepen wij naar onze glazen, maar 't smaakte mij wrang en bitter. Waarom schrijft gij die geschiedenis niet, opdat zij u loslate ?" vroeg ik volgens 't oude recept. Hij schudde het hoofd. Neen," zei hij. Ik zou haar graag schrijven," ging ik voort. Ja," zei hij onverschillig. Ik zou haar noemen : Hans, miju vriend"." .... Hans, mijn vriend !" hoorde ik hem met bittere» lach herhalen. Jte hij was mijn vriend, maar ik was de zijne niet. Arme Hans! ? Waarom zocht je geen beteren uit Arme Hans !...."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl