De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 6 maart pagina 5

6 maart 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1080 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. JV\AlSOJNf Amsterb Iiundi 7 Mars et jours snivants Mise en Vente spéciale de LINGERIES. TROUSSEAUX et LAYETTES. Tous les articleg Blaues et la Lingerie cousue a la niain, dont nous nous sommes fait une spéeialilé, sont traites dans nol r e maison avec des soiiis tont parliculiers. N'offrant que des qualités irréprocltables, nous sommes a mêmes de donner la plus complete garantie de soliilité. lle trèw-grands préparatifs oiit téfaits pour cette mise en vente spéciale et nous avotis la couvictioii d'offrir de tres-belles occasions en LlXCrC:, THOUëSEAiJX, JLAlTfiT HOlRS, JUPONS, CORftKTS, KOBES DE BÉBÉet M'EHfFAHTS, etc. etc. Nous envoyons par retour du Conrrier^ sur demande, des ttevis de Trousseauac et Jjuyettes complet». Ditnanche S Mars. llllltlllliHIlHmillllllimillMIMIIIIIIIIimillMimillMIIIMIMIIIIIHUIIMIIIIMIIHMMIIIIMUIMMIIIIMm De Man tegenover de Vrouwenbeweging. Ge schudt 't hoofd, meneer, ge beklaagt u... ge vraagt, waar 't been moet, ge zegt dat 't over dreven is, het drijven der bedendaagsche vrouw en ge zijt bang, meneer, o! ge zijt zoo bang, dat ge 't miuder goed op de wereld zult hebben. De vrouwen worden de baas en wat moeten wij arme mannen dan beginnen?" vraagt ge. Maar wil ik u eens iets zeggen? Heel in ver trouwen, natuurlijk, want het is zoo'n heel klein, particulier inzichtje, dat ik er op na durf te houden. Wil ik u eens iets zeggen? 't Zijn de mannen, die het beste zullen varen bij de vrouwenbeweging, geloof me! Tot nu toe was de man de meester... fiddlesticks! illusie! in waarheid was hij de slaaf. Maar in de toekomst en reeds in onzen tijd... Luister maar eens even... Ik atel me u voor a!s jongen, als gewone school jongen, toen moest ge behoorlijk met uw zusje naar school gaan en als uw zusje op een andere nchool ging, en er was geen knecht of meid disponibel, of als ze dans- of muziekles had, moest ge baar halen. «Meisjes kunnen niet alleen gaan", zei uw mama. En later, toen ge gymnasiast waart, moest ge uw zuster naar haar saleties brengen, en ge moest een boek voor baar aanreiken bij een schoolkameraadje, en ge moest uw nichtje thuis brengen, als ze bij uw ouders gegeten had en ge moest het vriendin netje van uw zuster, al was ze nog zoo'n vervelend spook, halen, omdat zij geen broer had... want ,meisjes kunnen niet alleen gaan", beweerde uw mama. En die diensten moesten niet enkel aan jonge meisjes verstrekt worden, o! heden, neen. AU tante Marie of nicht Rika of welke alleen wonende dame uwer omgeving ook een kopje thee was komen drinken, dan verwachtte ze van u, dat ge haar thuis bracht. Nauwelijks waart ge, na uw werk voor 't gym nasium te hebben afgemaakt, in een roman ver diept, heel studentikoos iu een gemakkelijken stoel gezeten met pantoffels en een huisjasje aan, of jawel, 't tweede meisje kwain u vragen of u als 't u bliefde klaar was om de juffrouw even thuis te brengen en ofschoon het u alles behalve bliefde, moest ge het toch maar doen. En, later als student, hoe dikwijls moest ge niet naar het station om het een of andere vrouwelijke lid uwer familie of vriendenkring af te halen. En hoe moest ge dan het perron afloopen, belast met shawls en regenmantels en... o! gruwel der gruwelen! een hoedendoos! Een hoedendoos van blauw of gemarmerd papier of... een mutsenmandje! Ja, meneer, dat moest ge doen in die welzalige tijden, toen de man, volgens uw beweren, heer en meester was van de aarde ... en toen het zwakke geslacht zóó zwak was, dat het geen oogenblikje op eigen beentjes kon staan, want die heeren waren niet sterk genoeg om de weelde der onaf haukelijkheid te dragen. En later, toen ge uw plicht hadt volbracht in 't thuis brengen, chaperonneeren en afhalen van oude en jonge dames en er weer jongeren waren om u als cavalier servant te ver vangen. .. toen ge behoorlijk uitgestudeerd waart en ge reed om uw plaats in de groote menschenwereld, in de echte maatschappij in te nemen... en toen... uw hart begon te spreken, niet on gelijkmatig en opbruisend en wild en woest met het jeugdige vuur eener zooveelste liefde, maar kalm en oprecht en rustig... toen ge visioenen hadt van een eigen haard, door eigen vlijt gebouwd, een eigen nestje met 't gaaike, dat ge lief hadt... toen ge zeker waart, dat ge slechts de oogen behoefdet op te taffen om van de teederste aller rozelippen een schuchter... ja! te hooren... toen... ja, toen... meneer! Toen maaktet ge uw berekeningen en. .. zooveel uw inkomsten, niet slecht voor een beginner, en zooveel de uitgaven... dat was leelijker! Want niet alleen, dat daar posten op moesten staan voor huishuur, voor meidenloon, voor voedsel, voor kleedii'g, voor onvoorziene uitgaven (bezoeken van heer ooievaar enz.), doch daar moest noodig op... zooveel in 't jaar voor tante Marie, dat had uw vader voor u gedaan en bij zijn dood hadt gij als oudste zoon, die verplichting op u genomen. En nicht Rika was gewoon om op haar verjaardag van ieder harer neven een enveloppe te krijgen. 't Arme mensch kon toch niet van honger sterven en uw familie stond te hoog om haar te laten afhangen van aalmoezen van vreemden en toen ze jong was, was ze altijd overal en bij alle gelegen heden ingesprongen; iedereen had van haar gepro fiteerd, niet meer dan billijk, dat anderen nu eens iets voor haar deden. En ... uw zusters! Ja, God, uw vader had geen fortuin, uw moeder evenmin, wat gespaard kan worden, was voor de jongens. Gij moest studeeren, uw tweede broer moest in zaken en had een klein kapitaal noodig. EQ de meisjes moesten vroeg van school. Ze leerden niet veel, ze waren weinig in de gelegenheid geweest om in gezelschap te komen en waren dus jonge juffrouw" gebleven. Vader had er wel eens om gezucht, maar hij troostte ze zich met te bedenken, dat de broers er toch altijd nog waren. Dat was toch natuurlijk, niet waar? Ze hadden nog wel een kleiniglieidje en zoolang moeder nog leefde, ging 't nog, maar ge mocht toch niet uit het oog verliezen, dat er een tijd zou komen, waarop de zorg voor haar hoofdzake lijk op u neer zal komen. En daarom ... moest ge met vaste hand het luchtkasteel af breken, dat ge zoo verleidelijk hadt opgebouwd. Eu in plaats van een gelukkig echtgenoot en huisvader te worden, moest ge van uw zuur ver diend geld afstaan aan lante Marie en nicht Rika en uw zusters en eigenlijk zoowat aan alle vrouwen in uw familie. De eeriige troost was misschien, dat ge niet allee» stondt, want bij al uw vrienden en ver wanten was het juist zoo gesteld. Uw vriend Koen bv., wiens zusters beiden ge trouwd waren en die zich dus geheel vrij van lasten beschouwde eu daarom aan de uitverkorene van ziju hart, de vraag stelde, die gij niet stellen dorst. Hoe ging 't hem? Hij trouwde, doch na luttel jaren werden bei zijn zusters weduwen, en och! Heer, ja, toen rustten er op hem ook al weer allerlei verplich tingen. In 't begin van hun huwelijk, gingen de jongelui altijd elkeii zomer een reisje maken en 's winters gaven ze een paar dineetjes, maar dat ging toen niet meer. Zij moesten van het overbodige afstand doen om de twee hulpelooze weduwen het noodige te ver schaffen. Ze hadden nu wel geen weelde, maar ze waren toch gelukkig; 't ongeluk echter wilde, dat hij niet sterk was en dat het zomerreisje en de winterpretjes bleken niet geheel en al luxe te zijn geweest. Die kleine vacantie had zijn physiek opgeknapt en do beseheiden feestjes gaven zijn moreel de noodige afleiding. Maar nu speelden zijne zenuwen hem juist parten en nu juist moest hij harder dau ooit werken. En uw neef Christiaan, die zoo heel gelukkig met zijn vrouwtje was, tot zijn schoonouders stierven en hij zich genoodzaakt zag zijn schoonzusje in huis te nemen. 't Kon niet anders, natuurlijk niet, ze was niet getrouwd, ze had niets geleerd, ze kon toch geen gezelschap-juffrouw worden, daar was ze te verwend voor. En 't was een lastige uuisgenoote, ontevreden, humeurig, bij had misschien niet't noodige geduld, zijn vrouw stond tusschen de twee, ze had moge lijk geen tact genoeg, maar ze kon toch haar eigen zuster niet afvallen. Zooveel was zeker, dat uw neef, van 't oogenblik af, dat de chronische lopé« haar intrek nam, in zijn huis, kon zeggen: Meine Rak isl hin." Enz. enz. Ga eens na, meneer, ga eens al uw vrienden na, hadden ze niet altijd voor de een of andere onbezorgde vrouw te zorgen ? Hadden ze, in het allergunstige geval niet altijd logees, maanden lang; een vriendin hunner vrouw, een nicht, een tante ? Liep de wereld vroeger niet over van dames, die uit logeeren gingen voor den kost ? Ge zucht, mijnheer, arme celibatair, maar ach ? als ge dien gulden droom van uw jeugd hadt kunnen verwezenlijken, dan zoudt ge nog niet veel beter af zijn geweest. Want ge zijt nu op den leeftijd van een eer waardig pater-famüias gekomen, ge, zoudt groote dochters hebheii gehad en met uw begrippen (ik zeg niet ouderwetsche, maar ik meen 't wel) met uw begrippen had ge de lieve kinderen veilig en wel thuis gehouden en zoudt ge nu, op uw ouden dag, hard, heel liard moeten werken om al die lieve bekjes open te houden en ge zoudt u telkens datgene, waar uw leeftijd en afnemende krachten recht op hadden, moeten ontzeggen, ter wille uwer dochtertjes. En weet ge, wat nu nog 't allerergste was bij uw arrangement, nl. dat elke man voor verscheiden vrouwen had te zorgen, want er zijn nu eenmaal zoo verbazend veel meer vrouwtjes dan mannetjes op de wereld. Eu daarom meneer, zegen de vrouwenbeweging in den goeden zin des woords, de beweging der vrouwen om zich onafhankelijk te maken. Geloof me, ze komt teu goede van den man. Meisjes mogen uu alleen op straat gaan, 's avonds zoowel als overdag. De jonge dame even goed als de oude juffrouw, ze brengt ergens den avond door en daarna begeeft ze zich kalm naar huis zonder noodig te hebben: «qu' on lui offre Ie bras!" Ze reist alleen, de moderne vrouw; ze behoeft niet meer van het station gehaald te worden, ze draagt zelve haar pakjes, of ze roept een witkiel om 't voor haar te doen. Maar bovenal, ze werkt zelve. Ze kiest zich een loopbaan, ze is geen beletsel meer voor het huwelijk van haar broer, ze is geen struikelblok meer op mijn pad. Ze dringt zich niet meer in in jonge huishoudens, ze noodzaakt haar vader niet meer te werken tot het einde toe. Integendeel, talrijk ziju de huishoudens l tegenwoordig, waar de vader op tijd pensioen aan nemen of zich kan terug trekken uit de zaken, omdat de dochters genoeg verdienen om hem bij te staan of genoeg kennen om hem te helpen, desnoods te vervangen. Het meisje onzer dagen leert een vak, en mocht ze weduwe worden, dan nog kan de dood van haar echtgenoot geen materieel verlies voor haar zijn, daar zij dood eenvoudig de handen uit de mouwen steekt, evenals voor haar huwelijk. En is ze er te oud voor, welnu, dan zullen de zoons ... lia! dan toch ... pardon meneer, laat mij even uitspreken, dau zullen de zoons n de dochters voor haar zorgen. Veel schouders maken den last licht! En eindelijk ... 't moet mij van 't hart, het is mijn laatste argument, maar niet mijn dernière cartouche, meneer, versta mij wel. Ge kunt alleen maar winnen bij de vrouwenbe weging, want behalve dat ge, zooals vroeger de kostwinner voor een geheel regiment vrouwen waart, behalve dat ge, van uw wieg, (of zoo goed als) tot aan uw graf, steeds de ridder van alle dames uit uw omgeving moest zijn, behalve dat alles . . . zal het huwelijk, dat ge nu zult kunnen sluiten, van veel beter gehalte ziju dan vroeger. Gij ontkent het, ge beweert, dat waar ge vroeger aan eiken vinger uwer beide handen een meisje had kunnen krijgen, ge nu heel wat moeite hebt om een geschikte vrouw te vinden eu dat ge al menig blauwtje geloopeu hebt. Ja, het artikel is niet meer zoo te kust en te keur te krijgen als voorheen ; het is niet meer zoo voor 't nemen. e tijd is voorbij, dat het huwelijk, het gecaseerd zijn, voor een meisje al genoeg was. Maar, als een moderne vrouw ook ja" zegt, dan meent ze 't en dan spreekt ze dat gewichtige woord niet uit, omdat ze zich verveelt, omdat ze in het huwelijk een veilige haven ziet of erger nog, een planche de salttt, neen die tijd is voorbij. Als ze u aanneemt, meneer, dan doet ze het omdat ze werkelijk van u houdt. Eertijds won de vrouw alles door hot huwelijk en gaf ze, betrekkelijk weinig prijs, want haar vrijheid was een holle klank, ze had er niets aan. Maar nu doet ze willig afstand van haar onaf hankelijkheid, onttrekt ze zich vaak aan een werk kring, die haar dierbaar geworden is en dat zal ze alleen doen, als ze waarachtig lief heeft. Ze ziet niet meer- in den man een middel om toch nog iets te zijn in de wereld, om te ontkomen aan een afhankelijkheid, die vaak niet beter was dan een vernederende dienstbaarheid, doch ze ziet in hem iemand aan wien ze haar beste gaven van hoofd en hart zal kunnen wijden. Hoe beter de positie voor de ongetrouwde vrouw wordt, hoe kieskeuriger zij in haar keuze zal ziju, dus zal ze zich zelve het kiesrecht geven, wat gij haar ont houdt, meneer, maar des te booger zal het huwelijk staaa. Eu wie zal er bij winnen '?: De man ! Ik heb gezegd. Den Haag, l'ebr. Tifr.KisE HOVEN. '/At cerrolf/ oji paf/. 7.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl