De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 13 maart pagina 11

13 maart 1898 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 1081 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 Het duel en het Recht. Justitia: »Schaanit u, dat is het Recht van vóór acht eeuwen." Dat is juist hun zaak. Water, hoe meer hoe beter. Porter heeft zeïfe een tuinspuit. Alleen maar geen whisky." Ook 's avonds niet, voor het naar bed gaan, een warmen tedi/u, met een klein stukje citroen er in en suiker ?" De neusgaten van den kleinen rooden neus zetten zich vergenoegd uit, als snoven zij den geur van den drank op, en met eeu vettig glimlachje antwoordde mijn bezoekster: maar dat is immers w/(Vw/" fWell! En hoe staat het met de belastingen? Ik verwoon £ 'M), en betaal £ 50 belastingen." O ik zie al, u bent onze man! Fryer en Porter zijn' tegen alle verhooging van belastingen. Zij hebbeu eigenlijk niets anders op liet oog dan de belangen der belastingschuldigen. Brave messenen, heel brave menschen, zeg ik u, zooals alle Unionisten." //Zooals Mr. Chamberlain," kon ik mij niet weerhouden op te merken. Die goede Joe, ja, natuurlijk ! Weet n, het zijn do Unionisten geweest, die den North Metrojiolitim Ruilicoy hebben gekocht en dien daarna weer aan de Maatschappij hebben verpacht en daardoor .aan de stad 750.000 pond hebben bespaard. Wat willen de radicalen ? Zij drijven ons naarde Commune. Petioleu m is het einde van het lied!" Kom, kom!" Petroleum, zeg ik u! Dus ik mag u inschrijven in kolom Ir" Wat is dat?" U bent vóór ons. Voor Porter en Fryer, niet waar? Gematigd, Unionist...?" Kunt u mij ook zeggen, mevrouw, of de heeren ook hooren tot het lautaarnpaalsyudicaat?" Lan-lau-lantaarnpaalsyadicaat. . !?" Ja, weet u dat niet? die nieuwe uitvinding om de verloren gaande hitte van het gas der straatlantaarns te gebruiken voor het koken van theewater? Zoodra het water kookt, neemt men uit een automaat een pakje thee en suiker en melk; een theekopje en een trekpot brengt men zelf mee, en dan kan de tea-parly beginnen." Met steeds toenemende belansrstelling keek mijn bezoekster mij bij dit verhaal aan. Ik begon lieusch bang te worden, dat ze mij een candidatuur zou aanbieden. Des te pijnlijker was zij verrast, toen ik beleefd maar stellig weigerde, in kolom I te worden opgenomen. Dus is u voor N". 2? Vijandig? Radicaal?" Eu terwijl zij dit zeide, kwam een minachtende trek orn haar lippen. Ik maakte een energieke ontkennende beweging. Dan N°. 3? Twijfelachtig?" Weder schudde ik het hoofd. Maar wat is u (fan? U moet toch iets zijn?" Ongetwijfeld. Ik ben een foreigner, een Duitscher, en dus niet kiesgerechtigd." Als een gomelastieke bal vloog de kleine vrouw van haar stoel op en stond op liet punt ? kleine potjes koken spoedig over iets leelijks te zeggen, toen ik dit verhinderde door haar te ver zekeren, dat ik, als ik een Eugelschman was, stellig en zeker voor Fryer en Porter zou hebben gestemd. Tevreden gesteld verliet de lady-canvasser mijne woning. Als Fryer en Porter er komen, dan hebben ze veel aan deze dame te danken. Ze laat haar buit niet spoedig los. Overigens weuden deze vrouwelijke verkiezingsagenten zich bij voorkeur tot de vrouw des huizes, die ze over haar candidaat behoorlijk weten te katechizeeren. Slechts zelden gaau zij recht streeks op den heer des huizes af. INGEZONDEN. Onrecht. J[/jnheer de Redacteur! lïeeds in een paar uwer nummers zie ik don heer M. opkomen tegen de ovatie aan Zola gebracht: dit doet /Ed. vooral met bet oog op de lauwheid, die aan den dag gelegd wordt bij het waar nemen van gepleegd onrecht op eigen bodem in bet algemeen en tegenover het gebeurde met e gebr. II. in bet bijzonder. Ook m. i. kan het optreden van den heer T. r.iet op n lijn gesteld worden met dat van Xola ; T. weet, zooals u terecht doet uitkomen, dat hij zijn standpunt in aanmerking genomen, zich gelukkig mag heeten, dat bij een dergelijk geval kan aangrijpen, om in het belang, niet alleen van zijn partij, rnaar ook van zich zelf werkzaam te kunnen zijn, zonder daarmede te willen zeggen, dat ook niet edeler motieven in In t stiel zijn. Wat mij echter een weinig be reemdt is het feit, dat den heer M. schijnt ontgaan te zijn. het stukje voorkomende in het eerste nummer van uw blad, dat dit jaar uitkwam. Dat stukje had den heer M. een schoone gelegenheid gegeven, te toonen. dat hij niet is «gelijk zijn landgenooten', die hem, om hun phiegma. terecht zooveel aanstoot gever. In dat stukje is niet alleen sprake van iemand >die bijna zeker" onschuldig werd getroffen, zoowel in eer als in carrière, maar van iemand, wien «inderdaad" onschuldig den grofsten slag in het aangezicht werd gegeven en dat nog wel publiek en op hoogst stuitende wijze. Bovendien wordt in dat stukje melding gemaakt, van ver regaande rechtsverkrachting, doordien men dien onschuldig ge troffen ambtenaar, op wiens zwdelijk leven weinig of niets kon aangemerkt worden, zelfs het «recht van verdediging" onthield, zoowel vóór als ra het ontslag. De autoriteit, met name de minister C. Loly en de directeurgeneraal der Posterijen en Teïegraphie J. I'. Havelaar, gaf hier een treurtg staaltje van bureaucratische!! overmoed en bekrom penheid. Zelf een beroep op het noblesse obiige, bij de koningin ge daan, mocht niet baten. Wie zal nu nog beweren, dat er rechters zijn (te B.) V X. De Candidatuur van Bommel. Geachte lleductie '. Dat ook de verkiezingen voor de Tweede Ivnraer hun komische zijde hebben, zal ik niet ontkennen, voorn! niet na de opvoering te hebben bijgewoond van het blijspel ])<;, < 'nwltduiiiiir run Bnmiitcl, in den Stadschouwburg zoo uitstekend gespeeld. Ook durf ik niet beweren dat bij de verkiezingen in de hoofdstad deze komische zijde minder uitkomt dan bij die in de provincie, al is het type v. Bommel, door Duel ar ?Inrit gsteekeml, niet precies dat wat wij hier ter stede gewoon zijn op 'Ie Camlidatenlijsten te ontmoeten. Misschien zijn de Mevr, v. Bommels nog talrijker dan de Mijnh. v. Hommels, rnaar meer of minder talrijk, beiden bestaan, zoowel in de groote als in de kleinere steden, en zich met deze typen te amuseeren is zeker niet verboden. Maar ik heb een bedenking. Toen ik nog onlangs J)e Kiesverecnif/iiifi ran Xleïlcmlijk zag, voor een deel meer klucht dan blijspel, kon ik de vraag niet weerhouden, geeft bet wel pas onze goede bnitenlui zoo te paroJiecren : geeft men daardoor het atadt-publiek geen verkeerd denkbeeld van de dorpsbewoners en van de voorbereiding van het verkiezingswerk ten platten lande ? Er blijft van zulk een vertooning tO'h licht iets hangen. En zoo vroeg ik na de opvoering van De ('umi. i:. Hommel, zou het grappige van de voorstelling niet oorzaak kunnen wezen, dat uien in het algemeen, nu niet van onze kiesvereenigingen, maar van onze afgevaardigden en meesters in de Hechten een geringer denkbeeld verkreeg, dan men aangaande hen behoort te koesteren ? Het recht van d^n lilijspeldichter is onaantastbaar; maar waar ligt op dit gebied de grens van het nuttige en geoorloofde ? Een vraag die u zelf, geachte redactie, of een der bezoekers van De ('iindidiit/inr ran Hommel misschien zal willen beantwoorden. Amsterdam, K) Maart l SOS. K. P. Tz. ALLERLEI. De vivisectie en haar tegenstanders. Naar aanleiding van het !5U-jarig bestaan van het te Weenen onder leiding van Prof. S. Stricker, staande Instituut voor experimenteele pathologie, schrijft R. Francesehini in het Neue Wiener Taijblcühet volgende, tot nut en stichting van de tegenstanders der vivisectie. »Goeden dag, mijn waarde, hoe gaat het ?" »0, weet je dan niet....'' »Ik weet van niets." «Weet je niet, wat een verschrikkelijken tijd ik heb gehad ? Mijn jongste zoontje krijgt diphteritis; hij was al opgegeven, toen rnijn huisdokter mij raadt, een proef te nemen met serum. Natuurlijk gebeurt het dadelijk. En verbeeld je. bet kind is gered ! O, ik zou dien Behring wel op mijn bloote knieën willen danken." »Wat je zegt ! A propos ik hoor dat je j e hebt aangesloten bij de beweging tegen de vivisectie, ofschoon het mij voorkomt, dat jij, als schilder, juist niet geroepen bent om je met dis quaestie te bemoeien." »Wat ? liet is mijn heiligste overtuiging, dat het noodig i» tegen die afschuwelijke wreedheden op te treden, waarmede zich overigens slechts lieden van den derden rang ophouden." «Lieden van den derden rang ! Loop je niet wat hard van stal ? Wel, wat zouden wij beiden dan zijn, als Ilarvey, de ontdekker van den bloedsomloop, Claude Barnard, de vader van de hedendaagsche physiologie, Ludwia, de ontdekker van het mechanisme der nieren-afscheiding, Charles Darwin, dat groote, goede hart, die in zulk een vlammend protest de beweging tegen de vivisectie veroordeelde, lieden van den derden rang zijn ?" »Dat kan mij allemaal niet schelen. Er is niets, absoluut niets, dat deze wreedheden verontschuldigt." «Eigenlijk heb je gelijk. Want ik ben er laatst bij geweest, dat ze een paard, een mooi dier, een gat in den hals sneden ..." »Afschuwelijk !" >Ja, en toen hebben ze daar een buis ingestoken en het arma dier minstens twee liter bloed afgetapt. . ." »Xu, heb ik dan geen gelijk 't" »,(a, en toen hebben ze van dat bloed het vloeibare deel genomen, en dat bij een levend konyntje onder de huid inge spoten ..." slloud op ! Zoo iets maakt me woedend ! Zoo'n walgelijk gebeul!;' ?>,Iii, en weet je wat ze er eindelijk van gemaakt hebben ?" AVel ?" »D i p h t er ie - II e i l s er u m, waarmee je kind is gered... Adieu, beste vriend!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl