De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 13 maart pagina 2

13 maart 1898 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1081 De Beurs. Eindelyk verheft zich dan toch een stem ?on wordt door een architect gevraagd datgene, waarop ook wij zoo dikwijls hebben aange drongen. Dat er ten opzichte van het Beursontwerp een einde komen aan de autocra tische lichtschuwheid. Zoo schreven wij in het Nr. van 13 Febr. Laarman was geschrikt van het Beurs«Btwerp en hij kon niet zwijgen. Daarop is gevolgd een verklaring in de Kamer van Koophandel en Fabrieken; ver scheidene verklaringen, waaruit bleek dat de heeren het moede werden als kinderen be handeld te worden, die het plan niet mogen «jen van het nieuwe huis, waarin xy dan toch «igenlijk zullen wonen. Nauwelijks hadden die Kamerleden hun ergernis uitgesproken of ook het Handelsblad g»f teekenen van leven. Het schieef: «Noch de leden der Kamer van Koophandel, noch de Raadsleden, óch de pers, L nek het fwbliek zien of hooren iets. Of ja, ze zien wel iets : ze zien, als ze willen, 4«geli)ks om het Damrak-terrein de schutting, waarin elk kiertje zorgvuldig is dicht gemaakt, alsof daarachter helsche samenzweringen worden beraamd; zjj zien de tijdenjke hoe lang dat ^deujk duren zal ? loods voor de directie «an den beursbouw, waar elke ruit aan den binnenkant zorgvuldig met een grauw papier is bedekt erg geheimzinnig! En hooren ? Ocb, men hoort zoo nu en dan iets. Men hoort o. a. dat de anderhalf millioen, <ïie de nieuwe beurs zou moeten kosten, lang niet voldoende zal lijn . .. m°n hoort dat de nieuwe g^vel zal opgetrokken worden in rooden baksteen en het gebouw erg veel zal gelijken op bet «fort" Kal verstraal- hoek Sophisplein." Even later is de heer de Kruyff, de directeur er Kunst-Nijverheidschool, die zich in vroe ere jaren met den heer Muysken zoo beijverd heeft om de nieuwe Beurs aan den Dam te verkrijgen verschenen met een artikel in fcet Handelsblad, aandringende op opheffing van het geheim, opdat de burgerij bij het fHtbliceeren van het bestek niet geplaatst zoude zijn voor een fait accompli. Gevolgd werd dit weder door een adres van District I der Ead. Vereenigirg aan den Kaad, «n nu bleek duidelijk, dat in enkele weken njds zich een beweging had ontwikkeld, die tot wijziging van de houding van B. en W. weldra moest nopen. Trouwens de raadsleden zelf schijnen hun bekomst gekregen te hebben van de autocra tische lichtschuwheid, die hun gebood in alle et i Ite en vrede in de duisternis te leven. Want "Wat haast ongelooflijk scheen het is zoo, niet alleen de Kamer van Koophandel maar «ok de Raadsleden zelf, mochten geen kennis nemen van de Beursgevels, van een geixmw dat l H millioen minstens zal kosten en midden in de stad, voor vreemdeling en inwoner als een monument onzer moderne bouwkunst tusschen den Dam en het Station ?ai staan! De heer Heineken merkt op, zoo lezen wij, dat de discussie althars dit voordeel gaf, dat de raadsleden nu het silhouet zullen kunnen zien en de teekeningen zullen krijgen ! Inderdaad dit is een voordeel aanvankelijk behaald. en nu zullen wij dienen af'te wachten of de Raad, de teekeningen gezien, in de volgende zitting het besluit zal nemen, nog voor de aanbesteding het ontwerp te publiceeren. De halsstarrigheid, waarmee de voorzitter de blinden gesloten wil houden, is zeer opmer kelijk, vooral om het motief', dat hij daarvoor aangeeft. Z.Ed. Achtb. toch acht het zoo goed als zeker, dat de Beurs niet gebouwd «al worden, gelijk zij ontworpen is, wanneer het project den volke wordt vertoond. »Spr. (voorzitter) meent dat als dit (publiceering der plannen) geschiedt, er van beursbouw niets zal komen", of »spreker vreest dat met het tentoonstellen van plannen, de geheele beursbouw weder op losse schroeven zal wor den gezet". Zoo zeer is de heer Veiling Mei nes z er van 'overtuigd, dat er onder de 45 raadsleden minstens 23 zullen zijn. die liever oog enkele maanden willen wachten, om een heurs-ontwerp te verkrijgen, dat meer aan hun «maak voldoet, dan naar het nu geheim ge houden project den bouw te doen aanvangen ; «n de heer v. Nierop, die ook gelooft, dat de kritiek bij dit kunstwerk alleen ongunstig kan wezen, is blijkbaar van de zelfde angst of zekerheid vervuld. Op een geheel afzonderlijk standpunt tref fen wij bij deze gelegenheid den heer den Hertog aan. Dit raadslid, democraat in hart «n nieren, heeft zich zeer verbaasd over de houding van de heeren Heineken en Gerritsen, nu dezen »er op aandrongen, dat de Raad in vloed zou hebben op het aesthetisch aanzicht van het gebouw. Aan B. en W. is de ver antwoordelijkheid geheel geschonken ; als een bekwaam bouwmeester dan het gebouw l ee lt) k maakt, dan moet de geheele verantwoor delijkheid op B. en. W. terugkomen. »De Raad heeft zeer verstandig gedaan die verantwoordelijkheid aan B. en AV. te schenken, hoe zal de Raad ooit een aesthetisch oordeel van beteekenis kunnen uitspre ken? De Raad moet zich buiten deze quaestie houden en B. en W. alleen verantwoordelijk laten". Zelfs het geheim der geheime zitting geeft de heer den Hertog gaarne prijs, als hij het geheim in openbare zitting maar verdedigen kan! Want juist in het geheim steekt zijn onschuld. Dat een bekwaam bouwmeester een leelijke Beurs kan ontwerpen, hij is er van overtuigd; maar wat gaat dat hem ais raadslid aan zoo dit werkelijk eens ge beuren mocht? Dan moet immers de geheele verantwoordelijkheid voor dat leelijke gebouw op B. en W. rusten, die volmacht hadden ontvangen. Maar als dat leelijke gebouw nu eens meer dan leelijk, monsterachtig was, of in anderen stiil dan de oude beurs, toch niet minder doodsch dan deze?... 't Komt er niet op aan. zegt den Hertog: des te meer zullen B. en W. de verantwoordelijkheid gevoelen... ik en gij, wij raadsleden, wasfchen als Pilatus onze handen in onschuld Ook in onschuld als gij, wetende of vermoedende dat B. en W. ten opzichte van bouwkunst, d. i. op aesthe tisch gebied, nu niet zoo bijzonder uitmun ten, dat men met vertrouwen hun zulk een volmacht mocht geven V Ook dan, ant woordt den Hertog, immers gevoelden zij bebehoefte aan betere voorlichting, wii hebben hun niet verboden die te zoeken. Neen, al j kwam er op het Damrak een Beurs te staan i als een entrepot, wij raadsleden gaan vrij uit, j wanneer we maar kunnen zeggen dat niet j wij, maar B. en W. dat ding hebben laten ontwerpen. Daarom zal de heer den Hertog waarschijnlijk niet naar de keet gaan om een kijkje te nemen, en als hij de stukken thuis ontvangt, ze ongezien wegleggen.... opdat hij niet in de verleiding kome, zichzelf een oordeel aan te matigen en over »het aesthetisch aangezicht'' op de aanstaande raadsvergadering zijn mond open te doen. Zoo'n verstandig man ! Hij heeft gelijk. Een bouwkundige teekening heeft dit gemeen met ! een recept van den dokter: men kent er de waarde eerst van als men datgene, wat er naar bereid is, zijn uitwerking heeft gegund. Eerst slikken.... en wordt ge er onpasselijk van.... een ander draagt de verantwoorde lijkheid. Een dokter, is een dokter en een consult is uit den booze, ook al bezwoer de heele wereld u, met uw aesculaap voorzichtig te zijn! l Toch zelfs den Hertog zouden wij willen belezen althans een klein beetje gevoel van verantwoordelijkheid (e blijven bewaren. De quaestie waarover de burgerij, leeken en deskundigen, zich warm maken, is meer een van gev> el dan van kennis, van stemming eer dan van architectuur. De vraag loopt niet j over de bekwaamheid van den heer Berlage; althans niet wat ons betreft. Wat is het geval? Bij het levendig opgewekt, vriendelijk, haast vroolijk, in elk geval intiem-gevoelig karakter onzer stad schande over hen die het oude Damrak, zoo typisch in dezen, hebben geschon den ! past geen logge, doodsche, sombere eenvormige steenklomp van 140 meter lengte. En toch, dater zoo iets komen zal, vreest men. Want men weet, dat de heer Berlage in staat is een villa te bouwen als een gevangenis en een huis als een fort. Dit alleen is de quaestie. Wij haten het stugge en stroeve, het rure en zware, het taaie en saaie, hetwelk in strijd verkeert met het karakter van onze stad. en van ons volk, zooals zich dat vertoont in het verleden onzer stedenbouw en architectuur. Wij denken er niet aan den heer Berlage gering te schatten als kunstenaar; want het spreekt wel van zelf, dat de kunst, die in het naargeestige hare bezieling vindt, geen mindere bekwaamheid vereischt, dan eene welke ge tuigt van een niet zoo zwaartillende gemoeds gesteldheid. Voor hen, die een huis van boete of een sterkte tegen dreiger de gevaren begeeren, we zijn er zeker van, dat de heer Berlage op i ongeëvenaard treffende wijs aan hun verlan- i ' gen zal kunnen voldoen. Maar zal hij een j i Beurs bouwen, die een aantrekkelijk midden; punt kan vormen voor onze oude Amstelstad ? j Dit wordt betwijfeld door sommigen; is een vraag voor velen; en, lettende op de angsten, ? die de heeren Vening Meinesz en van Nierop bij het denkbeeld eener publicatie der bouw plannen uitstaan, schijnt men te mogen zeggen, dat zij die zich zeker van het wel slagen achten, al zeer weinigen zijn. Dat het ontwerp méevalle, wie wenschthet niet ? Nooit was een strijd minder van persoon lijken aard. dan die welke de geheimzinnigj heid van B. en W.'s beursplari wekt. Zal de bouwkunst, die ons een Beurs geeft voor een eeuw of voor eeuwen misschien, zich stellen tegenover het volkskarakter of zich daarbij aansluiten en een nieuwe beteeke- ! nisvolle uiting daarvan zijn ? j Dc gruwden m Armenië. LEPSIUS. Armenië, en Europa, Een schriftelijke aanklacht, j Uit het Duitsch door P. J. C. j Rotterdam, D. A. Daamen. | I. De uitgever Daamen te Rotterdam heeft een zeer goed werk verricht, door eene ver- j taling in het licht te geven van Lepsius' belangrijk boek over Armenië. Want ook i in Nederland is evenmin als in Duitschland | genoegzaam opgewekt de belangstelling en j deelneming in de vreeselijke gebeurtenissen, die in het Voor-Oosten gedurende de laatste ; 2,'-2 jaar hebben plaatsgehad. Lepsius' boek ! is een aanklacht, een aanklacht bovenal 'tegen ' Duitschland, dat, op het dwaalspoor geleid door de hooge politiek en door de houding ; der pers, voor een der grootste christen- ; vervolgingen, die ooit hebben plaats gehad. nagenoeg blind en doof is gebleven. Het is ; te hopen, dat zijn vlammend woord in alle talen van Europa worde overgezet, de ge wetens wakker schudde en daardoor niedewerke om nog ter elfder ure te behouden, j wat te behouden is. Gaarne voldoen wij aan den wensch des uitgevers, om de aandacht van het Nederlandsch publiek op dit werk te vestigen. | Of is het geen bewijs van de ontzettende verzwakking der publieke meening, dat er betrekkelijk zoo weinig aandacht geschonken is aan den gruwelijken moord van 100.000 Armenische Christenen; terwijl de misschien hoogst onrechtvaardige straf van n Fransch officier, Frankrijk, ja geheel Europa in span ning houdt en de moord van twee Duitsche zendelingen in China zooveel beweging geeft in de Europeesche kabinetten. Wij willen het gewicht der Dreyfus-zaak, noch der Chineesche kwestie verkleinen. Doch moeten daarom de Armenische gruwelen, waarvan honderdduizenden reeds het slachtoffer zijn geworden en die op den ondergang van een geheel volk van meer dan een millioen kun nen uitloopen, moeten die worden verzwegen, j ter wille van zoogenaamd hoogere politieke j bedoelingen? Het schijnt wel, alsof in het ? eind der 10e eeuw de geest van sympathie j in Europa door tal van sofistische redenee ringen geheel is vernietigd. In 1822 werden 23000 Grieken door den Turk ter dood ge bracht, maar geheel Europa greep naar het zwaard om dien moord te wreken en de vestiging van het zelfstandig Griekenland werd daardoor bereikt. In 1860 vielen bij den moord in den Libanon 0000 Christenen; maar de Fransche expeditie had de auto nomie van het Libanon-district ten gevolge. En toen de Bulgaarsche gruwelen plaats hadden, waartegen de »Grand old man" zijn machtige, welsprekende stem verhief; toen er 25000 Bulgaren werden vermoord; toen leidde dit immers in 1878 tot den RussischTurkschen oorlog, die de vrijmaking van de Balkan-volken tot resultaat had. En thans nu er in Armenië100000 weerlooze Chris tenen zijn vermoord, meer dan 100000 door dwang tot den Islam bekeerd en 500000 thans nog aan den hongerdood zijn prijs gegeven; nu wekt de ne gevangene op het Duivelseiland meer sympathie dan dat, gansche volk. Het komt mij voor, dat daar toch ' iets zeer ziekelijks in te ontdekken is. Voor ! de slechts twijfelachtige onschuld van n i Fransch officier is het geweten van gansch l Europa in rep en roer voor de zekerheid van den moord op honderdduizenden Arme- j nische Christenen in Aziëgepleegd, blijft datzelfde geweten ge-sloten, j j Of zou dit laatste soms geen zekerheid ! zijn ? Zijn de Armenische moorden slechts j overdreven dagbladberichten geweest en moeten soms de Armeniërs zei ven aansprakelijk gesteld worden voor den gruwelen tegen hen bedreven ? Het boek van Lepsius ligt voor ons en dat boek, uit eigen aanschouwing is op grond van officieele nota's samengesteld, heft eiken twijfel aan de waarheid der feiten op. In 1800 reisde de schrijver persoonlijk door Anatoliëen Syriëen door twee pro» vinciën, die geteisterd waren, en in die ge heele streek had hij geen enkelen Mohatnedaan ontmoet, die niet uitging van de vaste veronderstelling, dat het vermoorden en plunderen van het Armenisch volk enkel geschied was op hevel van de regoering, overeenkomstig den wil van den Sultan. Van dat oogonblik af had de schrijver geen rust voordat hij alles wat, hij zelf aanschouwd had, had getoetst aan de mededcelingen van ooggetuigen, aan de consulaire rapporten uit de Engelscbe Blaunboeken en vooral aan de nota van de gezanten der O mogendheden die op den 4e Februari 1800 aan den Sultan werd overhandigd en die eveneens in het Engelsche Blauwboek is opgenomen en daar te vinden is onder Turkije No. 2 Febr. 1800 bl. 208-338. Die nota is ook in de Nederlandsche ver taling van Lepsius book onder Bijlage V afgedrukt. Mi'ii vindt ze van bl. 233?2(57; ! en die 34 bladzijden spreken voor boekdeelen. Die nota alleen had kunnen strekken, om de : openbare meening voor te lichten omtrent hut ontstaan en het karakter der bloedbaden in Armenië; doch ze is moedwillig over het hoofd gezien ; de Duitsche pers heeft er na genoeg geen notitie van genomen. In die nota worden eenvoudig medegedeeld de gruw- : zame feiten, natuurlijk, gelijk de taal der diplomaten vordert, zonder eenige kleur of strekking. Onder verschillende rubrieken ' worden de gebeurtenissen in 1895 in klein Aziëdoodeenvoudig opgesomd. Die rubrieken ' bestaan uit opgaven van de plaatsen, de j data, het aantal dooden, het aantal gewonden, het rapport omtrent de gebeurtenissen, haar | oorzaken en de houling der autoriteit, en der i bevolking. \Vie het boek van L^psius ter ; hand neemt, beginne eens met de lectuur j van die Nota; dan zal hij ontdekken, dat de schrijver niets te veel in zijn uiteenzetting gezegd heeft; dat die nota slechts da onop gesmukte bron is van zijn getrouw maar vreeselijk verhaal, een verhaal zooals het j zelf noemt, slechts voor sterke zenuwen ge- ? schreven. Duizenden en duizenden dooden worden daar uit, de villajnts Tnipezunt, Erzerum. Bitlis, Wan, \amu>'et-Ui-Aziz, Diar- ! bekir, Sivas, Aleppo, Adana, Angora Ismidt uit de maanden Oct. Dec. 1S05 enkel op gesomd; tcr.vijl allerlei bijzonderheden omtrent de oorzaken daarvan in de andere rubrieken worden vermeld. Lepsius heeft niets anders gedaan, dan op de gruwzame feiten en de omstandigheden, waaronder die geschiedden, j het ware licht doen vallen. De afschuwelijke martelingen en moorden, plunderingen en onteeringen, ontvoeringen en bekeeringen tot den Islam worden niet anders dan naar waarheid verhaald. De organisatie der bloed baden door de burgerlijke en militaire auto riteit wordt zoo duidelijk mogelijk blootge legd; en de vraag: wie is de schuldige, als ook die voor de verantwoordelijkheid der mogendheden met groote nauwgezetheid be antwoord. Uit een en ander blijkt voor ieder, die de zaak wil onderzoeken, dat de hoofd schuldige in deze vreeselijke gebeurtenissen geen ander is dan de Sultan van Turkije zelf, die medegesleept door zijn fanatisme, geen anderen uitweg voor de door hem be loofde hervormingen in Armeniëgeweten heeft, dan met n slag door zulk een moord en vernietiging op groote schaal van het geheele Armenisch volk, die hervormingen zelf onmogelijk te maken. Meersen. Dr. D. C. NIJHOFF. (Slol volgt.) IIIIIIMIIIIIIlmlIlUIIIIIIIIIIIIIIIHII Sociale* aanclc IIMIIIIM'nEMIMIIIIIIIIIIIttllt'.llllHnlIUIIIIIIItllllilllllIIIIIIUIIIIIIIIitHI van vrouwen, mannen en van de Israëlieten. Ongevallen bij den arbeid. Breda. Dordt. Kerkbrxtuur in Noord-Brabant en Limburg. De Gastelsclie, suikerfabriek. Agenda rati de jaarvergadering van, het algemeen Ned. wcrkliedcnuerbond. Sociale gelijkheid en een grapje. Een weddenschap. De vrouwtjes hebben toch boven ons, man nen, nogal wat vóór. Al was 't maar alleen de hoogere leeftijd dien zij bereiken. Dat is toch een voorrecht van onvvaardeerbare beteekenis op zich zelf en om de oorzaken, waarop deze uitkomst wijst. Twijfelachtig is het feit niet. De resultaten van alle statistische waarnemingen vermelden, ten opzichte van dit, onderwerp, alle hetzelfde feit. De sociale boekhouding, door Amsterdam aan het zoo gunstig bekende bureau voor de statistiek opgedragen, wijst ook op dit sociale verschijnsel. Het saldo van een der hool'drekeningen vermeldt dat in 1807 in de hoofdstad 3080 mani'.en tegen 3802 vrouwen overleden naar den leeftijd verdeeld als volgt: beneden l jaar 1100 mannen 051 vrouwen. van l?4 » 441 » 473 » ?" 5-13 » 132 » 128 » L4-10 » 00 »> 80 » 20-34 » 328 » 270 '> 35-40 ?> 4ii!) > ;-iOO » 50-04 » 501 » 401 » 05 _ 7!) » 033 » SI O » 8(i.j en ouder 175 > 275 » Van de zeventigers en tachtigers sterven meer vrouwen dan mannen om de eenvou dige maar veel beteekenende reden, dat er meer oude vrouwtjes dan hoogbejaarde man netjes zijn. Het verschil is met gering! De vrouwtjes hebben 't blijkbaar nog zoo kwaad niet. Ten opzichte van alle waarnemingen kunnen volstrekt niet dergelijke betrouwbare uitkom sten gegeven worden. Ook zijn er tal van verschijnselen die nog weiiiigzijn gecontroleerd. Zoo b.v. dt' leeftijd van de Israëlieten. Volgens eenige statistieken worden de zonen en dochters van dat oude beroemde volk waarvan som mige klein '-o or-digen zich hun toevallige ai' komst helaas schamen - ouder dan de christenen. Voor co.-miopolieten schijnen ze meer dan anderen ge.-chikt te zijn. E»u statistische waarneming in dit opzicht gat als uitkomst voor Algiers hij de Europeanen op: 1234 geboort. :553 overl. Maliomedanen op: 3,31 » 514 » Joden op: 211 » 180 » Deze resultaten wijzen een belangrijk voor deel voor de joodsche bevolking aan. Hierbij kunnen, in verband met den levensduur, nog gevoegd worden, de uitkomsten door Neufville uit de sterftecijfers van Frankfort voor de jaren 1810-1818 afgeleid. Daaruit blijkt, dui delijk dut het sterftecijfer van de joden geringer is dan d«t der christenen. Waaraan dit toe te schrijven? Aan de mindere risico's voor het leven bij de beroepen men kan haast zeggen bij het vak door de Israëlieten uit geoefend dan bij de vele waaraan het overige deel der bevolking1 zich wijdt? Aan gunstige gevolgen van de toepassing der hygiënische voorschriften van hun godsdienst ? Voorts aan de minder onmatige 1s ven a w ij ze ? Wie het weet, moet 't zeggen. Een nauwkeurige waarneming hieromtrent zou belangrijke uit komsten kunnen geven. Ais ik door de wet der groote en kleine getallen niet ernstig ge waarschuwd werd, zou ik willen beweren dat het gebruik en vooral het misbruik va:i ster ken drjink bij de joo Ische bevolking minder is dan bij de christenen. Maar de beoefening der statistiek heeft me te goed geleerd hoe gevaarlijk het is, uit de waarnemingen op klein terrein of gering in aantal, gevolgtrek kingen (;P maken. De sociale boekhouding moge te d^zen op zichte nog gebrekkig en niet geheel betrouw baar zijp. dit geldt, niet voor die boekhouding betreffende den levensduur der vrouwen en mannen. Ook aingsande de geboorten der heide geslachten zijn do saldo's der rekeningen voldoende gecontroleerd. Waarneming in eigen. kleinen kring, moge slechts aan toeval, gemis aan eenigen regel, aan willekt-ur doen ,leuken, <le sociale wiskunde op uitgebreid gebied toe gepast wijst wel degelijk op eerbiedwekkende orde, regel, vastheid. Steeds brengen de ooie vaars 105 a LUC jongens tegen 100 meisje* '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl