Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1081
De Beurs.
Eindelyk verheft zich dan toch een stem
?on wordt door een architect gevraagd datgene,
waarop ook wij zoo dikwijls hebben aange
drongen. Dat er ten opzichte van het
Beursontwerp een einde komen aan de autocra
tische lichtschuwheid. Zoo schreven wij in
het Nr. van 13 Febr.
Laarman was geschrikt van het
Beurs«Btwerp en hij kon niet zwijgen.
Daarop is gevolgd een verklaring in de
Kamer van Koophandel en Fabrieken; ver
scheidene verklaringen, waaruit bleek dat de
heeren het moede werden als kinderen be
handeld te worden, die het plan niet mogen
«jen van het nieuwe huis, waarin xy dan toch
«igenlijk zullen wonen.
Nauwelijks hadden die Kamerleden hun
ergernis uitgesproken of ook het Handelsblad
g»f teekenen van leven. Het schieef:
«Noch de leden der Kamer van Koophandel,
noch de Raadsleden, óch de pers, L nek het
fwbliek zien of hooren iets.
Of ja, ze zien wel iets : ze zien, als ze willen,
4«geli)ks om het Damrak-terrein de schutting,
waarin elk kiertje zorgvuldig is dicht gemaakt,
alsof daarachter helsche samenzweringen worden
beraamd; zjj zien de tijdenjke hoe lang dat
^deujk duren zal ? loods voor de directie
«an den beursbouw, waar elke ruit aan den
binnenkant zorgvuldig met een grauw papier is
bedekt erg geheimzinnig!
En hooren ? Ocb, men hoort zoo nu en dan
iets. Men hoort o. a. dat de anderhalf millioen,
<ïie de nieuwe beurs zou moeten kosten, lang
niet voldoende zal lijn . .. m°n hoort dat de
nieuwe g^vel zal opgetrokken worden in rooden
baksteen en het gebouw erg veel zal gelijken op
bet «fort" Kal verstraal- hoek Sophisplein."
Even later is de heer de Kruyff, de directeur
er Kunst-Nijverheidschool, die zich in vroe
ere jaren met den heer Muysken zoo beijverd
heeft om de nieuwe Beurs aan den Dam te
verkrijgen verschenen met een artikel in
fcet Handelsblad, aandringende op opheffing
van het geheim, opdat de burgerij bij het
fHtbliceeren van het bestek niet geplaatst
zoude zijn voor een fait accompli.
Gevolgd werd dit weder door een adres van
District I der Ead. Vereenigirg aan den Kaad,
«n nu bleek duidelijk, dat in enkele weken
njds zich een beweging had ontwikkeld, die
tot wijziging van de houding van B. en W.
weldra moest nopen.
Trouwens de raadsleden zelf schijnen hun
bekomst gekregen te hebben van de autocra
tische lichtschuwheid, die hun gebood in alle
et i Ite en vrede in de duisternis te leven. Want
"Wat haast ongelooflijk scheen het is zoo,
niet alleen de Kamer van Koophandel maar
«ok de Raadsleden zelf, mochten geen kennis
nemen van de Beursgevels, van een
geixmw dat l H millioen minstens zal kosten
en midden in de stad, voor vreemdeling en
inwoner als een monument onzer moderne
bouwkunst tusschen den Dam en het Station
?ai staan! De heer Heineken merkt op, zoo
lezen wij, dat de discussie althars dit voordeel
gaf, dat de raadsleden nu het silhouet zullen
kunnen zien en de teekeningen zullen krijgen !
Inderdaad dit is een voordeel aanvankelijk
behaald. en nu zullen wij dienen af'te wachten
of de Raad, de teekeningen gezien, in de
volgende zitting het besluit zal nemen, nog
voor de aanbesteding het ontwerp te
publiceeren.
De halsstarrigheid, waarmee de voorzitter
de blinden gesloten wil houden, is zeer opmer
kelijk, vooral om het motief', dat hij daarvoor
aangeeft. Z.Ed. Achtb. toch acht het zoo
goed als zeker, dat de Beurs niet gebouwd
«al worden, gelijk zij ontworpen is, wanneer
het project den volke wordt vertoond. »Spr.
(voorzitter) meent dat als dit (publiceering
der plannen) geschiedt, er van beursbouw
niets zal komen", of »spreker vreest dat met
het tentoonstellen van plannen, de geheele
beursbouw weder op losse schroeven zal wor
den gezet". Zoo zeer is de heer Veiling Mei
nes z er van 'overtuigd, dat er onder de 45
raadsleden minstens 23 zullen zijn. die liever
oog enkele maanden willen wachten, om een
heurs-ontwerp te verkrijgen, dat meer aan hun
«maak voldoet, dan naar het nu geheim ge
houden project den bouw te doen aanvangen ;
«n de heer v. Nierop, die ook gelooft, dat de
kritiek bij dit kunstwerk alleen ongunstig
kan wezen, is blijkbaar van de zelfde angst
of zekerheid vervuld.
Op een geheel afzonderlijk standpunt tref
fen wij bij deze gelegenheid den heer den
Hertog aan. Dit raadslid, democraat in hart
«n nieren, heeft zich zeer verbaasd over de
houding van de heeren Heineken en Gerritsen,
nu dezen »er op aandrongen, dat de Raad in
vloed zou hebben op het aesthetisch aanzicht
van het gebouw. Aan B. en W. is de ver
antwoordelijkheid geheel geschonken ; als een
bekwaam bouwmeester dan het gebouw l ee
lt) k maakt, dan moet de geheele verantwoor
delijkheid op B. en. W. terugkomen.
»De Raad heeft zeer verstandig gedaan
die verantwoordelijkheid aan B. en AV. te
schenken, hoe zal de Raad ooit een
aesthetisch oordeel van beteekenis kunnen uitspre
ken? De Raad moet zich buiten deze quaestie
houden en B. en W. alleen verantwoordelijk
laten".
Zelfs het geheim der geheime zitting geeft
de heer den Hertog gaarne prijs, als hij het
geheim in openbare zitting maar verdedigen
kan! Want juist in het geheim steekt zijn
onschuld. Dat een bekwaam bouwmeester
een leelijke Beurs kan ontwerpen, hij is er
van overtuigd; maar wat gaat dat hem
ais raadslid aan zoo dit werkelijk eens ge
beuren mocht? Dan moet immers de geheele
verantwoordelijkheid voor dat leelijke gebouw
op B. en W. rusten, die volmacht hadden
ontvangen. Maar als dat leelijke gebouw nu
eens meer dan leelijk, monsterachtig was, of
in anderen stiil dan de oude beurs, toch niet
minder doodsch dan deze?... 't Komt er niet
op aan. zegt den Hertog: des te meer zullen
B. en W. de verantwoordelijkheid gevoelen...
ik en gij, wij raadsleden, wasfchen als Pilatus
onze handen in onschuld Ook in onschuld
als gij, wetende of vermoedende dat B. en W.
ten opzichte van bouwkunst, d. i. op aesthe
tisch gebied, nu niet zoo bijzonder uitmun
ten, dat men met vertrouwen hun zulk een
volmacht mocht geven V Ook dan, ant
woordt den Hertog, immers gevoelden zij
bebehoefte aan betere voorlichting, wii hebben
hun niet verboden die te zoeken. Neen, al j
kwam er op het Damrak een Beurs te staan i
als een entrepot, wij raadsleden gaan vrij uit, j
wanneer we maar kunnen zeggen dat niet j
wij, maar B. en W. dat ding hebben laten
ontwerpen. Daarom zal de heer den Hertog
waarschijnlijk niet naar de keet gaan om
een kijkje te nemen, en als hij de stukken
thuis ontvangt, ze ongezien wegleggen....
opdat hij niet in de verleiding kome, zichzelf
een oordeel aan te matigen en over »het
aesthetisch aangezicht'' op de aanstaande
raadsvergadering zijn mond open te doen.
Zoo'n verstandig man ! Hij heeft gelijk. Een
bouwkundige teekening heeft dit gemeen met !
een recept van den dokter: men kent er de
waarde eerst van als men datgene, wat er
naar bereid is, zijn uitwerking heeft gegund.
Eerst slikken.... en wordt ge er onpasselijk
van.... een ander draagt de verantwoorde
lijkheid. Een dokter, is een dokter en een
consult is uit den booze, ook al bezwoer de
heele wereld u, met uw aesculaap voorzichtig
te zijn! l
Toch zelfs den Hertog zouden wij willen
belezen althans een klein beetje gevoel van
verantwoordelijkheid (e blijven bewaren.
De quaestie waarover de burgerij, leeken
en deskundigen, zich warm maken, is meer
een van gev> el dan van kennis, van stemming
eer dan van architectuur. De vraag loopt niet j
over de bekwaamheid van den heer Berlage;
althans niet wat ons betreft.
Wat is het geval?
Bij het levendig opgewekt, vriendelijk, haast
vroolijk, in elk geval intiem-gevoelig karakter
onzer stad schande over hen die het oude
Damrak, zoo typisch in dezen, hebben geschon
den ! past geen logge, doodsche, sombere
eenvormige steenklomp van 140 meter lengte.
En toch, dater zoo iets komen zal, vreest men.
Want men weet, dat de heer Berlage in staat
is een villa te bouwen als een gevangenis en
een huis als een fort.
Dit alleen is de quaestie. Wij haten het
stugge en stroeve, het rure en zware, het
taaie en saaie, hetwelk in strijd verkeert met
het karakter van onze stad. en van ons volk,
zooals zich dat vertoont in het verleden onzer
stedenbouw en architectuur.
Wij denken er niet aan den heer Berlage
gering te schatten als kunstenaar; want het
spreekt wel van zelf, dat de kunst, die in het
naargeestige hare bezieling vindt, geen mindere
bekwaamheid vereischt, dan eene welke ge
tuigt van een niet zoo zwaartillende gemoeds
gesteldheid.
Voor hen, die een huis van boete of een
sterkte tegen dreiger de gevaren begeeren, we
zijn er zeker van, dat de heer Berlage op
i ongeëvenaard treffende wijs aan hun verlan- i
' gen zal kunnen voldoen. Maar zal hij een j
i Beurs bouwen, die een aantrekkelijk
midden; punt kan vormen voor onze oude Amstelstad ?
j Dit wordt betwijfeld door sommigen; is een
vraag voor velen; en, lettende op de angsten,
? die de heeren Vening Meinesz en van Nierop
bij het denkbeeld eener publicatie der bouw
plannen uitstaan, schijnt men te mogen
zeggen, dat zij die zich zeker van het wel
slagen achten, al zeer weinigen zijn.
Dat het ontwerp méevalle, wie wenschthet
niet ?
Nooit was een strijd minder van persoon
lijken aard. dan die welke de
geheimzinnigj heid van B. en W.'s beursplari wekt.
Zal de bouwkunst, die ons een Beurs geeft
voor een eeuw of voor eeuwen misschien, zich
stellen tegenover het volkskarakter of zich
daarbij aansluiten en een nieuwe beteeke- !
nisvolle uiting daarvan zijn ? j
Dc gruwden m Armenië.
LEPSIUS. Armenië, en Europa,
Een schriftelijke aanklacht, j
Uit het Duitsch door P. J. C. j
Rotterdam, D. A. Daamen. |
I.
De uitgever Daamen te Rotterdam heeft
een zeer goed werk verricht, door eene ver- j
taling in het licht te geven van Lepsius'
belangrijk boek over Armenië. Want ook i
in Nederland is evenmin als in Duitschland |
genoegzaam opgewekt de belangstelling en j
deelneming in de vreeselijke gebeurtenissen,
die in het Voor-Oosten gedurende de laatste ;
2,'-2 jaar hebben plaatsgehad. Lepsius' boek !
is een aanklacht, een aanklacht bovenal 'tegen '
Duitschland, dat, op het dwaalspoor geleid
door de hooge politiek en door de houding ;
der pers, voor een der grootste christen- ;
vervolgingen, die ooit hebben plaats gehad.
nagenoeg blind en doof is gebleven. Het is ;
te hopen, dat zijn vlammend woord in alle
talen van Europa worde overgezet, de ge
wetens wakker schudde en daardoor
niedewerke om nog ter elfder ure te behouden, j
wat te behouden is. Gaarne voldoen wij aan
den wensch des uitgevers, om de aandacht
van het Nederlandsch publiek op dit werk
te vestigen. |
Of is het geen bewijs van de ontzettende
verzwakking der publieke meening, dat er
betrekkelijk zoo weinig aandacht geschonken
is aan den gruwelijken moord van 100.000
Armenische Christenen; terwijl de misschien
hoogst onrechtvaardige straf van n Fransch
officier, Frankrijk, ja geheel Europa in span
ning houdt en de moord van twee Duitsche
zendelingen in China zooveel beweging geeft
in de Europeesche kabinetten. Wij willen
het gewicht der Dreyfus-zaak, noch der
Chineesche kwestie verkleinen. Doch moeten
daarom de Armenische gruwelen, waarvan
honderdduizenden reeds het slachtoffer zijn
geworden en die op den ondergang van een
geheel volk van meer dan een millioen kun
nen uitloopen, moeten die worden verzwegen, j
ter wille van zoogenaamd hoogere politieke j
bedoelingen? Het schijnt wel, alsof in het ?
eind der 10e eeuw de geest van sympathie j
in Europa door tal van sofistische redenee
ringen geheel is vernietigd. In 1822 werden
23000 Grieken door den Turk ter dood ge
bracht, maar geheel Europa greep naar het
zwaard om dien moord te wreken en de
vestiging van het zelfstandig Griekenland
werd daardoor bereikt. In 1860 vielen bij
den moord in den Libanon 0000 Christenen;
maar de Fransche expeditie had de auto
nomie van het Libanon-district ten gevolge.
En toen de Bulgaarsche gruwelen plaats
hadden, waartegen de »Grand old man" zijn
machtige, welsprekende stem verhief; toen
er 25000 Bulgaren werden vermoord; toen
leidde dit immers in 1878 tot den
RussischTurkschen oorlog, die de vrijmaking van de
Balkan-volken tot resultaat had. En thans
nu er in Armenië100000 weerlooze Chris
tenen zijn vermoord, meer dan 100000 door
dwang tot den Islam bekeerd en 500000
thans nog aan den hongerdood zijn prijs
gegeven; nu wekt de ne gevangene op het
Duivelseiland meer sympathie dan dat,
gansche volk. Het komt mij voor, dat daar toch '
iets zeer ziekelijks in te ontdekken is. Voor !
de slechts twijfelachtige onschuld van n i
Fransch officier is het geweten van gansch l
Europa in rep en roer voor de zekerheid
van den moord op honderdduizenden Arme- j
nische Christenen in Aziëgepleegd, blijft
datzelfde geweten ge-sloten, j
j
Of zou dit laatste soms geen zekerheid !
zijn ? Zijn de Armenische moorden slechts j
overdreven dagbladberichten geweest en
moeten soms de Armeniërs zei ven aansprakelijk
gesteld worden voor den gruwelen tegen hen
bedreven ? Het boek van Lepsius ligt voor
ons en dat boek, uit eigen aanschouwing is
op grond van officieele nota's samengesteld,
heft eiken twijfel aan de waarheid der feiten
op. In 1800 reisde de schrijver persoonlijk
door Anatoliëen Syriëen door twee pro»
vinciën, die geteisterd waren, en in die ge
heele streek had hij geen enkelen
Mohatnedaan ontmoet, die niet uitging van de vaste
veronderstelling, dat het vermoorden en
plunderen van het Armenisch volk enkel
geschied was op hevel van de regoering,
overeenkomstig den wil van den Sultan.
Van dat oogonblik af had de schrijver geen
rust voordat hij alles wat, hij zelf aanschouwd
had, had getoetst aan de mededcelingen van
ooggetuigen, aan de consulaire rapporten uit
de Engelscbe Blaunboeken en vooral aan de
nota van de gezanten der O mogendheden
die op den 4e Februari 1800 aan den Sultan
werd overhandigd en die eveneens in het
Engelsche Blauwboek is opgenomen en daar
te vinden is onder Turkije No. 2 Febr. 1800
bl. 208-338.
Die nota is ook in de Nederlandsche ver
taling van Lepsius book onder Bijlage V
afgedrukt. Mi'ii vindt ze van bl. 233?2(57; !
en die 34 bladzijden spreken voor boekdeelen.
Die nota alleen had kunnen strekken, om de :
openbare meening voor te lichten omtrent
hut ontstaan en het karakter der bloedbaden
in Armenië; doch ze is moedwillig over het
hoofd gezien ; de Duitsche pers heeft er na
genoeg geen notitie van genomen. In die
nota worden eenvoudig medegedeeld de gruw- :
zame feiten, natuurlijk, gelijk de taal der
diplomaten vordert, zonder eenige kleur of
strekking. Onder verschillende rubrieken '
worden de gebeurtenissen in 1895 in klein
Aziëdoodeenvoudig opgesomd. Die rubrieken '
bestaan uit opgaven van de plaatsen, de j
data, het aantal dooden, het aantal gewonden,
het rapport omtrent de gebeurtenissen, haar |
oorzaken en de houling der autoriteit, en der i
bevolking. \Vie het boek van L^psius ter ;
hand neemt, beginne eens met de lectuur j
van die Nota; dan zal hij ontdekken, dat
de schrijver niets te veel in zijn uiteenzetting
gezegd heeft; dat die nota slechts da onop
gesmukte bron is van zijn getrouw maar
vreeselijk verhaal, een verhaal zooals het j
zelf noemt, slechts voor sterke zenuwen ge- ?
schreven. Duizenden en duizenden dooden
worden daar uit, de villajnts Tnipezunt,
Erzerum. Bitlis, Wan, \amu>'et-Ui-Aziz, Diar- !
bekir, Sivas, Aleppo, Adana, Angora Ismidt
uit de maanden Oct. Dec. 1S05 enkel op
gesomd; tcr.vijl allerlei bijzonderheden omtrent
de oorzaken daarvan in de andere rubrieken
worden vermeld. Lepsius heeft niets anders
gedaan, dan op de gruwzame feiten en de
omstandigheden, waaronder die geschiedden, j
het ware licht doen vallen. De afschuwelijke
martelingen en moorden, plunderingen en
onteeringen, ontvoeringen en bekeeringen tot
den Islam worden niet anders dan naar
waarheid verhaald. De organisatie der bloed
baden door de burgerlijke en militaire auto
riteit wordt zoo duidelijk mogelijk blootge
legd; en de vraag: wie is de schuldige, als
ook die voor de verantwoordelijkheid der
mogendheden met groote nauwgezetheid be
antwoord. Uit een en ander blijkt voor ieder,
die de zaak wil onderzoeken, dat de hoofd
schuldige in deze vreeselijke gebeurtenissen
geen ander is dan de Sultan van Turkije
zelf, die medegesleept door zijn fanatisme,
geen anderen uitweg voor de door hem be
loofde hervormingen in Armeniëgeweten
heeft, dan met n slag door zulk een moord
en vernietiging op groote schaal van het
geheele Armenisch volk, die hervormingen
zelf onmogelijk te maken.
Meersen. Dr. D. C. NIJHOFF.
(Slol volgt.)
IIIIIIMIIIIIIlmlIlUIIIIIIIIIIIIIIIHII
Sociale* aanclc
IIMIIIIM'nEMIMIIIIIIIIIIIttllt'.llllHnlIUIIIIIIItllllilllllIIIIIIUIIIIIIIIitHI
van vrouwen, mannen en van
de Israëlieten. Ongevallen bij den
arbeid. Breda. Dordt.
Kerkbrxtuur in Noord-Brabant en Limburg.
De Gastelsclie, suikerfabriek.
Agenda rati de jaarvergadering van, het
algemeen Ned. wcrkliedcnuerbond.
Sociale gelijkheid en een grapje. Een
weddenschap.
De vrouwtjes hebben toch boven ons, man
nen, nogal wat vóór. Al was 't maar alleen
de hoogere leeftijd dien zij bereiken. Dat
is toch een voorrecht van onvvaardeerbare
beteekenis op zich zelf en om de oorzaken,
waarop deze uitkomst wijst. Twijfelachtig is
het feit niet. De resultaten van alle statistische
waarnemingen vermelden, ten opzichte van
dit, onderwerp, alle hetzelfde feit.
De sociale boekhouding, door Amsterdam
aan het zoo gunstig bekende bureau voor de
statistiek opgedragen, wijst ook op dit sociale
verschijnsel. Het saldo van een der
hool'drekeningen vermeldt dat in 1807 in de hoofdstad
3080 mani'.en tegen 3802 vrouwen overleden
naar den leeftijd verdeeld als volgt:
beneden l jaar 1100 mannen 051 vrouwen.
van l?4 » 441 » 473 »
?" 5-13 » 132 » 128
» L4-10 » 00 »> 80
» 20-34 » 328 » 270
'> 35-40 ?> 4ii!) > ;-iOO
» 50-04 » 501 » 401
» 05 _ 7!) » 033 » SI O
» 8(i.j en ouder 175 > 275 »
Van de zeventigers en tachtigers sterven
meer vrouwen dan mannen om de eenvou
dige maar veel beteekenende reden, dat er
meer oude vrouwtjes dan hoogbejaarde man
netjes zijn. Het verschil is met gering! De
vrouwtjes hebben 't blijkbaar nog zoo kwaad
niet.
Ten opzichte van alle waarnemingen kunnen
volstrekt niet dergelijke betrouwbare uitkom
sten gegeven worden. Ook zijn er tal van
verschijnselen die nog weiiiigzijn gecontroleerd.
Zoo b.v. dt' leeftijd van de Israëlieten. Volgens
eenige statistieken worden de zonen en dochters
van dat oude beroemde volk waarvan som
mige klein '-o or-digen zich hun toevallige ai' komst
helaas schamen - ouder dan de christenen.
Voor co.-miopolieten schijnen ze meer dan
anderen ge.-chikt te zijn. E»u statistische
waarneming in dit opzicht gat als uitkomst
voor Algiers hij de
Europeanen op: 1234 geboort. :553 overl.
Maliomedanen op: 3,31 » 514 »
Joden op: 211 » 180 »
Deze resultaten wijzen een belangrijk voor
deel voor de joodsche bevolking aan. Hierbij
kunnen, in verband met den levensduur, nog
gevoegd worden, de uitkomsten door Neufville
uit de sterftecijfers van Frankfort voor de
jaren 1810-1818 afgeleid. Daaruit blijkt, dui
delijk dut het sterftecijfer van de joden geringer
is dan d«t der christenen. Waaraan dit
toe te schrijven? Aan de mindere risico's voor
het leven bij de beroepen men kan haast
zeggen bij het vak door de Israëlieten uit
geoefend dan bij de vele waaraan het overige
deel der bevolking1 zich wijdt? Aan gunstige
gevolgen van de toepassing der hygiënische
voorschriften van hun godsdienst ? Voorts
aan de minder onmatige 1s ven a w ij ze ? Wie
het weet, moet 't zeggen. Een nauwkeurige
waarneming hieromtrent zou belangrijke uit
komsten kunnen geven. Ais ik door de wet
der groote en kleine getallen niet ernstig ge
waarschuwd werd, zou ik willen beweren dat
het gebruik en vooral het misbruik va:i ster
ken drjink bij de joo Ische bevolking minder
is dan bij de christenen. Maar de beoefening
der statistiek heeft me te goed geleerd hoe
gevaarlijk het is, uit de waarnemingen op
klein terrein of gering in aantal, gevolgtrek
kingen (;P maken.
De sociale boekhouding moge te d^zen op
zichte nog gebrekkig en niet geheel betrouw
baar zijp. dit geldt, niet voor die boekhouding
betreffende den levensduur der vrouwen en
mannen. Ook aingsande de geboorten der
heide geslachten zijn do saldo's der rekeningen
voldoende gecontroleerd. Waarneming in eigen.
kleinen kring, moge slechts aan toeval, gemis
aan eenigen regel, aan willekt-ur doen ,leuken,
<le sociale wiskunde op uitgebreid gebied toe
gepast wijst wel degelijk op eerbiedwekkende
orde, regel, vastheid. Steeds brengen de ooie
vaars 105 a LUC jongens tegen 100 meisje* '