De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 13 maart pagina 4

13 maart 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1081 het zoowel voor jon, als voor hen is, als z\j die weinige, kleine plichten, welke voorgeschreven staan, eenvoudig nakomen en hoe gemakkelijk dat toch eigenlyk is. Ten slotte kan je hun dan de verzekering geven, dat zy zoodoende aangenaam zullen dienen onder jou, waarvan een natuurlijk gevolg is, dat die diensttijd, waar zij zoo tegen op zagen, om vliegt, dat zjj later altyd met het meeste ge noegen dien tjjd zullen herdenken en nog jaren daarna de vruchten plukken van die weinige ?uanden, dat zy .onder dienst zyn geweest"! Ziehier myn jongen, stof voor meer dan n theorie, >tot meerdere opheffing van het moreel van den soldaat", hoewel ik eigenlek vind, dat men het by elke theorie kan te pas brengen, zelfs onder het » wapens en leergoed poetsen". Ja, dat het postwisseltje en die blikjes te pas kwamen, dacht ik wel. Tot a. s. Zondag als je ten minste geen week- of dagdienst hebt! D e n H a a g. Je liefhebbende Vader 23 September 1897. DONAE. LTTUILN Muziek in de Het abonnementsconcert van 3 dezer in het Concertgebouw, verschafte ons de kennismaking met een klavierconcert in f-kl.-3, op 47 van E. Schütt. Deze, voor ons onbekende componist werd, volgens Riemann's muziek-lexikon in '56 geboren te St. Petersburg. Na aldaar aan het conservatorium en later nog te Leipzig zijne studiën gemaakt te hebben, vestigde by' zich te Weenen, waar hy directeur werd van den »Akademischen Wagnerverein". Aan het opusgetal kan men zien, dat men hier niet te doen heeft met een werk uit 's componisten eerste periode; aan het concert zelf kan men bespeuren, dat Schütt een man is, doorkneed in de behandeling van het materiaal. Het eerste deel heeft op my' den meesten indruk gemaakt. Zoowel de vinding van het kernachtige hoofdthema, als de degelyke bewerking er van, getuigen van veel talent. Ook het tweede motief is gelukkig gedacht en vormt met het eerste een zeer goed contrast. Het tweede deel met zyn uitgebreide orchestbewerking, scheen my eenigszins, wat aangaat enkele melodische wendingen, onder den invloed der italiaansche veristen-school Mascagrii-Leoncavallo te staan; terwy'1 het Finale my voorkwam wel vlot ge schreven te zyn, maar toch die diepte van inhoud te missen, welke men voor een werk in grooten stg'l onontbeerlijk mag beschouwen. Niettemin is het toch een zeer flink werk en verdient de heer Joh. Wysman allen lof, dat hy zich niet heeft willen vergenoegen met een concert dat iedereen kent, maar eens heeft willen omzien naar eene compositie uit de moderne school en wel van een meester, wiens naam zelfs ons tot dusverre on bekend was. De heer Wy'sman heeft daarmede getoond, dat het hem er niet om te doen geweest is, ons uitsluitend te doen hooren, hoe goed hy wel piano speelt, maar dat hy' ons veeleer de kennis making heeft willen verschaffen met het werk van Schütt. Zulk een voorbeeld verdient navol ging l De heer Wy'sman heeft groote vorderingen gemaakt, sedert ik hem het laatst gehoord heb. Met groote technische zekerheid vervulde hy' zyn taak. Een paar opmerkingen wil ik echter niet achterwege laten. In het tweede deel had de MlllllllltlMIMIIlHllllllttltllIIIII iiitiiiiMimmiiim dan die van het caféde l'Orne en slurpte met kleine teugjes, terwijl hij niet moe werd alles om hem been te bewonderen : de wilde wingerd aan de priëelen, de glucines met lichtgele trossen, den New-Foundlander en den das, die zich lui uitgestrekt in de zon lagen te koesteren, twee kippen, die onder een kreupele tafel scharrelden, een groepje daglooners, die een eindje verder met elkander zaten te drinken en te redeneeren over dingen, die in het caféde l'Orne nooit werden aangeroerd. En hij dacht aan zijn jeugd, in een dergelijke om geving vervlogen, aan zijn verder altijd werkzaam leven, doorgebracht met een domme vrouw en slecht gehumeurde dochter, die hem kwelden, omdat hij haar aanbad. Diep bewogen nam hij een van Valbert's handen in de zijne, drukte die vast, zonder te spreken, stond op, en zij vervolgden hun wandeling naar Velizy langs een p».d dat links voorbij een boerderij voerde, een echte boerderij, van Bruyères, die Des hayes bij een Delfaux vergeleek. Na dit pad te zijn afgeloopen, moesten zij een ander volgen tot aan de vijvers, waar Corot meer malen de pooten van zijn vouwbaren ezel in den grond stak. Lelietjes van dalen, havikskruid, viooltjes en windekelken omzoomden den kalmen waterplas. S.anke juffertjes omzweefden de waterleliën. Een zacht koeltje suizelde door het lommer der groote boomen, waarin de zon hier en daar warme lichtplekken wierp. Tusschen de takken der populieren schemerde vaag de goudgele schijn van een uit gestrekt rijpend korenveld. En er ziju menschen die durven schilderen! riep de artist, de hand naar het betooverend tafereel uitstrekkend. Schilderen met dat voor oogen 9 ' In plaats de landschappen aan de muren van het Palais de l'Industrie te hangen, moest men ze hier, in de vrije natuur tentoonstellen. Dan zou je eens zien wat er overbleef van Diaz, Chamtrauil, Rousseau; alleen PerèMillet en Daubigny zouden de proef doorstaan; dat was jeliu plicht om te zeggen, in je studies en kritieken over het Mooi. melodie in de rechterhand, met meer plastiek moeten uitkomen. Ook hadden de begeleidingsfi guren in de linkerhand delicater kunnen klinken. In het laatste deel had de rhythmiek iets straffer kunnen zyn; meer in overeenstemming met de beweging in het orchest. Als de heer Wy'sman op die punten zyn aandacht wil vestigen, zal zeker zyn spel volkomener, meer af worden en zal hy' die soberheid en rust erlangen, die men by onze groote pianisten zoo gaarne bewondert. Het orchest speelde Volkmann's Ouverture ?Richard III" en Brahms' tweede symphonie. Volkmann's ouverture hoorde ik zelden nog zoo schoon vertolken. De interpretatie van Brahms' symphonie kon my' echter niet zoo bevredigen. De heer Mengelberg gevoelt Brahms' werk blykbaar iets sneller, dan wy' gewend zyn het te hooren. Dit is op zich zelf niet iets bijzon ders, doch het orchest was, naar het my voor kwam, niet geheel vertrouwd met de tempi van zyn directeur; van daar dat niet alles zoo in elkaar sloot, als wy' zulks gewend zyn van onze keurbende. Dit neemt echter niet weg dat toch op menige plaats het wondervolle werk een grootschen indruk teweeg bracht. Vrydag 4 dezer werd, voor de tweede maal in dit seizoen, een oorspronkelijke Nederlandsche opera opgevoerd by het gezelschap van den heer van den heer van der Linden. Thans was het De Tempeliers, tekst van Jac. Philippi, muziek van Mart. J. Bouman. Tot myn groot leedwezen was deze première op Vrydag, en daar ik dien avond andere verplichtingen heb, kon ik deze eerste voorstelling niet by'wonen. Ik had gehoopt dat er Dinsdag 1.1. eene her haling zou plaats gevonden hebben, doch de heer Bonman wenschte nog eene verandering aan te brengen aan het slot van een der bedryven en daarom werd eene reprise uitgesteld. Zoo spoedig nu het werk op een Dinsdag uitgevoerd wordt, stel ik my' voor er heen te gaan en mijne in drukken mee te deelen aan de lezers van dit blad. Wél heb ik reeds kennis gemaakt met den tekst. Ook thans, evenals vroeger, acht ik het zeer te betreuren, dat er niet meer zorg is besteed aan de taal. Zoolang kreupele ry'men, onjuiste rhythmen of onbeholpen zinswendingen enz. enz. in een libretto voorkomen, kan zelfs de beste muziek niet verhinderen, dat men toch onaan genaam getroffen wordt door den tekst Overigens schijnt het my' toe, dat er een aantal levendige tafereelen in voorkomen, die zeker veel afwisse ling zullen brengen in het geheel. Na dit reeds thans van het tekstboek gezegd te hebben, moet ik myn verder oordeel opschorten tot later. ANT. AVEKKAMP. Ibsen-feestviering. Den 20en Maart zal het 70 jaren geleden zyn, dat Ibsen te Skiën in Noorwegen geboren werd. De drie Scandinavische ry'ken maken zich gereed om den dichter op diens zeventigsten verjaardag te eeren. Een gtdenkschrift wordt uitgegeven, dat bydragen zal bevatten uit de letterkundige kringen van Zweden, Noorwegen en Denemarken, onder anderen van Holger Drachmann, Jonas Lie, Sven Lange, Georg Brandes. In een inleidend artikel huldigt koning Oscar II van Zweden den dichterkoning Ibsen. De oorspronkelijke bedoeling was, hetgedenksehrifft ook in het Fransch, het Engelsen en het Duitsch, en met bydragen van buitenlandsche schry'vers uit te geven. Het ontbrak echter aan ty'd om dit denkbeeld uit te voeren. Te Berly'n zal men het feest vieren door in by'na alle schouwburgen werken van Ibsen op te iiliiiiilliHiiiiiiiliiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiniiintiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Ja, 't zou wel grappig wezen. Neen, beste vriend, het zou niet grappig wezen, 't zou erbarmelijk zijn. Zij stonden nu op een weg die langs het door de boomen blinkende korenveld liep. Deshayes bukte zich om klaprozen en koren bloemen te plukken. Krijg maar geen spit in je rug, waarschuwde Valbert. O! ik ben van vandaag nergens bang voor. En weetje waarom ik die korenbloemen en klaprozen pluk? Omdat ze mij aan mijn laatste wandeling herinneren, in 't jaar '53, en aan het lieve kind, dat mij vergezelde. Zij heette Geneviève, evenals de minnares van Stephan in Onder de linden., en droeg evenals die een wit kleedje en een stroohoed met breeden rand, dien wij met klaprozen en korenbloemen hadden versierd. J e zult lachen als ik je vertel, dat ik nu nog, in eeu van mijn oude boeken, een klimopblad bewaar, dat ze mij gaf! ... Wij hielden veel van elkaar, omdat zij de natuur aanbad en we zouden stellig getrouwd zijn, maar dat geluk werd mij niet beschoren. Geneviève stierf den volgenden winter, evenals zooveel andere ongelukkigen, die te jong naar de ateliers worden gezonden en wegk wijnen.... De klaprozen en korenbloemen, die ik nu pluk, zijn voor mijn Jeanne bestemd. Tot aan Velizy, waarvan hij de kerk op het met linden beplante pleintje herkende eu de kom, waarbij waschvrouwen op de knieën liggend en zingend aan het wasschen waren, sprak hij over zijn jonge liefde door. Het huis naast de kerk, waar hij met Geneviève had gezeten, was er nog met zijn door zware taxisboomen koel duisteren tuin, zijn erf en zijn groote ouderwetsche keuken. In de ruime gelagkamer, welker middengedeelte door een billard was ingenomen, zaten de dorps schoolmeester, met een fluweelen kalotje op, en de plattelands brie venbesteller, in gezelschap van den waard een kruik landwijn te drinken. Op den weg reed een boerin in een ezelwagentje den kant naar Chaville op. Deshayes benijdde het lot voeren. Het sKönigliches Schauspielhaus" geeft Die Stützen der Gesellschaft; het «SchillerTheater'' Brand; het »Belle-Alliance-Theater" Kaiser wnd Galilaer; het »Neue Theater" Die Wüdente; het ^Deutsche Theater" Hedda Gabler en het *Dramatisches Institut" Peer Gynt met de muziek van Grieg. Miücelyn", door ANTOON MOLKENBOER. De tentoonstelling van schetsen, teekeningen, ontwerpen, decorgedeelten en costuums voor de smise-en-scène" van »Mincelyn" door Antoon Molkenboer behoort onder die gelukkige evene menten op kunstgebied, welke tot grondslag hebben «willen en durven", gepaard aan kennis en ernstig streven. Niet terugdeinzend voor de talrijke moeilykheden en hindernissen welke, uit de aard der zaak, steeds hem in den weg liggen die iets schoons wil scheppen en (ook uit den aard der zaak?) steeds hem in den weg gelegd worden, wiens streven het is verouderde of veronacht zaamde toestanden op beteren weg te leiden, heeft de heer Antoon Molkenboer zyn Mincelyn geschreven, ten einde zijne denkbeelden over de »mise-en-scène", eene der hoofdaders der deco ratieve kunst van het tooneel, onder de aandacht te brengen van het denkende en de kunsten minnende publiek. De ontwerpen en schetsen nu van decoratie en costuump, een reuzenarbeid, inderdaad! ge tuigende van werkkracht en kennis, van toewyding en energie; hoog staande boven het gewone, geven aan Arti's kunstzaal eene gewijde bekoring, medevoerende naar het wondere land der kunsten. De weinige samenwerking welke bestaat tusschen de verschillende onderdeelen die het decoratieve gedeelte, met name de »mise-en-scène", van het hedendaagsche tooneel vormen, leiden als van zelf tot verwarring en schromelijke veron achtzaming, een gruwel voor hem die gevoelt en weet, wat de oorzaak is welke «Mincelyn" en hare »mise-en-scène" deden ontstaan. Hoezeer ook menige verdienstelijke decoratie voor zich zelf spreekt en bewondering afdwingt, als op zich zelf staand kunstwerk, het verband met het geheel wordt gewoonlijk ten eenen male uit het oog verloren. Zoo ook, en meer nog, de costuums en requisieten, waarvoor het niet genoeg is ze ter beschik king te hebben, maar die het oordeel vereischen van den bekwamen kunstenaar en den niet minder bekwamen historicus; last not least de «regie" die slechts tot mandaat schijnt te hebben te zorgen dat het zaakje »vlot" van stapel loopt, maar door onkunde of gebrek aan bedoelde samenwerking, maar al te dikwyls helaas door slecht aangesloten verlichting of droevige kleuren combinatie, menig schoon geschilderd decoratief in 't water helpt, en zoo natuurlijk het geheel verbreekt. Verouderd in de sleur, hield de smise-enscène", het verwaarloosde stiefkind der kunsten, geen gelijken tred met het voorwaarts streven harer zusteren. Den 24sten Maart wordt in den Stadsschouw burg »Mincelyn" opgevoerd in 15 theater-aspecten; d. w. z. 15 verschillende tableaux uit het daar voor geschreven verhaal zullen den toeschouwers vertoond worden en getuigen afleggen van wat dier eenvoudige menachen. Ach! was Geneviève maar blijven leven!... of begreep zijn vrouwvolk de grootsche natuur maar! 't Eten is klaar, heeren! kwam een dienst bode zeggen. De graveur legde zijn bloemen onder de kraan van een pomp en zij gingen aan tafel, in de open lucht, niet ver van een perk violen. Het tafellaken rook frisch naar de wasch. Valbert genietend in de bijna kinderlijke opgetogenheid van zijn ouden makker, had een landelijk maal besteld. Radijs, dien zelfden ochtend gekamde boter, een ommelet met champignons, een konijn, salade en alle vruchten die de moestuin opleverde. Zij zaten daar nog, een pijp rookend en een glaasje cognac drinkend, beiden in gepeins verzonken, zon der veel te praten, toen de kerkklok begon te kleppen. Het Angelus, zei Valbert. Een engel kwam Maria verkondigen, dat zij moeder zou worden ... en den Parijzenaars herinne ren dat de huidige uren van korten duur zijn, antwoordde Deshayes. Zij vingen den terugweg naar Bellevue aan en tusschen het koren bij de vijvers plukte de artist nog meer korenbloemen, en klaprozen bij de klap rozen en korenbloemen, die hij reeds voor zijn Jeanue had. Langzaam daalde de schemering op het veld. Roode pannen, daken en gevelspitsjes teekenden zich scherp af tegen den somberen achtergrond der bosschen. Gezang en gelach klonk uit alle buitentjes, waar de petroleumlampen tusschen de boschjes als gele sterretjes blonken. In de Coq de Sruyiire, propvol etende en drin kende gasten, tokkelde een arme maar zindelijk in 't zwart gekleede zangeres met haar magere vingers de snaren van een harp, waarmee zij de romance van Marie-Antoinette begeleidde. Het lievelingslied van mijn moeder, prevelde Deshayes; het is alsof ik vandaag alle verras singen te gelijk moet hebben. EQ hij neuriede met de harpspeelster mee: de heer A. Molkenboer als eischen stelt voor de »mise-en-8cène'' van het tooneel. Dat woord en muziek ontbreken aan deze voorstelling is waarlyk niet aan den kunstenaar te wy'ten, de overtuiging dat het volkomene slechts te bereiken is door samenwerking van dichter, musicus en schilder, is hy' zich ten volle bewust. Het goed recht van zyne overtuiging echter wordt duidelyk aangetoond door de tableaux; zyn wensch dat aan het hoofd moet staan van zoo gewichtig een zaak als de »mise-en-scène" een begaafd kunstenaar, het vermogen bezittende de verschillende krachten in de juiste richting te leiden; een man volkomen op de hoogte der costuumkunde in al hare byzonderheden, gevoel hebbende voor compositie, lijnen en kleuren; kortom een man van wien die scheppende kracht uitgaat, onontbeerlijk daar waar aan het werkelyk schoone het aanzijn moet gegeven worden, die wensch moge door de tentoonstelling van Antoon Molkenboer's kunstwerken in »Arti et Amicitiae" en door de daarop volgende opvoeringen van zyn »Mincelyn" een »eisch" worden, die, uitgesproken door allen die de kunst lief hebben, leiden zal tot de noodzakelijke reorganisatie van een zoo belangrijk deel van onze Nederlandsche kunst. Q. De Algemeene Nederlandsche DoofstommenVereeniging »Guyot", zal eene tooneelvoorstelling in Gebarentaal geven op Dinsdag 15 Maart a.s. in de Schouwburg Franschelaan, dir. Stoel en, Spree ten tooneele zal opgevoerd worden Marie Jeanne, de Vrouw uit de Volksklasse. Regie va» den heer Jb. Salomons, doofstom. Bij de firma E J. van Wisselingh & Co , 23 Spui, is geëxposeerd een schilderij van Gabriel, Land schap en een aquarel van Bastert. liMiimiiiiMmnimiimiiiiiiiiimiiiiiimiiiiiiiiiiilMiiiiiiiiiimtiii c/hclamM. 40 cents per regel. nmmmmi» MiiiiiiiiiiiimmimmiiiHiiiiiiii TRADE MARK. MARTELUS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bg de representanten KOOPIH AI¥S «fc HUI IA l KR, te Amsterdam. PrJaaiiaiaf/lSOperFtt MEIJKOOS & KALSHOVEN, A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's. // Pa K r re Jaci/ues, quand fétah pres de toi, Je ue xeiitais pas ma misère, Maii a prevent que je suis loin de toi Je manque de tout sur la terre." Laten we hier een poosje blijven? zei hij. En zonder Valbert's antwoord af te wachten, bestelde hij twee absiuthes, zijn gewoonten, het caféde l'Orne, zijn vrouwolk, alles vergetend! Had hij n enkelen keer in vijf en dertig jaren niet het recht gelukkig te zijn? Toen zij op den boulevard Montparnasse afscheid van elkander namen, was het even over tienen. Lichamelijk vermoeid, maar merkwaardig opgefrischt naar den geest door de liefelijke herinne ringen en indrukken van het uitstapje, klom Benjamin Deshayes zijn vijf tages op, zijn bloemen, achter op den rug houdend om zijn dochter des te meer te kunnen verrassen. Nu je toch buiten was, moest je er meteea maar hebben blijven slapen! riep Jeanne hem toe. Maar, lieve kind... stamelde hij. Wat! Lieve kind? Zie je niet dat hij dronken is? voegde de moeder er bij. Ga je roes uitslapen, pierewaaier, kom, vooruit! Maar ik heb wat voor je rnêe... . Naar bed, versta je? We verkiezen die dranklucht niet in de kamer te hebben. Toen ging de oude artist heen, links, verlegen, achteruitloopend om het vrouwvolk zijn bouquet niet te laten zien. Den volgenden morgen vroeg, toen alles nog sliep, wierp hij het op trottoir van den boulevard, waar de roode blaadjes van zijn klap rozen zich verspreidden eu zette zich zielsbedroefd aan zijn werktafel, om een //gezicht op den Eiffeltoren" te graveeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl