De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 13 maart pagina 5

13 maart 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1081 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjg. Een pleidooi yan een jonge onflerwetsclie vronw. Come boys, the world wants mending, Lel none sit down and rest, Bat set to work like heroes And nobly do your best, Do what you rau for fellowman With bontst beart and true! Mucb may be done by ereryone: Tbere's work for all to do. Dit versje heeft op mij reeds als meisje van veertien jaar een byzonderen indruk gemaakt, en hoewel ik kort van geheugen ben, zijn die regels er nooit uitgegaan. Sedert dien tijd heb ik meer geleerd om my heen te zien en te hooren, maar hoe onder ik word, hoe meer dat versje uit my'n jongere jaren mij, als 't ware, tracht wakker te schudden. Ik ben nu getrouwd en heb voorloopig (bij ondervinding weet ik hoe dit woord pp veler lippen een ironisch lachje toovert) vier kinderen, dus ik kan er niet licht aan denken, die woorden, die mij steeds vervolgen, in daden om te zetten. Ja en neen. Zy hebben onwillekeurig invloed op de wijze, waarop ik my'n kinderen opvoed. Ik word langzamerhand de gehoorbuis, die de beteekenis dier woorden tot het begrip der kleinen overbrengt. Ja, ik tracht my'n kinderen als tolken van die woorden groot te brengen. Of 't mij zal gelukken ? Maar tot BB toe is het nooit in mij opgekomen, krantenpraatjes te gaan houden over opvoeding en waarschijnlijk zou dat ook nu niet gebeurd zy'n, ah ik niet voor korten tijd wakker geschud was door een qualificatie, die ik, wetende dat zij op ons (zie my'n titel aan het hoofd van dit opstel) gemunt was, niet kan aannemen, zonder daartegen protest aan te teekenen. Eerst wil ik u de aantijging noemen: gij, kinderkrygende vrouwen, zyt of wordt dom, gij zjjt of wordt verstompt door u af te sloven en op te gaan in uw kinderen en uw huishouding en dit is een noodzakelijk gevolg van het groeien van uw gezin." Tot zoover de beschuldiging. Nu geloei ik niet, tot de wrtstekendste of uitstékendste vrouwen te behooren en ik zou minstens aanmatigend zyn, indien ik dat ook maar innerlijk dacht. Integendeel, in het kringetje der met mij gely'kdenkende en handelende dames bekleed ik zeker geen eerste plaats in ontwikkeling en ge zond verstand. Maar niet als ik voel ik mij beleedigd, wel echter als deel van ons, van mijn geestverwanten, die gering geschat worden in vergelijking met de hoogcr staande kategorie, die naar het edele doel streven, door hun kindertal te beperken, deze kinderen en zichzelve tot een ? hooger peil te brengen dan waarop wij staan. Het doel is edel, ongetwijfeld, want het steeds hooger" verdient ten allen tyde waardeering en iedereen moet op zijn manier trachten, hiertoe te geraken. Maar ook ik tracht naar hetzelfde doel alleen kiezen zy' em ik geheel verschillende wegen. Ik voel zeer goed, dat mijn weg mij niet ver stompt; integendeel: het kleine volkje om mij heen, met ap- en dependentiën, leert mij iederen dag by, en al moet ik heel wat ty'd aan my'n huishouding besteden, die ik meen niet te kort te doen, toch, ziet u? blijft er nog een oogen blikje voor mg te vinden, waarop ik maasuaald en breipen voor potlood en papier kan verruilen. 't Is maar een klein hoekje van de week, waarin ik mg die Inxe kan veroorloven, maar alle beetjes helpen. De geheele week kom ik er niet toe, bij dag van een boek of andere ontspanningsartikelen te genieten, 't Is mooi genoeg, dat ik wel eens tot wandelen of winkelen kom. Maar 's avonds, als 't troepje naar bed is, och, dan vindt mijn man al licht nog wel eens een half uurtje om mij, of liever ons, wat voor te lezen, en dan gaan de handen er niet minder vlug om. Routine bij werktuigelyk werk maakt, dat men het hoofd onderwijl tamelijk wel vry kan houden. Ik sprak daar van ons. Daarmee bedoel ik, dat wy' 's avonds nog een persoon in de huiskamer hebben; de kinderjuffrouw, die ook ooren heeft en van het voorgelezene al tijd nog wel wat opsteekt. Den eenen keer meer, den anderen minder en daar de lektuur die zij hoort geen verderfelijke is, kan 't haar zeker geen kwaad. Integendeel: misschien brengt het haar eenige sportjes hooger op de ladder der ontwik keling. Zoo werpt ons samen thuis zitten allicht een ander al wat rente in den schoot, en dat kan toch niemand tegenspreken: hoe meer er te deelen wordt gegeven, hoe meer er weer gedeeld kan en zal worden. Dat thuis zyn 's avonds, die huise lijkheid nn is zoo'n noodzakelijk gevolg van onze groote gezinnen, dat ik my moeilijk de hoofden daarvan, als zy in harmonie leven, uithuizig kan voorstellen. Niet dat wij ons opsluiten. Onze familie en goede kennissen bezoeken elkaar nu en dan, en een hetl enkelen keer veroorloven wij ons de weelde, eens te gaan genieten van wat er alzoo van onze gading is in een groote stad. Bet kan niet anders dan zelden gebeuren, want in een groot gezin, dat men gezond en ontwikkeld wil grootbrengen, komt er heel wat kijken, dat de beurs er niet dikker op maakt: zaken, die zoo veel van het noodzakelijk kwaad het geld in beslag nemen, dat er maar heel weinig voor luxe overblijft. En nu kom ik op het punt, waarop de ons tegenovergestelde dames-categorie altijd wijst: Ziet u wel, u kunt u en uwen kinderen niets dan het hoog noodige gunnen en het is de plicht der ouders, den kinderen zooveel mogelijk in hun jeugd te geven, want in hun later leven kunnen zy niet zooveel meer genieten. En met twee kinderen kan men zich o neen, gich, daarover spreekt men liever niet maar zyn kinderen meer aangenaams bezorgen, meer ontwikkeling geven, dan wanneer hetzelfde onder veel meer verdeeld moet worden". Die theorie klinkt zeer mooi; maar ik heb eenmaal het zwak, de zaken van haar keerzijde te beschouwen. Ik zie helaas den tijd na het ge nieten. En ik zie dien ty'd niet in my'n verbeelding, maar in werkelijkheid. Ik heb al menig dergelijk kind grooter zien worden en die schepseltjes heb ben in my het beginsel doen rijpen: breng de kinderen zóó groot, dat ze van jongs af reeds leven, zooals ze later in de groote maatschappij moeten doen. Hoe weinigen toch valt het leven mee; en iedereen moet nu eenmaal in de maat schappij, het qroote huisgezin, meeleven. Daar kan men niet alles als het eigendom van zich en zyn zusjes beschouwen, en wie niet gewend is te deelen van jongs af, dien valt het later dubbel zwaar. No. 2 en 3 by m^ komen er niet licht toe, nieuw goed te dragen; maar och, wat een pret, als zij in hun oogen wat anders krijgen. Ik weet, dat ik daar geen nieuwe wijsheden ver kondig, maar voor iedere huisvrouw, die zoo'n klein maatschappytje om zich heen krijgt, is 't een zóó ware waarheid, dat het genieten van kinderen niet afhangt van de hoeveelheid en de hoedanig heid van het genot, maar wel van de wijze, waarop genoten wordt. En zooals men als kind is. wordt men als mensch. Ik ben de jongste uit een ouderwetsch gezin; misschien is dat wel de reden, dat ik zou denk. Maar ik voel mij geluk kig, en tracht op de mijnen dat geluk over te planten. (Slot volqt). iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHlMiiiiin Edna Lyall, De schrijfster van Donovan laat zich zelden overhalen, haar rustig thuis te Eastbourne te verlaten. Zy woont, met haar zuster, in een allerliefst gelegen huis, dat met klimplanten overdekt en door boomen omgeven is. Edna Lyall's studeervertrek is een bovenkamer, keurig netjes en met veel smaak ingericht. Haar schrijf machine staat voor het raam, zoodat zij, als zij zit te werken, het gezicht heeft op de bosschen van de streek genaamd »Het Paradijs". In deze kamer is zij omringd door haar lievelingsboeken. Een ouderwetsche klok tikt in een der hoeken, en bewijst dat zy' van antiquiteiten houdt, terwijl een portret van Gladstone haar politieke richting aanduidt. Haar geliefkoosde schilderij is een portret van Milton als jongen; zij had het eens toen zy nog bijna een kind was in een winkel gekocht. Men moet niet denken dat de schrijfster zich geheel afgezonderd houdt en geen belang stelt in haar omgeving, er zijn acht neefjes en nichtjes in huis die allen aanspraak maken op haar attentie. »Ik geloof niet dat ik zou kunnen schrijven" vertelde zy, »als ik geen kinderen om my' heen had. Het houdt iemand frisch, naar hun gebabbel te luisteren", en het bleek uit verschillende voorwerpen in haar kamer, dat Tante's heiligdom dikwijls werd bestormd. Miss Bayly, om haar eigen naam te gebruiken. werd te Brighton geboren; zij was de jongste dochter van Robert Bayly, advokaat. Haar op voeding ontving zij voornamelijk thuis. De grootste vreugde van haar jeugd was een jaarlijksch be zoek aan haar tante die in Suffolk woonde, op Badmondesfield Hall, een der weinige zonderlinge oude huizen met hout gedekt, die zijn overge bleven uit den tijd van Eduard III. Hier in het oude gebouw genoot haar roman tische . natuur, en bedacht zij, in een afgelegen hoekje gezeten, sprookjes en kinderverhalen. In »Mondisfield Hall" en tin tl ie Golden Days" heeft zeker de herinnering hieraan meegewerkt. Dr. George Macdonald, wiens geschriften Edna Lyall zeer bewondert, gaf haar een introductie voor de uitgevers Hurst en Blackett, die haar tweede boek Donovan uitgaven, een werk dat haar in de ry der nieuwere schrijvers, een plaats deed innemen. Haar eerste boek was Won by Waitwg. Donovan werd spoedig gevolgd door We Two en zooals in Donovan onze sympathie wordt opgewekt door een held, wiens leven door intellectueelen twijfel wordt bemoeilijkt, voelen wy in We Two geheel mede met den vervolgden atheïst, een karakter in wien ieder spoedig Mr. Bradlaugh herkende. Toch, ofschoon de vervol ging van Bradlaugh, die juist toen plaats had, haar het hoofddenkbeeld van haar boek heeft geïnspireerd, heeft Edna Lyall hem voor dien ty'd niet persoonlijk gekend; eerst toen haar roman half af was leerde zij hem kennen; zijne dochter, die voor de heldin van het boek zou hebben kunnen doorgaan, ontmoette zij pas veel later. Edna Lyall's liefde voor muziek blijkt duide lijk in Donovan en The Knight Krrant. en later ook in haar allerliefste verhaal Doreen, the Singer. Zy brengt gaarne afwisseling in haar onderwerpen, en is nu bezig aan een verhaal uit de zeventiende eeuw, haar geliefkoosd tijdvak. Het moet spelen in het Lake District. Ofschoon historische romans een verbazende studio en voorbereiding vereischen, schrijft zy ze toch liever dan romans uit den tegenwoordigen tijd. Zij maakt haar verhalen dadelijk met de schrijf machine en het getik schijnt hare gedachten niet te storen. Donovan is het laatste boek dat zy met de hand geschreven heeft, dus haar laatste manuscript waarschijnlijk. In haar bladen schrift van de schryfmachine komt maar heel weinig correctie voor. Miss Bayly is zacht, stil en teruggetrokken, en houdt er niet van, menschen te zien, behalve haar huisgenooten. Voor de eerste keer kwam zy dit jaar op het diner van de »Women Writers Club," maar ofschoon zij reeds lid is van de »Authors' Society" zegt zij dat zy nog nooit den moed heeft gehad naar een der diners te gaan, en zy voegt er by, met iets humoristisch dat onverwachts in Edna Lyall's gesprekken te voorschijn treedt, dat het niet zoo zeer de menschen zijn als wel het enorme diner, dat haar afschrikt. Zij was dan ook aangenaam verrast toen zy merkte dat de maaltijden van de »Women AVriters" niet zoo overdreven waren. Zij gaat om het andere jaar naar het buitenland, maar houdt er even veel van, in haar eigen land rond te zwerven; vooral op Surrey is zij erg gesteld, zooals de lezeressen van We Two wel zullen weten. Haar vrijen tijd besteedt zij voor een deel aan muziek, maar haar grootste genot is een goed tooneelstuk te zien, bijvoorbeeld van Shakespeare, en dik wijls gaat zij hiervoor een paar dagen naar Londen. Haar eigen verhaal In the Golden Days is voor het tooneel bewerkt. Edna Lyall doet niet mee aan de concurrentie en den geest van naijver die ook in Engeland tusschen de auteurs heerscht; zij laat zich nooit scherp over haar collega's uit, zelfs niet over degenen wier boeken volstrekt niet met haar smaak overeenkomen. Zij is tevreden als zij haar werk maar rustig kan voortzetten, en laat bet oordeel over aan het publiek. Het voornaamste kenmerk van haar schrijven is sympathie met de verdrukten. In haar eerste boeken is het haar sympathie voorde vervolgden om gewetensquesties; in Doreen zijn het de lersche toestanden, en pas kort geleden is het weer gebleken in The AutoIdograpliij of a Truth, een klein verhaaltje ge schreven met het doel om het onrecht aan te toonen dat de Armeniërs is aangedaan; de op brengst heeft zij bestemd voor het Armenisch fonds. ilMiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii J)c schat ran Lombok. Itookende vrouwen. Bistori's herinneringen. Kunst-statistiek. Eecejiten. Nu gouden en zilveren sieraden, edelgesteenten en kostbaarheden bijna uitsluitend tot het dames toilet behooren, is voor de lezeressen de schat van Lombok", die in het Rijksmuseum te zien is, heel interessant. Eigen Haard had er in het nummer van 5 Maart een artikel met verscheidene afbeeldingen van; deze geven wel den vorm en de bewerking, maar natuurlijk niet het gertonker en geglinster van het goud en de edele steenen weer. Vooral bezienswaard zijn de broches, de ringen, de oorknoppen, die door de Balische vrouwen worden gedragen, allerkunstigst tiligraan- en cantillewerk, dat, naar men beweert, op de eenvou digste manier, met behulp van een bak gloeiende houtskool, door kloppen en trekken wordt ver vaardigd. Opmerkelijk is, dat men er dezelfde vereeniging van filigraankrullen en holle lovertjes in den vorm van pla te schaaltjes bij vindt, die ook in het Noorsch ,_en Zweedsch filigraanwerk voorkomt. Kostbaar zijn zeker ook de edele steenen; oor hangers, borstversierselen, broches zijn er rijk mee versierd. Het »sauskommetje met diamanten" waar van van Lennep in De Boos van Dekama spreekt, is hier ook wel te vinden. Een broche, bestaande uit een grooten langwerpigen gelen brillant, om geven door een aantal kleinere, trekt de aandacht: de bezitsters en kensters van veel j uweelen zullen de schoonheid waardeeren van de lichtgele, groene en zwartgevlekte brillanten, smaragden, robijnen, saffieren en topazen, waarmee sterren en kabajaknoopen, hoofdbanden en medaillons, sirihdoozen en ringen kwistig versierd zijn. Het artikel van den heer De Balbian Verster noemt nog tal van steenen, die door den leek niet zoo spoedig herkencl worden, hyacinth, heliotroop, en halfedel gesteenten als korund, hyaliet, jodeïet, zerkoon; in den >schat van Lombok" vormen zij met de meer bekende, hetzy' als cabochons aangebracht of tot brillanten en sterren geslepen, een prachtig geheel. Wanneer deze collectie te Parijs was ten toongesteld, zou zeker de mode zich er van meester maken en de volgende winter ons Lombok-broches, Radjah-diademen, Kabaja-knoopen, Sirih-bonbonnières en Sita-armbanden brengen. Dezer dagen werd te Londen een dienstmeisje door hare mevrouw weggezonden, omdat zij te zwaar rookte. De mevrouw wilde haar het volle loon niet geven, de zaak kwam voor den rechter en daardoor in de publiciteit. Zoodoende werd de aandacht gevestigd op het toenemen van het rooken onder de vrouwen, en een reporter van Daily Xeics is er een enquête naar gaan instellen, die curieuze resultaten gegeven heeft. Dokters, tabaksverkoopers, fabrikanten, getuigen het vol gende: onder de jonge meisjes der hoogere standen neemt het rooken sterk toe, de cigarette gaat gelijk op met het wielrijden. Wanneer de heeren op de tietstochtjes cigaretten opsteken, presen teeren zij ze van zelf aan de dames die meerijden. In den beginne rooken zij uit aardigheid, later krijgen zij er smaak in. Maar veel meer nog wordt er gerookt onder de jonge vrouwen van den armeren middelstand. Hare mannen zijn den heelen dag in het werk ; zij zelve hebben met haar eenvoudig huishouden weinig te doen, haar shopping beduidt niet veel, naar vermakelijkheden kunnen ze niet gaan; ze luieren de lange uren van den dag door, babbelend, snoepend en rookend, en, evenals zij, zijn hare dienstboden en de arbeidsters aan de cigarette verslaafd. Natuurlijk rookt het heele person eel der cigarettenfabrieken, dat meest uit vrouwen bestaat; zy leeren het hare vriendin nen. In de modemagazijnen, de winkels, de damesateliers en tal van vakken is het natuurlijk uitgesloten ; maar hoe het in 't algemeen toe neemt, is daaruit nategaan, dat de fabrieken reeds met hun fabriekaat op den afzonderlijken smaak der dames gaan rekenen. De clientèle in het Westend is best de moeite waard dat men er wat afzonde rly'ks voor maakt; papier, tabak, uiterlijk, verpakking, alles wordt gesoigneerd. Op bals, soupers biedt men aan de dames reeds cigaretten aan; by de huwelijksgeschenken van vele bruiden ziet men cigaretten-etuis van kost baar metaal, met de initialen erin gegraveerd. Nog wordt gemeld dat voor de arbeidersvrouwen pakjes cigaretten voor n penny verkrijgbaar zijn, en dat over 't algemeen de vrouwen geen donkere tabak kiezen, omdat zij die voor zwaarder houden dan de lichtgekleurde. De reporter van Daily Neiva vertelt dit alles met eene nuance van spot of verontwaardiging. Toch ziet men eigenlijk niet in, waarom de vrouw, wanneer rooken een genot, een opwekking, een verdooving, een verstrooiing beteekent, daarop minder recht zou hebben dan de man. De Rus sinnen, Turkinnen, bijna alle vrouwen van het Oosten rooken, de zigeunervrouwen rooken haar pijpen, alleen de beschaafde Westersche stond tot nog toe in dit gebruik niet gelijk met den beschaafden Westerling; is het te verwonderen dat zij. alles veroverend wat haar onthouden werd, ook in dit betrekkelyk onbeduidende voorrecht met hem gelijk wil zijn ? Aan de tentoonstelling te Turijn zal ook een afdeeling voor dramatische kunst verbonden zijn; en als een der inzendsters hoopt men op de markiezin Capranica del Grillo, de beroemde Ristori. In haar oud paleis te Rome is de groote tragédienne bezig eene keus te doen mit de souvenirs van haar tooneelleven; zij heeft met zorg allerlei belangrijke dingen bewaard. Autographen van allerlei historische personen, letter kundigen als Alexandre Dumas fils, Lamartine, Legouvé, de eenige by'na die er nog van leeft; vorsten en vorstinnen, ministers en gezanten. Van al haar rollen heeft Ristori portretten, Lady Macbeth, Elisabeth van Engeland, Marie Antoinette en zoovele van wie nu de naam als geheel onbekend in de ooren klinkt. In drie lijsten zullen de belangrijkste van al deze por tretten vereenigd worden. Ook van costuum heeft de actrice een rijken schat bewaard. Van haar diademen, konings mantels, armbanden, gordels, heeft zij zelden iets weggedaan ; alles draagt den datum van de creatie, het moet haar een weemoedige sensatie zyn, de costumen van Mirra, Medea, Judith, Francesea di Rimini, al de groote zondaressen, heldinien of martelaressen weer op te nemen, waarin zq haar triomfen vierde. Tusschen la Ristori en la Duse heeft Italiëevenmin een groote actrice als groote tooneelspeelkunst gehad ; misschien breekt, met Tina di Lorenzo en de nieuwe schrijvers, in beide opzichten een veelbelovend tijdperk aan. Een eigenaardige reclame heeft de »Filiale Hoff'mann's stijfselfabrieken" bedacht. Zy heeft. op verschillende grootten afdrukken van het jongste portret van H. M. de Koningin laten maken, visite-, cabinet- en groot formaat, en biedt deze, waarschijnlijk in evenredigheid van den omvang der bestellingen, aan hun afnemers aan. De por tretten zijn zeer mooi gereproduceerd, met witte marge verguld op snee; ze verdienen in een mooie lijst met passepartout bewaard te worden lang nadat de stijfsel heeft dienst gedaan. Een curieuze statistiek is toegepast op een roman van William Morris, The water of the wondrous isles; alle incidenten en episoden, alle incidenten en litteraire procédés zyn er in ver meld, en onder anderen heeft men willen weten hoe en hoe dikwijls daarin gekust wordt. Aan de heldin, miss Birdalone, zijn, alleen door man nen, in den roman 52 kussen gegeven, als volgt verdeeld : handen, voeten, gezicht, mond, totaal. ridders 4 2 2 18 26 priester 20 136 kooplieden 01 001 boeren 2 O O 5 7 dienaren 50 07 12 13 " ;j~ " 3 33 5-T" Nog komen er 36 gelegenheden voor, waarbij vrouwen en kinderen diezelfde heldin kussen; zoodat deze in 200 pagina's 88 maal gekust wordt. Vegetarische farce. Men kookt in zout water fijngebroken vermicelli, laat ze uitdruipen en mengt ze met boter, broodkruim dat met melk bevochtigd is, hardgekookte eierdooiers, geraspte parmesaansche kaas, peterselie, gehakte uien, peper en muskaatnoot. Deze farce kan men ge bruiken voor alles waar anders gehakt voor noodig is, b.v. om groene kooltjes of kropjes sla te vullen; fijngesneden truffels of champignons verhoogen den geur. Bloemkool-croquetten. Men maakt een deeg van twee lepels meel en wat koud water, steeds roerend, doet er een lepel olie, wat zout en een lepel brandewijn in, klutst dit als een omelette, voegt er een eierdooier bij, steeds klutsend, en laat het deeg dan wat rusten. Van overgeschoten bloemkool neemt men kleine struikjes, doopt ze in het deeg, dan in friture en dient ze heel warm op. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl