Historisch Archief 1877-1940
No. 1081
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjg.
Een pleidooi yan een jonge onflerwetsclie vronw.
Come boys, the world wants mending,
Lel none sit down and rest,
Bat set to work like heroes
And nobly do your best,
Do what you rau for fellowman
With bontst beart and true!
Mucb may be done by ereryone:
Tbere's work for all to do.
Dit versje heeft op mij reeds als meisje van
veertien jaar een byzonderen indruk gemaakt, en
hoewel ik kort van geheugen ben, zijn die regels
er nooit uitgegaan. Sedert dien tijd heb ik meer
geleerd om my heen te zien en te hooren, maar
hoe onder ik word, hoe meer dat versje uit my'n
jongere jaren mij, als 't ware, tracht wakker te
schudden. Ik ben nu getrouwd en heb voorloopig
(bij ondervinding weet ik hoe dit woord pp veler
lippen een ironisch lachje toovert) vier kinderen,
dus ik kan er niet licht aan denken, die woorden,
die mij steeds vervolgen, in daden om te zetten.
Ja en neen. Zy hebben onwillekeurig invloed
op de wijze, waarop ik my'n kinderen opvoed. Ik
word langzamerhand de gehoorbuis, die de
beteekenis dier woorden tot het begrip der kleinen
overbrengt. Ja, ik tracht my'n kinderen als tolken
van die woorden groot te brengen. Of 't mij zal
gelukken ?
Maar tot BB toe is het nooit in mij opgekomen,
krantenpraatjes te gaan houden over opvoeding
en waarschijnlijk zou dat ook nu niet gebeurd
zy'n, ah ik niet voor korten tijd wakker geschud
was door een qualificatie, die ik, wetende dat zij
op ons (zie my'n titel aan het hoofd van dit
opstel) gemunt was, niet kan aannemen, zonder
daartegen protest aan te teekenen.
Eerst wil ik u de aantijging noemen: gij,
kinderkrygende vrouwen, zyt of wordt dom, gij
zjjt of wordt verstompt door u af te sloven en
op te gaan in uw kinderen en uw huishouding
en dit is een noodzakelijk gevolg van het groeien
van uw gezin." Tot zoover de beschuldiging.
Nu geloei ik niet, tot de wrtstekendste of
uitstékendste vrouwen te behooren en ik zou minstens
aanmatigend zyn, indien ik dat ook maar innerlijk
dacht. Integendeel, in het kringetje der met mij
gely'kdenkende en handelende dames bekleed ik
zeker geen eerste plaats in ontwikkeling en ge
zond verstand. Maar niet als ik voel ik mij
beleedigd, wel echter als deel van ons, van mijn
geestverwanten, die gering geschat worden in
vergelijking met de hoogcr staande kategorie, die
naar het edele doel streven, door hun kindertal
te beperken, deze kinderen en zichzelve tot een
? hooger peil te brengen dan waarop wij staan. Het
doel is edel, ongetwijfeld, want het steeds hooger"
verdient ten allen tyde waardeering en iedereen
moet op zijn manier trachten, hiertoe te geraken.
Maar ook ik tracht naar hetzelfde doel alleen
kiezen zy' em ik geheel verschillende wegen.
Ik voel zeer goed, dat mijn weg mij niet ver
stompt; integendeel: het kleine volkje om mij
heen, met ap- en dependentiën, leert mij iederen
dag by, en al moet ik heel wat ty'd aan my'n
huishouding besteden, die ik meen niet te kort
te doen, toch, ziet u? blijft er nog een oogen
blikje voor mg te vinden, waarop ik maasuaald
en breipen voor potlood en papier kan verruilen.
't Is maar een klein hoekje van de week, waarin
ik mg die Inxe kan veroorloven, maar alle beetjes
helpen. De geheele week kom ik er niet toe, bij dag
van een boek of andere ontspanningsartikelen te
genieten, 't Is mooi genoeg, dat ik wel eens tot
wandelen of winkelen kom. Maar 's avonds, als 't
troepje naar bed is, och, dan vindt mijn man al
licht nog wel eens een half uurtje om mij, of
liever ons, wat voor te lezen, en dan gaan de
handen er niet minder vlug om. Routine bij
werktuigelyk werk maakt, dat men het hoofd onderwijl
tamelijk wel vry kan houden. Ik sprak daar van
ons. Daarmee bedoel ik, dat wy' 's avonds nog een
persoon in de huiskamer hebben; de kinderjuffrouw,
die ook ooren heeft en van het voorgelezene al
tijd nog wel wat opsteekt. Den eenen keer meer,
den anderen minder en daar de lektuur die zij
hoort geen verderfelijke is, kan 't haar zeker geen
kwaad. Integendeel: misschien brengt het haar
eenige sportjes hooger op de ladder der ontwik
keling.
Zoo werpt ons samen thuis zitten allicht een
ander al wat rente in den schoot, en dat kan
toch niemand tegenspreken: hoe meer er te deelen
wordt gegeven, hoe meer er weer gedeeld kan en
zal worden. Dat thuis zyn 's avonds, die huise
lijkheid nn is zoo'n noodzakelijk gevolg van onze
groote gezinnen, dat ik my moeilijk de hoofden
daarvan, als zy in harmonie leven, uithuizig kan
voorstellen. Niet dat wij ons opsluiten. Onze familie
en goede kennissen bezoeken elkaar nu en dan,
en een hetl enkelen keer veroorloven wij ons de
weelde, eens te gaan genieten van wat er alzoo
van onze gading is in een groote stad. Bet kan
niet anders dan zelden gebeuren, want in een
groot gezin, dat men gezond en ontwikkeld wil
grootbrengen, komt er heel wat kijken, dat de
beurs er niet dikker op maakt: zaken, die zoo
veel van het noodzakelijk kwaad het geld
in beslag nemen, dat er maar heel weinig voor
luxe overblijft. En nu kom ik op het punt, waarop
de ons tegenovergestelde dames-categorie altijd
wijst: Ziet u wel, u kunt u en uwen kinderen
niets dan het hoog noodige gunnen en het is de
plicht der ouders, den kinderen zooveel mogelijk
in hun jeugd te geven, want in hun later leven
kunnen zy niet zooveel meer genieten. En met
twee kinderen kan men zich o neen, gich,
daarover spreekt men liever niet maar zyn
kinderen meer aangenaams bezorgen, meer
ontwikkeling geven, dan wanneer hetzelfde onder
veel meer verdeeld moet worden".
Die theorie klinkt zeer mooi; maar ik heb
eenmaal het zwak, de zaken van haar keerzijde
te beschouwen. Ik zie helaas den tijd na het ge
nieten. En ik zie dien ty'd niet in my'n verbeelding,
maar in werkelijkheid. Ik heb al menig dergelijk
kind grooter zien worden en die schepseltjes heb
ben in my het beginsel doen rijpen: breng de
kinderen zóó groot, dat ze van jongs af reeds
leven, zooals ze later in de groote maatschappij
moeten doen. Hoe weinigen toch valt het leven
mee; en iedereen moet nu eenmaal in de maat
schappij, het qroote huisgezin, meeleven. Daar kan
men niet alles als het eigendom van zich en zyn
zusjes beschouwen, en wie niet gewend is te
deelen van jongs af, dien valt het later dubbel
zwaar. No. 2 en 3 by m^ komen er niet licht
toe, nieuw goed te dragen; maar och, wat een
pret, als zij in hun oogen wat anders krijgen. Ik
weet, dat ik daar geen nieuwe wijsheden ver
kondig, maar voor iedere huisvrouw, die zoo'n
klein maatschappytje om zich heen krijgt, is 't een
zóó ware waarheid, dat het genieten van kinderen
niet afhangt van de hoeveelheid en de hoedanig
heid van het genot, maar wel van de wijze,
waarop genoten wordt. En zooals men als kind
is. wordt men als mensch. Ik ben de jongste uit
een ouderwetsch gezin; misschien is dat wel de
reden, dat ik zou denk. Maar ik voel mij geluk
kig, en tracht op de mijnen dat geluk over te
planten.
(Slot volqt).
iiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHlMiiiiin
Edna Lyall,
De schrijfster van Donovan laat zich zelden
overhalen, haar rustig thuis te Eastbourne te
verlaten. Zy woont, met haar zuster, in een
allerliefst gelegen huis, dat met klimplanten
overdekt en door boomen omgeven is. Edna
Lyall's studeervertrek is een bovenkamer, keurig
netjes en met veel smaak ingericht. Haar schrijf
machine staat voor het raam, zoodat zij, als zij
zit te werken, het gezicht heeft op de bosschen
van de streek genaamd »Het Paradijs". In deze
kamer is zij omringd door haar lievelingsboeken.
Een ouderwetsche klok tikt in een der hoeken,
en bewijst dat zy' van antiquiteiten houdt, terwijl
een portret van Gladstone haar politieke richting
aanduidt. Haar geliefkoosde schilderij is een
portret van Milton als jongen; zij had het eens
toen zy nog bijna een kind was in een winkel
gekocht.
Men moet niet denken dat de schrijfster zich
geheel afgezonderd houdt en geen belang stelt
in haar omgeving, er zijn acht neefjes en nichtjes
in huis die allen aanspraak maken op haar
attentie. »Ik geloof niet dat ik zou kunnen
schrijven" vertelde zy, »als ik geen kinderen om
my' heen had. Het houdt iemand frisch, naar
hun gebabbel te luisteren", en het bleek uit
verschillende voorwerpen in haar kamer, dat
Tante's heiligdom dikwijls werd bestormd.
Miss Bayly, om haar eigen naam te gebruiken.
werd te Brighton geboren; zij was de jongste
dochter van Robert Bayly, advokaat. Haar op
voeding ontving zij voornamelijk thuis. De grootste
vreugde van haar jeugd was een jaarlijksch be
zoek aan haar tante die in Suffolk woonde, op
Badmondesfield Hall, een der weinige zonderlinge
oude huizen met hout gedekt, die zijn overge
bleven uit den tijd van Eduard III.
Hier in het oude gebouw genoot haar roman
tische . natuur, en bedacht zij, in een afgelegen
hoekje gezeten, sprookjes en kinderverhalen. In
»Mondisfield Hall" en tin tl ie Golden Days"
heeft zeker de herinnering hieraan meegewerkt.
Dr. George Macdonald, wiens geschriften Edna
Lyall zeer bewondert, gaf haar een introductie
voor de uitgevers Hurst en Blackett, die haar
tweede boek Donovan uitgaven, een werk dat
haar in de ry der nieuwere schrijvers, een plaats
deed innemen. Haar eerste boek was Won by
Waitwg. Donovan werd spoedig gevolgd door
We Two en zooals in Donovan onze sympathie
wordt opgewekt door een held, wiens leven door
intellectueelen twijfel wordt bemoeilijkt, voelen
wy in We Two geheel mede met den vervolgden
atheïst, een karakter in wien ieder spoedig Mr.
Bradlaugh herkende. Toch, ofschoon de vervol
ging van Bradlaugh, die juist toen plaats had,
haar het hoofddenkbeeld van haar boek heeft
geïnspireerd, heeft Edna Lyall hem voor dien
ty'd niet persoonlijk gekend; eerst toen haar
roman half af was leerde zij hem kennen; zijne
dochter, die voor de heldin van het boek zou
hebben kunnen doorgaan, ontmoette zij pas veel
later.
Edna Lyall's liefde voor muziek blijkt duide
lijk in Donovan en The Knight Krrant. en
later ook in haar allerliefste verhaal Doreen, the
Singer. Zy brengt gaarne afwisseling in haar
onderwerpen, en is nu bezig aan een verhaal
uit de zeventiende eeuw, haar geliefkoosd tijdvak.
Het moet spelen in het Lake District. Ofschoon
historische romans een verbazende studio en
voorbereiding vereischen, schrijft zy ze toch liever
dan romans uit den tegenwoordigen tijd. Zij
maakt haar verhalen dadelijk met de schrijf
machine en het getik schijnt hare gedachten
niet te storen. Donovan is het laatste boek dat
zy met de hand geschreven heeft, dus haar
laatste manuscript waarschijnlijk. In haar bladen
schrift van de schryfmachine komt maar heel
weinig correctie voor.
Miss Bayly is zacht, stil en teruggetrokken,
en houdt er niet van, menschen te zien, behalve
haar huisgenooten. Voor de eerste keer kwam
zy dit jaar op het diner van de »Women Writers
Club," maar ofschoon zij reeds lid is van de
»Authors' Society" zegt zij dat zy nog nooit den
moed heeft gehad naar een der diners te gaan, en zy
voegt er by, met iets humoristisch dat onverwachts
in Edna Lyall's gesprekken te voorschijn treedt,
dat het niet zoo zeer de menschen zijn als wel
het enorme diner, dat haar afschrikt. Zij was
dan ook aangenaam verrast toen zy merkte dat
de maaltijden van de »Women AVriters" niet zoo
overdreven waren. Zij gaat om het andere jaar
naar het buitenland, maar houdt er even veel
van, in haar eigen land rond te zwerven;
vooral op Surrey is zij erg gesteld, zooals de
lezeressen van We Two wel zullen weten. Haar
vrijen tijd besteedt zij voor een deel aan muziek,
maar haar grootste genot is een goed tooneelstuk
te zien, bijvoorbeeld van Shakespeare, en dik
wijls gaat zij hiervoor een paar dagen naar
Londen. Haar eigen verhaal In the Golden Days
is voor het tooneel bewerkt.
Edna Lyall doet niet mee aan de concurrentie
en den geest van naijver die ook in Engeland
tusschen de auteurs heerscht; zij laat zich nooit
scherp over haar collega's uit, zelfs niet over
degenen wier boeken volstrekt niet met haar
smaak overeenkomen. Zij is tevreden als zij haar
werk maar rustig kan voortzetten, en laat bet
oordeel over aan het publiek. Het voornaamste
kenmerk van haar schrijven is sympathie met de
verdrukten. In haar eerste boeken is het haar
sympathie voorde vervolgden om gewetensquesties;
in Doreen zijn het de lersche toestanden, en pas
kort geleden is het weer gebleken in The
AutoIdograpliij of a Truth, een klein verhaaltje ge
schreven met het doel om het onrecht aan te
toonen dat de Armeniërs is aangedaan; de op
brengst heeft zij bestemd voor het Armenisch fonds.
ilMiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii
J)c schat ran Lombok. Itookende
vrouwen. Bistori's herinneringen.
Kunst-statistiek. Eecejiten.
Nu gouden en zilveren sieraden, edelgesteenten
en kostbaarheden bijna uitsluitend tot het dames
toilet behooren, is voor de lezeressen de schat
van Lombok", die in het Rijksmuseum te zien is,
heel interessant. Eigen Haard had er in het
nummer van 5 Maart een artikel met verscheidene
afbeeldingen van; deze geven wel den vorm en
de bewerking, maar natuurlijk niet het gertonker
en geglinster van het goud en de edele steenen weer.
Vooral bezienswaard zijn de broches, de ringen,
de oorknoppen, die door de Balische vrouwen
worden gedragen, allerkunstigst tiligraan- en
cantillewerk, dat, naar men beweert, op de eenvou
digste manier, met behulp van een bak gloeiende
houtskool, door kloppen en trekken wordt ver
vaardigd. Opmerkelijk is, dat men er dezelfde
vereeniging van filigraankrullen en holle lovertjes
in den vorm van pla te schaaltjes bij vindt, die
ook in het Noorsch ,_en Zweedsch filigraanwerk
voorkomt.
Kostbaar zijn zeker ook de edele steenen; oor
hangers, borstversierselen, broches zijn er rijk mee
versierd. Het »sauskommetje met diamanten" waar
van van Lennep in De Boos van Dekama spreekt,
is hier ook wel te vinden. Een broche, bestaande
uit een grooten langwerpigen gelen brillant, om
geven door een aantal kleinere, trekt de aandacht:
de bezitsters en kensters van veel j uweelen zullen
de schoonheid waardeeren van de lichtgele, groene
en zwartgevlekte brillanten, smaragden, robijnen,
saffieren en topazen, waarmee sterren en
kabajaknoopen, hoofdbanden en medaillons, sirihdoozen
en ringen kwistig versierd zijn. Het artikel van
den heer De Balbian Verster noemt nog tal van
steenen, die door den leek niet zoo spoedig
herkencl worden, hyacinth, heliotroop, en halfedel
gesteenten als korund, hyaliet, jodeïet, zerkoon;
in den >schat van Lombok" vormen zij met de
meer bekende, hetzy' als cabochons aangebracht
of tot brillanten en sterren geslepen, een prachtig
geheel. Wanneer deze collectie te Parijs was ten
toongesteld, zou zeker de mode zich er van
meester maken en de volgende winter ons
Lombok-broches, Radjah-diademen, Kabaja-knoopen,
Sirih-bonbonnières en Sita-armbanden brengen.
Dezer dagen werd te Londen een dienstmeisje
door hare mevrouw weggezonden, omdat zij te
zwaar rookte. De mevrouw wilde haar het volle
loon niet geven, de zaak kwam voor den rechter
en daardoor in de publiciteit. Zoodoende werd
de aandacht gevestigd op het toenemen van het
rooken onder de vrouwen, en een reporter van
Daily Xeics is er een enquête naar gaan instellen,
die curieuze resultaten gegeven heeft. Dokters,
tabaksverkoopers, fabrikanten, getuigen het vol
gende: onder de jonge meisjes der hoogere standen
neemt het rooken sterk toe, de cigarette gaat
gelijk op met het wielrijden. Wanneer de heeren
op de tietstochtjes cigaretten opsteken, presen
teeren zij ze van zelf aan de dames die meerijden.
In den beginne rooken zij uit aardigheid, later
krijgen zij er smaak in.
Maar veel meer nog wordt er gerookt onder
de jonge vrouwen van den armeren middelstand.
Hare mannen zijn den heelen dag in het werk ;
zij zelve hebben met haar eenvoudig huishouden
weinig te doen, haar shopping beduidt niet veel,
naar vermakelijkheden kunnen ze niet gaan;
ze luieren de lange uren van den dag door,
babbelend, snoepend en rookend, en, evenals
zij, zijn hare dienstboden en de arbeidsters aan
de cigarette verslaafd. Natuurlijk rookt het heele
person eel der cigarettenfabrieken, dat meest uit
vrouwen bestaat; zy leeren het hare vriendin
nen. In de modemagazijnen, de winkels, de
damesateliers en tal van vakken is het natuurlijk
uitgesloten ; maar hoe het in 't algemeen toe
neemt, is daaruit nategaan, dat de fabrieken
reeds met hun fabriekaat op den afzonderlijken
smaak der dames gaan rekenen. De clientèle in
het Westend is best de moeite waard dat men
er wat afzonde rly'ks voor maakt; papier, tabak,
uiterlijk, verpakking, alles wordt gesoigneerd. Op
bals, soupers biedt men aan de dames reeds
cigaretten aan; by de huwelijksgeschenken van
vele bruiden ziet men cigaretten-etuis van kost
baar metaal, met de initialen erin gegraveerd.
Nog wordt gemeld dat voor de arbeidersvrouwen
pakjes cigaretten voor n penny verkrijgbaar
zijn, en dat over 't algemeen de vrouwen geen
donkere tabak kiezen, omdat zij die voor zwaarder
houden dan de lichtgekleurde.
De reporter van Daily Neiva vertelt dit alles
met eene nuance van spot of verontwaardiging.
Toch ziet men eigenlijk niet in, waarom de vrouw,
wanneer rooken een genot, een opwekking, een
verdooving, een verstrooiing beteekent, daarop
minder recht zou hebben dan de man. De Rus
sinnen, Turkinnen, bijna alle vrouwen van het
Oosten rooken, de zigeunervrouwen rooken haar
pijpen, alleen de beschaafde Westersche stond
tot nog toe in dit gebruik niet gelijk met den
beschaafden Westerling; is het te verwonderen
dat zij. alles veroverend wat haar onthouden werd,
ook in dit betrekkelyk onbeduidende voorrecht
met hem gelijk wil zijn ?
Aan de tentoonstelling te Turijn zal ook een
afdeeling voor dramatische kunst verbonden zijn;
en als een der inzendsters hoopt men op de
markiezin Capranica del Grillo, de beroemde
Ristori.
In haar oud paleis te Rome is de groote
tragédienne bezig eene keus te doen mit de
souvenirs van haar tooneelleven; zij heeft met
zorg allerlei belangrijke dingen bewaard.
Autographen van allerlei historische personen, letter
kundigen als Alexandre Dumas fils, Lamartine,
Legouvé, de eenige by'na die er nog van leeft;
vorsten en vorstinnen, ministers en gezanten.
Van al haar rollen heeft Ristori portretten, Lady
Macbeth, Elisabeth van Engeland, Marie
Antoinette en zoovele van wie nu de naam als
geheel onbekend in de ooren klinkt. In drie
lijsten zullen de belangrijkste van al deze por
tretten vereenigd worden.
Ook van costuum heeft de actrice een rijken
schat bewaard. Van haar diademen, konings
mantels, armbanden, gordels, heeft zij zelden iets
weggedaan ; alles draagt den datum van de creatie,
het moet haar een weemoedige sensatie zyn, de
costumen van Mirra, Medea, Judith, Francesea
di Rimini, al de groote zondaressen, heldinien
of martelaressen weer op te nemen, waarin zq
haar triomfen vierde. Tusschen la Ristori en la
Duse heeft Italiëevenmin een groote actrice als
groote tooneelspeelkunst gehad ; misschien breekt,
met Tina di Lorenzo en de nieuwe schrijvers,
in beide opzichten een veelbelovend tijdperk aan.
Een eigenaardige reclame heeft de »Filiale
Hoff'mann's stijfselfabrieken" bedacht. Zy heeft.
op verschillende grootten afdrukken van het jongste
portret van H. M. de Koningin laten maken,
visite-, cabinet- en groot formaat, en biedt deze,
waarschijnlijk in evenredigheid van den omvang
der bestellingen, aan hun afnemers aan. De por
tretten zijn zeer mooi gereproduceerd, met witte
marge verguld op snee; ze verdienen in een
mooie lijst met passepartout bewaard te worden
lang nadat de stijfsel heeft dienst gedaan.
Een curieuze statistiek is toegepast op een
roman van William Morris, The water of the
wondrous isles; alle incidenten en episoden, alle
incidenten en litteraire procédés zyn er in ver
meld, en onder anderen heeft men willen weten
hoe en hoe dikwijls daarin gekust wordt. Aan
de heldin, miss Birdalone, zijn, alleen door man
nen, in den roman 52 kussen gegeven, als volgt
verdeeld :
handen, voeten, gezicht, mond, totaal.
ridders 4 2 2 18 26
priester 20 136
kooplieden 01 001
boeren 2 O O 5 7
dienaren 50 07 12
13 " ;j~ " 3 33 5-T"
Nog komen er 36 gelegenheden voor, waarbij
vrouwen en kinderen diezelfde heldin kussen;
zoodat deze in 200 pagina's 88 maal gekust wordt.
Vegetarische farce. Men kookt in zout water
fijngebroken vermicelli, laat ze uitdruipen en
mengt ze met boter, broodkruim dat met melk
bevochtigd is, hardgekookte eierdooiers, geraspte
parmesaansche kaas, peterselie, gehakte uien,
peper en muskaatnoot. Deze farce kan men ge
bruiken voor alles waar anders gehakt voor
noodig is, b.v. om groene kooltjes of kropjes sla
te vullen; fijngesneden truffels of champignons
verhoogen den geur.
Bloemkool-croquetten. Men maakt een deeg
van twee lepels meel en wat koud water, steeds
roerend, doet er een lepel olie, wat zout en een
lepel brandewijn in, klutst dit als een omelette,
voegt er een eierdooier bij, steeds klutsend, en
laat het deeg dan wat rusten. Van overgeschoten
bloemkool neemt men kleine struikjes, doopt ze
in het deeg, dan in friture en dient ze heel
warm op.
E-e.