De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 20 maart pagina 1

20 maart 1898 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1082 DE AMSTERDAMMER A°. 1898. WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.125 Zondag 20 Maart. Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel . ? 0.20 . 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. Züdie zich met i April e.k. abonneeren op DE AMSTERDAMMER, Weekblad voor Nederland, kunnen nog tegen betaling van 25 cents bekomen de premie ONZE AFGEVAARDIGDEN 1897?1900, Portretten en Bijschriften. De Uitgever e, VAN HOLKEMA & WARENDORF. De uitbreiding, welke ons Weekblad den laatsten tyd heeft verkregen door den grooten toevloed van artikelen en bedragen van zeer geachte medewer kers, de toevoeging van de nieuwe rubriek »Finantieele en Economische Aangelegenheden", onder redactie van den Heer D. STIGTER, en de vermeer dering der annonces, maakt het nood zakelijk het formaat van DE AMSTER DAMMER, Weekblad voor Nederland, met i April a. s. aanmerkelijk te vergrooten. Niettegenstaande deze uitbrei ding blyft de abonnementsprijs dezelfde. De Uitgevers, VAN HOLKEMA & WARENDORF. iiiiiiimmmmmiiiiiimii INHOUD: VAN VERRE EN TAN NABIJ: Het crediet van vijftig millioen dollars. De gruwelen in Armenië, door Dr. D. C. Nijhoff. (II). Een meesterstuk, door A. N. J. Fabius. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN, door D. Stigier. TOONEEL EN MUZIEK: Muziek in de hoofdstad, door Ant. Averkamp. Dr. L. A. J. Burgergdyk, door J. H. R. Shakespeare und ein Ende, door Taco H. de Beer. (I). FINANCIËELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. FEUILLETON: Fantasie Es-Moll, naar het Bussisch van Beuictrenin. (I.) KECLAMES. ALLEELEI. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES: Een pleidooi vaneenjonge ouderwetsche vrouw,(slot). Allerlei, door E-e. Een rijwielen tentoonstelling in de Militiezaal te Amsterdam. SCHETSJE: Groot mama, naar het Duitsch van Max Grad. INGE ZONDEN. PEN- EN POTLOODKEASSEN. ADVERTENTIËN. llmlItllllllllllllllllllllllMIMHIIMIIIlmlIMMMMtlDIIIIIIIIIII Het crediet van vijftig millioen dollars. Er is in de groote republiek aan den over zijde van den Atlantischen oceaan weinig ouds en veel nieuws. Des te opmerkelijker is liet, dat de Grondwet der Vereenigde Staten sedert 17 September 1787 onveranderd in werking is, terwijl bijna alle Europeesche Staten in die honderd-elf jaren minstens een half dozijn grondwetten hebben versleten, Frankrijk zelfs veertien ! De eigenaardigheden der Amerikaansche Grondwet zijn dezer dagen in een helder licht gesteld, toen door een gewoon lid van het Congres, de heer Cannon, het voorstel werd gedaan om een crediet van vijftig millioen dollars toe te staan voor de nationale ver dediging, welk voorstel, zooals men weet, na eene korte discussie is aangenomen. In een Europeeschen staat zou een voor stel, dat om zijn ingrijpenden aard en om het hooge bedrag der daarbij gemoeide soin zoo bijzonder belangrijk is, zeker door de regeering zijn ingediend. In de Vereenigde Staten is dit eenvoudig onmogelijk. Men heeft daar geen ministers, die voor de kamers op treden om wetsontwerpen of begrootingen te verdedigen. In plaats van ministers heeft men «secretarissen der departementen van de uit» voerende macht," en deze hooggeplaatste ambtenaren mogen de zittingen van het Kepresentantenhuis en van den Senaat niet bijwonen. Zij kunnen daar derhalve geen wetsvoorstellen, van welken aard ook, in dienen of verdedigen. Evenmin kan de presi dent der republiek dit doen. De «scheiding der machten" (wetgevende macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht) is zoo volledig mogelijk. Slechts in negatieven zin kan de president in het werk der wetgevende macht ingrijpen, en wel door een beperkt recht van veto. En toch kan men gerust beweren, dat het eigenlijk initiatief voor de geruchtmakende crediet-aanvrage is uitgegaan van president Mac-Kinley en diens meest vertrouwde raads lieden, en dus een extra-parlementairen oor sprong had. Het is volstrekt geen geheim, dat de president der Republiek den secretaris van het marine-departement, de presidenten der begrootingscommissiën en presidenten der marine-commissiën uit het Representantenhuis en den Senaat, benevens den leider der Kamermeerderheid heeft uitgenoodigd tot eene conferentie op het Witte Huis, dat op die conferentie alle gegevens, die tot beoordeeling van den toestand konden dienen, zijn ver strekt, en dat het voorstel-Cannon het rechtstreeksch gevolg is geweest van die bespre kingen. De op het Witte Huis gehouden confe rentie kon geenerlei officieele beteekenis heb ken, en er is dan ook in het Congres geen toespeling op gemaakt, al waren de ingewijden in het geheim talrijk genoeg. Maar het bewijs is hierdoor geleverd, dat de praktische Ameri kanen., af keerig van alle Prinzipienreiterei, de moeielijkheden, welke de praktijk hunner grondwet zou kunnen opleveren, handig weten te ontduiken. Er is niet gezondigd tegen de letter der Constitutie, maar voor een oogenblik heeft men zich met dit eerwaardig staatsstuk eene kleine vrijheid veroorloofd, waardoor het voorstel van den simpelen afgevaardigde al het gezag kreeg van een regeeringsvoorstel. Zou het misschien aan dergelijke handig heden liggen, dat de Amerikaansche Grond wet zulk een patriarchalen leeftijd heeft be reikt? Gelukkig is het crediet toegestaan onder inroeping van de oude spreuk: Wilt gij den vrede, zoo rust u ten strijde. Het klinkt wel een beetje wonderlijk, dat dit in een tijd van gespannen verhoudingen toegestane crediet een »vredescrediet" moet heeten, maar Le vrai peut quelquefois n'être pas vraisembable, en tot dusver heeft president MacKinley geen reden gegeven om aan de oprechtheid zijner vredelievende bedoelingen te twijfelen, en heeft hij de opruiïngen der »gele" pers rustig afgewezen. Het kloppen en hameren in de arsenalen heeft een oogenblik de heurs in de war gebracht, maar deze gevoelige dame, die het zoo gemakkelijk op haar zenuwen krijgt, begint zich alweer van den schrik te herstellen. Zij kan nu vast een potje gaan maken om U/icle Sam te helpen, Cuba te koopen. Want daar zal het vroeger of later wel toe komen. De gruwelen in Armenië. IL Wie is Abdul-Hamid ? 1) Zes jaren geleden is er in Parijs bij Calmann Lévy een boek in 't licht verschenen van Demetrius Georgiades, getiteld: La Turquie actuelle. Onder de lectuur van Lepsius' aanklacht kwam mij dat werk steeds weder voor den geest. Daar gelaten de zichtbare strekking van dat boek dat geheel met het oog op de Fransche be langen in het Oosten was geschreven en dat Frankrijk waarschuwt tegen den steeds aan wassenden invloed van Duitschland in Tur kije, is het beeld, dat Georgiades, van de regeering en het karakter van den Sultan geeft, geheel overeenkomstig met hetgeen thans zonneklaar uit de Armenische gebeur tenissen voor ieder aangaande het hoofd van Turkije is gebleken. »Waaraan behoefte in Turkije bestaat, zegt deze d. i. aan het stellen van een grens aan de absolute macht zonder eenige controle, die tegenwoordig in het paleis van YildizKiosk is gecentraliseerd, onder eenige hove lingen en booze raadslieden, die stelselmatig (1) Vgl. Deutsche Rnndtcliau Juli 1892: »T)ie neucrn Pliasen der ttïrlcisc/teit Politik, von einem Freunde des Orients" en een artikel in de Recue des deux Mondes van 1882, getiteld: L'acenir de la Turquie et Ie l'anislamisme. hun meester bedriegen en, om zijn geest te beheerschen, zijn wantrouwen en ongegronde vreesachtigheid door het verhaal van allerlei complotten, die alleen in de verbeelding bestaan, voortdurend opwekken. De regeeringsyorm is in Turkije, waar de staat de Sultan is, het onverdragelijkst despotisme, dat met een absoluut recht over het leven, het geld en alle burgervrijheid, eenvoudig berust op macht en willekeur". En elders (p. 117) «Ongelukkig verbergt zich de persoonlijke eerzucht van Z. M. den Sultan Abdul Hamid, onder den vorm van een te vervullen gods dienstplicht; hij jaagt den reusachtigen droom na, om onder zijn bestuur een groote panislamitische ligue te stichten, waarbij hij zich op den titel van kalif beroept, waaraan hij zich verbeeldt al zijn gezag te kunnen ontleenen. Die gedachte beheerscht en bestuurt zijn geheele gedrag; daaraan verbindt hij de hoop, om zijn rijk weer te doen bloeien, en zelfs de wreedste ontgoochelingen hebben hem van den waan niet kunnen genezen. Beheerscht door zijn godsdienstige eerzucht, is hij in staat, de noodzakelijkste belangen van het land op te offeren aan de herstelling van het theocratisch en barbaarsch karakter van het kalifaat. Geen enkel zijner onmid dellijke voorgangers, noch sultan Mahmoed, noch Medjid, noch Aziz, noch zijn rampza lige broeder Noerad (door hem van den troon geworpen en als krankzinnigen opgesloten) heeft, hoe ook zij prijs stelden op hun gods dienst, van dat denkbeeld het middelpunt en het eenige richtsnoer van zijn politiek ge maakt''. Tot dusver Georgiades in het jaar 1892 over Sultan Abdul-Hamid. Met dat karakter stemt volkomen overeen de houding door dezen aangenomen in de Armenische gebeur tenissen. Na den Russisch-Turksche oorlog van 1878 werd eerst door Rusland bij het verdrag van St. Stefano, daarna door al de mogendheden bij het tractaat van Berlijn, Turkije verplicht tot de invoering van her vormingen in Armeniëen de bescherming van de Christenen aldaar. Artikel 01 van dat tractaat luidde aldus: »De Verheven Porte neemt de verplichting op zich, zonder verder uitstel de door plaatselijke behoeften in de door Armeniërs bewoonde provinciën geëischte verbeteringen en hervormingen in te voeren en den Armeniërs veiligheid tegen over Kurden en Tscherkessen te waarborgen. Van de in deze richting gedane stappen zal zij in bepaalde termijnen kennis geven aan de mogendheden, die op de in-werkingtreding er van een wakend oog zullen houden". Zegt niet Lepsius terecht: »Als zes groote mogendheden met onschendbare verdragen instaan voor het geluk van een ia slavernij verkeerend volk, zou men bijna gaan gelooven, dat zelfs de Hemel zijn hnlpelooze schep selen geen betere bescherming zou kunnen waarborgen en veilig den vertegenwoordigers van zijn rechterlijke macht op aarde de handhaving zijner gerechtigheid zou kunnen overlaten". Doch wij voegen er bij, indien het i iet te profaan klinkt, dan zou, in dat geval de Hernel, noch op de ontrouw dier beschermende mogendheden, noch op den fanatiekeu geest van den Sultan en zijn regeering hebben gerekend. Want slechts eenmaal in het jaar 1881 deden de mogendheden een ernstigeii stap, om de beloften tegenover het Armeni sche volk tot waarheid te maken. Daarna tot Augustus 1SÜ4 deden ze niets meer. Toen had het vreeselijk bloedbad te Sassun plaats, dat hen op onaangename wijs aan Armeniëherinnerde. Wat was het bloed bad te Sassun? Dat was niet anders, dan een hoorbare knal van het werktuig, dat in het paleis van den Sultan was uitgedacht, om Armeniëdoor het willekeurigst systeem van wanbestuur te hervormen, d. w. z. te vernietigen. Wie het artikel kent van Dillon in de Contemporary Review van Aug. IS!);"): »The condition of Armenia", die weet, hoe vreeselijk de wandaden van Turksche Amb tenaren, officieren, rechters, belasting- en politie-beambten tegenover de Armeniërs waren; de knevelarijen van allerlei aard had den dat bloedbad ten gevolge. Dat bloedbad wierp zulk een schril licht op de vernietigingspolitiek van de Porte in Armenië, dat Engeland, door de publieke opinie wakker geschud, zich met Turkije en Rusland weder de zaak aantrok en aan de Porte een her vormingsplan van Armeniëvoorlegde, dat zich over de O provinciën, waarin later de gruwelen plaats hadden, moest uitstrekken en dat bedoelde, ingrijpende verandering van het algemeen bestuur, de rechtspleging, de politie, het gevangenis en belastingwezen, en krachtige maatregelen eischte tegen de roof tochten der Kurden. De Porte zat met dit plan geheel verlegen, want het eischte een burgerlijke gelijkstelling in rechten van de Christenen en de Mahomedanen, een eisch, dien de mahomedaansche godsdienst nooit mag toestaan. Doch de Sultan werd geprest. Hij werd genoodzaakt het te teeke nen. Maar die onderteekening is de nekslag voor Armenië. Want de Sultan was in gram schap ontstoken, omdat hij gedwongen was tot een daad, die in strijd was met zijn fanatiek geloof. Nog wist de politiek van de Porte raad. Er moest voor gezorgd worden dat het den schijn kreeg, alsof de Armeniërs zich in revolutionaire, oproerige bewegingen staken. Dit werd nu de taktiek in de ge noemde gewesten en zelfs later in 1896 in Constantinopel. Voor die gewaande revolutie moesten de Armeniërs worden uitgeroeid. Een blik in de reeds aangehaalde nota over de gebeurtenissen kan ieder overtuigen, dat op de meeste plaatsen de overheid valschelijk voorgaf, dat de Armeniërs zelven aanleiding tot de moorden en de plunderingen gaven. En dat werd met zooveel duivelsche slim heid overlegd, met zooveel schijn van waar heid, ook ten opzichte tot den aanval op de Ottomaansche Bank in Constantinopel rondgebazuind, dat tot heden toe de meening in Europa de meest gangbare is, dat de Arme niërs zelven hun lot zich op den hals hebben gehaald. Het boek van Lepsius ligt voor ons, om den grooten leugen voor elk, die onbe vooroordeeld wil lezen, klaarder dan de dag te maken. Meersen. Dr. D. C. NIJHOFF. (Slot volgt.) Een meesterstuk, Een »meester in de rechten" heeft gemeend «geen nutteloos werk te doen door een overzicht te geven van onze militaire rechtspleging". 't Is gelukkig voor dien meester, dat hij ons zijn naam verzwijgt, want oppervlakkiger, onbeduidender dan in het hier bedoelde vlugschriftje, (1) kan er moeielijk o ver de militaire rechtspleging worden geschreven, en dat dan nog wel onder een titel, welke ieis kernachtigs en belangrijks doet vermoeden. Het recept door dezen Meester gebruikt is allereenvoudigst. Met een militair wetboek vóór zich, heeft hij een opstel vervaardigd over de militaire rechtspleging, als een cadet die voor het officiersexamen werkt, doch zeer vermoedelijk zal die cadet van de praktijk der rechtspleging veel meer weten zij het dan ook alleen in theorie dan deze Meester in de rechte». Waarlijk, dat het militaire recht een stiefkind is, behoeft geen nader betoog, als een Nederlandsche rechtsgeleerde de naam van den uitgever zal toch wel een waarborg zijn tegen mystificatie er een der gelijk beeld van durft te geven. 't Is haast ondoenlijk met iemand, die zoo weinig «deskundig" schijnt te zijn, over zijn geschrift in debat te treden. Zoo schijnt het hom een nadeel toe van de fransche militaire rechtsbedeeling, dat de getuigen ter terecht zitting van den krijgsraad verschijnen! Heilige ounoozelheid ! Heeft dan deze mees ter in de rechten geen ilauw begrip van de beteekenis, welke er voor een goede reehtI spraak in is gelegen, dat de rechter de ge tuigen persoonlijk ziet en hoort! De hoogst | eigenaardige positie van den auditeur-mili| tair gelijktijdig aanklager, verdediger en l griffier, somtijds omnis liomo van den geheelen krijgsraad schijnt dezen meester in de rechten te ontgaan, hetgeen ons niet kan verwonderen, wanneer wij hem als voordeel van de militaire rechtspraak hooren aanvoeren, dat de auditeur-militair er is om »te waken tegen mogelijke juridische fouten". Als nadere voorcleelen worden aangevoerd: (1) Kan een zaak als die ran Dreyfun bij ome, militaire rechtspleging voorkomen'? door een Meester in de Rechten. Haarlem. Erven Loosjes. 1898.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl