De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 20 maart pagina 10

20 maart 1898 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

f .1 ' 10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1082 .Het Magazijn Tan Repisiten of fle nniyerseele canüaat. (Caran d'Ache in Figaro.) I. De candidaat: «Prachtig, prachtig ! ... . Zoo ben ik klaar ... de pruik en de valsche baard van '48; de tunica, de mantel, de zeven- mijls-laarzen, het schitterend kuras, mijn goede lans, de vuurtoren der «Beschaving", mjjn wimpel, nVjjn schild... Geef mjj den helm met den vederbosch, en dan op weg ter van het Algemeen Stemrecht !" II. De bediende: »Zou U er den sabel en de wijwaterkwast nog niet by nemen ?" De camdidaat: (Na een oogenblik van nadenken): «Geef maar hier Men kan nooit weten !" Esteriiazy I, Keizer m Franlrp. (Lustige Blatter.) De lieden, die Zola hebben veroordeeld, verdienen geen beteren ! Het militarisme in Frankrijk. (Lustige Blatter.) De candidatuur-Van Bommel. Het nieuw oorspronkelijk blijspel De candidatuur- Van Bommel heeft iets van een vondeling. Vader en moeder onbekend. Het schijnt door een lid van den Raad van Beheer opgenomen te zyn, en had blijkbaar geen papiertje in de doeken verborgen, waaruit z\jn afkomst met zekerheid viel af te leiden. Wie werd nu niet reeds aangewezen, als steller van deze candidatuur! Wij lazen: mr. Sprenger van Eyk, oud-minister; M. W. v. d. Aa, oud-hoofdredacteur van de Tijd; mr. Macalester Loup, hoofd redacteur van het Vaderland; mr. Brandsma, de tooneelvriend; prof. G. A. v. Hamel; F. Wierdels, redacteur van de Tyd; mr! v. d. Kaay, oud-minister; jhr. Smissaert, redacteur van de Amts. Ct. en mr. v. Loghem, Fiore della Neve, lid van den Raad van Beheer; terwijl wij nog verscheidene andere namen hoor den noemen. Volgens den Heer Rüssing bestaat er zekerheid dat de schrijver een Hagenaar is; ook de redactie van de Haarlemmer Courant zou zich geenszins verwonderen, als de gissing van den Heer Rössing juist bleek te zijn en Mr. Sprenger van Eyk zich als auteur bekend maakte. In elk geval zal men moeten toestemmen, dat dit politiek blij spel een eigenaardige zijde heeft, nu aan personen van zoo ver schillende staatkundige richting het vaderschap kan worden toe gekend. Het »veel besproken" blijspel zal, volgens het Handelsblad, weldra m druk verschenen. Ons dunkt, Doctor Juris kon nu het ge heim wel opheft'.-n, waar de pers en het publiek duidelijk hunne ingenomenheid hebben uitgesproken en zij op een persoonlijke kennismaking met hem zoo zeer gesteld blijken te zijn. Een Fiets-catalogus. De Maatschappij tot Exploitatie der Rijwielen-Fabriek »Wilhelmina" te Zeist heeft een nieuwen catalogus uitgegeven, waarin zij niet slechts al het wetenswaardige omtrent haar fabri kaat mededeelt, maar dien zij ook met talrijke goedgeslaagde illubtratiën en prentjes heeft versierd. Inhoud van Tijdschriften. Hygiënische Bladen, onder redactie van dr. G. W. S. LINGBEEK te Leiden. No. l, 1898. Een woord vooraf. Omvang en Ont wikkeling der gezondheidsleer. Dr. Ph. Kooperberg. Het populariseeren der hygiënische wetenschap. H. B. J. van Rijn. De gezondheidsleer in de scholen. Dr. A. J. G. Snij ders. Gezondheid en levensduur. Dr. Ed. Reich. Over het leven van den mensch in een ongezond klimaat. Dr. G. W. Bruinsma. Geneeskundige kuren. Geertruida Carelsen. De Berlijnsche vereeniging tot verbetering der vrouwenkleeding kroniek. SCHETSJES. Zooals Voltaire reeds gezegd heeft: »half tijger, half aap i" (De nummers van de Luxtitje Bliitter, die deze caricaturen bevatten, zijn in Frankrijk verboden.) G-rootma.nD a.. Naar het Duitscli van MAX GHAD. Rondom het huis, in den groofen tuin, bloeien de rozen. Gele zonnekringetjes spelen op het iluweelig gras. De hooge kruinen der hoornen omarmmeu elkaar en vormen eeii lijn gevlochten tralie werk. De zon neigt ten ondergang, en een loome geur hangt over de rozenzee. Maar Madame is uiet tevreden. Zij leunt bij het open venster van haar boudoir, staart ontevreden op het schemerend groen en laat de onderlip hangen. Als me;i alleen is, behoeft mea zich niet te geneeren. De foutein is nog maar even, heel bescheiden, hoor baar; ze heeft die juist wat laten dichtdraaien, liet hinderlijk luid ruchtig gekletter vau dien viervoudigeii straal kou zij niet uitstaan. Zij voelt zich nerveus, zeer nerveus ! Haar geelzijden japon zit niet goed en is bijna verknipt. . . Nina, de onmisbare, wil gaan trouwen.. . Voor het leest bij den president krijgt zij Madame een puistje op haar neus. Ze voelt het reeds: zoo'n leelijk, rood puistje, dat langzamerhand grooter en meer ontstoken wordt. Zelfs l'etit, de ouovcrtrcifelijke, zal het niet kunnen wegmaken. Eu uu juist voor liet feest van den president.' Maar het ergst is toch dat met Lo ! De kleine Lo! Wat is dat alles toch vlug in zijn werk gegaan ! Had zij het kind nog maar op de kostschool laten blijven! 't Is waar, Lo was bijna zeventien. Eu tocii kwam alles zoo plotseling. De baron was rijk en erg verliefd, Lo was mooi. . . lu den eersten tijd woonden ze trouweus nog ver vaii elkander. Wie had gedacht, dat in dezelfde s'ad ... eu dat dan Lo ook zoo gauw . . . het is bijaa onfatsoenlijk! Ze is uog nauwelijks eea jaar getrouwd! Madame Adeline de Soirous vertoont zich tegenwoordig werkelijk, sedert de kleine barones voor een paar weken hier gekomen is, niet gaarne met haar dochter. Niet omdat deze minder mooi zou zijn geworden. O, neen, hare dochter! Maar juist dat Lo hare dochter was, eu nu zelfs reeds... Lo is toch eigenlijk uu juist snoezig, ten minste dat zegt de baron. Ze zijn nog afcijd zoo ver schrikkelijk verliefd. (Jok ai bijna onhebbelijk ! Eu Lo is zoo naief en stralend gelukkig iu liet vooruitzicht een blijde moeder te zijn, en ze toont dat zoo officieel, dat is ook met zooals 't hoort, CL eigenlijk heel onaardig tegenover Madame. Mijn hemel, als men pas 37 is, eu voor de wereld nog altijd 29! Niet dat Madame niet vau haar dochter houdt. Lo is altijd een mooi kind geweest, meu kou altijd trotsch op haar zijn! //Mijn kleine eugel," had Monsieur de Soiroii Laar altijd g' Maar nitt lang. Zyu assche ruste m vrede! tijd genoemd. Ach eu dan Maxime! Mannen kunnen soms zoo wonderlijk zijn. Grootniama? Wat klinkt dat onplezierig! /oo gezet, zoo gelaten, zoo naar lavendel en vhertnee riekend. Oawilltkeuritr denkt meu aan grijs haar eu rimpels. Maxime zou daar dau zeker naar zoekeu. Lieve hemel, een paar zou hij er zeker wel kuuuen vinden, als meu 37 jaar is! Eu de Ciéme cic Salon werkt lang zoo goed niet meer als vroeger. Ze zal er l'etit eens over spreken. Maxime is maar eeu jaar jonger dau zij. J,i, die mannen, ze mogen leven, liefhebben, ouder worden, ze worden toch nooit te oud! Madame zuclit. Dan neemt ze ecu kleinen zilveren handspiegel en bekijkt zich zeli' ernstig en nauwgezet. \V"at belachelijke grillen! Ze is in 't geheel uiet, oud! Jong, volkomen jong ziet ze er nog uit. Vooral als ze glimlacht. Had nog niet onlangs, bij den gezant, de nieuwe tenor haar voor ecu jong meisje gehouden!' Een char mant, a'.trdig menscti, die tenor!' Als ze zich maar ecu heel klein beetje poedert, eu dan in 't rose eu met dieu origmeelen hoed en dien kanten voile neen heusch, geen kort ook nog . Maar Lo is er toch, eu uu biuneii Wat zal men er aan doen! De tijd rolt voort, altijd voort. Ongetwijfeld zullen er nog wat meer komen; donkere, zooals de baron; blonde, zooals Lo. En ze zullen allen zeggen en roepen : jGrootmama! Grootmama!" Ze merkt het nu al aan haar zenuwen. Hoe kon Lo haar dat aandoen! Een boos en bitter gevoel stijgt in haar op, bijiiu eeu gevoel van afkeer tegen haar eigen dochter. Maar van avond, vau avond zal ze zicb op het groote feest, dat markies de Genil geeft, nog amuseeren. Zoo echt amuseeren, dat wil zeggen; schitteren, anderen in de schaduw stellen, die jonger zijn dan zij, de heele wereld het hoofd op hol brengen! En Maxime komt ook. Ze zal zich in 't wit kleedeu, heelemaal ia 't wit, met een tallier van lehëa in zilverborduursel. Het oude, prachtige diamantdiadeem van de Soirons in het haar, leliëu in haar corsage, met echte brillanten aan de meeldrajen. Eeu idee van haar, niemand had dat vroeger gehad. Madame La Hausse zal uit haar vel springen van nijd. En wat zal Maxime haar bewonderen. haar en haren beroemden hals... «Madame, met uw verlof van Monsieur Ie Baron." Een brief! Chère Maman! Een jongen, een prachtcxemplaar! Lo is fleurig eu wel. Kom zoo gauw mogelijk bij onn, we wachten u dadelijk". Ik zend het rijtuig, zoodra het den dokter naar huis gebracht heeft. We ziju overgelukkig! Uwe kinderen Lo eu FKJED.'' Madame Adeline de Soiron beeft zoo erg, dat ze moet gaan zitten. Eén vau de twee zeker: of de fletstoer van vanmorgeu was haar te kras geweest, of de douche, die ze daarna had genomen, te koud. Welk een verrassing! Zoo onverwacht spoedig! Die kleine Lo! Haar Lo! Eu voor Madame's oogen rijst plotseling eene heriunering op, tastbaar duidelijk. De groote kamer met het groene behaug, waar ze allen op bet dikke, zachte tapijt hadden gespeeld. De dokter, de suge-fewme, het kamermeisje, en de gereed ge houden Normandische min. Alleen de moeder ontbrak, die was op een bal. Monsieur de Soiron, die reeds driemaal, en telkens wat hard handiger, door deu dokter de kamer was uitgeduwd, deed van tijd tijd de deur even open, en stak zijn bleek gezicht met de bezorgde oogen naar binnen. En Adeline zag het, wanneer de smarten haar enkele minuten rust lieten. Maar niet uaar kern verlangde zij. Zachtjes zuchtte zij even Maman!" Maar heel zachtjes: ze wist immers, dat Mama op het groote bal was. In de kamer verspreidde zich eeu lucht vau warm zeepwater, fenkel en carbol; de ijverig bezige gedaanten ver schenen haar nog slechts iu een uevel. Eindelijk zag zij alleen nog de groote witte muts der Normandische duidelijk. Niet slapen!' waarschuwde een harde stem. Nog eens klonk liaar stem, iaar eigen steai, maar nu luid: Mamaii, Mamaii!" ,Een meisje," zeide de dokter onverschillig. 't Is maar een meisje," zeide de na ge femme. //'t Is een beeld vau eeu meisje!" snikte Monsieur de En toen knielde hij neder bij het bed zijner vrouw, en kuste haar bleeke hand. Grootmama zei natuurlijk niets, voorloopig. Ze was immers op het bal! Madame Adeline heeft het smalle hoofd met het hoagopgestokea roodbruine haar op de handen laten neerzinken. Madame weeut f Nu staat zij langzaam op. Op het betraande gezicht ligt echter nu een heldere glans. Werktuigelijk tasteu haar vingers in den witten peignoir; eeu warme blos stijgt haar in 't, gelaat. Zij kan de haken en oogen uiet vinden, cu vergeet heelemaal, dat Niiia buiten staat, steeds tot dienst bereid. Eeu zenuwachtig trekje speeit om haar mond hoeken ; haar vochtige oo<reu schitteren. Niua klopt, maar Madame hoort het niet. Madame, het is tijd om u te klceden: eu hier zijn de bloemen van . . ." Madame, met een droomerig lachje op de lippen, knikt gedachte loos, en werpt deu kostbareu orchidjeëii-ruiker op het bed. Beuedeu komt eeu rijtuig voor. Zij luistert gespannen, liet ratelt door de openstaande koetspoort eu knarst over liet griut. //Niua, ruiju grijze japon eu uiiju avoudmautel!'' Madame's stem trilt, een beetje. //Ik rijd dadelijk naar de baroues, naar mijne dochter." INGEZONDEN. Was dat nu verweer? Iemand, die een debat over zaken niet wil zien ontaarden in een wisselen van hatelijkheden tiisschen jterxoncn en den pennenstrijd binnen de grenzen der welvoegelijkheid wil houden, moet ,,wel van verdere gedachte -wisseling^'?) met den heer Wierdelsafzien.'' De spatieering en het vraagteeken bij het woord gedachte wisseling" zijn van den heer Lohr c.s., die bovenstaande gemeen plaats in het vorig nummer van liet Weekblad lieten'afdrukken ; en daar zij een artikel schreven tegen mij en in Itet Nteuin ,S'c/(00/(W(((Z nog een paar volgende beloven, blijkt, dat zij volgens eigen uitspraak of geen (-/«teefttcHwisseling willen, of een debat over zaken wenschen te zien ontaarden in hatelijkheden tusschen personen. Ik meen, dat zij het laatste met het eerste trachten te ver eenigen, want totaal gedachtenloos is hun opstel niet en dnt zij hatelijkheden over personen debiteeren. was reeds vroeger mijn klacht, toen de heeren bittere verwijten over mijn jeu^d, over hartstochtelijkheid, lichtgeraaktheid, domheid, over bezigen van invectieven. over heiliging van alle argumenten, mij naar het hoofd ?yierpen, nadat ik met hart eii ziel, maar toch bezadigd, vooreen goed denkbeeld was opgekomen in een brochure. Ik houd niet van zoo'n strijd, en zonder verdere appreciatie bepaal ik mij er toe, te constateeren : lo. dat de heeren Lohr c.s. een belangrijk citaat van een auto riteit (Mr. van Gilse) nog altijd maar hul/ gaven; ik gal'hotueln-el; 2o. dat zij uit een citaat van mij de woorden: in den uji~ rechten omgang" enz,, opzettelijk schrapten; :>o. dat zij fltiins ecrsl'' citeerden, waar ik thans meer' schreef, ook bepaald opzettelijk; 4o. dat zij valscheJijk in hun tweede schrijven zich-zclven citeeren aldus: Wij Joden hem zeggen, dat zij (ais leden der schoolcommissie) niet als rechtschapen menschen hadden gehan deld" ", valschelijk, omdat deze zinsnede in hun eerste sciirijvea niet voorkomt; óo. dat zij woorden, die iu hun eerste schrijven wi'l voorkomen : Hiervan (de kosten) iiuiald 1) de heer W. r.icli, wat ai te gemakkelijk «/'', in het tweede trachten te niet te doen door ze te negeeren. 1) De curbiveerirg is van mij, W.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl