Historisch Archief 1877-1940
. 1082
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
nu en dan te kort schoot, mag ik hem daarom
niet al te zeer ten kwade duiden. Van grooter
belang echter acht ik drie fouten in zijn zirgen,
welke by noodzakelijk zal moeten verwijderen,
wil hy in de toekomst een bruikbare kracht
uitmaken. Ten eerste geeft hy op eene meer dan
onbetamelijke wyze .bly'k van verwaarlozing der
rhythmiek; ten tweede laat de zuiverheid veel te
wenschen over en ten derde is de toon meestal
zoo onvast door het hevige tremoleeren, dat men
niet tot juist besef komt van hetgeen hij te zingen
heeft. Zyn orgaan is overigens imponeerend door
het ontzaggelyke klankvolume; dat het lang
niet altijd nobel is acht ik een euvel dat mis
schien langzamerhand zal verdwijnen. Opvallend
is het dat de lage tonen zijner ste'm zoo weinig
draagkracht hebben.
De geheele voorstelling liep vlot. De heer
v. d. Linden dirigeerde zeer zeker en met veel
entrain; vooral met den heer Corvini had by'
een zware taak. De koren en het orchest klon
ken eveneens zeer goed, zoodat de geheele
voorstelling op een werkelijk hoog peil stond.
De Nederlandsche opera is dit jaar enorm veel
beter dan voorheen. De goede opkomst van het
publiek bewijst dat het zulks weet te apprecieeren.
Het is te hopen dat deze, thans voor Amsterdam
onmisbare instelling, door flinke subsidiën, niet
meer bedreigd worde in haar bestaan.
Na dus thans eene groote plaats in dit opstel
aan de dramatische kunst te hebben ingeruimd,
nog eenige woorden over den laatsten
kamermuziekavond, in de kleine zaal van het Concert
gebouw. Ditmaal waren het de heeren Cramer,
v. Adelberg, Hofmeester, Mossel en Meerloo, die
onze aandacht vroegen voor een stry'kquartet
van Haydn, een van Beethoven en een
strijkqnintet van Mozart. Dus de drie grootsten onder
onder onze onsterfelijke klassieken, op het gebied
der kamermuziek.
Te beschrijven wat ik gevoeld en genoten
heb by' de vertolking dezer meesterwerken,
is mij bijna onmogelijk. Hier was het zuivere
kunst in den allerdiepsten zin des woords. Men
kan zich niet voorstellen eene meer ideale op
vatting van den sty'l dezer werken. Bij Haydn
die naïve, lichte bekoorlijkheid, by Beethoven
(op. 130 in Bes) die groote diepzinnigheid van
's meester laatste periode, by Mozart die pure
reinheid, die zy'ne kunst als engelenmuziek doet
-schynen. Behalve nu de uitnemende stijl waarin
die werken werden weergegeven, liet de
klankschoonheid en het ineensmelten der verschillende
stemmen en instrumenten, de rhythmische zeker
heid en tevens elasticiteit geen enkelen wensen on
bevredigd. Waarlyk alle uitvoerenden bleken
bezield door ne gedachte, door n gevoelen;
het was of de geest onzer groote meesters in
hen gevaren was. Allen hebben aanspraak op
onzen diep gevoelden dank voor zoo iets schoons,
maar toch voel ik my gedrongen om Cramer in
het byzonder nog te danken als «Primgeiger"
en tevens als den man, die zulke wondervolle
klanken aan zy'n instrument weet te ontlokken,
dat men waant, dat zy niet van deze wereld zy'n,
maar van een wereld van het ideaal, waarin het
slechts schaars vergund is een blik te werpen.
Thans een wensch! Moge het ons gegeven zy'n
veel meer dan tot dusverre het geval was,
quartet-muziek te hooren van onze eigen kunstenaars.
De ty'den zy'n veranderd. Mocht men vroeger
wel eens meenen, dat het slechts enkelen gegeven
was van deze heerlyke muziek te genieten, thans
geloof ik veilig te kunnen beweren, dat velen er
zich aan zullen verkwikken. Met groote vreugde
zie ik op den laatsten kamermuziekavond het
clarinetquiatet en een der sextetten van Brahms
tegemoet.
Over eene uitvoering der Vereeniging
»Thugater" met medewerking der dames Vigeveno en
Goudsmit, kan ik niet berichten, daar ik ver
hinderd was die bij te wonen. Ik heb mij daarom
ook het voorrecht moeten ontzeggen Mej. Cath.
v. Rennes hare kinderliederen te hooren voor
dragen. Dat zou inderdaad een groot voorreen",
geweest zijn want ik weet dat die liedjes ware
juweeltjes zy'n, en dat de componiste ze aller
charmantst voordraagt. Hoe gaarne zou ik nu
nog schrijven over de Donateursrepetitie der
Maatschappij »Caecilia" waarover ik by het
schryven van dit artikel nog onder een mach
tigen indruk ben. Dit opstel heeft echter reeds
grooter omvang gekregen dan gewoonlijk en
daarom zal ik de volgende week mijn referaat
beginnen over het Caeciliaconcert.
AXT. AVEEKAMP.
Dr. L. A, J. BnriersöE
niiitiiiiiiiiiiiritiniiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiitimuiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiii
FANTASIE ES-MOIL
Naar het Russisch
VAX
W. BEUICTREX1X.
I.
Men was gezellig bijeen. De vrouw des huizes,
een dame vaa omstreeks dertig jaar, zat op de
canapéen maakte een handwerkje, naast haar
had een oude dokter, met een kogelrond frisch
gelaat, een plaatsje veroverd. Tegenover hem
leunde een jongmensch, bleek en vermoeid, in een
lagen gemakkelijken stoel, hij was een verre bloed
verwant der gastvrouw, een violist van naam en
sinds enkele dagen van een reis in 't buitenland
teruggekeerd.
't Spreekt van zelf dat het gesprek begon over
zijn reis, zijn wedervaren en liet leven in 't buiten
land; daarna ging het over op een feit, dat ia de
Onverwachts kwam ik dr. Burgersdyk studeer
kamer binnen.
Het was in den vroegen morgen.
Ik vond dr. Burgersdyk, gelijk ik hem zoo
dikwijls ty'dens het vertalen van Shakespeare
gevonden had, reeds «verzopen" in lectuur.
Burgersdijk had Antigone in het oorspronkelijk,
in het Grieksch, voor zich. Ik snapte, dat hij
bezig was het treurspel te vertalen, ondanks de
vertalingen van Dr. van Leeuwen en Willem Eloos.
Zoo was het.
De verschillende vertalingen, vol
aanteekeningen, kwamen voor den dag. Groot is het verschil.
De geleerde dokter wees mij o. a. op vers 891,
het gedeelte, waar Antigone op bevel van Kreon
naar het graf gebracht zal worder, en klaagt.
De heeren Kloos en Van Leeuwea hebben daar
3C regels vertaald, Burgersdijk 18, omdat hij met
Nauck de andere 18 voor een invoegsel van later
tyrl houdt, overgenomen uit Herodotus.
Bij Burgersdijk klaagt Antigone op deze wijze,
(blz. 47 bij de vertaling door dr. van Leeuwen):
AXTKiOKE.
O grafgewelf, brnidskamer, onderaavdsch verblijf,
Mijn eeuwge kerker, waar 'k weiras den tueht aanvaard
Naar mijue dierb'ren, die voor 't grootste deel iti 't huis
Der dooden Pesefassa reeds oiitvaugrii heeft,
Zie mij als laatste en allerdiepst onzaalge thans
Hen voJgei, eer ik 's levens eindpaal heb bereikt,
Doch bij mijn komst daar deze hoop staat bij mij
vaster,
Zal ik u welkom zij u, mijn vader, evenzoo
Aan u mijn moeder, welkom u, mijn broeder, ook,
Waut u, o dood,'n, beb ik zelf met eigen hand
Gewasschen, 'k heb nw lijk getooid, uw graf geëerd
Met ofl'erjilengiug. Wijl ik, Polyuikes, n
Ook zoo geëerd heb, wordt dit loon mij toegekend.
Welk recht der goden is 't dan, dat ik oversehreed?
'k Heet godenlnatster, wijl ik 't g.idlijk recht vereer.
Doch indien dit nu bij de goden billijk heet,
Zal 'k boetend leeren wat mijn dwaling is geweest.
Maar dwaalt die ander ^Kreou), dan tri'il' hem geen
zwaarder leed
Dau wat hij wederrechtelijk mij nu aandoen wil.
Uit het grafgewelf van Antigone geraakten wij
spoedig. Het gesprek viel op zijn zeventigsten
verjaardag, eenige dagen te voren gevierd. Bur
gersdyk was zeer dankbaar voor de vele blijken
van belangstelling, ontvangen uit binnen- en
buitenland. Het meest voor de ets door Jozef
Israëls hem gezonden, voorstellend een ouden
visscher spelend met z'n kleinkind, hangend aan
moedsr's rokken. Niet minder erkentelyk bleek
hij met een' ets van E. Stark, den vermaarden
tandmeester, zijnen vroegeren leerling. Deze ets
verbeeldt het oude Rome.
Toen liet Burgersdijk mij een typig geschenk
zien, dat hem zeer veel pleizier dead. Zijn
vroegere collega aan de Hoogere Burgerschool te
Deventer, de schilder en teekenonderwijzer, Alex
W. A. Liernur, schonk eene teekening als naar
laatste dagen veel sensatie verwekte, n.l.
hetalgeheele herstel van een meisje, dat twee jaren aan
beide oogen blind was geweest. Het meisje, de
docliter eener rijke familie, dat door de beroemdste
geneeskundigen zonder resultaat was behamitlil
geworden, had uu in vier scauces bij den hypno
tiseur Toruari het, gezichtsvermogen herkregen.
Do gastvrouw persoonlijk bekend met liet meisje
en vertellend, hoe de zaak zich had toegedragen,
trachtte den ouden dokter vooral, de betrouwbaar
heid van dit feit aan te toonen ; de dokter wond
zich op, volhoudend dat alles onzin was ; daar
door ontstond een heftige wrijving van gedachten,
doch de violist die van den aanvang af dit gesprek
met levendige belangstelling volgde, nam er geeu
deel aan eu bleef hardnekkig zwijgen, terwijl hii
nerveus niet zijn horlogeketting speelde.
U moet htt toch opgeven, dokter plaagde
de vrouw des kui«es de pa'ii'iit, is immers ook
door Ivarpenko behandeld geworden en zonder
resultaat. Wat zegt u daar dan van 'i
j Dat beteekent niets. Wanneer de zaak op
| reëele feiten berust, is ze bespreking waard,
doch waar op eens een of ander hypnotiseur,
magnetiseur of een andere »scur" op het tooneel
verschijnt, doe ik er het zwijgen toe en geef
ze het heilige kruis na.
Maar waarom moet dat alles nu onzin
zijn, hernam de gastvrouw. Hoe kunt u iets
onzin noemen, wat u niet kent. Keer, stem
een bas-relief, waar Burgersdyk gelauwerd, in
Grieksch kostuum, verheven zit, omringd door
de zy'nen. Personen uit Shakespeare's werken
in lange rei Burgersdyk met zy'n TOsten verjaardag
gelukwenschen; Falutaff, de Doge van Venetië,
Otello en Desdempna, Hamlet, Titania en
Oberon, enz.
Er lagen pakken brieven en kaartjes, en kranten,
die eere-artikelen over hem geschreven hadden.
Ook het Handelsblad met het sympathieke artikel
van een zijner leerlingen, thans journalist, de
heer Sch.
Een kleine fout is daar ingeslopen. Burgersdijk
is niet door Herman Linde op het denkbeeld
gekomen, om Shakespeare te gaan vertalen, maar
door eene vertooning van Rossi.
Het geval heeft zich anders voorgedaan. Bur
gersdyk, die vele talen kende zijne kin
deren gaven gaarne hoog op, dat hun vader tien
talen kende had zich tot nog toe voorna
melijk aan de wetenschap der dierkunde ge
houden, totdat eene toevallige omstandigheid
aanleiding zou geven om hem bekend en beroemd
te maken.
De uitstekende tooneelspeler Rossi speelde te
Deventer Otello. Burgersdyk woonde de voorstel
ling bij. Den volgenden dag bladerde hij in een
deeltje van Shakespeare, dat op zyn schrijftafel lag.
Hij ging een hem geheel onbekend blyspel lezen :
Tioelfth Night. Al lezende begreep hy', dat het
Engelsch ook wel onverminkt in het Hollandsch
weer te geven zou zijn. Nog dienzelflen avond
sloeg hy aan het vertalen en kwam met het eerste
tooneel gereed.
Hy zelf was, bij strenge kritiek, tevreden over
zijn arbeid, en vatte het plan op, dien voort te
zetten.
Na de vertaling van Twelfth Night ondernam
hij die van Cymbeline, en na deze van Het Win
ter avo ndsprookje.
By de bewerking van Cymbelinc gevoelde hij
het vermogen den geheelen Shuke&peare te kunnen
vertalen.
Hij nam het besluit het te doen, zich wel
bewust, dat zulk een taak tien of elf jaar arbeid
zou eischen.
Burgersdijk ondernam het pogen en zette door,
met zeldzame, met yverige volharding.
Hamlet gaf hij middelerwijl afzonderlyk uit.
De onverdeeld gunstige ontvangst bemoedigde en
versterkte hem in zijn pogen.
Den Oden Februari 1877 begonnen met Twelftk
Niyht, voltooide hij den Oden Augustus 1885 het
laatste dramatische werk: Pericles. De sonnetten
waren toen ook gereed.
Daarna bewerkte Burgersdijk de epische ge
dichten, schreef geleerde aanteekeningen en eene
uitvoerige levensgeschiedenis van Shakespeare.
Den 20sten November 188S genoot Burgersdijk
de voldoening, dat hij de reuzentaak volbracht
had. Niet alleen de vertaling van alle werken
van Shakespeare was gereed, maar ook gedrukt.
In elf jaren heeft Burgersdijk, buiten zijne
ambtsbezigheden; zich met niets anders dan
j met Shakespeare beziggehouden; de bewerking
j van een treurspel der ouden uitgezonderd.
In al die jaren heeft Burgersdijk geleefd en
geademd in Shakespeare. Wie hij ontmoette, wie
bij hem kwam, onthaalde hij op Shakespeare.
Wie 's avonds in zijn gezelligen huislijken
kring, of in hotel of leesinrichting afscheid van
hem wilde nemen, sprak hij toe als: Ju-Uu,
;>Wilt gij reeds gaan, het is nog lang geeu dag!
Hij belas wien hij kon met Shakespeare, tot
laat, zeer laat in den nacht.
Tijd en plaats bestonden voor Burgersdijk niet
meer; menige nacht is voor hem voorbijgegaan
zonder eenige rust; Shakespeare vergoedde hem
den slaap.
Bij De. Getemde Feeks, heeft hij van de 24
uren van een etmaal 22 uren aan vertalen besteed.
Na zoo veel toewijding, na zooveel inspanning
het doel bereikt te hebben, is een dankbaar
voerrecht. Zonder vasten wil en ongekende vol
harding ware Burgersdijk nooit geslaagd.
Om, in een tijd, dat men hier te lande
aaniiiiiiimiiimmiiiiiimiiiiiiiuniiiimniiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiuiHiiiiiiiiiiiiin
maar toe, dokter, dat er veel in de natuur is, waar
zelfs de geleerde heeren nog niet van droomeu.
Is dit niet uit Hamlet?" Och mijn beste
Anna Xikolajefua, in die tijden was dat heel
anders! We geloovcu immers nu niet meer aan
hekserij, aan geesten eu verschijningen. Neen! wat
i u de tijden vau Hamlet onbegrijpelijk was, is nu
opgehelderd en er is niets overgebleven waarvoor
men geen verklaring kan vinden.
Nu, nu, dat ben ik volstrekt niet met u eens,
zei plotseling de violist zich in't gesprek mengend.
j Er is veel raadselaclitigs, zooals Anna Xikolajefua
i het uitdrukt, veel onbegrijpeliiks in de natuur,
waar zelfs de geleerdste heeren nog niet van
droomcn.
Bijvoorbeeld ':
Hm! Bijvoorbeeld ! Bij mij zelf heeft zich
een geval voorgedaan, dat ik een verschijning zou
kunnen noemen.
Aan jou r1 vroeg Anna Xikolajefua vo! be
langstelling.
Ja, en nog geen jaar geleden.
. Toe, vertel het ons eens '
Met genoegen, maar ik vrees dat de dokter
me zal uitlachen.
De dokter haalde de schouders op.
Waarom zou ik u uitlachen. Wanneer u iets
is overkomen, waarvoor geen uitlegging in het
dagelijkse!! leven te geven is, dan heb ik toch niet
het recht u uit te lachen.
ving Shakespeare te waardeeren, een uitgever te
vinden om het reusachtig en kostbaar werk, uit
te geven, was geen kleinigheid.
Hoe de uitgave zich heeft toegedragen, heeft
Burgersdijk mij eens geschreven. »Aau niet n
boekhandelaar" schrijft hij *heb ik de uit
gave voorgesteld. Eens zeide er mij een, doch
geenszins in antwoord op eenig voorstel, dat het
boek zeker geen twee honderd koopers vinden
zou, of, zoo ja, voor zoo goed als niemendal,
want, zeide hij: »gij hebt het werk thans meer
dan half volbracht en zult het willen gedrukt zien".
Denkende : »het zal wel losloopen'', en »geen
ellende voor den tijd", ging ik geregeld voort,
zonder mij te verontrusten, vast besloten om aan
geene uitgave te denken, eer ik nagenoeg gereed
was, om dan te trachten haar voor eigen reke
ning uit te geven.
Toen ik, na voltooiing van ongeveer twee derden
der tooneelwerken. mij eens te Leiden bevond,
zei my'n oude vriend, Frans de Stoppelaar, mede
lid der firma E. J. Brul, zonder eenige aanlei
ding of suggestie van mijn kant, dringend tot
mij: >;Gij moet thans aan het uitgeven." Op mijn
antwoord, dat ik eerst een eind verder wilde
zijn, vervolgde bij: ,>Neen, neen, het is nu tijd;
de stukken worden nu gespeeld; men is er mee
ingenomen; het kan nu lukken. Maar gij moet
de zaak zelf ondernemen; zij is te groot en de
uitkomst te onzeker dan dat een uitgever u een
billijk honorarium kan aanbieden, en ik geloof
aan slagen. Wy willen u helpen en er geen
cent aan verdienen."
De daad aan het woord voegende, gaf De
Stoppelaar terstond een schets van het prospectus.
Ik moest zelf trachten als eerste inteekenaars
mannen te winnen van beteekenis, die de letter
kunde liefhadden en het prospectus mede wilden
onderteekenen. Dan zouden wij verder zien.
Zoo geschiedde het, en de firma heeft hare
beloften volkomen gehouden.
Toen het aantal onderteekenaren zooveel be
droeg, dat de uitgave waarschijnlijk zonder schade
kon ondernomen worden, werd doorgegaan; en
toen vond ik de firma ook bereid de admini
stratieve werkzaamheden, waar ik tegen op zag,
op zich te nemen, en wel op voorwaarden, die
niet de minste afbreuk deden aan de gegeven
belofte.
Ik kon mij dus geheel aan het afweven mijner
taak en de verzorging van den druk wijden. En
steeds heeft de firma Brill (Frans de Stoppelaar
en van Oordt) de onderneming ter harte geno
men, alsof deze geheel hare eigene was, en zeer
veel bijgedragen om het aantal inteekenaren tot
zulk een groot aantal te doen stijgen".
Duizend a elf honderd inteekenaren
won Burgersdijk op zijn prospectus, dat duidelijk
met woorden uit Shakespeare's Hendrik IV zeide,
hoe goed hij zijn plan overdacht had, en hoe
weinig mistroostig hij zou zijn, als het mislukte.
Voor wij gaan bouwen,
Bezien wij eerst het erf, en teeknen 't pion;
Eu als «ij een gedaante zien van 't huis,
Dau ramen wij de koeten van den bouw;
Eu zijn die ui Ie hoog voor onze midiTleu,
\\ at doen wij dan?... Opuienw een plan onttTcrpen,
,MeC minder kamers; of iu 't er^st 'eval
Zien wij van 't bonwen af.
Middelerwij! had Burgersdijk de aandacht der
binnen- en buitenlandsche Shakespeare-kenners
op zich gevestigd. In het Juhresbericht over 18S7
in het Slialcesjieare-Juhrbuch 1888 leest men:
Ei'wiinenstrert/i int noch, dass die Uebertraqitny
S/takei-jieitre's in 's Ilollandische ton uiturent
Mit(jhede Professor Surytrsdijk in Decailer rustig
vortr/escltritten ut nnd iu dienein Jultre Utren
Abschluss linden soll. Jlolland wird dadurch vor
Deiitselda-iid becorzut/t sein; deun es erh/ill
//leichden ganzen Shakespeare .von einar Mvixterliund,
wiihrend ja bei uns, Meister Schler/el nar die
kleinere llidfte itbertrui/."
De belangstelling in de werken van Shakespeare
is de hoogste verwachting te boven gegaan.
Reeds is eene tweede druk, bij Sijtuoft'te Lei
den, uitverkocht. Een derde druk verschijnt
weldra.
iimiiniMiiiiiii
Je ziet, glimlachte Anna Xikolajefua, dat
de dokter nieuwsgierig wordt. B-giu maar te
vertellen.
Gaarne .. .
De violist vlijde zich nog wat gemakkelijker iu
zijn stoi l eu begon, zijn sigaar ter zijde leegend :
Vóór ik tot het verhaal zelf kom, moet ik
eerst vau mijn wederwaardigheden voor dien tijd
vertellen. Xa voorvcrledeu jaar het conservatorium
te hebben verlaten, vertrok ik, om een tijdlang
rust te genieten, naar het buitenverblijf van .een
mijner vrienden, 't Was eeii bekoorlijk plekje. Het
niet a! te groott: huis stond midden in een
grooteu tuin, die zich uitstrekte tot aan een heerlijk
bosch. Mijn vriend, door drukke bezigheden ver
hinderd, kon niet voor het einde van Augustus
komen, zoodat ik eenzaam en alleen in het huis
woonde, een oude niau niet medegerckend, die als
huisbewaarder, hofmeester en kamerdienaar dienst
deej. Ik bracht er verrukkelijke dagen door; des
morgens, of met lier, geweer over den schouder
liet ijoscli iu, of naar de beek ; des middags, lectuur
die ik had meegenomen en des avonds mijn viool.
Maar zooals 't wel meer gaat, al heel gauw ocgon 't
me te vervelen, zoodat, ik eindelijk besloot te
vertrekken. Eu zonder aarzelen zoude ik zijn ver
dwenen, ware het niet dat er iets gebeurde, dat
mij mijn vertrek deed uilstellen.
Up den door mij bepaalden dag van vertrek
slenterde ik met het geweer over deii schouder