De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 20 maart pagina 3

20 maart 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

. 1082 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. nu en dan te kort schoot, mag ik hem daarom niet al te zeer ten kwade duiden. Van grooter belang echter acht ik drie fouten in zijn zirgen, welke by noodzakelijk zal moeten verwijderen, wil hy in de toekomst een bruikbare kracht uitmaken. Ten eerste geeft hy op eene meer dan onbetamelijke wyze .bly'k van verwaarlozing der rhythmiek; ten tweede laat de zuiverheid veel te wenschen over en ten derde is de toon meestal zoo onvast door het hevige tremoleeren, dat men niet tot juist besef komt van hetgeen hij te zingen heeft. Zyn orgaan is overigens imponeerend door het ontzaggelyke klankvolume; dat het lang niet altijd nobel is acht ik een euvel dat mis schien langzamerhand zal verdwijnen. Opvallend is het dat de lage tonen zijner ste'm zoo weinig draagkracht hebben. De geheele voorstelling liep vlot. De heer v. d. Linden dirigeerde zeer zeker en met veel entrain; vooral met den heer Corvini had by' een zware taak. De koren en het orchest klon ken eveneens zeer goed, zoodat de geheele voorstelling op een werkelijk hoog peil stond. De Nederlandsche opera is dit jaar enorm veel beter dan voorheen. De goede opkomst van het publiek bewijst dat het zulks weet te apprecieeren. Het is te hopen dat deze, thans voor Amsterdam onmisbare instelling, door flinke subsidiën, niet meer bedreigd worde in haar bestaan. Na dus thans eene groote plaats in dit opstel aan de dramatische kunst te hebben ingeruimd, nog eenige woorden over den laatsten kamermuziekavond, in de kleine zaal van het Concert gebouw. Ditmaal waren het de heeren Cramer, v. Adelberg, Hofmeester, Mossel en Meerloo, die onze aandacht vroegen voor een stry'kquartet van Haydn, een van Beethoven en een strijkqnintet van Mozart. Dus de drie grootsten onder onder onze onsterfelijke klassieken, op het gebied der kamermuziek. Te beschrijven wat ik gevoeld en genoten heb by' de vertolking dezer meesterwerken, is mij bijna onmogelijk. Hier was het zuivere kunst in den allerdiepsten zin des woords. Men kan zich niet voorstellen eene meer ideale op vatting van den sty'l dezer werken. Bij Haydn die naïve, lichte bekoorlijkheid, by Beethoven (op. 130 in Bes) die groote diepzinnigheid van 's meester laatste periode, by Mozart die pure reinheid, die zy'ne kunst als engelenmuziek doet -schynen. Behalve nu de uitnemende stijl waarin die werken werden weergegeven, liet de klankschoonheid en het ineensmelten der verschillende stemmen en instrumenten, de rhythmische zeker heid en tevens elasticiteit geen enkelen wensen on bevredigd. Waarlyk alle uitvoerenden bleken bezield door ne gedachte, door n gevoelen; het was of de geest onzer groote meesters in hen gevaren was. Allen hebben aanspraak op onzen diep gevoelden dank voor zoo iets schoons, maar toch voel ik my gedrongen om Cramer in het byzonder nog te danken als «Primgeiger" en tevens als den man, die zulke wondervolle klanken aan zy'n instrument weet te ontlokken, dat men waant, dat zy niet van deze wereld zy'n, maar van een wereld van het ideaal, waarin het slechts schaars vergund is een blik te werpen. Thans een wensch! Moge het ons gegeven zy'n veel meer dan tot dusverre het geval was, quartet-muziek te hooren van onze eigen kunstenaars. De ty'den zy'n veranderd. Mocht men vroeger wel eens meenen, dat het slechts enkelen gegeven was van deze heerlyke muziek te genieten, thans geloof ik veilig te kunnen beweren, dat velen er zich aan zullen verkwikken. Met groote vreugde zie ik op den laatsten kamermuziekavond het clarinetquiatet en een der sextetten van Brahms tegemoet. Over eene uitvoering der Vereeniging »Thugater" met medewerking der dames Vigeveno en Goudsmit, kan ik niet berichten, daar ik ver hinderd was die bij te wonen. Ik heb mij daarom ook het voorrecht moeten ontzeggen Mej. Cath. v. Rennes hare kinderliederen te hooren voor dragen. Dat zou inderdaad een groot voorreen", geweest zijn want ik weet dat die liedjes ware juweeltjes zy'n, en dat de componiste ze aller charmantst voordraagt. Hoe gaarne zou ik nu nog schrijven over de Donateursrepetitie der Maatschappij »Caecilia" waarover ik by het schryven van dit artikel nog onder een mach tigen indruk ben. Dit opstel heeft echter reeds grooter omvang gekregen dan gewoonlijk en daarom zal ik de volgende week mijn referaat beginnen over het Caeciliaconcert. AXT. AVEEKAMP. Dr. L. A, J. BnriersöE niiitiiiiiiiiiiiritiniiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiitimuiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiii FANTASIE ES-MOIL Naar het Russisch VAX W. BEUICTREX1X. I. Men was gezellig bijeen. De vrouw des huizes, een dame vaa omstreeks dertig jaar, zat op de canapéen maakte een handwerkje, naast haar had een oude dokter, met een kogelrond frisch gelaat, een plaatsje veroverd. Tegenover hem leunde een jongmensch, bleek en vermoeid, in een lagen gemakkelijken stoel, hij was een verre bloed verwant der gastvrouw, een violist van naam en sinds enkele dagen van een reis in 't buitenland teruggekeerd. 't Spreekt van zelf dat het gesprek begon over zijn reis, zijn wedervaren en liet leven in 't buiten land; daarna ging het over op een feit, dat ia de Onverwachts kwam ik dr. Burgersdyk studeer kamer binnen. Het was in den vroegen morgen. Ik vond dr. Burgersdyk, gelijk ik hem zoo dikwijls ty'dens het vertalen van Shakespeare gevonden had, reeds «verzopen" in lectuur. Burgersdijk had Antigone in het oorspronkelijk, in het Grieksch, voor zich. Ik snapte, dat hij bezig was het treurspel te vertalen, ondanks de vertalingen van Dr. van Leeuwen en Willem Eloos. Zoo was het. De verschillende vertalingen, vol aanteekeningen, kwamen voor den dag. Groot is het verschil. De geleerde dokter wees mij o. a. op vers 891, het gedeelte, waar Antigone op bevel van Kreon naar het graf gebracht zal worder, en klaagt. De heeren Kloos en Van Leeuwea hebben daar 3C regels vertaald, Burgersdijk 18, omdat hij met Nauck de andere 18 voor een invoegsel van later tyrl houdt, overgenomen uit Herodotus. Bij Burgersdijk klaagt Antigone op deze wijze, (blz. 47 bij de vertaling door dr. van Leeuwen): AXTKiOKE. O grafgewelf, brnidskamer, onderaavdsch verblijf, Mijn eeuwge kerker, waar 'k weiras den tueht aanvaard Naar mijue dierb'ren, die voor 't grootste deel iti 't huis Der dooden Pesefassa reeds oiitvaugrii heeft, Zie mij als laatste en allerdiepst onzaalge thans Hen voJgei, eer ik 's levens eindpaal heb bereikt, Doch bij mijn komst daar deze hoop staat bij mij vaster, Zal ik u welkom zij u, mijn vader, evenzoo Aan u mijn moeder, welkom u, mijn broeder, ook, Waut u, o dood,'n, beb ik zelf met eigen hand Gewasschen, 'k heb nw lijk getooid, uw graf geëerd Met ofl'erjilengiug. Wijl ik, Polyuikes, n Ook zoo geëerd heb, wordt dit loon mij toegekend. Welk recht der goden is 't dan, dat ik oversehreed? 'k Heet godenlnatster, wijl ik 't g.idlijk recht vereer. Doch indien dit nu bij de goden billijk heet, Zal 'k boetend leeren wat mijn dwaling is geweest. Maar dwaalt die ander ^Kreou), dan tri'il' hem geen zwaarder leed Dau wat hij wederrechtelijk mij nu aandoen wil. Uit het grafgewelf van Antigone geraakten wij spoedig. Het gesprek viel op zijn zeventigsten verjaardag, eenige dagen te voren gevierd. Bur gersdyk was zeer dankbaar voor de vele blijken van belangstelling, ontvangen uit binnen- en buitenland. Het meest voor de ets door Jozef Israëls hem gezonden, voorstellend een ouden visscher spelend met z'n kleinkind, hangend aan moedsr's rokken. Niet minder erkentelyk bleek hij met een' ets van E. Stark, den vermaarden tandmeester, zijnen vroegeren leerling. Deze ets verbeeldt het oude Rome. Toen liet Burgersdijk mij een typig geschenk zien, dat hem zeer veel pleizier dead. Zijn vroegere collega aan de Hoogere Burgerschool te Deventer, de schilder en teekenonderwijzer, Alex W. A. Liernur, schonk eene teekening als naar laatste dagen veel sensatie verwekte, n.l. hetalgeheele herstel van een meisje, dat twee jaren aan beide oogen blind was geweest. Het meisje, de docliter eener rijke familie, dat door de beroemdste geneeskundigen zonder resultaat was behamitlil geworden, had uu in vier scauces bij den hypno tiseur Toruari het, gezichtsvermogen herkregen. Do gastvrouw persoonlijk bekend met liet meisje en vertellend, hoe de zaak zich had toegedragen, trachtte den ouden dokter vooral, de betrouwbaar heid van dit feit aan te toonen ; de dokter wond zich op, volhoudend dat alles onzin was ; daar door ontstond een heftige wrijving van gedachten, doch de violist die van den aanvang af dit gesprek met levendige belangstelling volgde, nam er geeu deel aan eu bleef hardnekkig zwijgen, terwijl hii nerveus niet zijn horlogeketting speelde. U moet htt toch opgeven, dokter plaagde de vrouw des kui«es de pa'ii'iit, is immers ook door Ivarpenko behandeld geworden en zonder resultaat. Wat zegt u daar dan van 'i j Dat beteekent niets. Wanneer de zaak op | reëele feiten berust, is ze bespreking waard, doch waar op eens een of ander hypnotiseur, magnetiseur of een andere »scur" op het tooneel verschijnt, doe ik er het zwijgen toe en geef ze het heilige kruis na. Maar waarom moet dat alles nu onzin zijn, hernam de gastvrouw. Hoe kunt u iets onzin noemen, wat u niet kent. Keer, stem een bas-relief, waar Burgersdyk gelauwerd, in Grieksch kostuum, verheven zit, omringd door de zy'nen. Personen uit Shakespeare's werken in lange rei Burgersdyk met zy'n TOsten verjaardag gelukwenschen; Falutaff, de Doge van Venetië, Otello en Desdempna, Hamlet, Titania en Oberon, enz. Er lagen pakken brieven en kaartjes, en kranten, die eere-artikelen over hem geschreven hadden. Ook het Handelsblad met het sympathieke artikel van een zijner leerlingen, thans journalist, de heer Sch. Een kleine fout is daar ingeslopen. Burgersdijk is niet door Herman Linde op het denkbeeld gekomen, om Shakespeare te gaan vertalen, maar door eene vertooning van Rossi. Het geval heeft zich anders voorgedaan. Bur gersdyk, die vele talen kende zijne kin deren gaven gaarne hoog op, dat hun vader tien talen kende had zich tot nog toe voorna melijk aan de wetenschap der dierkunde ge houden, totdat eene toevallige omstandigheid aanleiding zou geven om hem bekend en beroemd te maken. De uitstekende tooneelspeler Rossi speelde te Deventer Otello. Burgersdyk woonde de voorstel ling bij. Den volgenden dag bladerde hij in een deeltje van Shakespeare, dat op zyn schrijftafel lag. Hij ging een hem geheel onbekend blyspel lezen : Tioelfth Night. Al lezende begreep hy', dat het Engelsch ook wel onverminkt in het Hollandsch weer te geven zou zijn. Nog dienzelflen avond sloeg hy aan het vertalen en kwam met het eerste tooneel gereed. Hy zelf was, bij strenge kritiek, tevreden over zijn arbeid, en vatte het plan op, dien voort te zetten. Na de vertaling van Twelfth Night ondernam hij die van Cymbeline, en na deze van Het Win ter avo ndsprookje. By de bewerking van Cymbelinc gevoelde hij het vermogen den geheelen Shuke&peare te kunnen vertalen. Hij nam het besluit het te doen, zich wel bewust, dat zulk een taak tien of elf jaar arbeid zou eischen. Burgersdijk ondernam het pogen en zette door, met zeldzame, met yverige volharding. Hamlet gaf hij middelerwijl afzonderlyk uit. De onverdeeld gunstige ontvangst bemoedigde en versterkte hem in zijn pogen. Den Oden Februari 1877 begonnen met Twelftk Niyht, voltooide hij den Oden Augustus 1885 het laatste dramatische werk: Pericles. De sonnetten waren toen ook gereed. Daarna bewerkte Burgersdijk de epische ge dichten, schreef geleerde aanteekeningen en eene uitvoerige levensgeschiedenis van Shakespeare. Den 20sten November 188S genoot Burgersdijk de voldoening, dat hij de reuzentaak volbracht had. Niet alleen de vertaling van alle werken van Shakespeare was gereed, maar ook gedrukt. In elf jaren heeft Burgersdijk, buiten zijne ambtsbezigheden; zich met niets anders dan j met Shakespeare beziggehouden; de bewerking j van een treurspel der ouden uitgezonderd. In al die jaren heeft Burgersdijk geleefd en geademd in Shakespeare. Wie hij ontmoette, wie bij hem kwam, onthaalde hij op Shakespeare. Wie 's avonds in zijn gezelligen huislijken kring, of in hotel of leesinrichting afscheid van hem wilde nemen, sprak hij toe als: Ju-Uu, ;>Wilt gij reeds gaan, het is nog lang geeu dag! Hij belas wien hij kon met Shakespeare, tot laat, zeer laat in den nacht. Tijd en plaats bestonden voor Burgersdijk niet meer; menige nacht is voor hem voorbijgegaan zonder eenige rust; Shakespeare vergoedde hem den slaap. Bij De. Getemde Feeks, heeft hij van de 24 uren van een etmaal 22 uren aan vertalen besteed. Na zoo veel toewijding, na zooveel inspanning het doel bereikt te hebben, is een dankbaar voerrecht. Zonder vasten wil en ongekende vol harding ware Burgersdijk nooit geslaagd. Om, in een tijd, dat men hier te lande aaniiiiiiimiiimmiiiiiimiiiiiiiuniiiimniiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiuiHiiiiiiiiiiiiin maar toe, dokter, dat er veel in de natuur is, waar zelfs de geleerde heeren nog niet van droomeu. Is dit niet uit Hamlet?" Och mijn beste Anna Xikolajefua, in die tijden was dat heel anders! We geloovcu immers nu niet meer aan hekserij, aan geesten eu verschijningen. Neen! wat i u de tijden vau Hamlet onbegrijpelijk was, is nu opgehelderd en er is niets overgebleven waarvoor men geen verklaring kan vinden. Nu, nu, dat ben ik volstrekt niet met u eens, zei plotseling de violist zich in't gesprek mengend. j Er is veel raadselaclitigs, zooals Anna Xikolajefua i het uitdrukt, veel onbegrijpeliiks in de natuur, waar zelfs de geleerdste heeren nog niet van droomcn. Bijvoorbeeld ': Hm! Bijvoorbeeld ! Bij mij zelf heeft zich een geval voorgedaan, dat ik een verschijning zou kunnen noemen. Aan jou r1 vroeg Anna Xikolajefua vo! be langstelling. Ja, en nog geen jaar geleden. . Toe, vertel het ons eens ' Met genoegen, maar ik vrees dat de dokter me zal uitlachen. De dokter haalde de schouders op. Waarom zou ik u uitlachen. Wanneer u iets is overkomen, waarvoor geen uitlegging in het dagelijkse!! leven te geven is, dan heb ik toch niet het recht u uit te lachen. ving Shakespeare te waardeeren, een uitgever te vinden om het reusachtig en kostbaar werk, uit te geven, was geen kleinigheid. Hoe de uitgave zich heeft toegedragen, heeft Burgersdijk mij eens geschreven. »Aau niet n boekhandelaar" schrijft hij *heb ik de uit gave voorgesteld. Eens zeide er mij een, doch geenszins in antwoord op eenig voorstel, dat het boek zeker geen twee honderd koopers vinden zou, of, zoo ja, voor zoo goed als niemendal, want, zeide hij: »gij hebt het werk thans meer dan half volbracht en zult het willen gedrukt zien". Denkende : »het zal wel losloopen'', en »geen ellende voor den tijd", ging ik geregeld voort, zonder mij te verontrusten, vast besloten om aan geene uitgave te denken, eer ik nagenoeg gereed was, om dan te trachten haar voor eigen reke ning uit te geven. Toen ik, na voltooiing van ongeveer twee derden der tooneelwerken. mij eens te Leiden bevond, zei my'n oude vriend, Frans de Stoppelaar, mede lid der firma E. J. Brul, zonder eenige aanlei ding of suggestie van mijn kant, dringend tot mij: >;Gij moet thans aan het uitgeven." Op mijn antwoord, dat ik eerst een eind verder wilde zijn, vervolgde bij: ,>Neen, neen, het is nu tijd; de stukken worden nu gespeeld; men is er mee ingenomen; het kan nu lukken. Maar gij moet de zaak zelf ondernemen; zij is te groot en de uitkomst te onzeker dan dat een uitgever u een billijk honorarium kan aanbieden, en ik geloof aan slagen. Wy willen u helpen en er geen cent aan verdienen." De daad aan het woord voegende, gaf De Stoppelaar terstond een schets van het prospectus. Ik moest zelf trachten als eerste inteekenaars mannen te winnen van beteekenis, die de letter kunde liefhadden en het prospectus mede wilden onderteekenen. Dan zouden wij verder zien. Zoo geschiedde het, en de firma heeft hare beloften volkomen gehouden. Toen het aantal onderteekenaren zooveel be droeg, dat de uitgave waarschijnlijk zonder schade kon ondernomen worden, werd doorgegaan; en toen vond ik de firma ook bereid de admini stratieve werkzaamheden, waar ik tegen op zag, op zich te nemen, en wel op voorwaarden, die niet de minste afbreuk deden aan de gegeven belofte. Ik kon mij dus geheel aan het afweven mijner taak en de verzorging van den druk wijden. En steeds heeft de firma Brill (Frans de Stoppelaar en van Oordt) de onderneming ter harte geno men, alsof deze geheel hare eigene was, en zeer veel bijgedragen om het aantal inteekenaren tot zulk een groot aantal te doen stijgen". Duizend a elf honderd inteekenaren won Burgersdijk op zijn prospectus, dat duidelijk met woorden uit Shakespeare's Hendrik IV zeide, hoe goed hij zijn plan overdacht had, en hoe weinig mistroostig hij zou zijn, als het mislukte. Voor wij gaan bouwen, Bezien wij eerst het erf, en teeknen 't pion; Eu als «ij een gedaante zien van 't huis, Dau ramen wij de koeten van den bouw; Eu zijn die ui Ie hoog voor onze midiTleu, \\ at doen wij dan?... Opuienw een plan onttTcrpen, ,MeC minder kamers; of iu 't er^st 'eval Zien wij van 't bonwen af. Middelerwij! had Burgersdijk de aandacht der binnen- en buitenlandsche Shakespeare-kenners op zich gevestigd. In het Juhresbericht over 18S7 in het Slialcesjieare-Juhrbuch 1888 leest men: Ei'wiinenstrert/i int noch, dass die Uebertraqitny S/takei-jieitre's in 's Ilollandische ton uiturent Mit(jhede Professor Surytrsdijk in Decailer rustig vortr/escltritten ut nnd iu dienein Jultre Utren Abschluss linden soll. Jlolland wird dadurch vor Deiitselda-iid becorzut/t sein; deun es erh/ill //leichden ganzen Shakespeare .von einar Mvixterliund, wiihrend ja bei uns, Meister Schler/el nar die kleinere llidfte itbertrui/." De belangstelling in de werken van Shakespeare is de hoogste verwachting te boven gegaan. Reeds is eene tweede druk, bij Sijtuoft'te Lei den, uitverkocht. Een derde druk verschijnt weldra. iimiiniMiiiiiii Je ziet, glimlachte Anna Xikolajefua, dat de dokter nieuwsgierig wordt. B-giu maar te vertellen. Gaarne .. . De violist vlijde zich nog wat gemakkelijker iu zijn stoi l eu begon, zijn sigaar ter zijde leegend : Vóór ik tot het verhaal zelf kom, moet ik eerst vau mijn wederwaardigheden voor dien tijd vertellen. Xa voorvcrledeu jaar het conservatorium te hebben verlaten, vertrok ik, om een tijdlang rust te genieten, naar het buitenverblijf van .een mijner vrienden, 't Was eeii bekoorlijk plekje. Het niet a! te groott: huis stond midden in een grooteu tuin, die zich uitstrekte tot aan een heerlijk bosch. Mijn vriend, door drukke bezigheden ver hinderd, kon niet voor het einde van Augustus komen, zoodat ik eenzaam en alleen in het huis woonde, een oude niau niet medegerckend, die als huisbewaarder, hofmeester en kamerdienaar dienst deej. Ik bracht er verrukkelijke dagen door; des morgens, of met lier, geweer over den schouder liet ijoscli iu, of naar de beek ; des middags, lectuur die ik had meegenomen en des avonds mijn viool. Maar zooals 't wel meer gaat, al heel gauw ocgon 't me te vervelen, zoodat, ik eindelijk besloot te vertrekken. Eu zonder aarzelen zoude ik zijn ver dwenen, ware het niet dat er iets gebeurde, dat mij mijn vertrek deed uilstellen. Up den door mij bepaalden dag van vertrek slenterde ik met het geweer over deii schouder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl