Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1082
Ondanks het tydroovende der correcties van
de nieuwe Shakespeare-uitgave heeft Burgersdijk
nog tjjd gevonden om den geheelen Aeschyluste
vertalen, een werk dat keurig geschreven, ligt te
wachten op een uitgave.
Oedipus van Sofocles heeft hy ook geheel in
het Hollandsen overgebracht, en naar de frag
menten, die hjj voorlas, zeer gelukkig. En nu
?pijnt bij zich af voor Antigone, en vindt er genot
in, gedeelten, waarover hij tevreden is, voor te
lezen, gedeelten, als het volgende:
O Eros, zeeghaftige god,
O Eros, gij slavenveroovraar,
Die teedere maagdewangen
Als zetel u kiest en schuilhoek,
Gij zweeft over zee en bezoekt
's Veldelings needrige stulp,
En geen eeuwige god
kan u ontvlieden,
Geen mensch van een dag ontkomt u ooit;
En uw slaven razen.
Gij drijft zelfs een schuldloos gemoed
Tot schuldig doen, smaadlijke krenking,
Hebt thans de/e vlam van tweedracht
Bij vader en zoon ontstoken.
Het schoon der bekoorlijke maagd
Stralend van Wik, overwint,
En naast heilig gebod
troont het gebiedend.
Want onwedersta-mbaar drijft baar spel
Aphrodite's godheid.
Ondanks zjjne 70 jaren is Burgersdyk nog een
krachtig, sterk mar, die veel werkt en veel wan
delt, vooral sedert hy aan het Kanaal te Apeldoorn
woont. Zyn gestalte is een weinig gebogen ge
worden, zjjn lange grijze haren gaan in den nek
vallen, en bedekken de ooren geheel. Hy wan
delt in dt koude, meest zonder winter- of over
jas. Zy'n gestel is onverwoestbaar.
De groote belangstelling in zijne vertaling van
Shakespeare: de sympathie, in woord, in bloem,
of handdruk hem op zy'n 70sten verjaardag be
toond, nopen en bemoedigen hem tot nieuwen
literairen arbeid. Nu vooral, rustig en onbekom
merd, vry van het geven van onderwas, gelukkig
levende in zyn thans klein gezin.
De eerste telegram die Burgersdijk op zijn
TOsten verjaardag 11 Maart, 1.1. ontving, vroeg
in den morgen, en tot zijne groote blydschap,
was van een zyner zoons in Indië.
Het leukste telegram is zeker dat van Willem
van Zuylen geweest, die zich woorden uit Se
getemde Feeks (I bedr. vers 2G5) herinnerende,
waarin by met zooveel kostelyken humor den
vrouwenbedwinger gespeeld heeft, o. a. deze woor
den uit genoemd toóneelwerk seinde:
BURGERSDIJK, Apeldoorn.
flortensio: Tusschen vrienden, zooals wij,
zijn weinig woorden noodig.
Petruccio: Hartelijk gelukgewenscht!
WILLEM VAN ZUYLEN. '
Zou Willem van Zuylen niet lust en roeping
gevoelen nogmaals de hoofdrol in De getemde
Feeks te spelen ?
Een dozy'n Duitsche kluchten behoeven zyn
talent dan niet in de waagschaal te stellen. Moge
hy' allen Broeders-vrijmetselaars den bons geven !
Of "bereidt Willem van Zuylen zich in stilte
voor, en gordt hy zich aan voor Falstaff?
Laat hy Dr. Burgersdyk het antwoord geven.
Is dat beslissend, dan verhoogt hij de goede
klank van zynnaam enkan Burgersdyk-Petruccio
hem op zyn beurt seinen: Hartelijk
gelukgeivenscht! J. H. R.
lliiimliiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiimtmimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiïi
Süatepeare nnd ein Ende.
Toen de herleving der letteren in het midden
der vorige eeuw in Duitschland begon, waren de
blikken der ernstigste mannen naar Eügeland ge
richt en Milton's arbeid gold als bet hoogste en
edelste, wat de nieuwere letteren konden geven.
De geestdriftige jongeren, die den Pfainbund
stichlen, zijn weldra voor Engelsehe poëde gewonnen.
Boie, hun aanvoerder, heeft bij de uitgave van
den Musenalmanach een eerste, een beslissende stem,
want hij kent Engelsch! Na weinig jaren treedt
Herder op, de meest geniale van alle Duitsehe
klassieken, niet begrepen, niet gelezen, thans haast
vergeten, maar de eenige bandelooze geest, vrij
IIIIIIIIIHIIIII iiiiiiniiii iiiiimimiiiiimiiti»«4»u«mnmiiinniiiimi
het bosch in, de trein vertrok laat in den avond,
zoodat ik met iets den tijd moest dooden.
De morgen was drukkend, en n» enkele uren
gaans ging ik doodelijk vermoeid in het zachte mos
liggen slapen. Ik weet niet hoe lang ik daar gele
gen en naar 't schijnt zelfs gedroomd h»d, toen ik
plotseling in mijn nabijheid een jeudige vrouwen
stem hoorde, die stel u voor een motief
zong, waarop ik den avond te voren had gefanta
seerd. De stem naderde meer en meer en binnen
enkele oogenblikken verscheen aan den zoom van
het bosch een meisje, in een licbt titsen japonnetje
gekleed en een zakdoek om het hoofd.
Zij zong steeds door en toen ik snel opsprong,
schrikte ze, mij ziende, ontzettend; zij wilde vluch
ten, doch ik hield haar tegen. Het hoofd ontblootend,
trad ik op haar toe.
Ik neb u doen schrikken, sprak ik, neem me
niet kwalijk!...
Neen ... 't is niets... stamelde ze, verlegen
aan haar kleedje frommelend.
Wat zong u? vroeg ik.
Ik ... niets ... Ik weet 't niet...
Maar hebt u niet ergens dit motief gehoord ?
Ja! gisteren bij het heerenhuis ...
Heel lief... zei ik. U hebt een mooie stem
en een voortreffelijk gehoor. Ik speelde het gisteren.
Zing het nog eens?
Het jonge meisje kreeg een kleur als vuur.
Neen, neen! Ik zing voor niemand!
van berekening, geestelijke af
hankelijkheidenschoolvosserij. Hij jubelt de jongeren toe: //Shakespeare
en Homerus!" Naast deze kent hij geen andere
goden, hij zendt in 1773 in de Fliegende Blalter
ion Deutscher Art nnd Kunst een verhandeling over
3hakespeare in de wereld, die van overwegenden
nvloed was op de letteren van meer dan eene
lalve eeuw. Wieland had reeds van 1762 1768
den geheelen Sbakespeare vertaald, maar Herder's
irtikel bracht de onsterfelijke drama's eerst
geleel in den kring der ontwikkelden en wekte
geestdrift. En geen wonder! Herder wist te veel
om studiën te schrijven, hij schreef uit de volheid
zijner kennis eene opwekking en eene mededeeling
en dat sloeg aan. De heldere geesten begrepen
lem en lazen Shakespeare, maar de stumpers, de
schoolvossen, de mannen van Et moi je joue
aussi de la flute!" schreven neuswijze studiën, net
als nu! En zij, die om een grooten naam schreeuw
den, toastten op Shakespeare, dien zo niet gelezen
radden en citeerden Shakespeare, dien ze niet be
grepen, net als nu! Goethe bewonderde Shakespeare,
maar het kan niemand verwonderen, dat, een zoo
weinig open en zoo weinig edel karakter als Goethe
in die heerlijke drama's het beste, den mensch, niet
ontdekte of niet ontdekken wilde! Schiller zien
we opgaan in Shakesp'are, zijn Junyfrau KOU
Orleuns is Richard TI, zijn Wilhelm TM is Macbet/i,
niet alleen naar opvatting en teekening, maar zelfs
naar gedachten en naar woorden.
Maar Goethe theoretiseert, hij vindt minder
joësie dan philosophie in Shakespeare en hij, de
dichter, had toch kunnen weten, dat de bloemen
der letteren verdorren en wegsterven als ze wor
den aangeraakt door den of verstij venden of
ver'iftigenden adem der philosophie. Het
onherstelDaar nadeel, dat Kant en Hegel aan de letteren
n de eerste plaats aan de Duitsche letteren zou
den toebrengen, was hem bij de verschijning van
Herder's stuk nog niet ontstaan, maar het werd
spoedig merkbaar hoewel de tijdgenooten zelf
jet niet zagen; toch had Goethe weldra, dank
zij zijn bespiegelingen over den Hamlet, een der
voornaamste medeplichtigen onbewust het ge
voel, dat alles niet in orde was, getuige zijn
ar;ikel van 12 Mei 1815 in het Morgenblul', onder
den titel Shakespeare umi kein Enr/e.
Hier te lande is er een einde aan Shakespeare !
Hier te lande is de studie der letteren examen
studie, of voor hen die er meer van willen weten
woordenboek-studie. Noch in den Schouwburg, nocli
in de gehoorzaal, noch in den kring der lezers van
degelijke tijdschriften, is er voldoend publiek te
vinden voor eenigen arbcil, die Shakespeare betreft.
Onze jongelieden leeren allerlei zaken, die ze
missen kunnen, maar ze blijven verstoken van het
hooge kunstgenot Shakespeare, den onvertaalbare,
in het oorspronkelijke te lezen. En zoo komt het,
dat men in ons land met eene universiteit voor
elk millioen inwoners, hoofdzakelijk in
oningebonden boeken van 52 bladen leest en als standaard
werk voor het Duitsch de Fliegende Bliitter, als
standaardwerk voor het Engel sch Tit-Biis.
Men heeft Shakespeare gecommentarieerd, men
heeft een heel stelsel van philosophie in verschil
lende werken willen ontdekken, men heeft omvang
rijke nasporingen gedaan naar de bronnen, waaraan
hij dat alles had ontleend en de dichters zijn voor
dien dorren hoop geleerdheid op de vlucht gegaan.
Men is gaan nazoeken, over welke vakken van
wetenschap Shakespeare wel met groote kennis van
zaken had gesproken, kortom men heeft zelfs het
onvindbare gevonden en het niet bestaande ontdekt.
Toch konden al die buitengewone geleerde stu
diën tot geen andere ware uitkomst leiden, dan
deze:
De stukken van Shakespeare werden naar aan
trekkelijke onderhoudende verhalen of aan de Engel
sehe, of aan de Oude Geschiedenis of aan
Italiaansche novellen ontleend, geschreven door een man,
die over een grooter woordenschat beschikte dan
n der Engelsehe dichters voor of na hem; door
een man, gelijkelijk ervaren in alle vakken van studie
welke in het midden der 16e en in het begin der
17e eeuw beoefend werden, door iemand, die tot in
de kleinste biizonderheden de gebruiken en denk
beelden aan het hof kende en met groote scherpte
en scherpzinnigheid wist te oordeelen; bovenal
door een man, die het leven kende, die menschen
van allen rang en stand juist wist te teekenen en
die zoo hoog stond, dat hij vóór geen enkelen stand
en tegen geen enkelen stand partij trekt.
Tot die conclusie moesten de menschen gekomen
zijn, maar daartoe kwamen ze niet. Ze bestudeer
den met de pen in de hand de werken, die hun
waarde juist bewezen hadden, als ze gehoord wer
den ; werken, die men in zijn geheel moet genieten.
maar niet op de ontleedtafel moet leggen, zoomin
als men dat moet of mag doen met een redevoe
ring van een man met. . . verblindende welspre
kendheid.
Voor vijftig jaar kwam de vraag op: Wie tcas
ilimimmlimililiimiiMmtM
IIIIMMnMIlimillllllllllMMIIIIMIIII
. Nu,, voor mij toeh wel, ik ben musicus.
Woont n hier in 't dorp?
. Ja, in het dorp!
En zij wilde verder gaan.
Als u geem baast hebt, laten we dan een
oogenblik met elkaar praten! Ik zal u niet opeten...
stel u gerust.
Zij begon met te weigeren, doch eindigde met te
blijven, 't Kostte me groote moeite haar aan 't
praten te krijgen, doch ik vernam ten laatste, dat
zij de dochter van den koster van 't dorp was, zich
verloofd had en binnenkort hoopte te trouwen.
U kunt me gelooven of niet, doch er was iets in
haar, dat me onweerstaanbaar tot haar aantrok.
Ze was mooi gevormd en slank en had bijzonder
groote peillooze donkere oogen; na een poosje
daarin te hebben gestaard, begreep ik onmiddellijk,
dat dit meisje van zeer bijzonderen aard moest
zijn. Een van tweeen, meende ik, of ze heeft veel
leed doorstaan, of ze draagt de kiem van een erfe
lijke zielsziekte in zich om.
Wij brachten ongeveer een uur in 't bosch door
en scheidden als goede vrienden.
Ik weet niet waarom, maar des avonds nam
ik, in plaats van te vertrekken, mijn viool ter hand,
de gedachte van vertrek kwam zelfs niet bij me op.
Ik speelde aan het geopende venster, de avond was
verrukkelijk; door het maanlicht tooverachtig ver
licht lag daar de tuin, kalm, vredig; de nachtegaal
zong als wilde hij mijn spel accompagneeren. Stuk
die man? Het klonk zonderling, dat Delia Bacon
haar familienaam zoekt te verheerlijken door het
auteurschap te eischen voor Francis Bacon Heer
van Verulam en Burchtgraaf van St. Albans, den
man, van wien men beweerde, dat hij zijne ziel
aan den duivel verkocht had, om daarvoor alle
wetenschap deelachtig te worden. Hooger gestegen
en dieper gedaald dan een dergenen, die door
Koningin Elisabeth waren beschermd, naar zijn
daden en karakter veroordeeld, bleef hij als ge
leerde een eenig licht in dien tijd en in dat land,
maar als dichter was hij niet bekend, en bewijzen
kon men alleen, dat Ben Jonson, Bacon'a parti
culiere secretaris hem herhaaldelijk dichter noemt,
hoewel geen enkel gedicht onder zijn naam is ver
schenen. Dat Delïa Bacon, die voor hare zaak"
van Amerika naar Engeland reisde, in een krank
zinnigen-gesticht stierf was voor hen, die verdere
studie wilden ontloopen, of er om een andere reden
prijs op stelden, dat Shakespeare Shakespeare zou
blijven, een afdoend bewijs, dat zij ongelijk had
gehad. Zeer velen, en daarbij ook de
ondergeteekende geloofden, dat het er niet op aankwam wie
de stukken geschreven had, nu we toch deze kunst
werken bezitten. Ik heb dat herhaaldelijk gezegd,
maar ik meende het te gelooven, meer niet. Immers
wanneer er aan de omvangrijke literatuur over dat
onderwerp weer iets nieuws werd toegevoegd, moest
ik het lezen en ... was ik teleurgesteld door al
die schija-argumenten. Daar moesten
woorden-verdraaid en vertalingen verhanseld worden en dan
kwam er eindelijk een uitdrukking, die als een
orakelspreuk, kou heeten te bewijzen, wat de schrij
ver wilde.
Zoo trok voor enkele maanden een bericht mijne
aandacht, dat Eiwin Bormann door het getuigenis
van zevenentwintig tijdgenooten van Shakespeare
bewijzen kon, dat Bacon de schrijver was der aan
Shakespeare toegeschreven werken. Ik bestelde het
boek en was geërgerd toen ik het gelezen had. Uit
een bundeltje van 32 Latijnsche lijkzangen op den
dood van Bacon zoekt Bormann eenige woorden
zoo te verklaren, dat men daaruit zou kunnen
afleiden, wat hij wenscht. Bormann namelijk is vau
beroep Bacon Shakespeare-specialiteit, die al een
reeks van jaren van dat onderwerp leeft en thans
weder een nieuw artikel aan de markt heeft ge
bracht, aangekondigd als het historisch bewijs
der Bacon-Shakespeare-Tlieorip, het echte en af
doende ; wat hem niet zal beletten later weer een
boek te schrijven met nog echter en nog afdoender
bewijzen. Immers hij heeft vroeger gezegd, dat, be
wijs te leveren iti een botk van 400 bladz., ineen
tweede van half dien omvang en in een reeks
brochures voor kleinere beurzen. Men oordeele
over de waarde zijner argumenten uit het kort
begrip zijner bewijsvoering.
Amterdam, 17 Jan. l SOS. TACO H. DE BEEK.
fSlol volgt.)
Bismarck als hater".
Vorst Bismarck placht zich zelf niet geheel
ten onrechte! den bestgehassten Mann" onder
zijne tijdgenooten te noemen. Dat hij met gelyke
munt betaalde, blykt uit een boekje, onder den
titel «Persoonlijke Herinneringen" uitgegeven
door den heer Von Tiedemann, den voormaligen
chef der Duitsche Rykskanselarij.
Den eersten keer, dat de heer Von Tiedemann
was uitgenoodigd om by vorst Bismarck het
middagmaal te gebruiken, kwam het gesprek op
de liefde en den haat. De vorst was van oordeel,
dat Goethe ten onrechte de liefde had voorgesteld
als de krachtigste drijfveer van het leven. »De
haat" zeide hij »bewyst dezelfde diensten.
Twee personen zijn voor mij onmisbaar: om lief
te hebben, mijn vrouw ; om te haten, Windthorst".
Een anderen keer kwam Bismarck by den heer
Von Tiedemann; hij zag er vermoeid uit. »Ik
heb niet geslapen", zeide hij »ik heb den
heelen nacht gehaat". Ea aan zijn haat gaf hij
uitdrukking zonder er doekjes om te winden.
Toen hij op zekeren dag eene interpellatie van
Windthorst moest beantwoorden, sprak hy daar
over eerst in de Rijksraad. »Ik moet alles zeg
gen, wat ik op het hart heb; ik wil zoo grof
mogelijk zijn, zonder bepaald beleedigend te
worden". En hij legde den minister van justitie
eenige uitdrukkingen voor, die nu juist niet aan
een »Briefstyl voor minnende harten" ontleend
waren, en vroeg, of die beleedigend waren. De
minister kon dit niet ontkennen. »Zoo" zeide
Bismarck spijtig »dan spreek ik niet, en dan
moet de vice-president van den Rijksraad de
interpellatie maar beantwoorden". En zoo ge
schiedde het.
NIEUWE UITGAVEN.
De ^gebruikelijke' bezwaren legen
Geheelonthouding. Proeve van weerlegging der bezwaren,
die gewoonlijk tegen geheelonthouding in't mid
den worden gebracht, door J. P. BREGMAN. J.
Kuiken Jz. St. Anna-parochie.
Nederlitnd's vervul door de economische Dwaal
leer van den Nieuweren Tijd. Maastricht.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard No. 12. Een Indisch Huwelijk,
door llenri Storm. 1. Het Gereformeerd Bur
gerweeshuis te Rotterdam, door Mr. A. C.
Wesenhagen, I, met afbeeldingen naar phot graphieën.
Huisvrienden (bij de plaat). Huisvrienden,
[ naar de schilderij van Ch. Monginot.
Jubelj of herinneringsboomen, September 1S1KS. Een
j praatje over Lawn-Tennis, door Wm. Muiier, II,
met afbeeldingen naar teekeningen van den
schrijver. Galvanoplastiek. (Slot.) Om en
bij de groote stad: Gezicht bij da Rnysdaelkade
te Amsterdam, naar eene teekening van S. H. de
Roos. Verscheidenheid. Feulleton.
De aanstaande Noordpooltocht van
Sverdrup.
In den loop van deze maand wordt te
Christiania het welbekende schip Fram verwacht, dat
indertijd voor de pool-expeditie van Frithjof
Nansen werd gebouwd en dat binnen drie maan
den op een nieuwen pooltocht uitgaat, thans
onder leiding van Nansen's metgezel, kapitein
Sverdrup. De Fram is zorgvuldig vernieuwd
en wel onder porsoonlijk toezicht van haren
bouwmeester, den heer Colin Archer te Larwik,
die van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt
om verschillende verbeteringen aan te brengen.
Het schip is thans zeker niet minder tegen de
yspersing bestand dan bij het begin van zijne
eerste reis. Zoodra de machines weder aan boord
zijn gebracht en opgesteld, begint men met het
inschepen van den mondvoorraad en de ammunitie.
De bij de eerste reis medegenomen Amerikaansche
blikjes met vleesch en groenten hebben minder
goed voldaan; men heeft nu die geconserveerde
eetwaren uit Denemarken betrokken, terwijl Noor
wegen de visch-conserven levert. De expeditie
is uitgerust voor eene reis van vier jaren, ofschoon
Sverdrup er met zekerheid op rekent, reeds in
den herfst \an 1900 terug te zijn.
In plaats van geweren van 8 m.M. kaliber
neemt men er thans mede van G 5 m.M, bij welke
de projectielen over drie vierden van de lengte
met een mantel van nikkel zijn omgeven. Deze
kogels worden bij het aanslaan aan de voorzijde
platgedrukt, en Sverdrup beweert, dat men daar
mede zelfs den grootsten ijsbeer eene doodelyke
wonde kan toebrengen.
Het personeel der expeditie is 13 man sterk,
waaronder 11 Noorwegers, een Deensch zoöloog
en een Zweedsch botanicus.
iiMiminiiiiimiiMiiiMimiiimi
na stuk speelde ik, geen vermoeidheid gevoelend,
't ging gausch en al in mijn spel op. Doch
plotseling waarde een schaduw langs het venster.
Ik stak het hoofd naar buiten en zag mijn nieuwe
kennis in allerijl zich voorspoedeu, den weg op.
Stephanida Petrofua! riep ik haar na, doch
ze keek niet om en in plaats van een antwoord,
hoorde ik slechts het ritselen der bladeren.
Den volgenden morgen begaf ik me wederom
naar het bosch, hopend daar Stescha te ontmoeten;
maar ik werd teleurgesteld, ze kwam niet. In een
vervelende stemming keerde ik huiswaarts. Was
ik nu al verliefd? Vroeg ik mezelf af.
Des avonds herhaalde zich de historie van den
avond te voren en verbeeldt u, de daaropvolgende
dagen eveneens! Dit maakte me razend en ik zwoer
geen aandacht aan die dwaasheid meer te schenken.
Op een avond nam ik als gewoonlijk de viool
ter hand. 't Was me somber te moede en wijl ik
mijn stemming geen geweld wilde aandoen, begon
ik te spelen wat God mij ingaf, met andere woorden,
'k begon te fantaseeren. Hoelang ik speelde weet
ik niet, doch 'k werd tot de werkelijkheid terug
gebracht, door een geluid, dat plotseling van buiten
tot mij doordrong. Aha, dacht ik, zij is het, en
ik speelde voort. Doch 't geluid dat op snikken
geleek, werd luider en luider, toen plotseling een
gil, die door de ziel sneed, en alles was stil. Ik
sprong uit het venster, het was niet hoog en zag
daar Stescha op den grond liggen. Ik nam haar
Reclames.
40 cents per regel.
Henneberg-Zijde
alleen echt, indien direct van mijn Fabrieken
betrokken, zwart, wit en gekleurd van 35 ct«
tot f 4.O5 per Meter effen, gestreept, geruit,
gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en
2000 versch. kleuren, dessins, enz.). Franco
en vrij van invoerrechten in huis.
Stalen ommegaand. Dubbel briefporto naar
Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
IIoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S OEIG.
Noraaal-WolartMen.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstraat 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
MELJROOS & KALSHOVEN,
A r n h e m.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze n Htmrpiano's.
hand, die hand was koud als ijs; 'k legde het oor
luisterend op haar borst, het hart sloeg nauwe
lijks hoorbaar. Wat te doen? Ik nam haar op «n
droeg haar door de balkondeur naar de canapéin
mijn kamer. Op dit oogenblik was ze verwonderlijk
schoon. De doodelijke bleekheid, die haar gelaat
ovcrtoog, deed haar op een beeld gelijken, en iets
lijdends, verheveus, plechtigs verheerlijkte die ge
laatstrekken. Ik maakte haar kleedje wat los en
ua enkele oogenblikken opende ze de oogen, sprong
op van de rustbank en staarde verbaasd om zich heen.
Waar ben ik ': vroe^ ze zacht.
Bij mij, antwoordde ik.
Stescha sprong op en wilde door de balkondeur
ontsnappen, maar ik hield haar tegen.
Keen, ga niet heen, smeekte ik. Waarom
zoudt ge heengaan '-. Wees niet bang, ik zal u geen
kwaad doen, ga weer zitten. En bijna met geweld
deed ik haar weder op de rustbank plaats
nemen.
Waarom hebt ge geschreid ?
Verschrikt, bijna wild staarde ze me aan.
Nu, nu! ik zal niet verder vragen, riep ik
uit, stel je maar gerust!
(Slot volgt).