De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 20 maart pagina 4

20 maart 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1082 Ondanks het tydroovende der correcties van de nieuwe Shakespeare-uitgave heeft Burgersdijk nog tjjd gevonden om den geheelen Aeschyluste vertalen, een werk dat keurig geschreven, ligt te wachten op een uitgave. Oedipus van Sofocles heeft hy ook geheel in het Hollandsen overgebracht, en naar de frag menten, die hjj voorlas, zeer gelukkig. En nu ?pijnt bij zich af voor Antigone, en vindt er genot in, gedeelten, waarover hij tevreden is, voor te lezen, gedeelten, als het volgende: O Eros, zeeghaftige god, O Eros, gij slavenveroovraar, Die teedere maagdewangen Als zetel u kiest en schuilhoek, Gij zweeft over zee en bezoekt 's Veldelings needrige stulp, En geen eeuwige god kan u ontvlieden, Geen mensch van een dag ontkomt u ooit; En uw slaven razen. Gij drijft zelfs een schuldloos gemoed Tot schuldig doen, smaadlijke krenking, Hebt thans de/e vlam van tweedracht Bij vader en zoon ontstoken. Het schoon der bekoorlijke maagd Stralend van Wik, overwint, En naast heilig gebod troont het gebiedend. Want onwedersta-mbaar drijft baar spel Aphrodite's godheid. Ondanks zjjne 70 jaren is Burgersdyk nog een krachtig, sterk mar, die veel werkt en veel wan delt, vooral sedert hy aan het Kanaal te Apeldoorn woont. Zyn gestalte is een weinig gebogen ge worden, zjjn lange grijze haren gaan in den nek vallen, en bedekken de ooren geheel. Hy wan delt in dt koude, meest zonder winter- of over jas. Zy'n gestel is onverwoestbaar. De groote belangstelling in zijne vertaling van Shakespeare: de sympathie, in woord, in bloem, of handdruk hem op zy'n 70sten verjaardag be toond, nopen en bemoedigen hem tot nieuwen literairen arbeid. Nu vooral, rustig en onbekom merd, vry van het geven van onderwas, gelukkig levende in zyn thans klein gezin. De eerste telegram die Burgersdijk op zijn TOsten verjaardag 11 Maart, 1.1. ontving, vroeg in den morgen, en tot zijne groote blydschap, was van een zyner zoons in Indië. Het leukste telegram is zeker dat van Willem van Zuylen geweest, die zich woorden uit Se getemde Feeks (I bedr. vers 2G5) herinnerende, waarin by met zooveel kostelyken humor den vrouwenbedwinger gespeeld heeft, o. a. deze woor den uit genoemd toóneelwerk seinde: BURGERSDIJK, Apeldoorn. flortensio: Tusschen vrienden, zooals wij, zijn weinig woorden noodig. Petruccio: Hartelijk gelukgewenscht! WILLEM VAN ZUYLEN. ' Zou Willem van Zuylen niet lust en roeping gevoelen nogmaals de hoofdrol in De getemde Feeks te spelen ? Een dozy'n Duitsche kluchten behoeven zyn talent dan niet in de waagschaal te stellen. Moge hy' allen Broeders-vrijmetselaars den bons geven ! Of "bereidt Willem van Zuylen zich in stilte voor, en gordt hy zich aan voor Falstaff? Laat hy Dr. Burgersdyk het antwoord geven. Is dat beslissend, dan verhoogt hij de goede klank van zynnaam enkan Burgersdyk-Petruccio hem op zyn beurt seinen: Hartelijk gelukgeivenscht! J. H. R. lliiimliiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiimtmimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiïi Süatepeare nnd ein Ende. Toen de herleving der letteren in het midden der vorige eeuw in Duitschland begon, waren de blikken der ernstigste mannen naar Eügeland ge richt en Milton's arbeid gold als bet hoogste en edelste, wat de nieuwere letteren konden geven. De geestdriftige jongeren, die den Pfainbund stichlen, zijn weldra voor Engelsehe poëde gewonnen. Boie, hun aanvoerder, heeft bij de uitgave van den Musenalmanach een eerste, een beslissende stem, want hij kent Engelsch! Na weinig jaren treedt Herder op, de meest geniale van alle Duitsehe klassieken, niet begrepen, niet gelezen, thans haast vergeten, maar de eenige bandelooze geest, vrij IIIIIIIIIHIIIII iiiiiiniiii iiiiimimiiiiimiiti»«4»u«mnmiiinniiiimi het bosch in, de trein vertrok laat in den avond, zoodat ik met iets den tijd moest dooden. De morgen was drukkend, en n» enkele uren gaans ging ik doodelijk vermoeid in het zachte mos liggen slapen. Ik weet niet hoe lang ik daar gele gen en naar 't schijnt zelfs gedroomd h»d, toen ik plotseling in mijn nabijheid een jeudige vrouwen stem hoorde, die stel u voor een motief zong, waarop ik den avond te voren had gefanta seerd. De stem naderde meer en meer en binnen enkele oogenblikken verscheen aan den zoom van het bosch een meisje, in een licbt titsen japonnetje gekleed en een zakdoek om het hoofd. Zij zong steeds door en toen ik snel opsprong, schrikte ze, mij ziende, ontzettend; zij wilde vluch ten, doch ik hield haar tegen. Het hoofd ontblootend, trad ik op haar toe. Ik neb u doen schrikken, sprak ik, neem me niet kwalijk!... Neen ... 't is niets... stamelde ze, verlegen aan haar kleedje frommelend. Wat zong u? vroeg ik. Ik ... niets ... Ik weet 't niet... Maar hebt u niet ergens dit motief gehoord ? Ja! gisteren bij het heerenhuis ... Heel lief... zei ik. U hebt een mooie stem en een voortreffelijk gehoor. Ik speelde het gisteren. Zing het nog eens? Het jonge meisje kreeg een kleur als vuur. Neen, neen! Ik zing voor niemand! van berekening, geestelijke af hankelijkheidenschoolvosserij. Hij jubelt de jongeren toe: //Shakespeare en Homerus!" Naast deze kent hij geen andere goden, hij zendt in 1773 in de Fliegende Blalter ion Deutscher Art nnd Kunst een verhandeling over 3hakespeare in de wereld, die van overwegenden nvloed was op de letteren van meer dan eene lalve eeuw. Wieland had reeds van 1762 1768 den geheelen Sbakespeare vertaald, maar Herder's irtikel bracht de onsterfelijke drama's eerst geleel in den kring der ontwikkelden en wekte geestdrift. En geen wonder! Herder wist te veel om studiën te schrijven, hij schreef uit de volheid zijner kennis eene opwekking en eene mededeeling en dat sloeg aan. De heldere geesten begrepen lem en lazen Shakespeare, maar de stumpers, de schoolvossen, de mannen van Et moi je joue aussi de la flute!" schreven neuswijze studiën, net als nu! En zij, die om een grooten naam schreeuw den, toastten op Shakespeare, dien zo niet gelezen radden en citeerden Shakespeare, dien ze niet be grepen, net als nu! Goethe bewonderde Shakespeare, maar het kan niemand verwonderen, dat, een zoo weinig open en zoo weinig edel karakter als Goethe in die heerlijke drama's het beste, den mensch, niet ontdekte of niet ontdekken wilde! Schiller zien we opgaan in Shakesp'are, zijn Junyfrau KOU Orleuns is Richard TI, zijn Wilhelm TM is Macbet/i, niet alleen naar opvatting en teekening, maar zelfs naar gedachten en naar woorden. Maar Goethe theoretiseert, hij vindt minder joësie dan philosophie in Shakespeare en hij, de dichter, had toch kunnen weten, dat de bloemen der letteren verdorren en wegsterven als ze wor den aangeraakt door den of verstij venden of ver'iftigenden adem der philosophie. Het onherstelDaar nadeel, dat Kant en Hegel aan de letteren n de eerste plaats aan de Duitsche letteren zou den toebrengen, was hem bij de verschijning van Herder's stuk nog niet ontstaan, maar het werd spoedig merkbaar hoewel de tijdgenooten zelf jet niet zagen; toch had Goethe weldra, dank zij zijn bespiegelingen over den Hamlet, een der voornaamste medeplichtigen onbewust het ge voel, dat alles niet in orde was, getuige zijn ar;ikel van 12 Mei 1815 in het Morgenblul', onder den titel Shakespeare umi kein Enr/e. Hier te lande is er een einde aan Shakespeare ! Hier te lande is de studie der letteren examen studie, of voor hen die er meer van willen weten woordenboek-studie. Noch in den Schouwburg, nocli in de gehoorzaal, noch in den kring der lezers van degelijke tijdschriften, is er voldoend publiek te vinden voor eenigen arbcil, die Shakespeare betreft. Onze jongelieden leeren allerlei zaken, die ze missen kunnen, maar ze blijven verstoken van het hooge kunstgenot Shakespeare, den onvertaalbare, in het oorspronkelijke te lezen. En zoo komt het, dat men in ons land met eene universiteit voor elk millioen inwoners, hoofdzakelijk in oningebonden boeken van 52 bladen leest en als standaard werk voor het Duitsch de Fliegende Bliitter, als standaardwerk voor het Engel sch Tit-Biis. Men heeft Shakespeare gecommentarieerd, men heeft een heel stelsel van philosophie in verschil lende werken willen ontdekken, men heeft omvang rijke nasporingen gedaan naar de bronnen, waaraan hij dat alles had ontleend en de dichters zijn voor dien dorren hoop geleerdheid op de vlucht gegaan. Men is gaan nazoeken, over welke vakken van wetenschap Shakespeare wel met groote kennis van zaken had gesproken, kortom men heeft zelfs het onvindbare gevonden en het niet bestaande ontdekt. Toch konden al die buitengewone geleerde stu diën tot geen andere ware uitkomst leiden, dan deze: De stukken van Shakespeare werden naar aan trekkelijke onderhoudende verhalen of aan de Engel sehe, of aan de Oude Geschiedenis of aan Italiaansche novellen ontleend, geschreven door een man, die over een grooter woordenschat beschikte dan n der Engelsehe dichters voor of na hem; door een man, gelijkelijk ervaren in alle vakken van studie welke in het midden der 16e en in het begin der 17e eeuw beoefend werden, door iemand, die tot in de kleinste biizonderheden de gebruiken en denk beelden aan het hof kende en met groote scherpte en scherpzinnigheid wist te oordeelen; bovenal door een man, die het leven kende, die menschen van allen rang en stand juist wist te teekenen en die zoo hoog stond, dat hij vóór geen enkelen stand en tegen geen enkelen stand partij trekt. Tot die conclusie moesten de menschen gekomen zijn, maar daartoe kwamen ze niet. Ze bestudeer den met de pen in de hand de werken, die hun waarde juist bewezen hadden, als ze gehoord wer den ; werken, die men in zijn geheel moet genieten. maar niet op de ontleedtafel moet leggen, zoomin als men dat moet of mag doen met een redevoe ring van een man met. . . verblindende welspre kendheid. Voor vijftig jaar kwam de vraag op: Wie tcas ilimimmlimililiimiiMmtM IIIIMMnMIlimillllllllllMMIIIIMIIII . Nu,, voor mij toeh wel, ik ben musicus. Woont n hier in 't dorp? . Ja, in het dorp! En zij wilde verder gaan. Als u geem baast hebt, laten we dan een oogenblik met elkaar praten! Ik zal u niet opeten... stel u gerust. Zij begon met te weigeren, doch eindigde met te blijven, 't Kostte me groote moeite haar aan 't praten te krijgen, doch ik vernam ten laatste, dat zij de dochter van den koster van 't dorp was, zich verloofd had en binnenkort hoopte te trouwen. U kunt me gelooven of niet, doch er was iets in haar, dat me onweerstaanbaar tot haar aantrok. Ze was mooi gevormd en slank en had bijzonder groote peillooze donkere oogen; na een poosje daarin te hebben gestaard, begreep ik onmiddellijk, dat dit meisje van zeer bijzonderen aard moest zijn. Een van tweeen, meende ik, of ze heeft veel leed doorstaan, of ze draagt de kiem van een erfe lijke zielsziekte in zich om. Wij brachten ongeveer een uur in 't bosch door en scheidden als goede vrienden. Ik weet niet waarom, maar des avonds nam ik, in plaats van te vertrekken, mijn viool ter hand, de gedachte van vertrek kwam zelfs niet bij me op. Ik speelde aan het geopende venster, de avond was verrukkelijk; door het maanlicht tooverachtig ver licht lag daar de tuin, kalm, vredig; de nachtegaal zong als wilde hij mijn spel accompagneeren. Stuk die man? Het klonk zonderling, dat Delia Bacon haar familienaam zoekt te verheerlijken door het auteurschap te eischen voor Francis Bacon Heer van Verulam en Burchtgraaf van St. Albans, den man, van wien men beweerde, dat hij zijne ziel aan den duivel verkocht had, om daarvoor alle wetenschap deelachtig te worden. Hooger gestegen en dieper gedaald dan een dergenen, die door Koningin Elisabeth waren beschermd, naar zijn daden en karakter veroordeeld, bleef hij als ge leerde een eenig licht in dien tijd en in dat land, maar als dichter was hij niet bekend, en bewijzen kon men alleen, dat Ben Jonson, Bacon'a parti culiere secretaris hem herhaaldelijk dichter noemt, hoewel geen enkel gedicht onder zijn naam is ver schenen. Dat Delïa Bacon, die voor hare zaak" van Amerika naar Engeland reisde, in een krank zinnigen-gesticht stierf was voor hen, die verdere studie wilden ontloopen, of er om een andere reden prijs op stelden, dat Shakespeare Shakespeare zou blijven, een afdoend bewijs, dat zij ongelijk had gehad. Zeer velen, en daarbij ook de ondergeteekende geloofden, dat het er niet op aankwam wie de stukken geschreven had, nu we toch deze kunst werken bezitten. Ik heb dat herhaaldelijk gezegd, maar ik meende het te gelooven, meer niet. Immers wanneer er aan de omvangrijke literatuur over dat onderwerp weer iets nieuws werd toegevoegd, moest ik het lezen en ... was ik teleurgesteld door al die schija-argumenten. Daar moesten woorden-verdraaid en vertalingen verhanseld worden en dan kwam er eindelijk een uitdrukking, die als een orakelspreuk, kou heeten te bewijzen, wat de schrij ver wilde. Zoo trok voor enkele maanden een bericht mijne aandacht, dat Eiwin Bormann door het getuigenis van zevenentwintig tijdgenooten van Shakespeare bewijzen kon, dat Bacon de schrijver was der aan Shakespeare toegeschreven werken. Ik bestelde het boek en was geërgerd toen ik het gelezen had. Uit een bundeltje van 32 Latijnsche lijkzangen op den dood van Bacon zoekt Bormann eenige woorden zoo te verklaren, dat men daaruit zou kunnen afleiden, wat hij wenscht. Bormann namelijk is vau beroep Bacon Shakespeare-specialiteit, die al een reeks van jaren van dat onderwerp leeft en thans weder een nieuw artikel aan de markt heeft ge bracht, aangekondigd als het historisch bewijs der Bacon-Shakespeare-Tlieorip, het echte en af doende ; wat hem niet zal beletten later weer een boek te schrijven met nog echter en nog afdoender bewijzen. Immers hij heeft vroeger gezegd, dat, be wijs te leveren iti een botk van 400 bladz., ineen tweede van half dien omvang en in een reeks brochures voor kleinere beurzen. Men oordeele over de waarde zijner argumenten uit het kort begrip zijner bewijsvoering. Amterdam, 17 Jan. l SOS. TACO H. DE BEEK. fSlol volgt.) Bismarck als hater". Vorst Bismarck placht zich zelf niet geheel ten onrechte! den bestgehassten Mann" onder zijne tijdgenooten te noemen. Dat hij met gelyke munt betaalde, blykt uit een boekje, onder den titel «Persoonlijke Herinneringen" uitgegeven door den heer Von Tiedemann, den voormaligen chef der Duitsche Rykskanselarij. Den eersten keer, dat de heer Von Tiedemann was uitgenoodigd om by vorst Bismarck het middagmaal te gebruiken, kwam het gesprek op de liefde en den haat. De vorst was van oordeel, dat Goethe ten onrechte de liefde had voorgesteld als de krachtigste drijfveer van het leven. »De haat" zeide hij »bewyst dezelfde diensten. Twee personen zijn voor mij onmisbaar: om lief te hebben, mijn vrouw ; om te haten, Windthorst". Een anderen keer kwam Bismarck by den heer Von Tiedemann; hij zag er vermoeid uit. »Ik heb niet geslapen", zeide hij »ik heb den heelen nacht gehaat". Ea aan zijn haat gaf hij uitdrukking zonder er doekjes om te winden. Toen hij op zekeren dag eene interpellatie van Windthorst moest beantwoorden, sprak hy daar over eerst in de Rijksraad. »Ik moet alles zeg gen, wat ik op het hart heb; ik wil zoo grof mogelijk zijn, zonder bepaald beleedigend te worden". En hij legde den minister van justitie eenige uitdrukkingen voor, die nu juist niet aan een »Briefstyl voor minnende harten" ontleend waren, en vroeg, of die beleedigend waren. De minister kon dit niet ontkennen. »Zoo" zeide Bismarck spijtig »dan spreek ik niet, en dan moet de vice-president van den Rijksraad de interpellatie maar beantwoorden". En zoo ge schiedde het. NIEUWE UITGAVEN. De ^gebruikelijke' bezwaren legen Geheelonthouding. Proeve van weerlegging der bezwaren, die gewoonlijk tegen geheelonthouding in't mid den worden gebracht, door J. P. BREGMAN. J. Kuiken Jz. St. Anna-parochie. Nederlitnd's vervul door de economische Dwaal leer van den Nieuweren Tijd. Maastricht. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard No. 12. Een Indisch Huwelijk, door llenri Storm. 1. Het Gereformeerd Bur gerweeshuis te Rotterdam, door Mr. A. C. Wesenhagen, I, met afbeeldingen naar phot graphieën. Huisvrienden (bij de plaat). Huisvrienden, [ naar de schilderij van Ch. Monginot. Jubelj of herinneringsboomen, September 1S1KS. Een j praatje over Lawn-Tennis, door Wm. Muiier, II, met afbeeldingen naar teekeningen van den schrijver. Galvanoplastiek. (Slot.) Om en bij de groote stad: Gezicht bij da Rnysdaelkade te Amsterdam, naar eene teekening van S. H. de Roos. Verscheidenheid. Feulleton. De aanstaande Noordpooltocht van Sverdrup. In den loop van deze maand wordt te Christiania het welbekende schip Fram verwacht, dat indertijd voor de pool-expeditie van Frithjof Nansen werd gebouwd en dat binnen drie maan den op een nieuwen pooltocht uitgaat, thans onder leiding van Nansen's metgezel, kapitein Sverdrup. De Fram is zorgvuldig vernieuwd en wel onder porsoonlijk toezicht van haren bouwmeester, den heer Colin Archer te Larwik, die van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt om verschillende verbeteringen aan te brengen. Het schip is thans zeker niet minder tegen de yspersing bestand dan bij het begin van zijne eerste reis. Zoodra de machines weder aan boord zijn gebracht en opgesteld, begint men met het inschepen van den mondvoorraad en de ammunitie. De bij de eerste reis medegenomen Amerikaansche blikjes met vleesch en groenten hebben minder goed voldaan; men heeft nu die geconserveerde eetwaren uit Denemarken betrokken, terwijl Noor wegen de visch-conserven levert. De expeditie is uitgerust voor eene reis van vier jaren, ofschoon Sverdrup er met zekerheid op rekent, reeds in den herfst \an 1900 terug te zijn. In plaats van geweren van 8 m.M. kaliber neemt men er thans mede van G 5 m.M, bij welke de projectielen over drie vierden van de lengte met een mantel van nikkel zijn omgeven. Deze kogels worden bij het aanslaan aan de voorzijde platgedrukt, en Sverdrup beweert, dat men daar mede zelfs den grootsten ijsbeer eene doodelyke wonde kan toebrengen. Het personeel der expeditie is 13 man sterk, waaronder 11 Noorwegers, een Deensch zoöloog en een Zweedsch botanicus. iiMiminiiiiimiiMiiiMimiiimi na stuk speelde ik, geen vermoeidheid gevoelend, 't ging gausch en al in mijn spel op. Doch plotseling waarde een schaduw langs het venster. Ik stak het hoofd naar buiten en zag mijn nieuwe kennis in allerijl zich voorspoedeu, den weg op. Stephanida Petrofua! riep ik haar na, doch ze keek niet om en in plaats van een antwoord, hoorde ik slechts het ritselen der bladeren. Den volgenden morgen begaf ik me wederom naar het bosch, hopend daar Stescha te ontmoeten; maar ik werd teleurgesteld, ze kwam niet. In een vervelende stemming keerde ik huiswaarts. Was ik nu al verliefd? Vroeg ik mezelf af. Des avonds herhaalde zich de historie van den avond te voren en verbeeldt u, de daaropvolgende dagen eveneens! Dit maakte me razend en ik zwoer geen aandacht aan die dwaasheid meer te schenken. Op een avond nam ik als gewoonlijk de viool ter hand. 't Was me somber te moede en wijl ik mijn stemming geen geweld wilde aandoen, begon ik te spelen wat God mij ingaf, met andere woorden, 'k begon te fantaseeren. Hoelang ik speelde weet ik niet, doch 'k werd tot de werkelijkheid terug gebracht, door een geluid, dat plotseling van buiten tot mij doordrong. Aha, dacht ik, zij is het, en ik speelde voort. Doch 't geluid dat op snikken geleek, werd luider en luider, toen plotseling een gil, die door de ziel sneed, en alles was stil. Ik sprong uit het venster, het was niet hoog en zag daar Stescha op den grond liggen. Ik nam haar Reclames. 40 cents per regel. Henneberg-Zijde alleen echt, indien direct van mijn Fabrieken betrokken, zwart, wit en gekleurd van 35 ct« tot f 4.O5 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins, enz.). Franco en vrij van invoerrechten in huis. Stalen ommegaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. IIoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S OEIG. Noraaal-WolartMen. K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstraat 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland. MELJROOS & KALSHOVEN, A r n h e m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze n Htmrpiano's. hand, die hand was koud als ijs; 'k legde het oor luisterend op haar borst, het hart sloeg nauwe lijks hoorbaar. Wat te doen? Ik nam haar op «n droeg haar door de balkondeur naar de canapéin mijn kamer. Op dit oogenblik was ze verwonderlijk schoon. De doodelijke bleekheid, die haar gelaat ovcrtoog, deed haar op een beeld gelijken, en iets lijdends, verheveus, plechtigs verheerlijkte die ge laatstrekken. Ik maakte haar kleedje wat los en ua enkele oogenblikken opende ze de oogen, sprong op van de rustbank en staarde verbaasd om zich heen. Waar ben ik ': vroe^ ze zacht. Bij mij, antwoordde ik. Stescha sprong op en wilde door de balkondeur ontsnappen, maar ik hield haar tegen. Keen, ga niet heen, smeekte ik. Waarom zoudt ge heengaan '-. Wees niet bang, ik zal u geen kwaad doen, ga weer zitten. En bijna met geweld deed ik haar weder op de rustbank plaats nemen. Waarom hebt ge geschreid ? Verschrikt, bijna wild staarde ze me aan. Nu, nu! ik zal niet verder vragen, riep ik uit, stel je maar gerust! (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl