De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 27 maart pagina 4

27 maart 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1083 tul «ui het orchest volkomen te beheerschen en abi men neb de «Gestaltungskraft" verworven heeft om karakters te kunnen weergeven en muzikaal te iljnatmren, dan eerst zette men zich neder tot het schrijven van een dramatisch onderwerp. Ontagenceggelyk heeft de heer Bouman gewonnen brj het schreven van dit opus. Naast velerlei onhandigheden in het begin, niet het minst op het gebied der instrumentatie, staan vele werkeIgk goed gelukte gedeelten in het latere verloop van het werk. Voor my blijft de groote fout van bet stuk, dat da twee tegenover elkaar staande elementen, de Christenen en de Sarracenen niet genoeg getypeerd z\jn. Eene gunstige uit zondering maakt hierop de muziek by' den odalisken-dans in het tweede bedryf. Zy is misschien wat eenvormig, maar karakteristiek. Dat de enkele figuren uit het drama niet spre kend geïllustreerd zyn, kan men reeds uit het bovenstaande afleiden. Had de componist dat gedaan, dan zou b\j reeds eene belangrijke schrede in de moderne richting hebben gezet. Niettemin zy'n er vele gedeelten in zijne partituur en het verheugt my, zulks te kunnen verklaren, die van het standpunt der oude opera beschouwd, goed gelukt zjjn. Zoo b. v. het gebed in de in leiding, de couplets met koor van Willem van Borselen in de eerste acte (de instrumentatie werkt hier helaas minder gelukkig mede), de solo van Aldemar op de woorden »0 liefde, wondre drang des harten", de reeds genoemde odalfskendans, het nieuwe slot van het tweede bedryf en eenige stukken uit het laatste bedryf. Al deze fragmenten bewezen, dat de heer Bouman zin heeft voor ensembles en ook routine om ze effectvol in te kleeden. Daarmede alleen echter kan men nog geen opera schrijven. De Heer Bouman bly've dus streven en zich vooral verdiepen in de groote werken onzer beste meesters. Zjj hebben toch niet voor niemendal geleefd. Waarom zou men geen gebruik maken van het ontwikkelingsproces, dat z\j onzer kunst hebben doen ondergaan ? De nieuwe wegen die zjj ons gebaand hebben, laten wjj ze vrijelijk betreden; beter, dan ze zelf nog eens op te zoeken ! De uitvoering viel in menig opzicht te pryzen; vele gedeelten zouden echter by betere vertolking, veel grooter indruk gemaakt hebben; zoobijv.de coupletten van Willem v. Borselen, met koor, en de geheele slotscène, die sterk leed aan de on zuiverheid van het koor; waarom het koor achter de schermen ten minste niet instrumentaal ver sterkt ? De Palmyra van mej. Sohns (eerst ter elfder ure trad z\j in de plaats van mevr. Engelen Sewing) was in het eerste gedeelte der rol voor treffelijk; later, wanneer dramatische kracht vereischt wordt, was zy ontoereikend. Zulks ligt niet aan haar; zy toch is soubrette; de party ligt eigenlijk dus buiten haar emplooi. Mej. Sohns heeft een schoone stem met veel dramatische expressie; hare zangtechniek schiet echter te kort in de verbinding van halve met volle stem. De heer Orelio als Aldemar was als altyd uit muntend van stem en in gebaar. Evenzoo bood de heer Urlus voortreffelyks als Herman de Périgor'd, hoewel zijn stem af en toe een weinig vermoeid klonk. Over den heer Jean Tyssen als Willem van Borselen sprak ik reeds. De heer van Duinen was uitstekend in spel en ook in stem, waar zijne party niet te hoog ligt, zooals in het slot der tweede acte. Over den heer Ebbeler valt weinig goeds te zeggen, zoowel wat betreft het orgaan als de uitspraak. Ware de laatste beter, dan zou ook de stem daarmede gebaat zy'n. De heer Kwast leidde het geheel energisch en gaf doorslaande blijken de partituur goed te kennen. ANT. AVEBKAMP. niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiniiii i UMI iniimmiiiiiii De Tentoonstelling Jan yan Essen" büile firma Frans Bnfa & Zonen, Eene importante collectie kunstwerken door ?Jan van Essen" is by Buft'a tentoongesteld, de kunstenaar laat werk van vroeger, door de bezit ters hiervoor afgestaan, benevens schilderyen en aquarellen van den laatsten tyd zien, het geheel entoureerend met eenige exquise studies en schetsen. Waar het eene tentoonstelling geldt van werken vervaardigd door n kunstenaar, is het gevaar voor eentonigheid maar al te groot en wordt dikwijls aan de reputatie van den betref illlllllllliiiimiliiilllllllHiiliiiiiiiiiiiiniiiiiilillililliiniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiMH schreef ik die toe aan ouvermoeidheid, doch daarna werd 't mij duidelijk dat dit niet zoo was. Ik zocht naar iets, maar kon het niet vinden. Iets was er in mij, dat me dwong me in tonen uit te spreken en, ofschoon niet gauw, toch begreep ik dat me iets kwelde: die zwanenzang van Stescha. Uren achtereen speelde ik viool, hopende daaraan alle tonen te ontlokken, welke ik op dien avond aan het water had gehoord, maar vruchteloos! En iedere dag die voorbijging, maakte me on rustiger. Des nachts begon ik van dien zang te droomen, ik hoorde hem duidelijk; en greep ik dan bij mijn ontwaken naar de viool, dan ver dwenen de tonen geheel en al uit mijn geheugen. Ik beproefde door afleiding te zoeken, mij van die kwelling te bevrijden, maar vergeefs; te midden van het vroolijkste gezelschap hoorde ik eensklaps die melodie, zoo helder, zoo duidelijk, alsof ik ze in een naburige kamer hoorde zingen. Ik werd bijna wanhopig en vreesde dat ik wel spoedig hulp zou moeten inriepen van een specialiteit. Vreeselijk waren de nachten, nauwe lijks had ik de oogen gesloten of in mijn ooren ruischte die zang; ik sprong dan uit bed en greep mijn viool, doch vergeefs... Ik vroeg me zenuw achtig af, hoe dit alles wel zou eindigen! 't Was gewoon een jacht op deze niet te vangen melodie. Mijn kunstreis ging intusschen voort en in 't einde van December kwam ik te Moskau waar ik een concert zou geven. Tegen den avond stoomde ik binnen, ging regelrecht naar een hotel en legde mij na te hebbeu gesoupeerd. vroegtijdig te slapen dat was steeds mijn ge woonte aan den vooravond van een door mij te fenden kunstenaar eerder kwaad dan goed gedaan; een gevoel van afmatting en verdooving maakt zich dan van den toeschouwer meester, minder nog door de herhaling van motief of moment, dan wel door dezelfde factuur, wederkeerend in elk doek dat men te zien kry'gt. By Jan van Essen's werk bestaat dit gevaar in geenen deele; by' groote verscheidenheid van suj ets en een fijngevoeligen blik voor moment en karakter, geeft hy' zyn kunst met een mees terschap van techniek en faire, als slechts zeer weinige kunstenaars bezitten; daarin ligt dan ook het geheim der aangename frischheid heerschende over het geheel dezer belangryke ten toonstelling. Schilderyen als het fijn geobserveerde landschap no. 21, »de Korenschoof" getiteld, de «Landweg" no. 32, »de Aardappelrooiers", en vooral »Na de bui", oefenen dien weldadigeninvloed op den toe schouwer uit, slechts aan zeer hoog staande kunst eigen. Van de prachtige leeuwenstudies is no. 42, uit de diergaarde te Rotterdam, door karaktervolle teekening en prachtige kleur, aangrypend schoon wat overigens aangaat karak ter en kennis van het behandelde onderwerp; men beschouwe eens aandachtig die krytkrabbels welke Van Essen exposeert; de Jachthonden byvoorbeeld, no. 54 van den Catalogus, zyn heerlyk juist van actie, een weelde om te bezitten voor een setterliefhebber! Veel en, gelukkig veel goeds, zoude ik nog knnnen zeggen over zoo menig der hier tentoon gestelde schilderyen en aquarellen, maar de »individueele" kunst van »Jan van Essen" spreekt haar krachtige eigen taal, zóó duidelyk en ver staanbaar, dat het waarlyk overbodig mag ge noemd worden daar veel by te voegen. De kunstenaar, wien de appreciatie ten deel viel van kunstbroeder en liefhebber, heeft met deze tentoonstelling zy'n groote reputatie ge handhaafd en bevestigd. Q. Uit Parijs, Toen, een paar maanden geleden, de bekende kunsthandelaar Le Bare de Boutteville alleronverwachts aan een beroerte overleed, waren allen, die den goedronden Normand gekend hebben, het er over eens, dat aan het gild der door de artisten nu eens verguisde, dan hooggewaardeerde intermédiaires tusschen hen en de koopers een lid was ontvallen, typig om zy'n persoon, ontzien om zy'n even zakelyken als artistieken blik, ge acht om de goede hoedanigheden van zy'n hart. Gustave Geffroy, wiens autoriteit wel niemand in twijfel zal trekken, evenmin als zijn onpar tijdigheid, wy'dde in Le Journal een artikel aan Le Bare, waarin uiterly'k en innerly'k den braven en jovialen «vriend der jonge schilders" geteekend werd, met al de sympathie die hy ver diende. Nu zou, vreesde men, een der weinige galeries verdwijnen, waar zy die by Durand Ruell, by Georges Petit, by Bing, »natuurlyk" by Goupil en by Bernheim dezen moeten het alleen heb ben van ces messieurs de l'Institut en wat in dier spoor volgt, zy het ook van verre de deuren nog gesloten vonden, hun werken aan het publiek konden toonen. Vollard was er nog wel, ook enkele andere kleinere zalen, waarvan het publiek in uiterst beperkt aantal aarzelend den drempel overschreidt de echte liefhebbers weten wel in de meest verborgen hoekjes de kunst op te sporen ; maar de breede winkel in de rue Le Peletier was zoo gunstig gelegen als geen andere en... van het publiek, dat voorbijgaat en ky'kt, en zich door het kyken tot binnenkomen laat verlokken, moeten ze bet ten slotte toch heb ben, kunsthandelaars zoowel als schilders. Spoedig echter verdween die vrees. De Galerie Ie Bare de Boutteville bestaat nog en blyft be staan of zy haar naam dezelfde eere zal aan doen als toen hy leefde, die dien naam droeg, moet de ty'd leeren. Voorloopig bestaat er reden tot goede verwach tingen, want de 15e tentoonstelling der »Peintres Impressionnistes et Symbolistes", die er in het begin van deze maand geopend werd, mag gezien worden, zy maakt een zeer goed figuur. Een. honderdtal schilderyen, pastels en teekeningen, waaronder vooral zich onderscheiden die van Piet, Toulouse-Lautrec, Emile Giran, Paul Vogler, Seyssaud, geven- van de jongere impressionnisten een nog al goeden indruk het sym bolisme is er uiterst zwak vertegenwoordigd, IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIimillllHIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII " geven concert. En stelt u voor, dit kon de eerste nacht genoemd worden dat die kwellende melodie mij niet vervolgde, doch in plaats van haar, klonk een zachte stem tot mij door, die tot mij zeide: ,ik kom!"... Ontzet stond ik op, stak licht op, onderzocht het slot der deur alles was in volkomen orde, ik legde me wederom te slapen. En alweer die woorden, duidelijker dan te voren ! En 't was haar stem, Stescha's stem ! De stem der doode verschrikte me niet; integen deel dit //ik kom", stemde nu kalm, ik sliep in en ontwaakte niet voor den middag. De slaap had mij kracht geschonken; ik voelde me ongewoon verkwikt en ik begaf ra ij naar het Concertgebouw, in het aangename vooruitzicht van een welslagen waaraan ik niet, twijfelde. De zaal was stampvol. Precies acht uur betrad ik het podium, in gezelschap van mijn accompagnateur, mijn trouwe metgezel van af het conser vatorium. Het eerste nummer was de Kreutzersonate; 't publiek beloonde me ruimschoots mefc toejuichingen. Het, tweede nummer bestond uit een Fantasie van Vieuxtemps. Mijn partner begon zijn partij, ik moest twee en dertig maten wach ten. 27, 28, 29 telde ik in gedachten, en ik hief den strijkstok op, de eerste twee maten moest ik zonder accompagnement spelen. Maar, in plaats van de schitterende passage, ontrukte ik der viool een //noodkreet!" Ik wilde het herstellen ik zwenkte den strijkstok en opnieuw dien nood kreet. De piano zweeg, de accompagnateur staarde me ontzet aan, doch ik bleef kalm. Ik verzeker u, ik was me helder bewust, dat een onzichtbare macht mijn hand bestuurde. Niet langer in staat Toch zou ik deze tentoonstelling, als zoovele anderen, met stilzwijgen zyn voorbijgegaan, zoo ik niet iets te zeggen had over drie onzer landgenooten, die er aan deelnemen. Die drie zyn Siebe ten Cate, Bernardt Kiene en Cornelis van Dongen. De orde, waarin ik hen noem is die, welke zij in my'n waardeering in nemen. Eerst ten Cate, natuurlijk. Deze kleurentoovenaar, vóór alles volmaakt pastellist, neemt in my'n oog een plaats in onder de beste der modernen ik zeg dit niet omdat hy het ook doet onder de besten my'n er vrienden hier. Of hy ryk aan frissche indrukken weerkeert, jaarlyks, van een verblijf in het vaderland, of wel die opdoet, nu eens in de drukten der Parysche boulevards, in de beweeglijkheid de dichtbevolkte faubourgs, in de stille buurten by de Fortifs of in de parken der stad, die ieder hun eigen ka rakter hebben en allen op hun wy'ze een illnzie der natuur geven, dan weer in Beauvais, in SaintDénis of elders in de banlieue der hoofdstad, altyd en van overal brengt ten Cate nieuwe ju weeltjes van zy'n zeer persoonlyke kunst mede, waarin het licht van zy'n warme artistenziel zoo helder straalt op de met rustig oog waargenomen werkelijkheid. «Vers ia lumière !" kan, als van de te lang mis kende impressionisten, het devies zyn van onzen talentvollen landgenoot, ook waar hy' de scheme ring van den avond, den nevel van den herfst, de schaduw der bosschen tot onderwerp kiest. Op de tentoonstelling by Le Bare zond ten Gate drie mooie pastels in: »De oude haven van Zierikzee", op welks achtergrond in het midden de silhouet van een molen krachtig uitkomt tegen de zwakgryze luchtig bewolkte Zeeuwsche lucht, terwyl daarvoor het water zich strekt met aan de eene zy'de de huizen van het oude stadje, aan de andere de hellende grasoever. Een echt Hol landsen stukje, vol van dat licht eigen aan de streken dicht by de Noordzee gelegen. Van niet minder qualiteit is »De oude kerk te Veere", wier massieve groote lichaam, met zijn bekoepelden toren en hoog rechtlynig dak, hecht is geplant midden op de zachte helling van den groenen heuveligen bodem, achter den lichtgrauwen landweg midden door dat groen, diep er achter ligt, vroolyk door de zon beschenen, het stadje met zy'n roode daken en witte huismuren, aan het water dat in zachte bocht naar voren komt. »Petit-Trianon'' is een herfsttafereel in het park van Versailles. met een langen steenen brug, die zich in een boog welft over het donkere water, er achter, er omheen, er boven het dichte geboomte met zy'n najaarstinten, geel, roodbruin, dofgroen en het gras en het mos die tinten gewy'zigd overnemend om den vy'ver op den voor grond, waarin, geestig, een paar helder witte zwanen. Bernard Kiene is een talentvol jong landge noot, die veel en goed gezien heeft. Toen ik hem onlangs op zy'n atelier in het nu dood stille Meudon bezocht, toonde hy mij zy'n werk,waarin zich openbaart een groote liefde voor de natuur, voor bosch en veld, voor licht vooral. Bretagne met zyn ruwe natuur, in landschap, kust en zee, Holland met zy'n visschersdorpen, zy'n duinen en zijn zeestrand, de hooghellende oevers der Seine met hunne bosschen, parken en landhui zen, zy hebben geen geheimen voor den gevoelvollen schilder, die op zeer gelukkig artistieke wijze, in tegenstelling van kleuren en van licht en schaduw, zyn ky'k op de levende natuur en de realiteit van hout en steen een drietal stil levens trokken my' niet het minst aan in zijn werk weet uit te drukken. Kiene exposeert twee schilderijen, bescheiden van omvang, maar van merkwaardige qualiteiten; daarliy zyn zij echt Hollandsen. Het eene is een Hollandsch dorps hoekje, de huizen wit van muren, rood van da ken, n met een trapgevel, die byna aan Bloem of Laruiergracht doet denken, een vakje groen met wat bloemen en een brokje straat, stil als dit behoort in een Hollandsch dorp op het middag uur, daar boven de lucht, matblauw, hier en daar met een zilverend wit wolkje, dat alles door een warme zon beschenen en toch zoo stemmig ge zellig, Hollandsch op en d'op. Niet minder is dit zy'n andere stuk, »De duinen by Haarlem". Een allereenvoudigst motief, maar echt schilder achtig uitgewerkt; het geel van den zandbodem, afwisselend met struikgewas en star mos, in veler lei groen en lichtbruin; die bodem daalt en ry'st als'jüe zee er achter, die wy' niet zien maar daar vofflfen, en gaat ver, verweg onder den doorschynerra grysblauwen hemel. Cornelis van Dongen kwam eenige maanden geleden hier aan om zyn koers te zoeken op het HiiMiiiiiimiiiiiMiiiiiiiMiiiliiiitnmiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiii me er tegen te verzetten, gaf ik den pianist, een teeken te zwijgen, en weldra vloeide Stescha's zwanenzang uit de snaren mijner viool, door haar" hand geleid. Hoe hield zich het publiek? ik gaf me gansch en al over aan den drang der alles orerheerschende tonen. Zelf merkte ik 't niet, doch later vernam ik, dat in den aanvang groote ver warring in de zaal had geheerscht, bij honderden meende men, dat ik dronken was, docülangzamer hand was men kalmer geworden, en eindelijk liet men zich medesiepen door dien onstuimigen zang. Hoe lang ik speelde ik weet het niet, maar ik herinner me goed dat geen enkele noot aan Stescha's zang ontbrak. Toen ik geëindigd had, barstte het publiek in toejuichingen en kreten van //bis" los, velen sprongen op de estrade en drukten mij de hand; maar ik stond daar, nauwelijks be wust van wat er rondom mij voorviel, diep ontroerd en gelukkig. .. Dien zelfden avond, na afloop van 't concert, schreef ik dezen zang neer en mijn vriend maakte er een accompagnement voor piano bij. Sedert dien tijd speelden wij vele malen dien zang, doch nooit, dit weet ik zeker, speelde ik hem als op dien gedenkwaardigen avoud, toen mijn hand door Stescha's hand werd bestuurd. Zij heeft haar belofte gehouden!... e violist zweeg en viel diep ontroerd in zijn stoel terug. Ziehier een bewijs dat er nog veel onverklaarbaars in de natuur is ! riep Anna Nikolajefna uit. Volstrekt niet, kwarn de dokter hier tegen op. Het feit zelf is zeer bijzonder, doch duizendmaal voor een uitlegging vatbaar. Eenvoudig nerveuse zeer moeilijk pad der kunst. Hy zocht met vol harding en werkt met y'ver. Meermalen reeds vond hu ook voldoening voor dien ijver. Ik zag van hem affiches, portretten, decoratieve teekeningen, stukjes Parysch leven, waaronder ver dienstelijk werk. Van Dongen is als alle jongeren, veelzydig en heeft, geloof ik, zyn point d'appui nog niet gevonden, maar hij gaat opgewekt en vol goeden moed zy'n gang, tant mieux. Hem het verwyt maken dat hy zich in verschillende richtingen laat bewegen, mag men niet; wie, die de kunst tot voedster heeft, doet dit niet, en op anderen te gelyken is geen schande, zoo die anderen met eere genoemd worden, integendeel. Door dezen landgenoot zy'n twee aquarellen inge zonden : een paar figuren in den nevel, die nevel is dik en hangt zwaar, maar toch zien we, die beide menschen er in voort gaaan en stram naast hen staan de ijle boomstammen zonder kroonen; het geheel is somber maar waar en, om hetzelfde qualificatief van zooeven te gebruiken, zeer verdienstelijk. Het andere is met meer licht, meer kleur; daar maken zich uit den nevel die gezichten los, facies zooals wy die op een mistigen vooravond in de volkswijken voorby ons zien schuiven, als de werksters van hare ateliers komen; toch, hoe ik ook van helderheid en van licht houde, geef ik aan het eerste den voorkeur boven het tweede. V BCLÉB. Sbatepeare und ein Enfle. (Slot). Bacon noemt zich f en lam en dit woord beteekent Shakespeare, hij noemt zich ook St. Alban en dit beteekeiit,pseudoniem ; want: Verulam zz Veru + lam en vèru =: hgd. Speer, eng. spear oudere vorm n bijgevolg veru speare. le lo" Enkele lofredenaars noemden hem verulamitts en zelfs verulamia en lamia zz hgd. Zauberin, Hexe dus verulam Speerzauberer. Si. Alban van gr. rom. amphibolum ^. Mantel ; amphibolum rz zweideutig (van amphi en ballein.) Vice-comes: van comes =: Graf, Begleiter ; mee lat. Stettvertreler eng. ondeugd ; vice is ook de eerste persoon in het kluchtspel ; vice-comes is dus vice-Oraf en zz Scttauspielegleiter. .buiten een krankzinnigen-gesticht heeft denke lijk nooit iemand zooveel wartaal als bewijsvoering voorgedragen. Zij, die tot dusverre voor Bacon pleitten, heb ben steeds door zekere handigheid een bewijs willen leveren en Bormann noemt wel onder de door hem geraadpleegde bronnen verschillende edities van hakespeare en Bacon, maar dat hij beide grondig bestudeerd heeft, blijkt uit geen zijner boeken. Wie dat wel heeft gedaan is R. M. Bucke, die in Pearson's Magazine voor December onder den titel Shakespeare dethroned een zeker aantal feiten noemt, waarvan de waarheid onweerlegbaar is, en, waaruit bijna geen andere conclusie kan getrokken worden, dan dat Bacon de schrijver is van de wer ken tot dusverre aan Shakespeare toegeschreven. 1. Tot 1508 verschenen de stukken anoniem en eerst na dat jaar staat gewoonlijk de naam Shake speare op den titel. 2. In 1623 versehenen de werken in n folio band gezamenlijk onder den naam Shakespeare. 3. Andere werken afzonderlijk onder den naam Sbakespeare versehenen werden later nooit als van denzelfden dichter erkend. 4. Behoudens enkele aanteekeningen in de regis ters aangaande doopen, trouwen, overlijden en koopen of verkoopen, weten we niets van Shakespeare's leven. 5. We bezitten n brief aan Sh. maar geen enkelen brief van hem, geen enkel slukje schrift zelfs anders dan vijf haudteekeningen zoo slecht en onhandig, dat men geneigd zou zijn te vragen, of hij, die deze handteekeningen stelde, wel schrijven had geleerd. Daarbij merken wij op, dat van alle groote dichters uit dien tijd handschriften op het Britsch Museum voorhanden zijn en blijkens facsimües, die wij op dit oogenblik vóór ons hebben, was o. a. het handschrift van Chacer, Ben Jonson en Müton, even als andere handschriften uit die dagen zeer duidelijk en meestal zeer net uitgevoerd, eene photographische reproductie van Bacon's hand schrift vertoont ook zorgzaam geteekende letters. 6. Tusschen. 1591 en 1G09 verschijnen geregeld een of twee stukken per jaar en hoewel we mets weten aangaande studiën door Shakespeare vol bracht (hoewel we dat wel weten van zijne tijdgenooten en van veel oudere schrijvers), verraden die stukken een wetenschappelijke kennis ook in aandoeningen, hallucinaties. 't Is mogelijk, merkte de violist gedachteloos op. Maar hoe verklaart u dan, dat ik op 't concert niet de fantasie van Vieuxtemps speelde, maar wel dien zang? 't Was niet te verwonderen geweest, als ik was uitgefloten! Denk eens, de accompagnateur was verplicht op te houden met spelen, die ontzettende nederlaag waaraan ik als violist van naam, niet mocht blootstaan. En dit geschiedde alles tegen mijn wil. Nu ja, hield de dokter koppig vol, dit waren ook hallucinaties! u verbeeldde zicb, dat uw hand door iemand bestuurd werd, en inderdaad ge schiedde dit ook. Maar die »iemand", waart gij zelf. -?Ik zal er met u niet over disputeeren, glimlachte de violist. U bent «specialiteit". Maar hoe het ook zij, mij zult u niet van meening doen ver anderen; ik ben er van overtuigd, dat mijn hand door Stesclia geleid werd, ik voelde dit ; doch om nu tot de werkelijkheid terug te keeren, die fantasie E-moll zult u morgen kunnen hooren. Gaat u er heen? wendde hij zich tot de gastvrouw. O, ongetwijfeld ! De violist stond op en nam afscheid. Toen hij de kamer verlaten had, sprak de dokter op mede lijdenden toou : Arme jonge man! 't Schijnt dat 't hier niet in den haak is, en veelbeteekenend wees hij met den vinger naar zijn voorhoofd. Enfin, laat hem begaan, ging hij voort, men zegt wel eens dat genieën en waanzinnigen tweelingen zijn, en dank zij deze verwantschap, heeft onze artist der wereld een waarlijk grootsche schepping geschonken!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl