De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 3 april pagina 4

3 april 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1084 een greintje ontroering of genot lag opgesloten. De vertolking alleen had de aandacht van dit publiek getrokken; aan het werk dacht nie mand. En dat noemt men nu in Parijs: van muziek houden ! De Amsterdamsche Studenten- Tooneelvereeniging zal Donderdag 21 April a. s. in den StadsSchouwburg eene voorstelling geven van De 'Burger Edelman, naar Molière, met de muziek van Lully. De regie is in handen van den heer L. H. Chrispyn, terwyl de heer Gottfried Mann de leiding van het muzikale gedeelte op zich heeft genomen. niniiiuiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii i niituii LT1WN Aparellen van mejnffr. C. A. van der Willigen. (Stedelijk museum te Leiden.) Opnieuw bewijst deze expositie hoe weldadig het aandoet het werk van eenzelfde artist afzonderlijk geplaatst te zien. Dergelijke teekeningen toch als hier thans byeen zyn gebracht, verliezen zich zoo dikwy'ls op die drukke, bonte en woelige ten toonstellingen, waar men onwillekeurig menige bescheiden goede uiting voorby loopt, om zyn aandacht te schenken aan het meer eclatante, het meer bombari makende. Voor 't meerendeel zyn hier stillevens en bloemstukken, ook enkele landschappen in pastei en een paar kerkintérieurs. Mejuffrouw van der Willigen heeft een vlotte hand van aquarelleeren. Er valt hier een zekere gedurfdheid te roemen, die by' menige artiste te vergeefs wordt gezocht. Vooral treffen my een paar stillevens (No. 10 en 16), waarop een gry'ze gemberpot met ui en citroenen, en een koperen schaal met uien zy'n afgebeeld. De stof van den steenen pot en het glanzende van het geel koper zijn bizonder goed weergegeven. In het afbeelden van de crocussen met hun teer-wit, geel en sterk-paars in deze artiste zeer gelukkig te noemen. NOS. 11, 14, 21 en 40 geven daarvan het bewy's. Een enkele keer, zooals in de 0.1. Kersbloemen, en in de Chrysanten (No. 1) is er iets wazigs, iets al te onbestemds in. Zonde ik my' vergissen als mejuffrouw Van der Willigen het werk van M. Kamerlingh Onnes kende en bewonderde ? My komt het voor dat n No. 13 n No. 44, Rozen, maar vooral ook de blauwe kan met appelen (No. 48) op het werk van Onnes geïnspireerd konden zyn. De kleurenpracht der ranonkels is in No. 47 goed vertolkt, en het donker rood van de rozen in No. 37 is voor water verf een glorieus bereiken te noemen, waarby w\j even aan het palet van Floris Verster worden herinnerd. Een goed stilleven is voorts dat met het tinnen bord en de bokkingen, waarbij het goudgeel der visschen fraai contrasteert met het oranje-rood der vruchten; de kantlichten zy'n hier met juisten toets neergezet. Van gedurfdheid spreken voorts die blauwe hyacinten in groenen pot tegen een groenachtig fond uitkomend; No. 6 gele rozen, No. 9 tulpen en No. 23 meloen. In No. 19, tinnenkan met uien had ik gaarne iets meer bestemde gezien; die uien zijn wat te wollig, vooral als ik my die vruchten in herinnering terug breng, door mejuffrouw Alice Ronner inderty'd gepenseeld. Wanneer ik het ronduit zeggen mag, dan moet het my van het hart, dat mej. v. d. Willigen nog wat aan oorspronkelijkheid te kort komt. Dan eens denkt men aan mevrouw Vogel Rooseboom, dan weder eens aan Kamerlingh Onnes terug geen enkele maal aan Voerman. Wat voor my juist het werk van dezen laatste zoo bekoorlijk maakt, is de factuur der bloemen die er zoo mooi in is weergegeven. Ku acht ik het wel niet dienstig dat mej. v. d. Willigen, Voerman imiteeren gaat; ik wil er alleen maar mede zeggen dat m. i. bij enkele harer aquarellen de teekeniug aan de kleur wat al te veel is opgeofferd. lllltlllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIII Zoo gaarne had ik tot toetsing van my'n oordeel hier [eens een bloemstudie in olieverf van haar hand gezien. Er is voorts nog een aardig-aangekeken atelier-intérieur, een paar teer groene landschapjes en kry'tteekeningen van de SainteGudule kerk te Brussel, die als studies wel waarde bezitten. Mijn indrukken résumeerende, moet ik erkennen dat de collectie, als geheel, een prettigen indruk maakt; dat het verwerpelijk dilettantisme hier vér is te zoeken, en dat de kloekheid, waarmede menig blad en de frischheid, waarmede menige bloem is weer gegeven, tot bewondering stemmen. Een verblijdend teeken mag het voorts heeten dat de later gedateerde teekeningen, de beste van de collectie zy'n. C. V. iimiiiiiiiiiMiiiiii Professor F. Stracké. In memoriam. F. Stracké, in 1820 te Dorsten in Westphalen geboren, ontving zijn eerste opleiding als Kunstenaar in zy'n vaderland, kwam in het veelbewogen jaar '48 hier te lande en woonde aanvankely'k in Arnhem, waar de jonge talentvolle beeldhouwer zijn krachten ontwikkelde door de vele kunstwerken op kerkelijk gebied, welke hem weldra werden opgedragen. Meer en meer trok zijne Kunst de aandacht, het gedenkteeken, op de begraaf plaats te Ginneken, voor «Generaal Seelig", de Beelden van het Voetstuk van »Vondels" Stand beeld te Amsterdam, Pieneman's graftombe en andere belangry'ke werken, bevestigden zyn naam als Kunstenaar en verschaften hem in 1868 de benoeming tot Hoogleeraar aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam, waar den heer Stracké, behalve in het boetseeren, ook in de aanverwanten vakken »de verge lijkende anatomie en de proportieleer" college gaf. Wie het voorrecht gehad heeft, den stillen vriendelijken man daar te leeren kennen, zullen zich herinneren, dat prof. Strackéeen man was van weinig woorden; onopgesmukt, tot het eenvoudige toe, was zijn voordracht, by de theorielessen, tegemoetkomend en kalm zy'n wijze van doceeren, een enkele wenk toegelicht door eene practische terecht wijzing, waarbij zijn kunstvaardige hand den leerling op het rechte spoor bracht; geen wonder dan ook, dat hij aller achting en ge negenheid won. Op het gebied zijner kunst intusschen be haalde Prof. Strackégedurende die periode zy'ne schoonste lauweren, de welbekende buste shet Duifje", uit twee kleuren marmer ge houwen, is zeker een van zijn beste werken en vond een plarts, met zijn »Wolmet" in de kunstzaal van het Panoramagebouw ^alhier. Op het kerkhof «Zorgvlied" getuigt het im posante gedenkteeken van de familie Dorrepaal van zy'ne groote beteekenis als kunstenaar, terwijl de Bronzen buste «Prins Hendrik in admiraals uniform" voorstellende, het kleine park tegenover het Centraal-Station versiert. Ter gelegenheid van het 25 jarig jubilee van Z. M. den Koning Willem III vervaardigde Strackéeen ontwerp voor het kindergeschenk, het stelt voor »een Oranjeboom, waar omheen kinderen geschaard zy'n" dit wordt op het Loo bewaard. Ook voor Alkmaar maakte hij het groote vrouwenfiguur »de heldhaftige verdedi ging der stad personifieerend". De borstbeelden van «Nicolaas Beets", den Leidschen hoogleeraar «Kaiser", de gevel versiering van het gebouw »Arti et Amicitiae" behooren mede tot zy'n meest bekende werken. Nadat het nieuwe academiegebouw op de Stadhouderskade gesticht was, liet Prof. Strack in de onmiddelly'ke nabyheid daarvan een huis bouwen met fraaie ateliers par terre; daar was het dat hy' woonde tot in het jaar 1889. toen hy afscheid nam van de Academie en Amster dam beide; zijn laatste levensjaren bracht hy door te Baarn, waar hij, op 78 jarige leeftijd, Zondag 27 Maart 1.1., tengevolge van het longlijden, waarmede hy reeds langen tijd te kam pen had, overleed. Op de R. C. begraafplaats te midden der landelijke omgeving, welke hij liefhad, rust Prof. Stiacké. «Een vriendelijk mensch en een begaafd kunstenaar". Q, katachtige wijze, de viktorie behaald en voort aan zijn haar hoofd en rug van Pietje's onzachte aanrakingen vrij. Na die gloeiende shampooïng genoten te hebben, werd Pietje in het Sint-Pieters-gasthuis (twee stappen verder) gebracht. Nu had de pacha het leelijk beet! Eén oog was hem netjes uitgebrand en zijn andere lantaarn was nauwe lijks beter; zijn voorheen balronde en blozende kaken waren thans vol akelige gaten en naden; zijn haar was weg en zijn neus geleek een aangestoken meloen. Och, zooals hij daar lag te kermen en te vloeken zou zeker geen »krotje" meer voor hem in liefde ontvlammen. Nu kon mevrouw Pietje Pot wel gerust zijn. Van het eerste daguur af, kwam aan zijn lijdensspon'ie, een onafgebroken stoet van vrienden en vriendinnen; de ganache bevolking ging den diep beproefden koning bezoeken. Het verstand was Pietje bijgebleven, en met wat hem van zijn oog restte, herkende hij dade lijk iedereen; de bedrukte vrouwen wist hij zelfs eenigeu troost in te spreken. Dag, Plup... dag Lowie! Wa zegde'r n& van? Het den e waf dagge geêre ziet, hein jnugee! Allo, moeje doven giene lieleke lasj zijn P... Toe, Wantje, graas niemie, kindsch, do is toch niks on te doen, awo ?... Ah, Charel de spons: na meuge me sömen oatgoön, zulle; na kunne me söme wofele bakke'~., Ara, blinjen Tist is er oek ba! Verde'kke, per, ga zie toch nog min as-kik! 1) 1) Dag, Filip, Lodewijk. Wat zegt g'r nu yan? Heb dan een wijf dat ge gaarne ziet, h jongens. Kom, moet men daarvoor niet laf Tentoonstelling te Omaha. Door de Maatschappij Arti et Amicitiae werd ontvangen: Het programma voor de TransMississippi and International Exposition", welke te Omaha, Nebraska, van l Juni tot l November 1898 zal worden gehouden. Het billet voor deelname aan deze tentoonstelling moet uiterlyk l April 1898 ingeleverd zy'n aan het adres van den Superintendent A. H. Griffith, Detroit, Michigan. Onder de aandacht der in zenders wordt gebracht, dat, ingeval de vracht brief der inzending is afgeteekend door den Amerikaanschen Consul, de invoerrechten van Toen kwam de dokter er bij en raadde, met eenige zachte woorden, den lijder stilte aan. Woven de, menier den dokter? 'k zau ummes goed? En moetek krep ..., 'k zal toch nog iesch de kameroöde gezien hemme ... De junges hemme compassie mee ma, ea da zienek gêere! 1) Later, wanneer de doodstrijd reeds naderde, vond Pietje nog de kracht om tot 'n vriend te zeggen: Potferdikke, ca est quamême digötant, saeie-vous: allo, est-ce que je devaie pas claqueie au prison, moi? Estce que j'étais fait pour mourir a l'höpital ? 2) £r gaat een langgerekt ah! uit het volk op. 'n Verschrikkelijk gedrang ontstaat. Elk ver heft zich op de teenen en maakt zich een' hals als 'n struisvogel. Ze zijn do! Ze zijn do!" zijn? Toe, Johana, schrei nietmeer, kind, er is toch niets aan te doen, nietwaar? Ah, Karel de spons: nu mogen we samen uitgaan, hoor; nu kunnen we met ons beiden wafelen bakken!... Eh, blinde Tist is er ook bij; Drommels, ouwe, gij ziet toch nog min dan ik. 1) Waarom, mijnheer de doktor? Ik ben immers wel? En moet ik sterven, 'k zal toch nog eens de vrienden gezien hebben. De jon gens hebben medelijden met mij, en dat zie ik gaarne. 2) Duivels, het is toch om er 'n walg van te krijgen, boor! Moest ik niet in 't gevang gestorven zijn? Was ik gemaakt om in 't gast huis te sterven? het kunstwerk allén worden geheven in geval van verkoop. Het programma ligt ten bureele der Maatschappy' Arti et Amicitiae ter inzage. ?iiiiiiHiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiHHiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiii Zorrilla's Don Jüan Tenorio." Wanneer een buitenlander in een vreemde taal over onze litteratuur schryft, moeten wij ons verheugen. We kunnen nu wel zeggen : »die vreemdelingen weten het toch niet" en ons oprichten in fier isolement, we zullen er ongemerkt de nadeelige gevolgen van dezen trots ondervinden. Een volk dat allén tot zich zelven spreekt zal zyn eigen groei ver hinderen en zijn ziel doen ineen krimpen. Wij mogen wel oppassen, onze grenzen zijn eng en niet lang behoeft een vogel te vliegen om de torens van Dokkum en Maastricht onder zich te zien verdwy'nen. Wij zy'n de natie van wier litteratuur het minst notitie wordt genomen ; zoo mag zich b.v. de Deensche in veel grooter in veel grootere bekend heid veheugen. Wanneer nu een talentvol auteur als Johannes Fastenrath de aandacht van Duitschland op ons vestigt, kunnen wij niet anders dan hem dankbaar zijn. Zoo heeft hij in zijn vader land veel voor de verspreiding van de kennis van Vondel bygedragen en laten we hopen dat hij het niet daarbij zal laten. Wie weet of hij niet nog eens een van onze goede auteurs in zyn voortreffelijk idioom zal over brengen. Zijn laatste werk is eene vertaling van Jos Zorvilla's Don Juan. In gladde gemakkelijke duitsche verzen vloeien de passie en uitingen van Zorrilla's personen voor ons voorbij en boven den waterval der verzen bloeien de lichten van poëzie en humor. In een zeer zaakryke verhandeling, die aan het boek voorafgaat, geeft Fastenrath een overzicht der Don Juan litteratuur bij alle volkeren. Hij haalt daarin aan de woorden van Farinelli, die aan Molina het auteurschap van den Burlador de Sevilla betwist, doch naar Fastenrath meent, ten onrechte. Hoe het ook zy. de Don Juan van Molina wint het naar mijne meening in breede op vatting der hartstochten, in de groote forschheid van den dialoog, die vaster en toch leven diger in elkander is geschroefd, en in grootere zielsdimensie zich verspreidt met breedere Imen van vreugde en smart. Farinelli beweert verder, dat de sage van Don Juan haar oorsprong in het noorden zou hebben. Gronden voor deze meening haalt hij niet aan; wel zegt hij, dat de wetenschap welke de ontwikkeling der sage bepalen wil, nog niet is gecreëerd. Het is echter de vraag of zulke wetenschap ooit zal tot stand komen, want welke rechten zouden er te vinden zyn, die met zekerheid aantoonen, hoe eene sage geboren wordt en aanwast. Zeer waarschijnlijk klinkt het ook niet, te zeggen, dat de fabel van Don Juan uit het noorden komt. Ja, de Faustlegende, zij is van noordschen oorsprong. De drang naar weten van P'aust, hy' is germaansch, maar de drang naar Liefde en Wel lust openbaart zich in veel sterkere mate in het zuiden dan in het noorden. Neen, wanneer men geen afdoende gronden kan bijbrengen, zal men stellig beter doen het er voor te houden dat Dan Juan een zoon van de zonnige landen van achter de bergen is. Don JoséZorrilla werd geboren den Sisten Februari 1817 te Valladolid. Hy genoot zijn opvoeding in colleges te Sevilla en Madrid, waarna hij in Toledo de rechten ging studeeren, welke studie hij echter spoedig liet varen om te Madrid als journalist werkzaam te zy'n. Daar werd hy bevriend met de Spaansche letterkundige wereld. In 1854 ging hij naar Amerika, vestigde zich in Mexico, waar hy later voorlezer aan het hof van Maximiliaan werd en de ongelukkige keizerin Charlotte zoo veel bewondering afdwong, dat zy zyn drama Don Juan geheel van buiten kende. In Spanje teruggekeerd, leefde hij arm en verlaten, zooals ieder echte dichter. In Granada werd hij gekroond als nationale poëet met eene gouden kroon, waarvan het goud uit den Darro afkomstig was. Omdat hij arm was, bracht hy ze kort daarop in de bank van leening. Hy' stierf in 1893 in Madrid en de Koningin-Regentes kocht ze na zy'n dood uit het pandshuis. Zijn werken zijn talry'k en bestaan voor een groot deel uit bundels gedichten en druma's. Zy'n meest bekend werk is zy'n Don Juan, ontelbaar malen vertoond en nog steeds op het repertoire der schouwburgen in Madrid. In het Hollandsch is het, voor zoover ik weet, niet vertaald. V. E. Emile Zola's «Paris." Veertien dagen geleden is de Fransche uit gave van Emile Zola's »Paris" in boekvorm verschenen. Welken invloed heeft het proces van den beroemden schrijver op het lot van het boekje uitgeoefend ? Met hun gewone lliliiMiHiimmmiiill MIIMMIIIHMMHMMIIIIIIIIH schreeuwen de bengels, die zich meteen tusschen de beenen der anderen door naar voren wringen, en bij deze, nochtans knap uitgevoerde operatie, ontelbare muilperen en schoppen op halen. Vrouwen schreeuwen dat ze verpletterd worden, rechts en links worden de mannen handgemeen maar de vechtpartijen hebben niet. den gewonen bijval: aller oogen zijn naar de zware, zwarte gasttmisdeuren gericht, die men juist wijd openstelt. De paarden van den doodwagen steigeren, verschrikt door den onstuimigen menschendrom. De beesten zijn er aan gewoon niets dan stilte op hunnen tocht te ontmoeten. Vlak achter den wagen, komen, op drie rangen geschaard, de talrijke familieleden: groote, sterke mannen Pietje zelf was 'n reus van 'n vent en op hun Zondaagsch getooide vrouwen. De eer sten dragen een toilet dat bezwaarlijk als rouw gewaad kan doorgaan; de stof is vol helle kleuren en in groote vierkanten verdeeld. Het Schotsche genre was steeds zeer in eere bij de marollers. De vrouwen hebben voor deze ge legenheid 'n hoed op, maar die staat haar net zoo mooi als de ouderwetsche kachelpijp welke de dikke gezonde hoofden van 'n paar der man nelijke bloedverwanten versiert. De mannen en vrouwen der eerste twee ran gen dragen, met koddige praalzucht, eene kroon van glazen peerlen, waarop, in witte letteren, de roerendste opschriften staan die de koopman van doodsartikelen in zijn' winkel bad. Alleen een oud vrouwtje, dat men de wreed heid had, op het einde van haar levensdagen ook 'n hoed op liet hoofd te hechten, brengt nu en dan, terwijl het scbuddebollend voorthuppelt, onbeschaamdheid hebben eenige der Paryzer bladen, die het heftigst vóór de generaals en tegen Zola party hadden gekozen, reeds een paar dagen na het verschynen van het boek beweerd, dat de »anti-patriottische" houding van Zola zeer nadeelig geweest was voor den verkoop van zijn jongste werk. Deze bewering klonk niet zeer waarschijnlijk, want eiken dag kon men voor de vensters van de groote boekwinkels der boulevards groote stapels van «Paris" zien liggen, waarop allerlei hooge duizendtallen waren aangegeven. Den tweeden dag zag men trente-septième mille, den derden soixantetroisième mille, enz. Deze duizendtallen konden nu wel is waar eene kleine comedievertooning zijn, daar een boekhandelaar voor het effeet gemakkely'k het zestigste duizendtal vóór het eerste kan doen verschijnen, maar er bestaat toch in ieder geval een controle, die een uitgever niet toestaat, oplage-i ijfers te fingeeren. Zola's uitgever Fasquelle verdient dus geloofd te worden, als hij verzekert, dat reeds vóór de verschijning van «Paris", drie n-zestig oplagen van duizend exemplaren besteld waren, en dat ten gevolge van de «patriottische verontwaardiging" slechts tien duizendtallen werden afbesteld. Het verlies werd echter spoedig weer ingehaald, want reeds gedurende de eerste week na de ver schijning bedroeg het debiet acht-en-zestig duizendtallen en op 't oogenblik is het hon derdste duizendtal bereikt. Fasquelle consta teert, dat dit honderdste duizendtal door geen van Zola's andere romans zoo spoedig bereikt is. »Kome", dat twee jaar geleden verschenen is, is nu pas zoo ver gekomen, en in het geheel hebben »L'Assommoir" met 139, »Nana" met 182, »La Terre" met 123, *La Debacle" met 19G en »Lowdes" rnet 143 duizendtallen deze grenzen overschreden. De pers, die op de hand is van den generalen staf, heeft natuurlyk de verklaring by' de hand, dat alleen de buitenlandsche aanvraag deze hausse heeft teweeggebracht, terwijl in bet binnen land kring der Zola-lezers is afgenomen. Fasquelle weet echter slechts van een vermeerdering van vyftien duizendtallen in de buitenlandsche aanvragen te vertellen, en dit cijfer is niet voldoende, om de buiten gewone snelle bereiking van het honderdste duizendtal te verklaren. Er blijft dus niets anners over, dan aan te nemen, dat Zola's moedig optreden voor recht en gerechtigheid in de Dreyfus-quaestie hem ook in Frankrijk een groote menigte nieuwe lezers heeft be zorgd. Vooral in Parijs hebben de boekverkoopers niets kunnen bemerken van een ach teruitgang in de aanvraag naar zy'n werken. Nog veel opvallender is de invloed van het proces geweest op den photographieënhandel. Nog nooit hebben de Parijzer boekverkoopers, zooals zij allen eenstemmig verzekerden, tegen zulk een stortvloed van aanvragen gestaan. De navraag naar het portret van Zola overtrof die na den dood van Victor Hugo en na den dood van Carnot. Zelfs Sara Bernhardt en Cléo de Mérode hebben in haar allerbesten ty'd niet zoo'n groote populariteit gehad. Ook in dit geval kan men niet aannemen, dat het buitenland alleen hiertoe heeft bijgedragen, al heeft Berlijn tienduizend portretten van Zola, Rusland vijfduizend, Engeland, Italiëen Holland er ieder drie h vierduizend besteld. Tegenover dezen uitvoer staat ook een bijzon der groote navraag in het binnenland, want in Pary's was het bijv. gedurende het proces by'na onmogelijk bij de boekverkoopers in de Rue de Rivoli of ergens anders een portret van Zola te veroveren, daar hun voorraad tel kens was uitgeput, zoodra zij dien hadden aangevuld. Boekverkoopingen. De firma J. L. Beijers te Utrecht kondigt drie boekverkoopingen aan, die achtereen volgens den 2e, 3e, 4e en 5e Mei zullen plaats hebben. Den eersten dag komt er een uitgebreide en hier te lande voorzeker zeld zame verzameling Goethiana. ruim 600 ge schriften van en over Goethe in veiling, daarop volgt de verkooping van eene belang rijke collectie muziekwerken en boeken over muziek, waarbij vele orkest- en pianopartituren, zeldzame geschriften en eenige werken over tooneel. Het meest belangrijke is echter wel de derde verkooping, waarbij de bekende collectie van Rariora door wijlen prof. D. J. I. Doedes gedurende by'na een halve eeuw bijeengebracht, onder den hamer zal worden gebracht. Tusschen de meest zeldzame theologische en ge schiedkundige geschriften en liedeboekjes vinden wij in de catalogus vele kostbare ver zamelingen over verschillende onderwerpen en gebeurtenissen, alsmede eene uitgebreide collectie Bijbeluitgavens. Onder de afdeeling handschriften komen ver-cheidene fraaie gety'deboeken en belangrijke Alba amicorum voor, terwijl de catalogus besloten wordt door de beschryving van eene verzameling van vele honderden portretten, waarbij van de meest bekende gravures. NIEUWE UITGAVEN. KLASSIEKE SCHRIJVERS. Platons Phaidon (over de onsterfelijkheid der ziel). Uit het Grieksch door PKOF. VAN HERWERDEN. Plutarchus. Levens. (Caesar.) Uit het Grieksch door Dr STERINGA KUYPER. Amsterdam, S. L. van Looy. Briefwisseling tusschen Dr. A. KUYPER en CH. BOISSEVAJN. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink. Van J. Mathijs Acket, die over Lodewyk van Deyssel het vorig jaar een studie schreef, zal binnen eenige dagen verschijnen bij den uit gever P. B. Nieuwenhuys te Breda, over de Navolging Christi v. Thomas a Kempis. Van de bekende schrijfster mevrouw THBBÈSE HOVEN zal bij de firma Valkhoff & Van den Dries, uitgevers te Amersfoort, een Indische roman, getiteld : Met Verlof verschynen, die niet vooraf in eenig tydschrift het licht heeft gezien. Proeve van een Ontwerp van Wet tot regeling van het Notarisambt met memorie van toe lichting door W. C. DE BOER, oud-Notaris. Medeblik, K. H. Idema. Verslag over het jaar 1897 van de Vereeniging tot Opleiding voor Ambachten en Beroepen te Amsterdam. Beschermvrouw H. M. de Koningin-Weduwe-Regentes. Verzamelde Romantische Werken van M. T. H. PEBELAER. 18e en 19e Aflevering. Amster dam, Uitgevers-Maatschappy »Elsevier". Warendorf's Novellen Bibliotheek, Aan lager wal door Mevr. DE BOURBON-DU QUESNB. Am sterdam, Van Holkema & Warendorf. De Arbeid, een maandschrift onder redactie van EDUAKD VEBBURGH, Ie Jaargang 1898. Aflevering 1. Uitgave van Arthur van der Stempel te Amsterdam. Nationale Zuiderzee-Bond. III. De geldelijke voordeelen van eene afsluiting der Zuiderzee, afgescheiden van de bepoldering. (Resultaat der vragenlijst van Sept. 1897.) Leeuwarden, Coöperatieve Handelsdrukkery. Jaarboekje voor het jaar 1898. Uitgave der Kederlandsche Vereeniging van Spoorweg ambtenaren. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard No. 14. Een Indisch Huwelyk, door Henri Storm, III (slot). Gewichtige zaken (bij de plaat). Gewichtige zaken, naar de schildery' van Vasilav Brozik. Tweeërlei Spiegelbeeld, door M. de Vries, II. Haarlemsche Hofjes, door J°de Vries, met afbeeldingen naar teekeningen van W. O. J. Nieuwenkamp, I. hosier Faasen, door Mr. J. Kalff Jr. met portret. Volksconcerten, met afbeelding van het gebouw Arena, naar een poth. van P. Oosterhuis. Feuilleton. Weekblad Insulinde No. 12. Particuliere correspondentie uit Palembang. TropenKolder. Protest. Sensationeel bericht nopens de Costa-Rica-Packet arbitrage.. De toestand op Atjeh. Het Lombok-telegram van Generaal Vetter. den zakdoek aan de oogen een hoekje van den zakdoek maar, want 't is een witte. De anderen houden zich rechtop en werpen op de menigte eenen fieren blik: iedereen is ook niet van Pietje's familie l Een dubbele rij politieagenten volgen de familie. Doch niet zoohaast is de doodswagen 'n eindje vooruitgekomen, of de agenten worden overrompeld en verspreid. De zoo kraaknet uitgedoste bloedverwanten worden tegen den zwarten wagen gedreven. .. Een dreunende schaterlach stijgt op; de menschen die in hunne huizen gevlucht zijn, en zich bij tientallen in de enge openingen der vensters verdringen, juichen mede; de straatjongens zijn op de lan taarnpalen geklauterd en hebben 'n ongehoord plezier van 't feest. Op de trappen van het Justitiepaleis hebben honderden nieuwsgierigen post gevat; een zwerm jongens en meisjes staan op de voetstukken der steenen pijlers en heffen, zoohaast Pietje's rijtuig n 't zicht komt, eene ... geestdriftige Brabanfonne aan. De openbare vreugde is thans op haar hoogst. Arm aan arm dansen mannen en vrouwen, schorgeschreeuwd, met vuurroode facies; de laatsten, de baren los en in wanorde, werpen het been omhoog dat het 'n aard heeft. De stoet is voor de Miniemenkerk gekomen. De kist wordt uit het rijtuig gebaald en binnen gedragen; de familieleden gansch zonder wrok tegen die oneerbiedige menschen treden binnen, de oude sukkel achteraan. En na haar wordt plots de deur dichtgeslagen: niemand meer overschrijdt den drempel van het huis God's. Niemand beproeft het overigens. Het is 40 cents per regel. immiimiiiiiiiiiiiuummiiiiliiiiumiiiimiiiimmiiiilllilllliiummtim Foulard-ZIjde GO et. tot f 3.35 p. Meter. Japansche, Chineesche enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede zwarte, witte en gekleurde HennebergZ(jde van 35 et. tot f 14.65 p. Metereffen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en '2000 versch. kleuren, dessins enz.) Franco en vry van Invoerrechten in hals. Stalen omme gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Zürich. Hoofd-Depót VAN Dr. JAEGER'S ORIG. Kormaal-WolartMen. K. F. DEUSCIILK-BENGER, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. £» MEIJROOS & KALSHOVEK, Arnhem. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Euime keuze in Hnurpiano's. lINMINIIIIIIIIIIMNINinilllMNIIIMlimMHMNIrtmilttlllllNIIIIIMIHIIIIIIII daarbinnen, onder die hooge gewelven, te duister en te killig. Daarvan houdt de maroller niet. In vijftig benden verdeeld, vatten zij den terug tocht aan, naar hunne hooggelegen wijk, zin gend dat de straat davert. Het is 'n ware kermis van Dieghem! En nu neen, nu zijn de kavitjes niet lan ger ledig. Had de baas straks tijd om ettelijke malen te geeuwen, thans heeft hij met zijne tien vingeren niet genoeg om de half scheuten, de streepen faro lambic, de flesschen ^geus" te schenken, die hem van alle kanten gevraagd worden. Tot laat in den nacht blijft de straat vol gewoel. De bak" 1) is waarschijnlijk reeds boordevol, want de agenten laten de drinkebroers, met vrede, eene laatste treurrede over Pietje Pot uitwauwelen; en waar tene huisvrouw bovenarms op haren beschonken echtvriend troeft, om hem naar bed te krijgen, houden zij zich doof hoewel de krachtelooze kerel huilt als 'n varken dat gekeeld wordt... En reeds is het klaar dag, en komt de eerste omnibus aanrollen, met luid geratel over de straatsteenen want nu is de weg niet meer versperd als de laatste onderdanen van den overleden koning, arm aan arm, zwijgend en de kin op de borst, naar hun steegje waggelen... Brussel, 18 Maart 1898. 1) Gevang voor dronkaards.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl