Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1084
een greintje ontroering of genot lag opgesloten.
De vertolking alleen had de aandacht van dit
publiek getrokken; aan het werk dacht nie
mand. En dat noemt men nu in Parijs: van
muziek houden !
De Amsterdamsche Studenten-
Tooneelvereeniging zal Donderdag 21 April a. s. in den
StadsSchouwburg eene voorstelling geven van
De 'Burger Edelman, naar Molière, met de
muziek van Lully. De regie is in handen van
den heer L. H. Chrispyn, terwyl de heer
Gottfried Mann de leiding van het muzikale
gedeelte op zich heeft genomen.
niniiiuiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii i niituii
LT1WN
Aparellen van mejnffr. C. A. van der Willigen.
(Stedelijk museum te Leiden.)
Opnieuw bewijst deze expositie hoe weldadig
het aandoet het werk van eenzelfde artist
afzonderlijk geplaatst te zien.
Dergelijke teekeningen toch als hier thans
byeen zyn gebracht, verliezen zich zoo
dikwy'ls op die drukke, bonte en woelige ten
toonstellingen, waar men onwillekeurig menige
bescheiden goede uiting voorby loopt, om zyn
aandacht te schenken aan het meer eclatante,
het meer bombari makende.
Voor 't meerendeel zyn hier stillevens en
bloemstukken, ook enkele landschappen in
pastei en een paar kerkintérieurs.
Mejuffrouw van der Willigen heeft een vlotte
hand van aquarelleeren. Er valt hier een zekere
gedurfdheid te roemen, die by' menige artiste
te vergeefs wordt gezocht.
Vooral treffen my een paar stillevens (No. 10
en 16), waarop een gry'ze gemberpot met ui
en citroenen, en een koperen schaal met uien
zy'n afgebeeld. De stof van den steenen pot
en het glanzende van het geel koper zijn
bizonder goed weergegeven.
In het afbeelden van de crocussen met hun
teer-wit, geel en sterk-paars in deze artiste
zeer gelukkig te noemen.
NOS. 11, 14, 21 en 40 geven daarvan het
bewy's.
Een enkele keer, zooals in de 0.1.
Kersbloemen, en in de Chrysanten (No. 1) is er
iets wazigs, iets al te onbestemds in.
Zonde ik my' vergissen als mejuffrouw Van
der Willigen het werk van M. Kamerlingh
Onnes kende en bewonderde ? My komt het
voor dat n No. 13 n No. 44, Rozen, maar
vooral ook de blauwe kan met appelen (No.
48) op het werk van Onnes geïnspireerd
konden zyn. De kleurenpracht der ranonkels
is in No. 47 goed vertolkt, en het donker
rood van de rozen in No. 37 is voor water
verf een glorieus bereiken te noemen, waarby
w\j even aan het palet van Floris Verster
worden herinnerd.
Een goed stilleven is voorts dat met het
tinnen bord en de bokkingen, waarbij het
goudgeel der visschen fraai contrasteert met
het oranje-rood der vruchten; de kantlichten
zy'n hier met juisten toets neergezet.
Van gedurfdheid spreken voorts die blauwe
hyacinten in groenen pot tegen een groenachtig
fond uitkomend; No. 6 gele rozen, No. 9
tulpen en No. 23 meloen.
In No. 19, tinnenkan met uien had ik gaarne
iets meer bestemde gezien; die uien zijn wat
te wollig, vooral als ik my die vruchten in
herinnering terug breng, door mejuffrouw Alice
Ronner inderty'd gepenseeld.
Wanneer ik het ronduit zeggen mag, dan
moet het my van het hart, dat mej. v. d.
Willigen nog wat aan oorspronkelijkheid te
kort komt.
Dan eens denkt men aan mevrouw Vogel
Rooseboom, dan weder eens aan Kamerlingh
Onnes terug geen enkele maal aan Voerman.
Wat voor my juist het werk van dezen
laatste zoo bekoorlijk maakt, is de factuur der
bloemen die er zoo mooi in is weergegeven.
Ku acht ik het wel niet dienstig dat mej. v. d.
Willigen, Voerman imiteeren gaat; ik wil er
alleen maar mede zeggen dat m. i. bij enkele
harer aquarellen de teekeniug aan de kleur
wat al te veel is opgeofferd.
lllltlllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIHIIIIII
Zoo gaarne had ik tot toetsing van my'n
oordeel hier [eens een bloemstudie in olieverf
van haar hand gezien.
Er is voorts nog een aardig-aangekeken
atelier-intérieur, een paar teer groene
landschapjes en kry'tteekeningen van de
SainteGudule kerk te Brussel, die als studies wel
waarde bezitten.
Mijn indrukken résumeerende, moet ik
erkennen dat de collectie, als geheel, een
prettigen indruk maakt; dat het verwerpelijk
dilettantisme hier vér is te zoeken, en dat
de kloekheid, waarmede menig blad en de
frischheid, waarmede menige bloem is weer
gegeven, tot bewondering stemmen.
Een verblijdend teeken mag het voorts
heeten dat de later gedateerde teekeningen,
de beste van de collectie zy'n.
C. V.
iimiiiiiiiiiMiiiiii
Professor F. Stracké.
In memoriam.
F. Stracké, in 1820 te Dorsten in
Westphalen geboren, ontving zijn eerste opleiding
als Kunstenaar in zy'n vaderland, kwam in
het veelbewogen jaar '48 hier te lande en
woonde aanvankely'k in Arnhem, waar de
jonge talentvolle beeldhouwer zijn krachten
ontwikkelde door de vele kunstwerken op
kerkelijk gebied, welke hem weldra werden
opgedragen. Meer en meer trok zijne Kunst
de aandacht, het gedenkteeken, op de begraaf
plaats te Ginneken, voor «Generaal Seelig", de
Beelden van het Voetstuk van »Vondels" Stand
beeld te Amsterdam, Pieneman's graftombe en
andere belangry'ke werken, bevestigden zyn
naam als Kunstenaar en verschaften hem in 1868
de benoeming tot Hoogleeraar aan de Academie
voor Beeldende Kunsten te Amsterdam, waar
den heer Stracké, behalve in het boetseeren,
ook in de aanverwanten vakken »de verge
lijkende anatomie en de proportieleer" college
gaf. Wie het voorrecht gehad heeft, den stillen
vriendelijken man daar te leeren kennen,
zullen zich herinneren, dat prof. Strackéeen
man was van weinig woorden; onopgesmukt,
tot het eenvoudige toe, was zijn voordracht,
by de theorielessen, tegemoetkomend en
kalm zy'n wijze van doceeren, een enkele
wenk toegelicht door eene practische terecht
wijzing, waarbij zijn kunstvaardige hand den
leerling op het rechte spoor bracht; geen
wonder dan ook, dat hij aller achting en ge
negenheid won.
Op het gebied zijner kunst intusschen be
haalde Prof. Strackégedurende die periode
zy'ne schoonste lauweren, de welbekende buste
shet Duifje", uit twee kleuren marmer ge
houwen, is zeker een van zijn beste werken
en vond een plarts, met zijn »Wolmet" in de
kunstzaal van het Panoramagebouw ^alhier.
Op het kerkhof «Zorgvlied" getuigt het im
posante gedenkteeken van de familie Dorrepaal
van zy'ne groote beteekenis als kunstenaar,
terwijl de Bronzen buste «Prins Hendrik in
admiraals uniform" voorstellende, het kleine
park tegenover het Centraal-Station versiert.
Ter gelegenheid van het 25 jarig jubilee van
Z. M. den Koning Willem III vervaardigde
Strackéeen ontwerp voor het kindergeschenk,
het stelt voor »een Oranjeboom, waar omheen
kinderen geschaard zy'n" dit wordt op het Loo
bewaard. Ook voor Alkmaar maakte hij het
groote vrouwenfiguur »de heldhaftige verdedi
ging der stad personifieerend". De borstbeelden
van «Nicolaas Beets", den Leidschen
hoogleeraar «Kaiser", de gevel versiering van het
gebouw »Arti et Amicitiae" behooren mede tot
zy'n meest bekende werken.
Nadat het nieuwe academiegebouw op de
Stadhouderskade gesticht was, liet Prof. Strack
in de onmiddelly'ke nabyheid daarvan een huis
bouwen met fraaie ateliers par terre; daar was
het dat hy' woonde tot in het jaar 1889. toen
hy afscheid nam van de Academie en Amster
dam beide; zijn laatste levensjaren bracht hy
door te Baarn, waar hij, op 78 jarige leeftijd,
Zondag 27 Maart 1.1., tengevolge van het
longlijden, waarmede hy reeds langen tijd te kam
pen had, overleed. Op de R. C. begraafplaats
te midden der landelijke omgeving, welke hij
liefhad, rust Prof. Stiacké.
«Een vriendelijk mensch en een begaafd
kunstenaar". Q,
katachtige wijze, de viktorie behaald en voort
aan zijn haar hoofd en rug van Pietje's onzachte
aanrakingen vrij.
Na die gloeiende shampooïng genoten te
hebben, werd Pietje in het Sint-Pieters-gasthuis
(twee stappen verder) gebracht. Nu had de
pacha het leelijk beet! Eén oog was hem netjes
uitgebrand en zijn andere lantaarn was nauwe
lijks beter; zijn voorheen balronde en blozende
kaken waren thans vol akelige gaten en naden;
zijn haar was weg en zijn neus geleek een
aangestoken meloen. Och, zooals hij daar lag
te kermen en te vloeken zou zeker geen
»krotje" meer voor hem in liefde ontvlammen.
Nu kon mevrouw Pietje Pot wel gerust zijn.
Van het eerste daguur af, kwam aan zijn
lijdensspon'ie, een onafgebroken stoet van
vrienden en vriendinnen; de ganache bevolking
ging den diep beproefden koning bezoeken.
Het verstand was Pietje bijgebleven, en met
wat hem van zijn oog restte, herkende hij dade
lijk iedereen; de bedrukte vrouwen wist hij
zelfs eenigeu troost in te spreken.
Dag, Plup... dag Lowie! Wa zegde'r
n& van? Het den e waf dagge geêre ziet, hein
jnugee! Allo, moeje doven giene lieleke lasj
zijn P... Toe, Wantje, graas niemie, kindsch,
do is toch niks on te doen, awo ?... Ah,
Charel de spons: na meuge me sömen oatgoön,
zulle; na kunne me söme wofele bakke'~.,
Ara, blinjen Tist is er oek ba! Verde'kke,
per, ga zie toch nog min as-kik! 1)
1) Dag, Filip, Lodewijk. Wat zegt g'r nu
yan? Heb dan een wijf dat ge gaarne ziet, h
jongens. Kom, moet men daarvoor niet laf
Tentoonstelling te Omaha.
Door de Maatschappij Arti et Amicitiae werd
ontvangen: Het programma voor de
TransMississippi and International Exposition",
welke te Omaha, Nebraska, van l Juni tot l
November 1898 zal worden gehouden. Het
billet voor deelname aan deze tentoonstelling
moet uiterlyk l April 1898 ingeleverd zy'n aan
het adres van den Superintendent A. H. Griffith,
Detroit, Michigan. Onder de aandacht der in
zenders wordt gebracht, dat, ingeval de vracht
brief der inzending is afgeteekend door den
Amerikaanschen Consul, de invoerrechten van
Toen kwam de dokter er bij en raadde, met
eenige zachte woorden, den lijder stilte aan.
Woven de, menier den dokter? 'k zau
ummes goed? En moetek krep ..., 'k zal toch
nog iesch de kameroöde gezien hemme ... De
junges hemme compassie mee ma, ea da zienek
gêere! 1)
Later, wanneer de doodstrijd reeds naderde,
vond Pietje nog de kracht om tot 'n vriend
te zeggen:
Potferdikke, ca est quamême digötant,
saeie-vous: allo, est-ce que je devaie pas
claqueie au prison, moi? Estce que j'étais fait
pour mourir a l'höpital ? 2)
£r gaat een langgerekt ah! uit het volk op.
'n Verschrikkelijk gedrang ontstaat. Elk ver
heft zich op de teenen en maakt zich een' hals
als 'n struisvogel. Ze zijn do! Ze zijn do!"
zijn? Toe, Johana, schrei nietmeer, kind,
er is toch niets aan te doen, nietwaar?
Ah, Karel de spons: nu mogen we samen
uitgaan, hoor; nu kunnen we met ons beiden
wafelen bakken!... Eh, blinde Tist is er
ook bij; Drommels, ouwe, gij ziet toch nog
min dan ik.
1) Waarom, mijnheer de doktor? Ik ben
immers wel? En moet ik sterven, 'k zal toch
nog eens de vrienden gezien hebben. De jon
gens hebben medelijden met mij, en dat zie ik
gaarne.
2) Duivels, het is toch om er 'n walg van te
krijgen, boor! Moest ik niet in 't gevang
gestorven zijn? Was ik gemaakt om in 't gast
huis te sterven?
het kunstwerk allén worden geheven in geval
van verkoop.
Het programma ligt ten bureele der
Maatschappy' Arti et Amicitiae ter inzage.
?iiiiiiHiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitniiiHHiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiii
Zorrilla's Don Jüan Tenorio."
Wanneer een buitenlander in een vreemde
taal over onze litteratuur schryft, moeten wij
ons verheugen. We kunnen nu wel zeggen :
»die vreemdelingen weten het toch niet" en
ons oprichten in fier isolement, we zullen er
ongemerkt de nadeelige gevolgen van dezen
trots ondervinden. Een volk dat allén tot
zich zelven spreekt zal zyn eigen groei ver
hinderen en zijn ziel doen ineen krimpen.
Wij mogen wel oppassen, onze grenzen zijn
eng en niet lang behoeft een vogel te vliegen
om de torens van Dokkum en Maastricht
onder zich te zien verdwy'nen. Wij zy'n de
natie van wier litteratuur het minst notitie
wordt genomen ; zoo mag zich b.v. de
Deensche in veel grooter in veel grootere bekend
heid veheugen.
Wanneer nu een talentvol auteur als Johannes
Fastenrath de aandacht van Duitschland op
ons vestigt, kunnen wij niet anders dan hem
dankbaar zijn. Zoo heeft hij in zijn vader
land veel voor de verspreiding van de kennis
van Vondel bygedragen en laten we hopen
dat hij het niet daarbij zal laten. Wie weet
of hij niet nog eens een van onze goede
auteurs in zyn voortreffelijk idioom zal over
brengen.
Zijn laatste werk is eene vertaling van Jos
Zorvilla's Don Juan. In gladde gemakkelijke
duitsche verzen vloeien de passie en uitingen
van Zorrilla's personen voor ons voorbij en
boven den waterval der verzen bloeien de
lichten van poëzie en humor.
In een zeer zaakryke verhandeling, die aan
het boek voorafgaat, geeft Fastenrath een
overzicht der Don Juan litteratuur bij alle
volkeren. Hij haalt daarin aan de woorden
van Farinelli, die aan Molina het auteurschap
van den Burlador de Sevilla betwist, doch
naar Fastenrath meent, ten onrechte.
Hoe het ook zy. de Don Juan van Molina
wint het naar mijne meening in breede op
vatting der hartstochten, in de groote
forschheid van den dialoog, die vaster en toch leven
diger in elkander is geschroefd, en in grootere
zielsdimensie zich verspreidt met breedere
Imen van vreugde en smart.
Farinelli beweert verder, dat de sage van
Don Juan haar oorsprong in het noorden zou
hebben. Gronden voor deze meening haalt
hij niet aan; wel zegt hij, dat de wetenschap
welke de ontwikkeling der sage bepalen wil,
nog niet is gecreëerd. Het is echter de vraag
of zulke wetenschap ooit zal tot stand komen,
want welke rechten zouden er te vinden zyn,
die met zekerheid aantoonen, hoe eene sage
geboren wordt en aanwast. Zeer waarschijnlijk
klinkt het ook niet, te zeggen, dat de fabel
van Don Juan uit het noorden komt. Ja, de
Faustlegende, zij is van noordschen oorsprong.
De drang naar weten van P'aust, hy' is
germaansch, maar de drang naar Liefde en Wel
lust openbaart zich in veel sterkere mate
in het zuiden dan in het noorden. Neen,
wanneer men geen afdoende gronden kan
bijbrengen, zal men stellig beter doen het er
voor te houden dat Dan Juan een zoon van
de zonnige landen van achter de bergen is.
Don JoséZorrilla werd geboren den Sisten
Februari 1817 te Valladolid. Hy genoot zijn
opvoeding in colleges te Sevilla en Madrid,
waarna hij in Toledo de rechten ging studeeren,
welke studie hij echter spoedig liet varen om
te Madrid als journalist werkzaam te zy'n.
Daar werd hy bevriend met de Spaansche
letterkundige wereld. In 1854 ging hij naar
Amerika, vestigde zich in Mexico, waar hy
later voorlezer aan het hof van Maximiliaan
werd en de ongelukkige keizerin Charlotte
zoo veel bewondering afdwong, dat zy zyn
drama Don Juan geheel van buiten kende.
In Spanje teruggekeerd, leefde hij arm en
verlaten, zooals ieder echte dichter. In
Granada werd hij gekroond als nationale
poëet met eene gouden kroon, waarvan het
goud uit den Darro afkomstig was. Omdat
hij arm was, bracht hy ze kort daarop in de
bank van leening. Hy' stierf in 1893 in Madrid
en de Koningin-Regentes kocht ze na zy'n
dood uit het pandshuis.
Zijn werken zijn talry'k en bestaan voor
een groot deel uit bundels gedichten en
druma's. Zy'n meest bekend werk is zy'n
Don Juan, ontelbaar malen vertoond en nog
steeds op het repertoire der schouwburgen in
Madrid. In het Hollandsch is het, voor zoover
ik weet, niet vertaald.
V. E.
Emile Zola's «Paris."
Veertien dagen geleden is de Fransche uit
gave van Emile Zola's »Paris" in boekvorm
verschenen. Welken invloed heeft het proces
van den beroemden schrijver op het lot van
het boekje uitgeoefend ? Met hun gewone
lliliiMiHiimmmiiill
MIIMMIIIHMMHMMIIIIIIIIH
schreeuwen de bengels, die zich meteen
tusschen de beenen der anderen door naar voren
wringen, en bij deze, nochtans knap uitgevoerde
operatie, ontelbare muilperen en schoppen op
halen. Vrouwen schreeuwen dat ze verpletterd
worden, rechts en links worden de mannen
handgemeen maar de vechtpartijen hebben
niet. den gewonen bijval: aller oogen zijn naar
de zware, zwarte gasttmisdeuren gericht, die
men juist wijd openstelt.
De paarden van den doodwagen steigeren,
verschrikt door den onstuimigen menschendrom.
De beesten zijn er aan gewoon niets dan stilte
op hunnen tocht te ontmoeten. Vlak achter
den wagen, komen, op drie rangen geschaard,
de talrijke familieleden: groote, sterke mannen
Pietje zelf was 'n reus van 'n vent en
op hun Zondaagsch getooide vrouwen. De eer
sten dragen een toilet dat bezwaarlijk als rouw
gewaad kan doorgaan; de stof is vol helle
kleuren en in groote vierkanten verdeeld. Het
Schotsche genre was steeds zeer in eere bij de
marollers. De vrouwen hebben voor deze ge
legenheid 'n hoed op, maar die staat haar net
zoo mooi als de ouderwetsche kachelpijp welke
de dikke gezonde hoofden van 'n paar der man
nelijke bloedverwanten versiert.
De mannen en vrouwen der eerste twee ran
gen dragen, met koddige praalzucht, eene kroon
van glazen peerlen, waarop, in witte letteren,
de roerendste opschriften staan die de koopman
van doodsartikelen in zijn' winkel bad.
Alleen een oud vrouwtje, dat men de wreed
heid had, op het einde van haar levensdagen ook
'n hoed op liet hoofd te hechten, brengt nu en
dan, terwijl het scbuddebollend voorthuppelt,
onbeschaamdheid hebben eenige der Paryzer
bladen, die het heftigst vóór de generaals en
tegen Zola party hadden gekozen, reeds een paar
dagen na het verschynen van het boek beweerd,
dat de »anti-patriottische" houding van Zola zeer
nadeelig geweest was voor den verkoop van
zijn jongste werk. Deze bewering klonk niet
zeer waarschijnlijk, want eiken dag kon men
voor de vensters van de groote boekwinkels
der boulevards groote stapels van «Paris" zien
liggen, waarop allerlei hooge duizendtallen
waren aangegeven. Den tweeden dag zag men
trente-septième mille, den derden
soixantetroisième mille, enz. Deze duizendtallen konden
nu wel is waar eene kleine comedievertooning
zijn, daar een boekhandelaar voor het effeet
gemakkely'k het zestigste duizendtal vóór het
eerste kan doen verschijnen, maar er bestaat
toch in ieder geval een controle, die een
uitgever niet toestaat, oplage-i ijfers te
fingeeren. Zola's uitgever Fasquelle verdient
dus geloofd te worden, als hij verzekert, dat
reeds vóór de verschijning van «Paris", drie
n-zestig oplagen van duizend exemplaren
besteld waren, en dat ten gevolge van de
«patriottische verontwaardiging" slechts tien
duizendtallen werden afbesteld. Het verlies
werd echter spoedig weer ingehaald, want
reeds gedurende de eerste week na de ver
schijning bedroeg het debiet acht-en-zestig
duizendtallen en op 't oogenblik is het hon
derdste duizendtal bereikt. Fasquelle consta
teert, dat dit honderdste duizendtal door geen
van Zola's andere romans zoo spoedig bereikt
is. »Kome", dat twee jaar geleden verschenen
is, is nu pas zoo ver gekomen, en in het
geheel hebben »L'Assommoir" met 139, »Nana"
met 182, »La Terre" met 123, *La Debacle"
met 19G en »Lowdes" rnet 143 duizendtallen
deze grenzen overschreden. De pers, die op
de hand is van den generalen staf, heeft
natuurlyk de verklaring by' de hand, dat
alleen de buitenlandsche aanvraag deze hausse
heeft teweeggebracht, terwijl in bet binnen
land kring der Zola-lezers is afgenomen.
Fasquelle weet echter slechts van een
vermeerdering van vyftien duizendtallen
in de buitenlandsche aanvragen te vertellen,
en dit cijfer is niet voldoende, om de buiten
gewone snelle bereiking van het honderdste
duizendtal te verklaren. Er blijft dus niets
anners over, dan aan te nemen, dat Zola's
moedig optreden voor recht en gerechtigheid
in de Dreyfus-quaestie hem ook in Frankrijk
een groote menigte nieuwe lezers heeft be
zorgd. Vooral in Parijs hebben de
boekverkoopers niets kunnen bemerken van een ach
teruitgang in de aanvraag naar zy'n werken.
Nog veel opvallender is de invloed van het
proces geweest op den photographieënhandel.
Nog nooit hebben de Parijzer boekverkoopers,
zooals zij allen eenstemmig verzekerden, tegen
zulk een stortvloed van aanvragen gestaan.
De navraag naar het portret van Zola overtrof
die na den dood van Victor Hugo en na den
dood van Carnot. Zelfs Sara Bernhardt en
Cléo de Mérode hebben in haar allerbesten
ty'd niet zoo'n groote populariteit gehad. Ook
in dit geval kan men niet aannemen, dat het
buitenland alleen hiertoe heeft bijgedragen,
al heeft Berlijn tienduizend portretten van
Zola, Rusland vijfduizend, Engeland, Italiëen
Holland er ieder drie h vierduizend besteld.
Tegenover dezen uitvoer staat ook een bijzon
der groote navraag in het binnenland, want
in Pary's was het bijv. gedurende het proces
by'na onmogelijk bij de boekverkoopers in de
Rue de Rivoli of ergens anders een portret
van Zola te veroveren, daar hun voorraad tel
kens was uitgeput, zoodra zij dien hadden
aangevuld.
Boekverkoopingen.
De firma J. L. Beijers te Utrecht kondigt
drie boekverkoopingen aan, die achtereen
volgens den 2e, 3e, 4e en 5e Mei zullen
plaats hebben. Den eersten dag komt er een
uitgebreide en hier te lande voorzeker zeld
zame verzameling Goethiana. ruim 600 ge
schriften van en over Goethe in veiling,
daarop volgt de verkooping van eene belang
rijke collectie muziekwerken en boeken over
muziek, waarbij vele orkest- en pianopartituren,
zeldzame geschriften en eenige werken over
tooneel.
Het meest belangrijke is echter wel de derde
verkooping, waarbij de bekende collectie van
Rariora door wijlen prof. D. J. I. Doedes
gedurende by'na een halve eeuw bijeengebracht,
onder den hamer zal worden gebracht.
Tusschen de meest zeldzame theologische en ge
schiedkundige geschriften en liedeboekjes
vinden wij in de catalogus vele kostbare ver
zamelingen over verschillende onderwerpen
en gebeurtenissen, alsmede eene uitgebreide
collectie Bijbeluitgavens. Onder de afdeeling
handschriften komen ver-cheidene fraaie
gety'deboeken en belangrijke Alba amicorum
voor, terwijl de catalogus besloten wordt door
de beschryving van eene verzameling van vele
honderden portretten, waarbij van de meest
bekende gravures.
NIEUWE UITGAVEN.
KLASSIEKE SCHRIJVERS. Platons Phaidon
(over de onsterfelijkheid der ziel). Uit het
Grieksch door PKOF. VAN HERWERDEN.
Plutarchus. Levens. (Caesar.) Uit het Grieksch
door Dr STERINGA KUYPER. Amsterdam, S. L.
van Looy.
Briefwisseling tusschen Dr. A. KUYPER en CH.
BOISSEVAJN. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink.
Van J. Mathijs Acket, die over Lodewyk van
Deyssel het vorig jaar een studie schreef, zal
binnen eenige dagen verschijnen bij den uit
gever P. B. Nieuwenhuys te Breda, over de
Navolging Christi v. Thomas a Kempis.
Van de bekende schrijfster mevrouw THBBÈSE
HOVEN zal bij de firma Valkhoff & Van den
Dries, uitgevers te Amersfoort, een Indische
roman, getiteld : Met Verlof verschynen, die
niet vooraf in eenig tydschrift het licht heeft
gezien.
Proeve van een Ontwerp van Wet tot regeling
van het Notarisambt met memorie van toe
lichting door W. C. DE BOER, oud-Notaris.
Medeblik, K. H. Idema.
Verslag over het jaar 1897 van de
Vereeniging tot Opleiding voor Ambachten en Beroepen
te Amsterdam. Beschermvrouw H. M. de
Koningin-Weduwe-Regentes.
Verzamelde Romantische Werken van M. T.
H. PEBELAER. 18e en 19e Aflevering. Amster
dam, Uitgevers-Maatschappy »Elsevier".
Warendorf's Novellen Bibliotheek, Aan lager
wal door Mevr. DE BOURBON-DU QUESNB. Am
sterdam, Van Holkema & Warendorf.
De Arbeid, een maandschrift onder redactie
van EDUAKD VEBBURGH, Ie Jaargang 1898.
Aflevering 1. Uitgave van Arthur van der
Stempel te Amsterdam.
Nationale Zuiderzee-Bond. III. De geldelijke
voordeelen van eene afsluiting der Zuiderzee,
afgescheiden van de bepoldering. (Resultaat
der vragenlijst van Sept. 1897.) Leeuwarden,
Coöperatieve Handelsdrukkery.
Jaarboekje voor het jaar 1898. Uitgave der
Kederlandsche Vereeniging van Spoorweg
ambtenaren.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard No. 14. Een Indisch Huwelyk,
door Henri Storm, III (slot). Gewichtige
zaken (bij de plaat). Gewichtige zaken,
naar de schildery' van Vasilav Brozik.
Tweeërlei Spiegelbeeld, door M. de Vries, II.
Haarlemsche Hofjes, door J°de Vries, met
afbeeldingen naar teekeningen van W. O. J.
Nieuwenkamp, I. hosier Faasen, door
Mr. J. Kalff Jr. met portret.
Volksconcerten, met afbeelding van het gebouw Arena,
naar een poth. van P. Oosterhuis. Feuilleton.
Weekblad Insulinde No. 12. Particuliere
correspondentie uit Palembang.
TropenKolder. Protest. Sensationeel bericht
nopens de Costa-Rica-Packet arbitrage.. De
toestand op Atjeh. Het Lombok-telegram
van Generaal Vetter.
den zakdoek aan de oogen een hoekje van
den zakdoek maar, want 't is een witte. De
anderen houden zich rechtop en werpen op de
menigte eenen fieren blik: iedereen is ook niet
van Pietje's familie l
Een dubbele rij politieagenten volgen de
familie. Doch niet zoohaast is de doodswagen
'n eindje vooruitgekomen, of de agenten worden
overrompeld en verspreid. De zoo kraaknet
uitgedoste bloedverwanten worden tegen den
zwarten wagen gedreven. .. Een dreunende
schaterlach stijgt op; de menschen die in hunne
huizen gevlucht zijn, en zich bij tientallen in
de enge openingen der vensters verdringen,
juichen mede; de straatjongens zijn op de lan
taarnpalen geklauterd en hebben 'n ongehoord
plezier van 't feest.
Op de trappen van het Justitiepaleis hebben
honderden nieuwsgierigen post gevat; een zwerm
jongens en meisjes staan op de voetstukken der
steenen pijlers en heffen, zoohaast Pietje's rijtuig
n 't zicht komt, eene ... geestdriftige
Brabanfonne aan. De openbare vreugde is thans op
haar hoogst. Arm aan arm dansen mannen en
vrouwen, schorgeschreeuwd, met vuurroode
facies; de laatsten, de baren los en in wanorde,
werpen het been omhoog dat het 'n aard heeft.
De stoet is voor de Miniemenkerk gekomen.
De kist wordt uit het rijtuig gebaald en binnen
gedragen; de familieleden gansch zonder
wrok tegen die oneerbiedige menschen treden
binnen, de oude sukkel achteraan. En na
haar wordt plots de deur dichtgeslagen: niemand
meer overschrijdt den drempel van het huis
God's.
Niemand beproeft het overigens. Het is
40 cents per regel.
immiimiiiiiiiiiiiuummiiiiliiiiumiiiimiiiimmiiiilllilllliiummtim
Foulard-ZIjde GO et.
tot f 3.35 p. Meter. Japansche, Chineesche
enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede
zwarte, witte en gekleurde
HennebergZ(jde van 35 et. tot f 14.65 p.
Metereffen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz.
(ca. 240 versch. qual. en '2000 versch. kleuren,
dessins enz.) Franco en vry van
Invoerrechten in hals. Stalen omme
gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
Hoofd-Depót
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Kormaal-WolartMen.
K. F. DEUSCIILK-BENGER,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
£»
MEIJROOS & KALSHOVEK,
Arnhem.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Euime keuze in Hnurpiano's.
lINMINIIIIIIIIIIMNINinilllMNIIIMlimMHMNIrtmilttlllllNIIIIIMIHIIIIIIII
daarbinnen, onder die hooge gewelven, te duister
en te killig. Daarvan houdt de maroller niet.
In vijftig benden verdeeld, vatten zij den terug
tocht aan, naar hunne hooggelegen wijk, zin
gend dat de straat davert. Het is 'n ware
kermis van Dieghem!
En nu neen, nu zijn de kavitjes niet lan
ger ledig. Had de baas straks tijd om ettelijke
malen te geeuwen, thans heeft hij met zijne
tien vingeren niet genoeg om de half scheuten,
de streepen faro lambic, de flesschen ^geus" te
schenken, die hem van alle kanten gevraagd
worden.
Tot laat in den nacht blijft de straat vol
gewoel. De bak" 1) is waarschijnlijk reeds
boordevol, want de agenten laten de
drinkebroers, met vrede, eene laatste treurrede over
Pietje Pot uitwauwelen; en waar tene huisvrouw
bovenarms op haren beschonken echtvriend
troeft, om hem naar bed te krijgen, houden zij
zich doof hoewel de krachtelooze kerel huilt
als 'n varken dat gekeeld wordt...
En reeds is het klaar dag, en komt de eerste
omnibus aanrollen, met luid geratel over de
straatsteenen want nu is de weg niet meer
versperd als de laatste onderdanen van den
overleden koning, arm aan arm, zwijgend en de
kin op de borst, naar hun steegje waggelen...
Brussel, 18 Maart 1898.
1) Gevang voor dronkaards.