Historisch Archief 1877-1940
. 1085
DE AMSTERDAMMER
A°. 1898.
WEEEBLAD VOOB NEDEELAND
Onder Redactie van J. DB KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. .
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel b;j de Vijzelstraat, 542.
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 10 April
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschlaud, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O U Di
TAN VERRE EN VAN NABIJ: Een weefsel van
tegenstrijdigheden, "wetenschappelijke ketterijen,
dwaasheden, onzin ... en toch geen caricattrar t
door A. N. J. Fabins. Dtf'handel der neutrale
lulden böeen oorlog tnsschen Spanje en de
Verlenigde Staten. SOCIALE AANGELEGENHE
DEN, door D. Stigter. KUNST EN LETTEREN:
Muziek in de hoofdstad, door Ant. Arerkamp.
Hederlandsche artisten te Parijs, door Bulée.
Ben Innovator, door Dr. Nijhoff. Tijdschriften
ran April, door P. R. Boekaankondiging.
MNANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Btigter. FEUILLETON: Roodkapje,
maar het Duitsch van B Herwi. RECLAMES.
SCHAAKSPEL. VARIA. VOOR DAMES: Een
?o ander uit de Nederlandsche Vrouwenbeweging,
door Bertha van 't Sticht. Feuilleton: De
aanjekleede boterham of eene omwenteling in de
Wereld", naar Alex. Moszkowski. Ingezonden.
Allerlei, door E-e. INGEZONDEN. ALLER
LEI. PEN- EN POTLOODKBASSEN.
ADVEHTENTIEN.
ODÉ...en ti
ifaar aanleiding van het hoofdartikel
»Hulde aan Zola" in dit Weeklbad van
20 Februari 1.1., heeft de heer Mr. L. Ph.
J. Wüpperman, de pen opgevat (zie het
Vaderland van 26 Maart) om »een paar
grepen te doen in de militaire rechtspleging,
die eenigszins kalmeerend zouden kunnen
werken op hen die meenen, dat zij, die met
(de militaire justitie) te kwader ure in
aanraking mochten komen, ook in Neder
land »»aan de heidenen zouden zijn over
geleverd.""
Ook de heer Wüppermann »vindt in die
militaire rechtspleging nog veel te ver
beteren," doch z. i. »doet men den
Nederlandschen militairen rechter onrecht hem,
althans voor een deel, te betitelen als:
»»caricatuur van justitie,'"' en te meenen,
dat men in deze zou te doen hebben met
«en geheime rechtspraak van leeken, ont
trokken aan de controle van het publiek."
De rechtsgeleerde schrijver is tevens van
oordeel, dat de redactie van ditWeekblad in
hare beschouwingen over onze militaire
jechtspleging »zich heeft gewaagd op een
voor haar vrijwel onbekend terrein."
Persoonlijk nu in geenen deele verant
woordelijk voor dat woord »caricatuur"
hetwelk hier alleen sloeg op de instelling
?n geenszins op de militaire rechters, aan
wier goede bedoeling ook de redactie geen
?ogenblik twijfelde meen ik mijnerzijds
de beschouwingen van den heer Wüpper
mann ten deze niet geheel onbesproken te
mogen laten, vooral niet nu hij, door aan
de redactie een brevet van onbevoegd
heid uit te reiken willens of onwil
lens zelf als «deskundige" optreedt,
waartegen ik na de lezing van zijn arti
kel, ernstige bedenking heb. Al moge de
heer Wüppermann »meer van nabij bekend
aijn met den werkkring van den
krijgswad in het Ie militaire arrondissement,"
mij wil het voorkomen, dat hij de mili
taire rechtspleging niet juist van alle
kanten heeft bekeken.
Zoo worden door hem geciteerd de ar
tikelen 72 tot en met 76 van de
«Regtspleging bij de landmagt" (het militaire wet
boek van rechtsvordering),en dat wel om te
wijzen of de »zeer groote voordeelen ('t staat
«r heusch) ten behoeve van beklaagden
voorgeschreven".
Onwillekeurig zal hier elke leek watertan
den over al het heerlijks dat een militairen
beklaagde te wachten staat: »elke getuigen
verklaring, elk stuk moet hem worden
vertoond en voorgehouden, en daarvan
wordt op elk stuk aan teeken ing gehouden,
welke aanteekening door den
auditeurmilitair moet worden onderteekend, welke
ambtenaar natuurlijk die handteekening
aet onder het gewicht van zijn ambtseed."
De door mr. W. geciteerde artikelen zullen
wel juist zijn ik heb ze niet
gecollationeerd doch de heer Wüppermann vergeet
in zijn bewonderingover »de zeer groote voor
deelen" welke voor den verdachten mili
tair zijn weggelegd een leek zou haast
gelooven dat een niet-militair het met vrij
wat minder moet doen de heer Wüp
permann vergeet dan op te merken, dat
alle die artikelen slechts bindend zijn
bij het verhoor voor officieren-commissa
rissen, welk verhoor het best kan worden
vergeleken, met dat voor den rechter van
instructie. De volle krijgsraad heeft zich
aan die artikelen niet te houden !
Wat nog erger is: in de meeste geval
len ziet noch hoort de krijgsraad een der
getuigen, en wordt recht gesproken op de
verhooren door officieren-commissarissen
gehouden op uren afstands van den zetel
des krijgsraads. En waar nu de heer W.
er in het bijzonder op wijst, dat de audi
teur stukken onderteekent »onder het ge
wicht van den ambtseed", daar mag ik
niet onvermeld laten zij het dan ook
ter loops dat de officieren-commissa
rissen hier bedoeld niet onder specialen
ambtseed staan. Men begrijpe mij wel:
ik acht die verhooren er zonder dien spe
cialen eed niets minder om, doch ik heb
slechts te wijzen op de eenzijdige voor
stelling van den heer W.
Dat niet hooren van de getuigen ten
overstaan van den vollen krijgsraad en
in tegenwoordigheid van den beklaagde
is een der groote gebreken van onze mili
taire rechtspleging, wat bovenal een jurist
moet begrijpen.
Doch er is veel meer nog.
De rechtsgeleerde schrijver in het VaderL,
van meening dat »Jt onderwijs in 't militaire
(inclusief het algemeen) strafrecht van dien
aard is geworden, dat de meeste officieren
voor de eventueel hun opgedragen taak
van rechter niet alleen voldoende berekend
zijn, doch zoowel als krijgsraadslid als in
qualiteit van officier-commissaris
derrechtsspraak groote diensten kunnen bewijzen,"
acht het verder »van groot gewicht" dat
er in de krijgsraden steeds zitting heeft
een »jurist, auditeur-militair", een open
baar aanklager, die zich tot zelfs in de
discussiën van het rechterlijk college in
raadkamer kan mengen! Mag ik op mijne
beurt niet vragen of niet de heer Mr.
Wüppermann zich op een hem vrijwel
onbekend terrein heeft gewaagd, nu het
mij, zelfs na aandachtige lezing van het
artikel in het Vaderland niet is gelukt
iets te vinden, waaruit valt op te maken,
dat deze rechtsgeleerde eenigen kijk
heeft op de dubbelzinnige positie van
dien auditeur-militair, «rechter-commissaris,
openbaar aanklager, griffier, verdediger,
in vele opzichten president, wat al niet"
te gelijk, zooals Mr. H. van der Hoeven
opmerkt. ')
Die auditeur-militair, welke op de klacht
en het rapport van het voorloopig onder
zoek geadviseerd heeft, dat de beklaagde
zal worden terecht gesteld, en daarna op
de schriftelijke verhooren den beklaagde
voor de krijgraad daagt, die zelfde audi
teur moet voor den krijgsraad dezen be
klaagde aanklagen en verdedigen..! Alleen
zij, die geen flauw vermoeden hebben, hoe
ieder ambtenaar van een openbaar minis
terie de een meer, de ander minder
allengs in eiken beklaagde een schuldige wil
zien, alleen zij zullen niet begrijpen, welke
schier bovenmenschelijke wilskracht er van
een auditeur wordt gevraagd om een zooveel
mogelijk objectief oordeel te vellen. Kan
daarbij niet ter illustratie dienen de ver
klaring van een officier van justitie op de
jongste juristen-vergadering, dat hij nog
nimmer een preventief gearresteerde had
zien ontslaan, welke niet schuldig was!
Is het dan wonder dat ik gaarne citeer
de verklaring van Mr. van de Hoeven:
»door de opdracht van zooveel verschillende
functien, wordt den auditeur noodwendig
een invloed gegeven: »der in der Hand
eines einzelnen fehlbaren Menschen etwas
wahrhafl Furchtbares hat."
De eisch, dat de terechtzittingen van
den krijgsraad zullen openbaar zijn, wordt
ook door den heer W. onderschreven, doch
hij troost zijne lezers met de overweging
»dat het vonnis publiek wordt
gepronuntieerd," iets wat in het hier meermalen
genoemde artikel als zeer belangrijk wordt
gespatieerd. Niettemin doet die publieke
pronuntiatie mij denken aan de bemoe
digende woorden, welke een ter dood
veroordeelde te hooren kreeg: »ik wensch
je geluk, maat, dat ze tegenwoordig zijden
stroppen gebruiken, die ruwe hennep-dingen
deden wel wat pijn!"
In het openbaar gepronuntieerd!
Menigeen zal het bij het voorlezen van
het vonnis gaan als Haspelstok in de
Kiesvereeniging van Stellendijk, die wel de
notulen had hooren lezen, maar er geen
syllabe van begrepen had, en al geeft de
pers nu en dan omstandige berichten om
trent de vonnissen der krijgsraden, van
een controle van het publiek kan hier
in het algemeen toch geen sprake wezen.
wijl de pers hier grootendeels afhankelijk
is van de welwillendheid des auditeurs.
Maar... de vonnissen der krijgsraden
moeten vooraf worden geapprobeerd door
het Hoog Militair Gerechtshof.
Hier omtrent die approbatie niet in
details willende treden, citeer ik opnieuw
Mr. van de Hoeven, die op de rechtspraak
van dit gerechtshof als voornaamste aan
merkingen opgeeft:
]) Lezing gehouden in de ,/Vereeniging ter
bevordering van de krijgswetenschap", gehouden
den 26 Nov. 1875. (Verslagen 75,76 bl. 81.)
«Vooreerst is die jurisprudentie van het
Hof meermalen in strijd met die van den
Hoogen Raad, en daargelaten aan welke
zijde de juiste beslissing gevallen is
zoodanige ongelijkheid van rechtspraak
over de burgers van denzelfden staat is
altoos betreurenswaardig en onrechtvaar
dig, Het recht moet voor allen 't zelfde
zijn; wat voor den n recht heet, mag
voor den ander geen onrecht genoemd
worden, wat voor den n geoorloofd heet
mag voor den ander niet tot misdrijf
worden gestempeld.
Daar komt bij, dat ook de wijze van
procedeeren, die 't Hof moet volgen, de
zoogenaamde stijl van praktijk bij den
Hove van Holland in de vorige eeuw in
gebruik geweest zijnde, minder waarborgen
voor juiste uitspraken geeft, (ik cursiveer)
dan de nieuwe wijze van strafvordering."
En is 't ook niet de heer van der Hoeven
geweest, die getuigde: a>allerverkeerdst is 't
voorts, dat de vraagpunten (waarop men de
beklaagden c.q. ook de getuigen hoort)
worden gesteld door den auditeur-militair,
de tegenpartij van den beklaagde, die 't
in zijn macht heeft daardoor een eenzijdige
wending aan het onderzoek te geven."
Wat, vraag ik dan, blijft er over van
het heil, hetwelk sommigen zoeken in de
approbatie van het Hoog-Militair gerechts
hof, nu dat Hof alleen de stukken onder de
oogen krijgt en de motieven van 's krijgsraads
subjectieve meening omtrent het schuldig
of niet schuldig, niet kan ontleden, vooral
daar de voorschriften van de militaire
rechtspleging straffeloos kunnen worden
overtreden, wijl van geen enkel voorschrift
of bepaling de nakoming op straffe van
nietigheid is voorgeschreven! En wat blijft
er op die wijze over van al het heerlijks,
dat Mr. Wüpperman in de door hem aan
gehaalde artikelen zijnen lezers wilde aan
bieden?
En nu zwijg ik hier van de eigenaardige
verhouding der rechters onderling: supe
rieuren en inferieuren, ja, zal ik zelfs
voorloopig niet i,egeii(if»< keu, dat het on
derwijs in het militair en burgerlijk reclit
voldoende kan worden gedoceerd door een
niet-jurist.
Geen caricatuur, zegt de heer Wüpper
mann, hetzij zoo, maar wat dan?
De heer Koolemans Beijnen merkt in
zijn zoo verdienstelijke «Handleiding ten
dienste van het onderwijs in het militair
recht" op, dat door onze militaire rechts
pleging aan den beklaagde »vele waarborgen
voor eene goede rechtspraak worden ont
houden" en de generaal Knoop gewaagde
van den »ellendigen toestand,'' waarin wij
ten deze verkeeren, nadat Mr. van der
Hoeven had gezegd: »het reglement voor
de rechtspleging geeft den beklaagde niet
de noodige waarborgen, het vloeit over
van allerlei onwetenschappelijke, belache
lijke en verouderde ja, bedroevende voor
schriften." Is het beeld dat de heer
Wüppermann op zijn beurt van het militair
recht geeft, dan wél goed geteekend ?
Men zegt, dat de ontwerpers onzer mili
taire wetboeken zooveel haast met de
samenstelling hebben gemaakt, wijl zij de
belofte hadden, onmiddellijk na de in
voering, allen leden van het Hoog Mili
tair gerechtshof te worden, waardoor die
wetten dan ook zóó slecht zijn samenge
steld, dat o. a. het «Crimineel Wetboek
voor het Krijgsvolk te lande" door den
heer van der Hoeven een cacographie
van draconische wetten is genoemd. Jam
mer genoeg heeft tot heden geen regee
ring de gelegenheid kunnen vinden eene
verbetering daarin tot stand te brengen,
en aldus is te lang, veel te lang de schier
onhoudbare toestand bestendigd. Zoo kon
het gebeuren, dat wij nu reeds tachtig jaren
«hebben voortgesukkeld" 't is opnieuw
Mr. van der Hoeven, dien ik citeer, en die
zeer zeker allerminst door den heer Wüpper
mann zal worden gewraakt «onder
vigueur van een samenstel of, zooals 't bij
de invoering heette, een systeem van wet
ten, dat zoo onsystematisch mogelijk is
ingericht. Tegenstrijdigheden, wetenschap
pelijke ketterijen, dwaasheden, onzin,
-ziedaar schering en inslag in onze mili
taire strafwetgeving."
A. N. J. FABIUS.
De handel der neutrale landen
bij een oorlog tusschen Spanje
en de Vereenigde Staten.
. Indien het, zooals te vreezen is, tus
schen Spanje en de Vereenigde Staten
tot een oorlog komt, zal, zooals de Frank
furter Zeitung opmerkt, de strijd hoofd
zakelijk ter zee worden gevoerd.
Volgens de statistieken van 1897 heeft
Spanje een oorlogsvloot van 46 schepen,
die 682 kanonnen voeren en eene beman
ning van 9264 koppen hebben. De Ver
eenigde Staten hebben 82 oorlogschepen,
met 556 kanonnen en eene bemanning
van 12,62.1 koppen. De handelsvloot van
Spanje telt 427 stoomschepen met een in
houd van 313,718 tonnen; die van de
Vereenigde Staten 6595 schepen met een
inhoud van 2,307,208 tonnen. De
Spaansche oorlogsvloot is meer bestemd voor
kustverdediging, de Amerikaansche telt
meer slagschepen. De laatste is daaren
boven sedert enkele maanden zeer aan
merkelijk versterkt door den aankoop van
buitenlandsche oorlogsschepen. Het einde
van den strijd kan niet twijfelachtig zijn,
te meer omdat tegenover het steeds in
financieelen nood verkeerende Spanje, dat
in de laatste jaren voor den oorlog op
Cuba en op de Philippijnen zware offers
in geld en manschappen heeft gebracht,
het lijke en welvarende Amerika staat
met zijne viermaal zoo groote bevolking.
Eene enkele blik op de kaart van den
Atlantischen Oceaan met zijne talrijke
stoom vaartlijnen tusschen Europa en Noord
en Middel-Amerika toont duidelijk, hoe
vele en hoe groote belangen van de niet
rechtstreeks in den strijd gemengde
Europeesche mogendheden worden bedreigd.
Immers Spanje en de Vereenigde Staten
zullen in geval van oorlog trachten, aan
elkanders handel zooveel mogelijk nadeel
toetebrengen. Officieel zijn de neutrale
mogendheden daarbij niet betrokken, fei
telijk echter wel.
Het congres van Parijs (1856) heeft
hoofdbeginselen vastgesteld voor den han
del in oorlogstijd. Het eerste luidt: »Le
pavillon neutre couvre la marchandise
ennemie, d l'exception de la contrebande
de guerre'" En het tweede: »La mar
chandise neutre, a l'exception de la contre
bande do guerre, nest pas saisisable sous
pavillon ennemi."
Spanje en de Vereenigde Staten zijn
niet toegetreden tot deze conventie, omdat
zij zich niet wilden vereenigen met een
derde daarin uitgesproken beginsel: de
afschaffing der kaperij. Des niet te min
hebben zij de beide eerstgenoemde grond
regelen alsook voor hen geldig erkend.
De uitzondering voor oorlogscontrabande
gemaakt, geeft tot velerlei moeielijkheden
aanleiding. Wat is oorlogscontrabande ?
In den meest uitgebreiden zin zeker alles,
waarvan de toevoer kan dienen om den
vijand te ondersteunen. In de eerste plaats
dus wapenen, ammunitie en oorlogswerk
tuigen van allerlei aard, ook op voet van
oorlog uitgeruste schepen, die den vijand
worden toegevoerd, benevens oorlogsd
pêches, die in het belang van den vijand
worden overgebracht. Het begrip is, zooals
men ziet, nog al rekbaar, en daarom
plegen bij het begin van een oorlog de
oorlogvoerende partijen het nader te om
schrijven.
Wie aan de eene partij oorlogscontra
bande toevoert, maakt zich strafbaar ten
opzichte van de andere en is verantwoor
delijk, zoodra het neutrale schip met de
verboden lading uit eene neutrale haven
in zee is gestoken. De verantwoordelijk
heid houdt echter op, zoodra de oorlogs
contrabande is gelost.
Ten einde te kunnen contröleeren of
neutrale schepen oorlogscontrabande aan
boord hebben, hebben de oorlogvoerende
partijen het recht, die schepen aan te houden
en te doorzoeken. Aan dezen maatregel
kunnen zich de handelsvaartuigen der
neutrale staten niet onttrskken, wanneer
zij zich in volle zee bevinden, d. i. buiten
de territoriale wateren der neutrale staten,
of wel wanneer zij in de territoriale wateren
van een der oorlogvoerende partijen zijn
gekomen. Alleen wanneer zulk een neutraal
handelsvaartuig door een neutraal oorlog
schip wordt begeleid, is eene verklaring
van den commandant van het oorlogschip,
dat het handelsvaartuig geenerlei
oorlogcontrabande rnedevoert en dat de
scbeepspapieren volkomen in orde zijn, voldoende
en behoeft de doorzoeking niet plaats te
hebben. Blijkt het schip bij aanhouden en
doorzoeken oorlogscontrabande te bevatten,
dan wordt het prijs verklaard en opgebracht.
behoudens de uitspraak van eene speciale
rechtbank.
Eene tweede beperking van den handel
der neutrale mogendheden is gelegen in
de afkondiging eener blokkade, door welke
alle toevoer naar de vijandelijke havens
(dus niet alleen die van oorlogscontrabande)
wordt verhinderd. In den laatsten tijd
heeft men dien maatregel zelfs zonder
voorafgaande oorlogsverklaring toegepast,
en wel tegen Griekenland. Het heette toen
een blocus pacifique.'
Ook ten opzichte der blokkade zullen
zoowel Spanje als de Vereenigde Staten,
zich ongetwijfeld houden aan de door de
conventie van Parijs vastgestelde regelen.
Dientengevolge behoeft eene blokkade door
neutrale mogendheden alleen erkend te
worden, wanneer zij effectief is, d.i. wanneer
zij in stand wordt gehouden door eene
oorlogsmacht groot genoeg om den toegang
tot de vijandelijke kust feitelijk te verhin
deren. Een schip wordt dan alleen een
«blokkade-breker", wanneer het niet zonder
duidelijk en dringend gevaar van aanhou
ding en opbrenging de vijandelijke kust
kan bereiken. Het is usantie geworden,
dat de handelsvaartuigen, van welke men
kan onderstellen, dat zij met het feit der
blokkade nog niet bekend zijn, door de
blokkeerende mogendheid worden gewaar
schuwd. Verbreking der blokkade wordt
gestraft door inbeslagneming, met het
bovenvermelde voorbehoud. De handels
vaartuigen van neutrale mogendheden, die
vóór het afkondigen der blokkade in de
havens lagen, moeten een behoorlijken tijd
krijgen om zich te kunnen verwijderen;
schepen die, na bekomen toestemming in
eene geblokkeerde haven zijn gekomen,
moeten ook voor de terugreis worden vrij
gelaten ; hetzelfde geldt van schepen, die
door overmacht, tegen hun wil, naar de
geblokkeerde havens zijn gedreven.
Bij een oorlog tusschen Spanje en de
Vereenigde Staten kan het opbrengen
van schepen met oorlogscontrabande niet
alleen geschieden door de gewone
oorlogsmarine, maar ook door kapers. De dag
bladen vermeldden dezer dagen, dat tal
van gezagvoerders zich reeds bij de
Spaansche regeering hebben aangewend, om de
zoogenoemde «kaperbrieven" te verkrijgen.
De rechtbank,die over de geldigheid eener
inbeslagneming te oordeelen heeft (cour
des prises) is die van den staat, die de
inbeslagneming heeft bewerkstelligd. Be
zwaren en protesten kunnen alleen langs
diplomatieken weg worden ingediend. Het
vonnis kan tot geheele of gedeeltelijke
verbeurdverklaring concludeeren. Het schip
zelf wordt alleen dan verbeurd verklaard,
wanneer kan worden aangetoond, dat de
gezagvoerder bekend was met het weder
rechtelijk vervoer. De eigenaars der lading
kunnen eene actie tot schadeloosstelling
tegen den reeder instellen, tenzij kan wor
den aangetoond, Jat de inbeslagneming
door de zorg van een bekwaam gezag
voerder niet had kunnen worden vermeden.
Bij ongerechtvaardigde inbeslagneming is
de staat, op wiens last de maatregel werd
genomen, tegenover den reeder en de be
vrachters aansprakelijk.
lilHllliiMlliiilllliiiiimiiiiMimiMUMimiiiHiliiriiiiiiMiiiMMmiiitllimm
Sociale,
Bij de naaister s. Sociale geschiedenis.
Stuart Mill. Staatstoezicht pp
zieIcenfpndsen. De rector J.H. Wijnen.
Sociale wetgeving in Denemarken.
Liebknecht. Een verlies voor de
socialisten. De grenswachter.
Ja zelfs de naaisters hebben haar bond.
»Allen een" is de zinrijke naam. Eenige
dagen geleden werd het njarig bestaan
met muziek en zang, voordrachten en
fcooneelopvoeringen, in opgewekte stemming
gevierd.
In hare feestrede herinnerde de presidente,
mej. R. Vos, aan de vele moeilijkheden
die de stichting van deze
vrouwen-vakvereeniging had te overwinnen. De aanhouder
wint, dat was evenwel ook hier gebleken.
Toch is er nog veel te doen overgebleven.
Het aantal leden is nog gering in ver
houding tot dat van de naaisters van be
roep: pi. m. 4400. .En vooral bij dit vak
heeft schandelijke exploitatie plaats. Hoe
kan het anders bij de volgende prijzen
waartegen eenige ateliers, door moordende
concurrentie gedrongen, de klanten lokken :
damescostumes ?2.50
costuumrokken 1.25
fevoerde blouses , 0.90
ienstbodenjaponnen. . . . , 0.90
ochtendjaponnen 125
kinderjurken , 0.75
hoeden garneeren , 0.25
Wat zullen de arme naaisters van deze
sommetjes ontvangen! Vrouwenarbeid is
goedkoop. Nood, gebrek, honger, aanvaar
den elke voorwaarde al is ze nog zoo
onbillijk, schandelijk, demoraliseerend,
prostitueerend.
In deze kringen waarin, meer nog dan
in zoovele andere, oeconomisch weerstands
vermogen wordt gemist, is aaneensluiting
noodig. Eere daarom aan de oprichters.
Om de onmisbare oeconomische vrijheid te
verkrijgen is het evenwel noodig dat allen
zich vereenigen, dat voldaan wordt aan
het Bondslied dat op den feestavond, na
afloop geestdriftig staande gezongen werd:
( WIJZE: Het liedje van Eoppesiok den Veerman'].
Op vrouwen, op meisjes, vooruit naar den bond
Sluit naaisters, u thans bij ons aan l
Tezamen gestreden vanaf dezen stond.
Spoort allen tot meewerken aan.
Dan krijgen wij daardoor een zekere macht;
Alleen zijn wij zwak, doch te zamen een kracht,
Gestreefd naar ons doel: Allen n!" (tes.)