Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1085
dat twijfelend schouderophalen 't resultaat is.
Van een nieuwe richting" of een gevaarlijke
concurent voor het nog altijd rotssterke,
onvergankelyke werk van de N. Gids-gener&üe is
natuurlyk heelemaal geen sprake. Een N.
Gidsauteur zou zich alleen schamen zóó vaag en
kernloos en onbeteekenend op te treden.
4 *
*
D« Vlaamse School, het Antwerpsche
maandschrift van den heer Pol de Mout blijft
voortreffelijk van plaat, papier en druk. De
bijdragen zy'n ditmaal ook wat beter dan we
gewoon zyn.
A. W. Sanders van Loo schrijft een studietje
over De meester van 1430, of de onbekende
meester van het Rijksprentenkabinet te Am
sterdam."
W. G. van Npuhuys levert een stukje im
pressie: De Duiker. Pol de Mont een mooi
liedje: Weer 't Paradijs, waarbij een
oorgpronkelyke teekening van Karel Doudelet.
Van A. Verbruggen een stukje over den
jongen Vlaamschen componist Karel Mestdagh
en van J. Winkler Prins Parijs in 1889,
Epigrammatiese fragmenten."
Als geheel wel een belangrijk nummer.
F. E.
Een heldin van Goethe.
Het Journal des Débats schrijft: Iedereen,
die op de hoogte is van de Duitsche lit
teratuur, herinnert zich het onderwerp, dat
Goethe in zy'n tNatürlicke Tochter" behandelt:
een jong meisje van voorname afkomst maar
van onwettige geboorte, dat door haar vader
vol liefde wordt grootgebracht, is op het punt
van te worden gelegitimeerd, wanneer een
broeder, die belang heeft by haar verdwyning,
haar laat ontvoeren, het bericht van haar dood
verspreidt, en haar dwingt tot een mésalliance,
die haar zoowel haar rang als haar rechten
doet verliezen. Onze medewerker, de heer
Michel Bréal werd onlangs bij de lezing van
het stuk er door getroffen, hoezeer niettegen
staande de duidelijk merkbare bedoeling van
den auteur, om zich te houden binnen de al
gemeenheden van een volkomen abstracte be
handeling, zyn personen den stempel van leven
en werkelijkheid droegen, hoe nauwkeurig be
paald en omschreven het tijdperk en het
milieu schenen.
Er viel niet aan te twijfelen of het drama
speelde in Frankrijk, een paar jaar vóór de
Revolutie. De heer Bréal stelde onderzoekingen
in en kwam tot de overtuiging, dat Goethe
alles, zoowel de intrigue als de personen,
ontleend had aan de Mémoires van de prinses
de Bourbon?Conti.
Dochter van den prince de Conti en de
hertogin de Mazarin had zy bij haar geboorte
den titel van gravin de Mont-Caïr-Zaïn ont
vangen, een uit de namen harer ouders samen
gesteld anagram. Zy werd buiten Parijs opge
voed; zij kreeg onderricht van Rousseau, en
leerde onder leiding van de beste meesters
muziek, schilderen en dansen. Haar vader
had haar voorgesteld aan Lodewyk XV en had
haar den titel van Altesse Sérénissime laten
geven; hij was op het punt haar te laten
legitimeeren, toen het kind plotseling op
nauwelijks elfjarigen leeftijd, verdween en
men in den waan verkeerde, dat zy' gestorven
was tengevolge van een ongeluk, haar over
komen op een jacht in de bosschen van
Virsslay. Evenals de heldin VBH Goethe, was
z\j door hare bedienden ontvoerd, en ge
dwongen tot een huwelijk met een procureur
uit Lons-le-Saulnier, genaamd Antoine Louis
Billet.
Hoe romantisch dit avontuur ook moge
schijnen, toch is het gebeurd; de heer
Bréal heeft bij een notaris te Parijs en in de
griffie van Versailles de officiëele stukken
gevonden, die bewijzen dat de schrijfster der
Mémoires de waarheid vertelt. Hy' heeft de
acte van overlijden van de prinses in handen
gehad, die den 4en Juni 1773 valschelijk is opge
steld door den pastoor van Viroflay, en heeft
eveneens de acte gezien, waaruit blijkt, dat
den 18en Jannari van het volgende jaar haar
huwelijk in alle stilte door dienzelfden geeste
lijke is voltrokken. Tusschen het stuk van
Goethe en de historische werkelijkheid bestaat
slechts n onderscheid, namelijk, dat de prins
de Conti niet onkundig heeft kunnen zyn
van het complot, waarvan zijn dochter het
slachtoffer was geweest. Zijn wettige zoon,
de graaf De la Marcke, heeft wel is waar het
initiatief ertoe genomen, maar de prins, die
toen weer met een nieuwe liefdes-intrigue
bezig was, heeft niets gedaan om het ten uit
voer brengen van het complot te verhinderen.
Het dagboek van Goethe heeft ons onthuld,
dat de schrijver van plan was, de Natwrliche
Tochter door twee andere drama's te laten
volgen. Het is jammer, dat deze trilogie nooit
tot stand is gekomen, want de ontvoering van
de gravin de Mont-Cair-Zaïn was slechts de
eerste episode van haar avontuurlijk leven. Het
is gemakkelijk te gissen, wat de gevolgen waren
van een huwelijk, dat onder dergelijke omstandig
heden was voltrokken. De vrouw, die zich
zelve altijd bleef beschouwen als een prinses
van koninklijke bloede, schreef later aan den
hertog Decazes dat «haar echtgenoot in haar
tegenwoordigheid nooit durfde te gaan zitten",
en haar eenige gedachte was altijd, den rang
weer in te nemen, waarop zij recht meende
te hebben. Haar klachten bewogen
Lodewijk XVI er toe, haar toe te staan naar Parijs
terug te keeren, waar hy haar een verblijfplaats
bezorgde in de abdij Tan Val-de-Grace.
Den lOen Augustus sloop zy', als man ge
kleed, naar de Tuilerieën om de koninklijke
familie te hulp te komen. Lodewy'k XVI was
haar daarvoor zoo dankbaar, dat hij haar een
jaargeld van 25000 francs toekende, en dat hu,
ernstiger gevaren voorziende, haar schriftelijk
zy'n dochter aanbeval.
Die brief werd in haar bezit gevonden, en
was de oorzaak van haar gevangenneming;
maar zoodra zij weer in vrijheid was, rustte
ZÜgedachtig aan de goedheid en aan het
verzoek van den koning niet, voordat het
Comitédu salut public haar toestond,
deDauphine in haar gevangenschap op te zoeken.
De regeering van de Restauratie heeft haar
niet de minste dankbaarheid betoond voor deze
moedige trouw. Te vergeefs beriep de prinses
zich op haar door twee koningen erkende
vorstelijke afkomst, op haar toewijding aan
het koninklijk huis, op de vervolgingen, die
zy gedurende het Keizerrijk had ondergaan.
Men herinnerde zich alleen een karig
pensioentje, dat het Directoire haar had toegestaan
uit de in beslag genomen inkomsten van de
miffrés; al haar aanvragen om hulp werden
afgewezen, en men liet haar, hulpbehoevend,
ziek en half krankzinnig sterven in 1825. In
laar uitgedoofden geest was nog slechts n
gedachte overgebleven, de gedachte die het idee
Ixe van haar geheele leven was geweest: »Haar
rang van prinses te herwinnen en de eer van
de koninklijke familie op te houden."
Een verzoek aan Fritz Reuter's
vrienden.
De erfgenamen van Fritz Reuter beklagen
zich. en zeker niet ten onrechte, dat in den
laatsten ty'd geschriften en teekeningen van
den dichter zyn uitgegeven op eene wyze, die
niet overeen te brengen is met de bedoelingen
van den auteur. Zy' verzoeken daarom allen,
die in het bezit zy'n van tot dusver onuitge
geven brieven, gedichten of andere hand
schriften van Fritz Reuter of diens naaste
omgeving, of die teekeningen of persoonlijke
herinneringen van hem bewaard hebben, daar
van mededeeling te doen aan Prof. Dr. K. Th.
Gaedertz, koninklijk bibliothecaris te Berly'n,
die met toestemming van de familie van deze
bydragen zal gebruik maken voor het derde
deel van zy'n werk -»Aus Fritz Reuters jungen
und alten Tageri".
IIIIMIIIIHItllllllllllllllllllllllll
BOEKAANKONDIGING.
Een deugdelyk voorstel.
Waarom nog dralen? Dringende eisch en
ernstige wenk, een hoogst belang van
half ons volk gewijd, door DR. ANT. BOON.
C. Schmidt, Delfzijl, 1897.
Wat den vorm betreft: een zonderling boek.
Noch slordig, noch net. Eenvoudig, gemakkelijk
te lezen. Afwisselend: novellistisch, maar dan
laag bij den grond, en kalm betoogend, in den
grondtoon gemoedelijk. Doorloopend gekruid met
een niet onaardige opmerking, een tot weemoed
of vroolijkheid stemmende herinnering; zonder
ooit iemand te kwetsen, hetzij levenden of dooden,
wat wonderlijke dingen uit het rijk der zeden
en gewoonten, overleggingen en meeningen ter
sprake mochten komen. Altoos goedig, steeds
opgewekt; in dicht en ondicht beide, het
kreupelrijm niet buitengesloten, goedmoed voort
schrijdende op den eenmaal ingeslagen weg, niet
bang om zich twee-, driemaal te herhalen. Zoo
kout en zingt, zoo pleit en neuriet deze schrijver,
hoe ook afdwalend nu en dan naar wat ter zake
niet of weinig dient, toch telkens weer slaande
op het aambeeld, het eene en groote, waarom
het. hem te doen is en waarom wij zijn papieren
kind in veler, veler handen wenschen.
De inhoud, ik bedoel de kern van dit geschrift,
de stelling daar verdedigd, is belangrijk, der
ernstige overweging en bespreking waardig van
allen die een oog hebben, zij het al geen hart,
voor den invloed, de beteekenis der Nederlandsen
Hervormde Kerk op en in het leven onzer natie.
Meer nog van wie aan deze, door den loop der
dingen hem als 't ware afgeperste belangstelling,
een andere, laat mij zeggen een hoogere paren,
geboren uit erkentelijkheid, uit liefde voor die
Kerk, om wat zij was en is zoowel voor het
persoonlijk godsdienstig en steeds innig daarmee
samenhangend huiselijk en maatschappelijk leven,
als dat des volks in ruimen zin, waartoe voor
't minst bijkans de helft onzer landgenooten
mag worden gerekend.
Wat Dr. Boon wenscht is kort en goed dat
de Nederl. Hervormde Kerk voortaan van
haar leden verge een bescheiden jaarlijksche
bijdrage van ? 0.50, /l of zooveel men zelf zal
gelieven te bepalen, ten bate van een algemeene
Kerkelijke kas. Die kerk heeft, hoe zonderling
op levensgenot? Hoe droevig was haar kinds
heid, haar geheele jeugd geweest, schier door
geen zonnestraaltje verhelderd! Zou dat reeds
plichtverzaking zijn, wanneer zij zich een enkelen
keer aan een geenszins ongeoorloofd genoegen
overgaf? Ach, zaligheid moest het zijn, in
Eberhard's armen te dansen, aan zijn borst te
rusten. Wat had hij alles zorgvuldig vooruit
beredderd! Roodkapje! Ja, dat lachte haar toe,
dat moest keurig staan, het korte rokje en het
zwart fluweelen lijfje met den rooden doek!
Zou hij wel aan het mandje gedacht hebben?
Nu, dat zal zij zoo aanstonds wel zien
eerst nog even naar binnen bij de barones,
op de teenen de laatste toebereidselen maken
voor den nacht, de lamp nog een tikje neer
draaien.
Rustig ademt de slapende, zij glimlacht, zeker
droomt zij van haar eenigen zoon, haar oogappel,
dien zij afgodisch lief heeft, wiens schitterende
toekomst, wiens levensgeluk haar eenige zorg
uitmaken.
Zachtjes verlaat Hanna het ziekenvertrek.
Er is nauwelijks een half uur verloopen sinds
hij heenging, het is nog veel te vroeg, een
poosje kan zij nog rusten.
Zij zet zich in den leuningstoel.
Wat is het stil!
Het zachte tikken der pendule is het eenige
geluid; de sterke geur van medicijnen en bloemen
werkt bijna verdoovend ach! wat doet de
rust haar goed! Een weldadig mat gevoel houdt
haar leden geboeid.
Zij denkt aan zijn innige, betooverende woor
den, den vurigen handkus, zijn hoopvollen blik
bij het afscheid nemen. Wat zou het hem
het klinke, niets van dien aard. Zij collecteert,
zij bedelt, en schept of houdt in stand, op deze
eu op deze wijze alleen, wat zij haar synodale
fondsen noemt, te onbeduidend dat dat daaruit
ook maar ten deele zou kunnen worden voldaan
aan redelijke eischen tot het ondersteunen van
behoeftige gemeenten, de verbetering van trak
tementen, de verzorging van ouden en zwakken
die hun leven wijdden aan haar dienst, en wat
zij verder zou willen en behooren te doen. Wat
nu kerkelijke kas heet, ia de opbrengst van wat
de gemeenten, uit haar fondsen, niet de leden
dier gemeenten, verplicht zijn te betalen voor
het bestuur der kerk, wij zouden kunnen zeggen :
voor reis- en verblijfkosten van de leden der
hoogere kerkbesturen. Voor al het andere dat
ligt op den weg der Kerk, moet worden gecol
lecteerd, gebedeld. Zij heeft geen kapitaal, geen
jaarlijksch inkomen, bestaande uit de vaste
bijdragen harer leden. Zij ontvangt geen giften
groot of klein, gelijk de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen, de Protestantenbond en elke
andere Vereeniging, onverschillig wat haar aard
en strekking zij.
Een en ander is een gevolg van den ouden
toestand, het voormalig leunen op den Staat,
welks Kerk zij was. Maar nu die staatskerk, al
sedert honderd jaren, niet meer is, moet de uit
haar voortgekomen Nederlandsch Hervormde
zich in geldelijk opzicht inrichten gelijk elk
genootschap, d. i. zóó dat zij in staat zij uit
eigen middelen te beschikken over wat zij noodig
heeft, ter aanvulling van hetgeen haar of haar
dienaren toevloeit uit 's lands schatkist of van
elders, krachtens oude rechten of als recht
erkende zeden. Zij kan zich op den duur niet
handhaven, noch behoorlijk haar omvangrijke
taak vervullen, indien zij niet heeft een eigen,
weivoorziene en goed onderhouden kas. Daar
voor behooren alle leden, voor zoover zij niet
volstrekt onvermogend zijn, jaarlijks bij te
dragen. Men kan dien eisch slechts buitensporig
of onredelijk, in strijd met den aard eener Kerk
als godsdienstige vereeniging achten, krachtens
ongewoonte. Zoodra men er ernstig over nadenkt,
moet men toegeven: daar is niet n reden
waarom men als lid van allerlei vereenigingen.
bijbel- en zendelinggenootschap, sociëteit en
voetbal-, wielrijders- en cricketclub, schoolhoud
en volksleeszaal, een grootere of kleinere, jaar
lijks terugkeerende bijdrage zou betalen en niets,
hoegenaamd niets als lid eener Kerk, waarvan
men nochtans wenscht en verlangt dat zij in
vele nooden en behoeften zal -voorzien.
Dr. Boon heeft, naar het mij voorkomt, zijn
hoofdstelling voldoende toegelicht en zoowel de
noodzakelijkheid als de wenschelijkheid der op
richting eener kerkelijke kas voor de Neder.
landsche Hervormden bewezen. Hoe worde hem
daarom vergeven, dat hij een enkele maal over
drijft, of iets zegt dat minder juist is. B.v. dat
de Theologie aan de Amsterdamsche Universiteit
alleen vertegenwoordigd is door een Roomsch
Katholiek; dat de Ned. Herv. Kerk belang zou
hebben gehad bij het behoud van kerkelijke
hoogleeraren, vanwege die Kerk aangesteld bij
de genoemde Gemeente-Universiteit, opdat haar
godgeleerd onderwijs bloeie; dat de Kerk ge
roepen zou zijn, een wegens dronkenschap ont
slagen predikant, een negentigjarige predikants
dochter, den vijftigjarigen dooven of lammen
predikantszoon, en andere hulpbehoevende be
trekkingen of nazaten harer voormalige dienaren
behoorlijk te onderhouden. Hij moge hier en
elders hebben verward wat niet verward moest
worden; de zorg voor het stoffelijk onderhoud
der Kerk, met inbegrip van wie zich, geheel of
ten deele, in haar dienst hebben gesteld, en
liefdevolle verpleging van zedelijk ongelukkigen
en lichamelijk zwakken. Hij moge nu en dau
hebben verzuimd op te merken, wat wel even
gezegd kon zijn, b.v. dat predikantsdochters,
zoo goed als andere dames met en zonder mid
delen, zich voor eenigen nuttigen werkkring
behooren te bekwamen; dat onder veler vrees
voor dominocratie in zake het beheer van kerke
lijke goederen en fondsen' een goed deel schuilt
van den ouden heerschzuchtigen geest der
politieken tegenover de kerkelijken, aan wie
eerstgenoemden gaarne het werk wil.en overlaten,
indien zij maar de koorden der beurs in handen
mogen houden; dat een niet denkbeeldig,
ofschoou door Dr. Boon niet aangeroerd bezwaar
tegen de voorgestelde algemeene kerkelijke be
lasting is gelegen in de omstandigheid dat
tegenwoordig zelfs aanzienlijke minderheden
worden genoodzaakt geheel uit eigen middelen
te voorzien in hun godsdienstige behoeften, en
tijdelijk niets hebben aan hun lid zijn van de
Ned. Herv. Kerk; en nog zoo een en ander.
Dit alles neemt echter niet weg: het geheel is
overtuigend. Het voorstel-Boon verdient te
worden aangenomen, hoe eer hoe beter, in het
belang der Kerk, d. i. van al haar leden en van
de schoone taak die op haar schouders rust.
Leiden, 28 Maart '98. W. C. VAN MANEN.
(Tengevolge van een misverstand is dit voor
ons blad bestemde artikel eerst opgenomen in
De Hervorming. RED.)
Uit oud-Batavia. De Portugeesche
Buitenkerk, door dr. F. DE HAAN, uitgege
ven ten bate van een Fonds tot het
pleizier doen, als zij kwam! Als in een visioen
hoort zij zijn stem haar stamelend bedanken en
ruischt muziek haar in 't oor... en nu is het
ook hoog tijd om zich gereed te maken; nu
kan zij getroost haar post verlaten en met haar
hoed en mantel beneden naar de portiersvrouw
gaan. De vrouw knikt haar toe en glimlacht,
o, zij kan overal mee terecht, zij is in vroeger
jaren kamenier bij de barones geweest. Wat
drijft zij haar tot spoed aan. Het losgemaakte
haar golft om haar schouders, nu de kleederen,
alles in orde, het rokje, het lijf, het mandje,
de roode doek.
De vrouw slaat de handen in een. //Zulk
goddelijk haar! wat een zonde om het zóó in
elkaar te draaien l"
Hanna ziet en hoort alles als door een
sluier, het schijnt haar alsof het rijtuig zoo door
de lucht naar den overkant vliegt, totdat hij
"haar omvat, dankbaar, hartstochtelijk en de zaal
binnen voert, welker pracht haar verblindt.
Zij kan in dien schitterenden chaos niets
onderscheiden, het nooit gedroomde overwel
digt haar; zij weet niet wat die gemaskerde,
elegante figuren voorstellen; zij weet niet wat
hij, die haar aan zijn arm door het gewoel
leidt, beduidt; zij hoort slechts zijn stem, die
haar zoo zonderling klinkt, zij ziet hem slechts
in de vonkelende oogen, die achter het masker
glinsteren. Viool en fluitspel ruischt om haar
heen, zij ademt een bedwelmende lucht in, zoet,
ijskoud, parelend vocht glijdt door haar dorstige
keel, zet haar kalm bloed in laaiende gloed;
aldoor vuriger worden woord en blik van haar
begeleider, aldoor verlangender diens kussen in
het goudblonde baar op den blanken hals, en
eensklaps, geheel met hem alleen, willoos door
hem voortgetrokken, onder zijn dreigende,
begeeIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIMHIIII
restaureeren dier kerk. Haarlem, de
Erven F. Bohn, Batavia G. Kolff & Co,
1898. Druk van Joh Enschedéen Zonen.
Een aardig boekske en voor de kennis van
het kerkelyk leven van oud-Batavia in de da
gen der Edele Compagnie ook belangrijk. De
geschiedenis van de Portugeesche buitenkerk
aldus genoemd omdat ze ten behoeve van
de Portugeesch sprekende «swarte borgeren of
Mardykers" buiten de wallen was gesticht
staat met dat leven in nauw verband en spreidt
daarover een eigenaardig licht. De auteur heeft
zich groote moeite gegeven, om uit oude
resosuliën, registers en aanteekeningen haar fata
op te delven en hy verhaalt die in zoo zui
veren sty'l, zoo boeiend, geestig hier en daar,
dat zich zyn geschrift, wat zeker niet van alle
dergely'ke historische schetsen gezegd worden
kan, met genoegen lezen laat. Terecht geeft
hij de bronnen, waaruit hy putte, niet telkens
aan den voet der bladzijden, maar achteraan
byeeugevoegd, op. Curieuse bijzonderheden
vermeldt hy ons, die het karakter en bedrijf
onzer vaderen in de 17e en 18e eeuw, spe
ciaal hun manier van bekeering der inlanders
en ook hun kleingeestig getwist nu en dan,
maar tevens stout ondernemen en wagen, tee
kenen. De regeering schonk aan ieder »Indiaens
persoon", die zich liet doopen, eene geldelyke
belooning en nog vele andere stoffelijke voor
rechten, hetgeen wel animeerde. Dezelfde
Goeverneur-Generaal en Raden, die eene expeditie
tegen de Fransche nederzettingen in
VoorIndiëuitrustten, de stad Poudichery verover
den en den Goeverneur zonder eenig diplo
matiek vertoog eenvoudig als gevangene naar
Batavia meenamen, konden in volle vergade
ring kibbelen over de verdeeling van het vaatje
wy'n, dat de Heeren Bewindhebberen, hunne
»goede vrienden", alle jaren overzonden. Naïef
waren die mannen, maar als het er op aan
kwam doortastend; ze hielden dan niet van
praatjes maar maakte korte metten. Lezens
waard is de beschrij vin g van de begrafenis van
een G.-G. in ruste ten jare 1728. wiens ly'k
o. a. gevolgd werd door maar even 16 dominé's.
En er zouden (zoo bloeide toen het Hervormd
Christendom !) nog meer aan de uitvaart heb
ben deelgenomen, indien niet enkele in het
ongezonde stedeke Batavia ziek te bed hadden
gelegen.
Maar lezenswaard is het geheele boekske.
Men zou het koopen al ware het alleen om de
keurige typografische uitvoering met de drie
afbeeldingen van het uit- en inwendige
der kerk, alles in den stijl van oud-Batavia,
of wat hetzelfde is oud-Holland. En wie het
zich aanschaft mogen vele Indiërs en ook
niet-Indiërs hier te lande dat doen! hij
draagt bovendien iets bij voor de restauratie
van het eerwaardig gebouw, daar het ten bate
van het fonds daarvoor is uitgegeven.
IIMIIIIIIIIIIIIimilMtllllllllllHffllllllllllllHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
rige blikken, zijn brandenden adem, overvalt
haar een onbeschrijfelijke angst.
//Weg dat masker!" gilt zij. /,Doe af!"
Hoonlachend rukt hij het af; ongemaskerd staat
hij voor haar, er is niets meuschelijks in zijn
gelaat.
De wolf! de wolf!" kreunt zij. Help! Help !"
Hij klemt haar aan zijn borst, om den angst
kreet te onderdrukken, toomelooze wellust gloeit
in zijn oogen, heel haar maagdelijk gevoel komt
er tegen in opstand. Is er dan niemand, niemand
die haar redt ?
Help! Help!" klinkt het met verstikte stem
van haar bleeke lippen. //De wolf, de wolf!"
Reeds voelt zij zich verloren; daar dringt plot
seling als van uit de verte een zacht roepen en
klokgelui tot haar door; het is als hoort zij
haar naam: Hanna, zuster Hanna!"
Waar is zij, wat is er met haar gebeurd ?
Verdwenen zijn de visioenen; zij voelt de heete
kussen van het roofdier niet meer, zij ziet de
schitterende zaal niet langer, hoort geen betoo
verende muziek ; zij draagt geen maskeradepak,
geen los golvend haar, 't is stil rondom, doodstil.
Daar klinkt de bekende slag der pendule: twaalf
slagen. //Ah!" Een diepe zucht van ver
lichting. Als van een drukkenden last bevrijd
herademt zij.
Gedroomd, gelukkig maar gedroomd. God
zij dank. O ! het was ontzettend !"
*?*
Zij staat uit den leunstoel op en laat den
blik langs zich heen glijden lief kozend strijkt
zij de plooien van het grauwe ambtskleed
daar weer dat geschel, weer die roep:
//Zuster Hanna!"
Zij ijlt naar het bed der barones ... Ben je
NIEUWE UITGAVEN.]
Taco H. de Beer, met portret en afbeelding.
Feuilleton.
De Pionier, maandblad voor geheel-onthou
ding No. 7. Chemisch onderzoek van dranke»
door Dr. Van Hamel Roos en Harmens.
Vooruit! door L. F. G. Invloed van de»
alcohol op de maag, door Dr. Joh. D. Vos.
Voor wie het begrijgen, door L. v. M. Koit»
mededeelingen. Van allerlei aard.
Kermispropaganda. Ingezonden. Een woordj»
aan de jongelieden, enz.
Weekblad Insulinde. No. 14. Prof. Viaz
over Nieuw-Guinea, door F. S. A. de Cleref.
Sport in Indië. Fondsen ten behoeve
van militaire, door K. H. O. van Bennekom.
Afgemaakte dwangarbeiders. De inborst
van den Javaan. De controleursbetrekking.
Praeventieve hechtenis. Officiers-pen
sioenen. Waarom een Oost-Indische
kiesvereeniging? . De Adat en de vrouw in de
Preanger.
Woord en Beeld. April 1898. Honderd jaien
terug, door G. B. Hooy'er. In Noord-Holland.
Begy'nhoven en Begijntjes te Gent.
Sympathie door W. G. Van Nouhuy's. Prof.
Dr. B. J. Stokvis. Schets van H. W. Mesdag.
Klavierstukje, muziek van Kor Kuiler.
Wetenschappelijke Bladen. Vierde aflevering.
April 1898. Het hoofdwerk van Theodor
Mommsen. Christelijke denkbeelden van een
heidensch wijsgeer. Machiavelli. De
Röntgenstralen en hunne toepassingen in de
practyk van het leven. Hermann von
Helmholtz. Een hoofdstuk uit Mevr. James
Darmesteter's Leven van Renan. De toe
nemende levensduur van den mensch.
Vlaamsche letterkunde.
n nu l min nu riiiiiiiinuiiiHi
c/Uclamw.
40 cents p'er regel.
HMIIIIIIimillllllMIIIMMIIIIIimillllllMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIII
Bij de uitgevers Bührmann en Roothaan te
Amsterdam is een Brahms-Album in drie
deelen verschenen. De beide eerste deelen bevatten
kleinere compositiën voor piano (Capriccio's,
Intermezzo's, Rhapsodieën enz); het derde
is eene bloemlezing van de meest bekende
liederen voor zang met pianobegeleiding.
Catalogus der Uitgaven van S. L. VAN LOOY.
Die Friedensunterliandlungen zwischen
Spanien und den Niederlanden in den Jahren
1632 und 1633 von Dr. M. G. DE BOER,
Groningen, P. Noordhoff.
De Vrije Socialist. Verschynt Woensdags en
Zaterdags, redakteur F. DOMELA NIEUWENHÜIS.
Het Kronings A B C. Haarlem, De Erven
Loosjes.
Plantenschat. Inleiding tot de kennis der
Flora van Nederland, door F. J. VAN UILDKIKS
en Dr. VITUS BBUINSMA. Met 150 gekleurde
platen. Groningen, P. Noordhoff.
Vraagstukken der zielkunde. De Mensch als
zinnelijk Wezen., door Is. VOGELS S. J.
Professor der Wijsbegeerte te Oudenbosch.
Amsterdam, C. L. van Langenhuysen.
Wetenschappelijk Studenten Maandblad. Prijs
per jaargang ? 3.?. Afzonderlijke exemplaren
f 0.30. Ie Jaargang. Utrecht, P. den Boer.
Tijdschrift ran het Nederlandsch Genootschap
voor Munt- en Penningkunde te Amsterdam.
6e jaargang, 2e aflevering. Amsterdam, G. Theod.
Bom en Zoon.
Waarom Grieksch? door Dr. A. H. G. P.
VAN BEN Es. Groningen, J. B. Wolters.
Inhoud van Tijdschriften.
Kigen Haard. No. 15. Tweeërlei Spiegelbeeld,
door M. de Vries, III. (slot). Haarlemsche
Hofjes, door J°de Vries, met afbeeldingen
naar teekeningen van J. G. Veldheer en W.
O. J. Nieuwenkamp, IL (slot). Het tand
heelkundig Instituut der Rijks-Universiteit te
Utrecht, door Dr. C. van der Hoeven, met
afbeeldingen. Hollandsche regenten uit de
zeventiende eeuw, door G. H. Betz, I.
Hoffmann von Fallersleben. 1798?1898, door
iitiiiiiiiiiiiiiiimmniiiiiiiiiiMiiiiiii
daar eindelijk, zuster ... och, toe, geef me je
hand ... ik beu zoo geschrokkeu ... heb je niet
pas geleden een schreeuw gehoord . .. een akelig
onderdrukte schreeuw, angstig en toen een
klagend kreunen ?"
Het valt zuster Hanna niet moeilijk de zieke
gerust te stellen, moeielijker is haar eigen zelf
verwijt tot zwijgen te brengen.
Het verdere van dien nacht wijkt zij niet
van het bed der barones.
Mat glanst de winterzon door de neergelaten
gordijnen. Het is voormiddag, het uur waarop
de zieke haar ontbijt gebruikt.
Nu zal hij gauw komen", fluistert zij en
kijkt telkens weer op de klok.
En hij komt, nog vroeger dan anders; hij
buigt zich over de hand zijner moeder en vraagt
als gewoonlijk, hoe het haar na gaat. Bleek,
verstoord ziet hij er uit, de fletsehe oogen glijden
zoekend door het ruime vertrek.
Zoo alleen !" vraagt hij.
De zuster is even naar de keuken gegaan,
om bouillon te maken. Zij heeft me een nieuw
versterkend middel aangeraden, moet je weten,
vleeschpepton, ja die schijnt goed op de
hoogte te zijn!"
Hij verbijt zijn ergenis.
Wat een idee, van mama, om zoo plotseling
de zorgzaamheid van een gewone verpleegster
te roemen alsof dat niet haar plicht was.
Moet dat klaarmaken van een kop bouillon
zóó lang duren ... zoo lang laat men een patiënte
toch niet wachten; dat was toch anders Hanna's
gewoonte niet!
Hij trommelt ongeduldig op het tafeltje dat
voor het bed staat. De barones vraagt hem
iets; hij geeft een verstrooid antwoord.
Ze is bang om binnen te komen." prevelt
TRADE
MARK.
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is
yerkrggbaar bg alle soliede
Wflnhandelaars en bg de representanten
KOOPMANS «& BRUINIER,
te Amsterdam.
Prijzenanaf/2.5ö])er!lescL
MEIJROOS & KALSHOVEN,
A r nhe m.
Piano-, Orgel- en Mnziekhandel.
Ruime keuze in Hnnrpiano's.
t
VERLOVINGen HUWELIJKS-COMMUNICATIËN,
INVITATIËN, enz.
Programmas, Menus en Tafelkaarten.
B. VAtf MAHTTGEM,
Hofleverancier,
SINGEL 562, AMSTERDAM.
Visitekaarten, - Luxepapier.
Wat wil de Brinioschool
te Hilversum. Brochure over Opvoeding door
J. KLEEFSTRA. Uitgave Gebrs. BINGBB, Amsterd.
Prijs 35 ets. Voor belangstellende ouders gratis
te bekomen bij de directie van de inrichting
voor Opv. en Ond. Brinioschool" te Hilversum.
voorkamerdeur. Zijn vale
strakke, dreigende
uithij. Daar gaat de
trekken krijgen
drukking.
Daar schemert het grauwe kleed, daar licht
reeds de witte kap ... de zuster is in het ver
trek gekomen en zegt koel;
Goeden morgen!"
Verbazing, schrik, ontnuchtering teekent zisl»
op zijn gelaat. Onthutst keert hij zich naar
zijn moeder. Het is eene andere.
Niet Hanna's bekoorlijke verschijning, inaar
een leelijke, hoekige, oude vrouw, met strenge,
bijna ascetische trekken.
Sedert wanneer, mama ? ... brengt hij uit.
En waarom?"
«Och, dat's waar ook, je wist nergens van ...
ja, 't verraste mij eerst ook!"
Waarom?" herhaalt hij en ziet de nieuwe
verpleegster verbolgen aan.
Zij begrijpt hem onmiddellijk.
Voorzichtig roert z;j aan het tafeltje de bouilloa
om. Hij kan zijn opgewondenheid nauwelijks
verbergen.
Ik los zuster Hanna af, baron," zegt q
daarna koud en onverschillig. Onze statuten
veroorloven niet, dat iemand langer in ea
plaats blijft, behalve bij hooge uitzondering.
Zuster Hanna is van morgen vroeg naar hst
moederhuis in Oost-Pruisen afgereisd."
Dan reikt zij der zieke den versterkenden
drank.