De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 10 april pagina 4

10 april 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1085 dat twijfelend schouderophalen 't resultaat is. Van een nieuwe richting" of een gevaarlijke concurent voor het nog altijd rotssterke, onvergankelyke werk van de N. Gids-gener&üe is natuurlyk heelemaal geen sprake. Een N. Gidsauteur zou zich alleen schamen zóó vaag en kernloos en onbeteekenend op te treden. 4 * * D« Vlaamse School, het Antwerpsche maandschrift van den heer Pol de Mout blijft voortreffelijk van plaat, papier en druk. De bijdragen zy'n ditmaal ook wat beter dan we gewoon zyn. A. W. Sanders van Loo schrijft een studietje over De meester van 1430, of de onbekende meester van het Rijksprentenkabinet te Am sterdam." W. G. van Npuhuys levert een stukje im pressie: De Duiker. Pol de Mont een mooi liedje: Weer 't Paradijs, waarbij een oorgpronkelyke teekening van Karel Doudelet. Van A. Verbruggen een stukje over den jongen Vlaamschen componist Karel Mestdagh en van J. Winkler Prins Parijs in 1889, Epigrammatiese fragmenten." Als geheel wel een belangrijk nummer. F. E. Een heldin van Goethe. Het Journal des Débats schrijft: Iedereen, die op de hoogte is van de Duitsche lit teratuur, herinnert zich het onderwerp, dat Goethe in zy'n tNatürlicke Tochter" behandelt: een jong meisje van voorname afkomst maar van onwettige geboorte, dat door haar vader vol liefde wordt grootgebracht, is op het punt van te worden gelegitimeerd, wanneer een broeder, die belang heeft by haar verdwyning, haar laat ontvoeren, het bericht van haar dood verspreidt, en haar dwingt tot een mésalliance, die haar zoowel haar rang als haar rechten doet verliezen. Onze medewerker, de heer Michel Bréal werd onlangs bij de lezing van het stuk er door getroffen, hoezeer niettegen staande de duidelijk merkbare bedoeling van den auteur, om zich te houden binnen de al gemeenheden van een volkomen abstracte be handeling, zyn personen den stempel van leven en werkelijkheid droegen, hoe nauwkeurig be paald en omschreven het tijdperk en het milieu schenen. Er viel niet aan te twijfelen of het drama speelde in Frankrijk, een paar jaar vóór de Revolutie. De heer Bréal stelde onderzoekingen in en kwam tot de overtuiging, dat Goethe alles, zoowel de intrigue als de personen, ontleend had aan de Mémoires van de prinses de Bourbon?Conti. Dochter van den prince de Conti en de hertogin de Mazarin had zy bij haar geboorte den titel van gravin de Mont-Caïr-Zaïn ont vangen, een uit de namen harer ouders samen gesteld anagram. Zy werd buiten Parijs opge voed; zij kreeg onderricht van Rousseau, en leerde onder leiding van de beste meesters muziek, schilderen en dansen. Haar vader had haar voorgesteld aan Lodewyk XV en had haar den titel van Altesse Sérénissime laten geven; hij was op het punt haar te laten legitimeeren, toen het kind plotseling op nauwelijks elfjarigen leeftijd, verdween en men in den waan verkeerde, dat zy' gestorven was tengevolge van een ongeluk, haar over komen op een jacht in de bosschen van Virsslay. Evenals de heldin VBH Goethe, was z\j door hare bedienden ontvoerd, en ge dwongen tot een huwelijk met een procureur uit Lons-le-Saulnier, genaamd Antoine Louis Billet. Hoe romantisch dit avontuur ook moge schijnen, toch is het gebeurd; de heer Bréal heeft bij een notaris te Parijs en in de griffie van Versailles de officiëele stukken gevonden, die bewijzen dat de schrijfster der Mémoires de waarheid vertelt. Hy' heeft de acte van overlijden van de prinses in handen gehad, die den 4en Juni 1773 valschelijk is opge steld door den pastoor van Viroflay, en heeft eveneens de acte gezien, waaruit blijkt, dat den 18en Jannari van het volgende jaar haar huwelijk in alle stilte door dienzelfden geeste lijke is voltrokken. Tusschen het stuk van Goethe en de historische werkelijkheid bestaat slechts n onderscheid, namelijk, dat de prins de Conti niet onkundig heeft kunnen zyn van het complot, waarvan zijn dochter het slachtoffer was geweest. Zijn wettige zoon, de graaf De la Marcke, heeft wel is waar het initiatief ertoe genomen, maar de prins, die toen weer met een nieuwe liefdes-intrigue bezig was, heeft niets gedaan om het ten uit voer brengen van het complot te verhinderen. Het dagboek van Goethe heeft ons onthuld, dat de schrijver van plan was, de Natwrliche Tochter door twee andere drama's te laten volgen. Het is jammer, dat deze trilogie nooit tot stand is gekomen, want de ontvoering van de gravin de Mont-Cair-Zaïn was slechts de eerste episode van haar avontuurlijk leven. Het is gemakkelijk te gissen, wat de gevolgen waren van een huwelijk, dat onder dergelijke omstandig heden was voltrokken. De vrouw, die zich zelve altijd bleef beschouwen als een prinses van koninklijke bloede, schreef later aan den hertog Decazes dat «haar echtgenoot in haar tegenwoordigheid nooit durfde te gaan zitten", en haar eenige gedachte was altijd, den rang weer in te nemen, waarop zij recht meende te hebben. Haar klachten bewogen Lodewijk XVI er toe, haar toe te staan naar Parijs terug te keeren, waar hy haar een verblijfplaats bezorgde in de abdij Tan Val-de-Grace. Den lOen Augustus sloop zy', als man ge kleed, naar de Tuilerieën om de koninklijke familie te hulp te komen. Lodewy'k XVI was haar daarvoor zoo dankbaar, dat hij haar een jaargeld van 25000 francs toekende, en dat hu, ernstiger gevaren voorziende, haar schriftelijk zy'n dochter aanbeval. Die brief werd in haar bezit gevonden, en was de oorzaak van haar gevangenneming; maar zoodra zij weer in vrijheid was, rustte ZÜgedachtig aan de goedheid en aan het verzoek van den koning niet, voordat het Comitédu salut public haar toestond, deDauphine in haar gevangenschap op te zoeken. De regeering van de Restauratie heeft haar niet de minste dankbaarheid betoond voor deze moedige trouw. Te vergeefs beriep de prinses zich op haar door twee koningen erkende vorstelijke afkomst, op haar toewijding aan het koninklijk huis, op de vervolgingen, die zy gedurende het Keizerrijk had ondergaan. Men herinnerde zich alleen een karig pensioentje, dat het Directoire haar had toegestaan uit de in beslag genomen inkomsten van de miffrés; al haar aanvragen om hulp werden afgewezen, en men liet haar, hulpbehoevend, ziek en half krankzinnig sterven in 1825. In laar uitgedoofden geest was nog slechts n gedachte overgebleven, de gedachte die het idee Ixe van haar geheele leven was geweest: »Haar rang van prinses te herwinnen en de eer van de koninklijke familie op te houden." Een verzoek aan Fritz Reuter's vrienden. De erfgenamen van Fritz Reuter beklagen zich. en zeker niet ten onrechte, dat in den laatsten ty'd geschriften en teekeningen van den dichter zyn uitgegeven op eene wyze, die niet overeen te brengen is met de bedoelingen van den auteur. Zy' verzoeken daarom allen, die in het bezit zy'n van tot dusver onuitge geven brieven, gedichten of andere hand schriften van Fritz Reuter of diens naaste omgeving, of die teekeningen of persoonlijke herinneringen van hem bewaard hebben, daar van mededeeling te doen aan Prof. Dr. K. Th. Gaedertz, koninklijk bibliothecaris te Berly'n, die met toestemming van de familie van deze bydragen zal gebruik maken voor het derde deel van zy'n werk -»Aus Fritz Reuters jungen und alten Tageri". IIIIMIIIIHItllllllllllllllllllllllll BOEKAANKONDIGING. Een deugdelyk voorstel. Waarom nog dralen? Dringende eisch en ernstige wenk, een hoogst belang van half ons volk gewijd, door DR. ANT. BOON. C. Schmidt, Delfzijl, 1897. Wat den vorm betreft: een zonderling boek. Noch slordig, noch net. Eenvoudig, gemakkelijk te lezen. Afwisselend: novellistisch, maar dan laag bij den grond, en kalm betoogend, in den grondtoon gemoedelijk. Doorloopend gekruid met een niet onaardige opmerking, een tot weemoed of vroolijkheid stemmende herinnering; zonder ooit iemand te kwetsen, hetzij levenden of dooden, wat wonderlijke dingen uit het rijk der zeden en gewoonten, overleggingen en meeningen ter sprake mochten komen. Altoos goedig, steeds opgewekt; in dicht en ondicht beide, het kreupelrijm niet buitengesloten, goedmoed voort schrijdende op den eenmaal ingeslagen weg, niet bang om zich twee-, driemaal te herhalen. Zoo kout en zingt, zoo pleit en neuriet deze schrijver, hoe ook afdwalend nu en dan naar wat ter zake niet of weinig dient, toch telkens weer slaande op het aambeeld, het eene en groote, waarom het. hem te doen is en waarom wij zijn papieren kind in veler, veler handen wenschen. De inhoud, ik bedoel de kern van dit geschrift, de stelling daar verdedigd, is belangrijk, der ernstige overweging en bespreking waardig van allen die een oog hebben, zij het al geen hart, voor den invloed, de beteekenis der Nederlandsen Hervormde Kerk op en in het leven onzer natie. Meer nog van wie aan deze, door den loop der dingen hem als 't ware afgeperste belangstelling, een andere, laat mij zeggen een hoogere paren, geboren uit erkentelijkheid, uit liefde voor die Kerk, om wat zij was en is zoowel voor het persoonlijk godsdienstig en steeds innig daarmee samenhangend huiselijk en maatschappelijk leven, als dat des volks in ruimen zin, waartoe voor 't minst bijkans de helft onzer landgenooten mag worden gerekend. Wat Dr. Boon wenscht is kort en goed dat de Nederl. Hervormde Kerk voortaan van haar leden verge een bescheiden jaarlijksche bijdrage van ? 0.50, /l of zooveel men zelf zal gelieven te bepalen, ten bate van een algemeene Kerkelijke kas. Die kerk heeft, hoe zonderling op levensgenot? Hoe droevig was haar kinds heid, haar geheele jeugd geweest, schier door geen zonnestraaltje verhelderd! Zou dat reeds plichtverzaking zijn, wanneer zij zich een enkelen keer aan een geenszins ongeoorloofd genoegen overgaf? Ach, zaligheid moest het zijn, in Eberhard's armen te dansen, aan zijn borst te rusten. Wat had hij alles zorgvuldig vooruit beredderd! Roodkapje! Ja, dat lachte haar toe, dat moest keurig staan, het korte rokje en het zwart fluweelen lijfje met den rooden doek! Zou hij wel aan het mandje gedacht hebben? Nu, dat zal zij zoo aanstonds wel zien eerst nog even naar binnen bij de barones, op de teenen de laatste toebereidselen maken voor den nacht, de lamp nog een tikje neer draaien. Rustig ademt de slapende, zij glimlacht, zeker droomt zij van haar eenigen zoon, haar oogappel, dien zij afgodisch lief heeft, wiens schitterende toekomst, wiens levensgeluk haar eenige zorg uitmaken. Zachtjes verlaat Hanna het ziekenvertrek. Er is nauwelijks een half uur verloopen sinds hij heenging, het is nog veel te vroeg, een poosje kan zij nog rusten. Zij zet zich in den leuningstoel. Wat is het stil! Het zachte tikken der pendule is het eenige geluid; de sterke geur van medicijnen en bloemen werkt bijna verdoovend ach! wat doet de rust haar goed! Een weldadig mat gevoel houdt haar leden geboeid. Zij denkt aan zijn innige, betooverende woor den, den vurigen handkus, zijn hoopvollen blik bij het afscheid nemen. Wat zou het hem het klinke, niets van dien aard. Zij collecteert, zij bedelt, en schept of houdt in stand, op deze eu op deze wijze alleen, wat zij haar synodale fondsen noemt, te onbeduidend dat dat daaruit ook maar ten deele zou kunnen worden voldaan aan redelijke eischen tot het ondersteunen van behoeftige gemeenten, de verbetering van trak tementen, de verzorging van ouden en zwakken die hun leven wijdden aan haar dienst, en wat zij verder zou willen en behooren te doen. Wat nu kerkelijke kas heet, ia de opbrengst van wat de gemeenten, uit haar fondsen, niet de leden dier gemeenten, verplicht zijn te betalen voor het bestuur der kerk, wij zouden kunnen zeggen : voor reis- en verblijfkosten van de leden der hoogere kerkbesturen. Voor al het andere dat ligt op den weg der Kerk, moet worden gecol lecteerd, gebedeld. Zij heeft geen kapitaal, geen jaarlijksch inkomen, bestaande uit de vaste bijdragen harer leden. Zij ontvangt geen giften groot of klein, gelijk de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de Protestantenbond en elke andere Vereeniging, onverschillig wat haar aard en strekking zij. Een en ander is een gevolg van den ouden toestand, het voormalig leunen op den Staat, welks Kerk zij was. Maar nu die staatskerk, al sedert honderd jaren, niet meer is, moet de uit haar voortgekomen Nederlandsch Hervormde zich in geldelijk opzicht inrichten gelijk elk genootschap, d. i. zóó dat zij in staat zij uit eigen middelen te beschikken over wat zij noodig heeft, ter aanvulling van hetgeen haar of haar dienaren toevloeit uit 's lands schatkist of van elders, krachtens oude rechten of als recht erkende zeden. Zij kan zich op den duur niet handhaven, noch behoorlijk haar omvangrijke taak vervullen, indien zij niet heeft een eigen, weivoorziene en goed onderhouden kas. Daar voor behooren alle leden, voor zoover zij niet volstrekt onvermogend zijn, jaarlijks bij te dragen. Men kan dien eisch slechts buitensporig of onredelijk, in strijd met den aard eener Kerk als godsdienstige vereeniging achten, krachtens ongewoonte. Zoodra men er ernstig over nadenkt, moet men toegeven: daar is niet n reden waarom men als lid van allerlei vereenigingen. bijbel- en zendelinggenootschap, sociëteit en voetbal-, wielrijders- en cricketclub, schoolhoud en volksleeszaal, een grootere of kleinere, jaar lijks terugkeerende bijdrage zou betalen en niets, hoegenaamd niets als lid eener Kerk, waarvan men nochtans wenscht en verlangt dat zij in vele nooden en behoeften zal -voorzien. Dr. Boon heeft, naar het mij voorkomt, zijn hoofdstelling voldoende toegelicht en zoowel de noodzakelijkheid als de wenschelijkheid der op richting eener kerkelijke kas voor de Neder. landsche Hervormden bewezen. Hoe worde hem daarom vergeven, dat hij een enkele maal over drijft, of iets zegt dat minder juist is. B.v. dat de Theologie aan de Amsterdamsche Universiteit alleen vertegenwoordigd is door een Roomsch Katholiek; dat de Ned. Herv. Kerk belang zou hebben gehad bij het behoud van kerkelijke hoogleeraren, vanwege die Kerk aangesteld bij de genoemde Gemeente-Universiteit, opdat haar godgeleerd onderwijs bloeie; dat de Kerk ge roepen zou zijn, een wegens dronkenschap ont slagen predikant, een negentigjarige predikants dochter, den vijftigjarigen dooven of lammen predikantszoon, en andere hulpbehoevende be trekkingen of nazaten harer voormalige dienaren behoorlijk te onderhouden. Hij moge hier en elders hebben verward wat niet verward moest worden; de zorg voor het stoffelijk onderhoud der Kerk, met inbegrip van wie zich, geheel of ten deele, in haar dienst hebben gesteld, en liefdevolle verpleging van zedelijk ongelukkigen en lichamelijk zwakken. Hij moge nu en dau hebben verzuimd op te merken, wat wel even gezegd kon zijn, b.v. dat predikantsdochters, zoo goed als andere dames met en zonder mid delen, zich voor eenigen nuttigen werkkring behooren te bekwamen; dat onder veler vrees voor dominocratie in zake het beheer van kerke lijke goederen en fondsen' een goed deel schuilt van den ouden heerschzuchtigen geest der politieken tegenover de kerkelijken, aan wie eerstgenoemden gaarne het werk wil.en overlaten, indien zij maar de koorden der beurs in handen mogen houden; dat een niet denkbeeldig, ofschoou door Dr. Boon niet aangeroerd bezwaar tegen de voorgestelde algemeene kerkelijke be lasting is gelegen in de omstandigheid dat tegenwoordig zelfs aanzienlijke minderheden worden genoodzaakt geheel uit eigen middelen te voorzien in hun godsdienstige behoeften, en tijdelijk niets hebben aan hun lid zijn van de Ned. Herv. Kerk; en nog zoo een en ander. Dit alles neemt echter niet weg: het geheel is overtuigend. Het voorstel-Boon verdient te worden aangenomen, hoe eer hoe beter, in het belang der Kerk, d. i. van al haar leden en van de schoone taak die op haar schouders rust. Leiden, 28 Maart '98. W. C. VAN MANEN. (Tengevolge van een misverstand is dit voor ons blad bestemde artikel eerst opgenomen in De Hervorming. RED.) Uit oud-Batavia. De Portugeesche Buitenkerk, door dr. F. DE HAAN, uitgege ven ten bate van een Fonds tot het pleizier doen, als zij kwam! Als in een visioen hoort zij zijn stem haar stamelend bedanken en ruischt muziek haar in 't oor... en nu is het ook hoog tijd om zich gereed te maken; nu kan zij getroost haar post verlaten en met haar hoed en mantel beneden naar de portiersvrouw gaan. De vrouw knikt haar toe en glimlacht, o, zij kan overal mee terecht, zij is in vroeger jaren kamenier bij de barones geweest. Wat drijft zij haar tot spoed aan. Het losgemaakte haar golft om haar schouders, nu de kleederen, alles in orde, het rokje, het lijf, het mandje, de roode doek. De vrouw slaat de handen in een. //Zulk goddelijk haar! wat een zonde om het zóó in elkaar te draaien l" Hanna ziet en hoort alles als door een sluier, het schijnt haar alsof het rijtuig zoo door de lucht naar den overkant vliegt, totdat hij "haar omvat, dankbaar, hartstochtelijk en de zaal binnen voert, welker pracht haar verblindt. Zij kan in dien schitterenden chaos niets onderscheiden, het nooit gedroomde overwel digt haar; zij weet niet wat die gemaskerde, elegante figuren voorstellen; zij weet niet wat hij, die haar aan zijn arm door het gewoel leidt, beduidt; zij hoort slechts zijn stem, die haar zoo zonderling klinkt, zij ziet hem slechts in de vonkelende oogen, die achter het masker glinsteren. Viool en fluitspel ruischt om haar heen, zij ademt een bedwelmende lucht in, zoet, ijskoud, parelend vocht glijdt door haar dorstige keel, zet haar kalm bloed in laaiende gloed; aldoor vuriger worden woord en blik van haar begeleider, aldoor verlangender diens kussen in het goudblonde baar op den blanken hals, en eensklaps, geheel met hem alleen, willoos door hem voortgetrokken, onder zijn dreigende, begeeIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIMHIIII restaureeren dier kerk. Haarlem, de Erven F. Bohn, Batavia G. Kolff & Co, 1898. Druk van Joh Enschedéen Zonen. Een aardig boekske en voor de kennis van het kerkelyk leven van oud-Batavia in de da gen der Edele Compagnie ook belangrijk. De geschiedenis van de Portugeesche buitenkerk aldus genoemd omdat ze ten behoeve van de Portugeesch sprekende «swarte borgeren of Mardykers" buiten de wallen was gesticht staat met dat leven in nauw verband en spreidt daarover een eigenaardig licht. De auteur heeft zich groote moeite gegeven, om uit oude resosuliën, registers en aanteekeningen haar fata op te delven en hy verhaalt die in zoo zui veren sty'l, zoo boeiend, geestig hier en daar, dat zich zyn geschrift, wat zeker niet van alle dergely'ke historische schetsen gezegd worden kan, met genoegen lezen laat. Terecht geeft hij de bronnen, waaruit hy putte, niet telkens aan den voet der bladzijden, maar achteraan byeeugevoegd, op. Curieuse bijzonderheden vermeldt hy ons, die het karakter en bedrijf onzer vaderen in de 17e en 18e eeuw, spe ciaal hun manier van bekeering der inlanders en ook hun kleingeestig getwist nu en dan, maar tevens stout ondernemen en wagen, tee kenen. De regeering schonk aan ieder »Indiaens persoon", die zich liet doopen, eene geldelyke belooning en nog vele andere stoffelijke voor rechten, hetgeen wel animeerde. Dezelfde Goeverneur-Generaal en Raden, die eene expeditie tegen de Fransche nederzettingen in VoorIndiëuitrustten, de stad Poudichery verover den en den Goeverneur zonder eenig diplo matiek vertoog eenvoudig als gevangene naar Batavia meenamen, konden in volle vergade ring kibbelen over de verdeeling van het vaatje wy'n, dat de Heeren Bewindhebberen, hunne »goede vrienden", alle jaren overzonden. Naïef waren die mannen, maar als het er op aan kwam doortastend; ze hielden dan niet van praatjes maar maakte korte metten. Lezens waard is de beschrij vin g van de begrafenis van een G.-G. in ruste ten jare 1728. wiens ly'k o. a. gevolgd werd door maar even 16 dominé's. En er zouden (zoo bloeide toen het Hervormd Christendom !) nog meer aan de uitvaart heb ben deelgenomen, indien niet enkele in het ongezonde stedeke Batavia ziek te bed hadden gelegen. Maar lezenswaard is het geheele boekske. Men zou het koopen al ware het alleen om de keurige typografische uitvoering met de drie afbeeldingen van het uit- en inwendige der kerk, alles in den stijl van oud-Batavia, of wat hetzelfde is oud-Holland. En wie het zich aanschaft mogen vele Indiërs en ook niet-Indiërs hier te lande dat doen! hij draagt bovendien iets bij voor de restauratie van het eerwaardig gebouw, daar het ten bate van het fonds daarvoor is uitgegeven. IIMIIIIIIIIIIIIimilMtllllllllllHffllllllllllllHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII rige blikken, zijn brandenden adem, overvalt haar een onbeschrijfelijke angst. //Weg dat masker!" gilt zij. /,Doe af!" Hoonlachend rukt hij het af; ongemaskerd staat hij voor haar, er is niets meuschelijks in zijn gelaat. De wolf! de wolf!" kreunt zij. Help! Help !" Hij klemt haar aan zijn borst, om den angst kreet te onderdrukken, toomelooze wellust gloeit in zijn oogen, heel haar maagdelijk gevoel komt er tegen in opstand. Is er dan niemand, niemand die haar redt ? Help! Help!" klinkt het met verstikte stem van haar bleeke lippen. //De wolf, de wolf!" Reeds voelt zij zich verloren; daar dringt plot seling als van uit de verte een zacht roepen en klokgelui tot haar door; het is als hoort zij haar naam: Hanna, zuster Hanna!" Waar is zij, wat is er met haar gebeurd ? Verdwenen zijn de visioenen; zij voelt de heete kussen van het roofdier niet meer, zij ziet de schitterende zaal niet langer, hoort geen betoo verende muziek ; zij draagt geen maskeradepak, geen los golvend haar, 't is stil rondom, doodstil. Daar klinkt de bekende slag der pendule: twaalf slagen. //Ah!" Een diepe zucht van ver lichting. Als van een drukkenden last bevrijd herademt zij. Gedroomd, gelukkig maar gedroomd. God zij dank. O ! het was ontzettend !" *?* Zij staat uit den leunstoel op en laat den blik langs zich heen glijden lief kozend strijkt zij de plooien van het grauwe ambtskleed daar weer dat geschel, weer die roep: //Zuster Hanna!" Zij ijlt naar het bed der barones ... Ben je NIEUWE UITGAVEN.] Taco H. de Beer, met portret en afbeelding. Feuilleton. De Pionier, maandblad voor geheel-onthou ding No. 7. Chemisch onderzoek van dranke» door Dr. Van Hamel Roos en Harmens. Vooruit! door L. F. G. Invloed van de» alcohol op de maag, door Dr. Joh. D. Vos. Voor wie het begrijgen, door L. v. M. Koit» mededeelingen. Van allerlei aard. Kermispropaganda. Ingezonden. Een woordj» aan de jongelieden, enz. Weekblad Insulinde. No. 14. Prof. Viaz over Nieuw-Guinea, door F. S. A. de Cleref. Sport in Indië. Fondsen ten behoeve van militaire, door K. H. O. van Bennekom. Afgemaakte dwangarbeiders. De inborst van den Javaan. De controleursbetrekking. Praeventieve hechtenis. Officiers-pen sioenen. Waarom een Oost-Indische kiesvereeniging? . De Adat en de vrouw in de Preanger. Woord en Beeld. April 1898. Honderd jaien terug, door G. B. Hooy'er. In Noord-Holland. Begy'nhoven en Begijntjes te Gent. Sympathie door W. G. Van Nouhuy's. Prof. Dr. B. J. Stokvis. Schets van H. W. Mesdag. Klavierstukje, muziek van Kor Kuiler. Wetenschappelijke Bladen. Vierde aflevering. April 1898. Het hoofdwerk van Theodor Mommsen. Christelijke denkbeelden van een heidensch wijsgeer. Machiavelli. De Röntgenstralen en hunne toepassingen in de practyk van het leven. Hermann von Helmholtz. Een hoofdstuk uit Mevr. James Darmesteter's Leven van Renan. De toe nemende levensduur van den mensch. Vlaamsche letterkunde. n nu l min nu riiiiiiiinuiiiHi c/Uclamw. 40 cents p'er regel. HMIIIIIIimillllllMIIIMMIIIIIimillllllMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIII Bij de uitgevers Bührmann en Roothaan te Amsterdam is een Brahms-Album in drie deelen verschenen. De beide eerste deelen bevatten kleinere compositiën voor piano (Capriccio's, Intermezzo's, Rhapsodieën enz); het derde is eene bloemlezing van de meest bekende liederen voor zang met pianobegeleiding. Catalogus der Uitgaven van S. L. VAN LOOY. Die Friedensunterliandlungen zwischen Spanien und den Niederlanden in den Jahren 1632 und 1633 von Dr. M. G. DE BOER, Groningen, P. Noordhoff. De Vrije Socialist. Verschynt Woensdags en Zaterdags, redakteur F. DOMELA NIEUWENHÜIS. Het Kronings A B C. Haarlem, De Erven Loosjes. Plantenschat. Inleiding tot de kennis der Flora van Nederland, door F. J. VAN UILDKIKS en Dr. VITUS BBUINSMA. Met 150 gekleurde platen. Groningen, P. Noordhoff. Vraagstukken der zielkunde. De Mensch als zinnelijk Wezen., door Is. VOGELS S. J. Professor der Wijsbegeerte te Oudenbosch. Amsterdam, C. L. van Langenhuysen. Wetenschappelijk Studenten Maandblad. Prijs per jaargang ? 3.?. Afzonderlijke exemplaren f 0.30. Ie Jaargang. Utrecht, P. den Boer. Tijdschrift ran het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde te Amsterdam. 6e jaargang, 2e aflevering. Amsterdam, G. Theod. Bom en Zoon. Waarom Grieksch? door Dr. A. H. G. P. VAN BEN Es. Groningen, J. B. Wolters. Inhoud van Tijdschriften. Kigen Haard. No. 15. Tweeërlei Spiegelbeeld, door M. de Vries, III. (slot). Haarlemsche Hofjes, door J°de Vries, met afbeeldingen naar teekeningen van J. G. Veldheer en W. O. J. Nieuwenkamp, IL (slot). Het tand heelkundig Instituut der Rijks-Universiteit te Utrecht, door Dr. C. van der Hoeven, met afbeeldingen. Hollandsche regenten uit de zeventiende eeuw, door G. H. Betz, I. Hoffmann von Fallersleben. 1798?1898, door iitiiiiiiiiiiiiiiimmniiiiiiiiiiMiiiiiii daar eindelijk, zuster ... och, toe, geef me je hand ... ik beu zoo geschrokkeu ... heb je niet pas geleden een schreeuw gehoord . .. een akelig onderdrukte schreeuw, angstig en toen een klagend kreunen ?" Het valt zuster Hanna niet moeilijk de zieke gerust te stellen, moeielijker is haar eigen zelf verwijt tot zwijgen te brengen. Het verdere van dien nacht wijkt zij niet van het bed der barones. Mat glanst de winterzon door de neergelaten gordijnen. Het is voormiddag, het uur waarop de zieke haar ontbijt gebruikt. Nu zal hij gauw komen", fluistert zij en kijkt telkens weer op de klok. En hij komt, nog vroeger dan anders; hij buigt zich over de hand zijner moeder en vraagt als gewoonlijk, hoe het haar na gaat. Bleek, verstoord ziet hij er uit, de fletsehe oogen glijden zoekend door het ruime vertrek. Zoo alleen !" vraagt hij. De zuster is even naar de keuken gegaan, om bouillon te maken. Zij heeft me een nieuw versterkend middel aangeraden, moet je weten, vleeschpepton, ja die schijnt goed op de hoogte te zijn!" Hij verbijt zijn ergenis. Wat een idee, van mama, om zoo plotseling de zorgzaamheid van een gewone verpleegster te roemen alsof dat niet haar plicht was. Moet dat klaarmaken van een kop bouillon zóó lang duren ... zoo lang laat men een patiënte toch niet wachten; dat was toch anders Hanna's gewoonte niet! Hij trommelt ongeduldig op het tafeltje dat voor het bed staat. De barones vraagt hem iets; hij geeft een verstrooid antwoord. Ze is bang om binnen te komen." prevelt TRADE MARK. MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is yerkrggbaar bg alle soliede Wflnhandelaars en bg de representanten KOOPMANS «& BRUINIER, te Amsterdam. Prijzenanaf/2.5ö])er!lescL MEIJROOS & KALSHOVEN, A r nhe m. Piano-, Orgel- en Mnziekhandel. Ruime keuze in Hnnrpiano's. t VERLOVINGen HUWELIJKS-COMMUNICATIËN, INVITATIËN, enz. Programmas, Menus en Tafelkaarten. B. VAtf MAHTTGEM, Hofleverancier, SINGEL 562, AMSTERDAM. Visitekaarten, - Luxepapier. Wat wil de Brinioschool te Hilversum. Brochure over Opvoeding door J. KLEEFSTRA. Uitgave Gebrs. BINGBB, Amsterd. Prijs 35 ets. Voor belangstellende ouders gratis te bekomen bij de directie van de inrichting voor Opv. en Ond. Brinioschool" te Hilversum. voorkamerdeur. Zijn vale strakke, dreigende uithij. Daar gaat de trekken krijgen drukking. Daar schemert het grauwe kleed, daar licht reeds de witte kap ... de zuster is in het ver trek gekomen en zegt koel; Goeden morgen!" Verbazing, schrik, ontnuchtering teekent zisl» op zijn gelaat. Onthutst keert hij zich naar zijn moeder. Het is eene andere. Niet Hanna's bekoorlijke verschijning, inaar een leelijke, hoekige, oude vrouw, met strenge, bijna ascetische trekken. Sedert wanneer, mama ? ... brengt hij uit. En waarom?" «Och, dat's waar ook, je wist nergens van ... ja, 't verraste mij eerst ook!" Waarom?" herhaalt hij en ziet de nieuwe verpleegster verbolgen aan. Zij begrijpt hem onmiddellijk. Voorzichtig roert z;j aan het tafeltje de bouilloa om. Hij kan zijn opgewondenheid nauwelijks verbergen. Ik los zuster Hanna af, baron," zegt q daarna koud en onverschillig. Onze statuten veroorloven niet, dat iemand langer in ea plaats blijft, behalve bij hooge uitzondering. Zuster Hanna is van morgen vroeg naar hst moederhuis in Oost-Pruisen afgereisd." Dan reikt zij der zieke den versterkenden drank.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl