De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 17 april pagina 3

17 april 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1086 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. op den voorgrond te plaatsen tot hare eigene emancipatie. Ik dien echter b\j dit alles op den voor grond te stellen deze uitdrukkelijke verklaring nit Mme Chéliga's mond, dat het Théatre Feministe niet tot strekking heeft den strijd tegen den man aan te binden, wél echter zal het zaak der vrouwen verdedigen tegen de everheersching der mannen. Gewoonlijk, zegt zjj, spelen in de tooneelstukken, doormannen geschreven, de vrouwen nu niet juist de mooiste rol; in het Tbéatre Feministe zal de vrouw met betrekking tot den man, op de ware plaats worden gesteld. Zeer vele vrouwen hebben reeds haar hartelyke instemming betuigd met het initiatief door Mme Chéliga genomen en hebben haar een krachtigen steun toegezegd. Tot hiertoe stond z\j alleen in de direktie, administratie, enz. van het theater, want aangezien Mme Ch liga zeer geavanceerde begrippen heelt (hoe kan het ook anders?) zijn vooral in de fatsoenlyke Parijsche wereld nog te veel vrouwen bevreesd, met haar en met openlyk deel te nemen aan haar werk zich te zullen kompromitteeren. Vóór mij ligt echter een cirkulaire, door »de directie" en welke wyst op een reorganisatie. Het betreffende gedeelte er uit neem ik hier over: »De zoo ingewikkelde quaestie van het feminisme houdt [dermate de tegenwoor dige maatschappij bezig, dat onze arbeid schijnt te beantwoorden aan eene noodzake lijkheid van het oogenblik door eene vrije tribune te leveren aan de vrouwen, waar hare aspiratien zich kunnen doen gelden. De be tuigingen van sympathie die ons van alle zyden zijn geworden, hebben het ons vol doende bewezen. Mme Marie Laurent heeft welwillend haar uitstekende hulp aan het théatre verleend door de directie te aan vaarden over het tooneel. Mme Marya Chéliga, de stichteresse van het werk, blyft directrice. Mme Bauchézal zich voortaan belasten met de administratie, M. Achille Steens is belast de relaties in de pers. Intusschen hoorde ik uit den mond van Mme Chéliga zelve, dat de regeling nog alles behalve in orde is. De volgende voorstelling van het Theater Feministe zal plaats hebben in de maand April e. k. de datum is nog niet vastgesteld. Men zal doen spelen tHors la loi" ou »la loi d'honneur" een tooneelstuk in 3 acten van Mme Tony d'Ulmès, waarin wordt geprotesteerd tegen het vooroordeel der zoogenaamde »eer" waardoor aan mannen wordt veroorloofd, byvoorbeeld den minnaar hunner zusters te dooden, maar door welke hun niet belet wordt de minnaars te wezen van de zusters hunner vrienden. Ook een echt Parijsch stuk ! Laat ik hieronder tot een goed overzicht het volledige programma geven van het Théatre Feministe InteTnational voor het seizoen 1897-98. Le Pêre Coupable par Maria Deraisme. La Revanche de la Femme par Camille Lemonnier, speciaal geschreven voor het Théatre Feministe). Sylvia par Minna Cant (een bekend Finsch auteur). Autour d'un concours comédie en 4 actes par Mme Gulia Dapino-Salvestri. Les Bonnes Bétes, comédie par Mme Pauline Tys. Hors la Loi (eene voorloopige titel) drama en 3 actes, par Mme Tony d'Ulmès. Lïbre, pièce en 2 actes de Mme Herter Bymond. La Jeunesse de la Clairon, un acte par G. Hourigot. L'amoureuse Aventure, poème lyrique, musique de Mme Marie Mérina, paroles de M. Emile Michelet. C'est la Vie! comédie de Mme Andrée i'Albert. A bon Chat bon Bat! par Mme Maria Deraisme. Ik zou nog een overzicht kunnen geven van het oordeel door de hoofdorganen der Fransche pers over het Théatre Feministe geveld. Het oordeel van Henri Fonquier in de Figaro, Félix Duquesnel in de Gaulois, Georges Montorgueil in den Eclair, Emmanuel Arène in den Matin, Emile Faquet in het Journal iitniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii cF&uiilzïon. m»niiiiiitniuiiiiiiiiinuuiuiin»»nnini»»i»umiii>uiiitiuttiiiinn>i De tee van Cyril Harjolm DOOK JEROME K. JEROME. Tusschen een een-en.twintïsjarigen onder meester en een achterlijken kostschooljongen van vijftien gaapt een onoverkomelijke klove. Tusscheu een hard werkend journalist van eent-n-dertig en een medicinae doctor van vijf-entwintig, met een glansrijken studietijd achter zich en een zér veel belovende carrière voor zich, is een innige vriendschap bestaanbaar. Mijn eerste kennismaking met Cyril Harjohu geschiedde door den WelEd. Gestr. Charles Fauerberg. (/Onze nieuwe huisgenoot," aldus de instituteur, in de gepaste schoolmeestershouding, de hand op den schouder van den nieuwen leer ling, //onze nieuwe huisgenoot heeft een beetje te lang in de wei geloopen, maar als ik mij niet bedrieg, mogen wij wel iets van hem ver wachten in de toekomst, mogen wij zelfs vél van hem verwachten. Voorloopig zal ik hem onder mijne leiding nemen met zijn studies behoeft u u niet te bemoeien. Hij zal bij Milling slapen, in zaal II." De knaap raakte langzamerhand aan mij ge hecht; en ik geloof ik hoop het althans dat ik zijn verblijf op Vrede-Oord minder on aangenaam maakte dan het anders geweest zou. zijn. De methode van den WelEd. Gestrengen Fauerberg met achterlijke leerlingen kwam vrij wel overeen met die welke men volgt bij het ganzen mesten: hij sloot ze op en stopte ze vol. Den ganzenboer moge dit procédévoordeel aanbrengen, voorde gans is het minder verkieslijk. De jonge Harjohn en ik verlieten VredeOord te gelijk; hij ging naar Brasenose, ik naar Bloomsbury. Nooit dit stond zoo vast als een paal boven water kwam hij in Londen, of hij zocht mij op; dan aten we in een restau rant in Soho, een dier onaanzienlijke eet huizen, waar 't altijd naar knoflook ruikt, en zaten daarna, bij een flesch goedkoopen wijn, eindeloos te babbelen over onze toekomst. Later, toen hij in 't Guy's hospitaal werkte, nam ik andere kamers, vlak bij de zijne, in Staple Inn. Dat waren heerlijke dagen! Van de kinderjaren wordt altijd veel te veel moois gezegd, die des Débats, Catalle Mendès in Le Journal, Cb. Formentin in de Presse, Henri Duvernois in den Soleil. Ik zal het niet doen. Wie omtrent het «Théatre Feministe International" verdere inlichtingen wenscht kan zich daartoe wenden tot Mme Chéliga zelve, welke ik ben er zeker van bereidwillig alle gegevens zal verstrekken, die haar ten dienste staan. Zy beschouwt toch hare zaak als een inter nationale en houdt zich overtuigd, dat het werk in Frankrijk ondernomen, ook in andere landen met belangstelling zal worden gevolgd om ze mogelijk later tot navolging te strekken. De salon van Mme Chéliga (51 Avenue des Ternes) is op dit oogenblik een ontmoetings punt voor mannen en vrouwen van de meest uiteenloopende politieke richting en maatschappelyke stelling. Eiken Zaterdagavond vindt men er een gezelligen kring, waarin groepjes journalisten dames voorstandsters der vrouwenemancipatie, schilders enz. met elkander kouten over kunst, litteratuur, socialisme, over de brandende vragen den dag. Madame Chéliga heeft daarbij uitmuntend slag om met de verschillende clubjes, nu en dan gevormd, zich te onderhouden. Laat ik er nog aan toevoegen, dat de Nederlandsche beweging voor vrouwenrechten op den voorgrond treden, in dezen kring ook eenigermate bekend zijn. Dat hebben de inter nationale congressen gedaan. Mad. »Sjok-Ha-vèr" en Mad. »Druck-èr" waren byvoorbeeld bekend aan Mme Chéliga zelve, evenals aan Mme Sachs, een journaliste uit Stockholm, correspondente te Paris voor een paar Zweedsche dagbladen, welke ik in den kring aantrof. Parys. SIEGFKIED. A, L. J. Lanöré, t Jaren lang heeft hy zich genoemd Aquarius en toch was hij zoo trotse h op zyn familienaam, als een degelyk Hollander van goeden huize dat maar zijn kan, want ofschoon behoorende tot de nakomelingen van een der vele emigran ten, welke zich binnen onze landpalen hebben gevestigd, was hy niet alleen tot in zyn hart goed hollandsch, maar ook heeft hij kunnen gelden heel zijn leven lang als een hollander, voor wien eerlijkheid, trouw en plichtsbetrachting het hoogste goed zijn. Van hem kan gezegd worden, dat hij was een man om huizen op te bouwen ; zyn woord was zyn woord, zijn belofte eene verzekering. Een der veel belovende leerlingen van IIMIIIIMmlIIIIIIMIIIIIllllllllMIIIIIIIIIIIIMIIIHIIIIItlllllMIHIIIIIIIIIflIIIIIIII brengen vrij wat meer verdriet aan dan ple zier! Ik wil mijn jongensjaren niet terug heb ben al kon ik ze cadeau krijgen; maar heel mijn verder leven zou ik willen geven als ik die periode nog eens doormaken kon. Iu Cyril's oogen was ik de man, die het leven en de wereld kende; hij zag tot mij op '' om wijsheid, die hij, vrees ik, niet altijd kreeg?? terwijl hij mij van zijn enthousiasme meedeelde en ik van hém leerde hoe rijk een mensch is, die idealen heeft. Dikwijls was 't me, wanneer we zaten te praten, alsof hij licht uitstraalde, dat zijn hoofd omlijstte met een stralenkrans, gelijk dat van een heilige op een schilderij. De natuur had verkeerd gedaan met hem in onze negentiende eeuw te doen geboren worden, 't Is uit met haar overwinningen. Haar leger van heroën, van enkelen wier roem bezongen is, van velen die vergeten zijn, is ontbonden. De langdurige vrede, door hun bloed en lijden verkregen, heerscht door heel het land. Zij had Cyril Harjohn gekneed tot een harer soldaten. Hij zou een martelaar geweest zijn iu de dagen, toen te denkeu leidde naar het schavot; een strijder voor de waarheid, toen te zeggen het geen men voor waar hield, zoo goed was als vrijwillig den dood in te gaan. In de gelederen der Beschaving een verloren ideaal hoog te hou den, hiervoor ware hij gekuipt geweest; het noodlot had hem voorbestemd tot een slavenleveu in een welgeordende kazerne. Tocii blijft er nog wel wat te doen over in de wereld, al heeft men thans te arbeiden in den wijngaard en niet op het slagveld. Een klein fortuin, maar waar hij genoeg aan had, stelde hem in staat zijn vrijheid te koopen. Voor de meesten is een vast inkomen het graf van de eerzucht; voor Cyril was het de basis van nieuwen levenslust. Vrij van de drukkende noodzakelijkheid te werken om te leven, kon hij zich nu de weelde veroorloven van te leven om te werken. Zijn vak was zijn passie; hij vatte het op, niet met de ijskoude nieuwsgie righeid van den geleerde, maar met de harts tochtelijke, idealiseerende toewijding van den student. Iets te mogen bijbrengen, om de wetenschap een eind verder te planten in de onherbergzame woestijn, die immer buiten het gebied van menschelijk weten liggen blijft, dit was zijn droom, zijn ideaal. Eens, op een zomeravond, herinner ik me, zaten we op zijn kamer, toen in een oogenblik van stilte door het open raam het kreunen van de stad tot ons doordrong, als van een kind dat uitgeput is vau vermoeidheid. Hij stond P. J. Andriessen, werd hy reeds in zyn jeugd voor den handel bestemd en was hy jaren lang eerste bediende bij een der voornaamste firma's hier ter stede. Niettemin roeide hy zich in het bijzonder tot de letteren getrokken. Ware de fortuin hem gunstig geweest, hy zou behoord hebben tot de deftige Amsterdammers, welke de schoone kunsten nog anders dienen dan met wat woorden of wat bijdragen in geld. Maar het lot beschikte anders. Zoo trad hij een vyftiental jaren geleden in de gelederen der journalistiek, nadat hij reeds als jongeling het een en ander had geschreven en onder auspiciën van de Brieder had medegewerkt aan de Amsterdamsdie Courant. Aan het Dagblad de Amsterdammer heeft hij de gelukkigste jaren gekend, 't Was o. a. in die dagen, dat hij onder den schuilnaam professor Aquarius by'na eiken Zaterdag in het Week blad het lezend publiek onthaalde op zyn «?warme kadetjes", en al moge de herdruk van die wekelijksche causerieën geen bewys zyn voor hare groote letterkundige waarde, dat zy iets meer zijn dan gewone dagbladkost, zou dat nu vergeten bundeltje van Aquarius nog op menig bladzyde kunnen aantoonen. Bescheiden en eenvoudig als hij was, heeft nochtans Landrémenigmaal genoten van den by'val, welke hem in die dagen gewerd. Er lag voor hem een stil, prettig genoegen in, zich dan al schrijvende voor te doen, als een veelpratend professor, die deze en gene eens aan de ooren trekt en goedig de waarheid onder den neus houdt, terwijl hy nu en dan heel geestig het een en ander kritiseerde, wat betrekking had op het Amsterdam, hetwelk hem zoo lief was. Bitter of scherp was hij nooit verontwaardigd kon hy wezen, ja, verontwaardigd over lafheid en lauwheid, bovenal over oneerlykheid, en zeker is hy hij nooit bitterder gestemd geweest, dan wan neer hy zag, hoe sommigen voor geld alles veil hadden. Bijna een jaar lang hebben mijne medebe stuurderen en ik met hem samengewerkt op Oud Holland nadat hij als redacteur van de Amsterdammer was afgetreden en daarna eenige jaren het Vliegend Blad voor een groot deel had geredigeerd zoo mochten wy meer van nabij zyn toewijding en plichtsbetrachting bewonderen. Menige nuttige wenk dankten wy hem, menige gelukkige gedachte waren wij hem verschuldigd; administrateur in naam stond hij ons met zyn groote belezenheid en zijn goeden smaak steeds ten dienste. Als «Mynheer Landrévan oud Holland" heeft hy zich de achting en vriendschap verworven van zoovelen, die hem eerst toen leerden kennen, en ik durf te verzekeren, dat by' alle huurders van dat deel der Tentoon stelling de naam van Landréin de aange naamste herinnering zal blijven voortleven. En toch was hy geen allemansvriend; er zyn er, die zich meerin-alen gestooten hebben aan zyn fijngevoeligheid, wy'l zy niet begrepen dat onder een eenvoudige kleedy ook een groote mate van eergevoel kan schuilen, dat ook de minder hooggeplaatste ambtenaar kam zyn een hoogstaand mensch. Zyn letterkundige nalatenschap is niet groot. In boekvorm is weinig van zyn hand ver schenen. In allerlei verspreide werken vindt men van Landréenkele jngevoelde gedichtjes; hier en daar een zangerig stukje, waarvan reeds een paar op muziek werden gezet. »De schoolrijdster" welke nog altijd gespeeld wordt is door hem vertaald. Misschien zal | onder zijne papieren nog het een en ander | worden gevonden, dat voor de pers bestemd is, misschien ook niet een veelschrijver heeft hij nooit willen zyn. Zyn grootste wensch is steeds geweest te zyn een goed mensch, welnu by zyn geopende groeve kan het naar waar heid worden getuigd: Landréis geweest een edel mensch als weinigen. 12 April '98. F. A. Buis. i op en stak de armen uit naar de donkere straten, ais zou hij al de zwoegende mannen en vrouwen aan zijn hart willen drukken en troosten, en riep: O, kon ik jullie helpen, mijn arme broeders en zusters! Neem mijn leven, o God, en ver deel het voor mij onder uwe kinderen!" Dit klinkt theatraal, nu ik 't neerschrijf, maar voor jonge mannen zijn zulke woorden niet belachelijk, zooals voor ons ouderen. Natuurlijk werd hij op zijn tijd verliefd, en op iemand van wie men 't juist verwachten zou dat ze zijn hart winnen moest. Elspeth Grant was van het type, waarnaar de wereld, meer bij instinct dan uit conventie, haar madonna's en heiligen heeft genomen. Eene vrouw te beschrijven met woorden dat gaat niet. Trouwens, haar schnouheid bestond niet in dit of dat, wat ze bezal, maar was zij zelf. Men voelde ze, zooals men de schoonheid gewaar wordt van een aanbrekenden zomerdag, die de schaduwen wegvaagt van een slapende stad; dit opteekenen, weergeven, kan men niet. Ik ontmoette haar dikwijls, en als ik met haar sprak, dan voelde ik mij ik, journalist met een inktjasje aan, trouwe bezoeker vau bier huizen, opsmjër vau kolliehuisverhalen een voorname meneer, die zich verre hield van het lage en kleine, en tot groote dingen iu staat was. Iu haar bijzijn werd het leven schoon en heerlijk, een leerschool voor ridderlijkheid, welwillendheid, eenvoud. ik heb sedert dikwijls gedacht, uu ik wat beter in de wereld heb rondgekeken, of het niet wenschelijk geweest was, dat zij iets meer aardsch gehad had, zoodat ze meer paste iu deze banale wereld. Maar toen ter tijd scheen Jt me alsof deze mijn twee vrienden voor elkaar geschapen waren. Zij wekte het beste wat in Cyril sluimerde op, en hij aanbad haar met een onverholen vereering die in een miuder hoog gestemde persoonlijkheid, aanstellerig zou geweest zijn, en die zij aanvaardde met de kalme gratie waarmede Artémis zich de hulde van Endymiou moet hebben laten welgevallen. Tot een engagement in optima forma kwam het niet. 't Was of Cyril bang was aan zijn liefde iets aardsch te geven door te denken aan een huwelijk. Voor hem was zij meer het ideaal van vrouwelijkheid dan een wezen van vleesch en bloed. Zijn liefde voor haar was godsdienst; er was niets onreins in. Had ik meer wereld- eu meufshenkennis beze ten, ik zou het eind voorzien hebben; want het Heinricli Hoffiann yon Fallerslelien. (2 April 1798?19 Januari 1874) Den 2den April jl. was het 100 jaar geleden dat de bekende Duitsche geleerde en dichter Heinrich Hoffmann het levenslicht zag te Fallersleben in Hannover. waarnaar hij ter onderscheiding van verscheidene andere Duitschers van denzelfden naam zich noemde en sedert door ieder genoemd wordt. Deze ge beurtenis heeft de Redactie van het Weekblad De Amsterdammer gemeend, dat niet onop gemerkt mocht voorbijgaan, en dit mag eene schoone gedachte worden genoemd, want Hoffmann von F. heeft voor onze vaderlandsche wetenschap, met name voor de her leving der studie onzer vroegere taal- en letterkunde eene buitengewone beteekenis. En ik acht het een voorrecht, door de Redactie uitgenoodigd te zijn om zijne verdiensten in dit opzicht in het licht te stellen. In dit op zicht, zeg ik, want het zou eene taak zijn waartoe ik mij niet bevoegd zou achten, indien men mij had verzocht een afgewerkt beeld te vormen van den veelzijdigen en werkzamen man, hem overeenkomstig zijne verdiensten en naar waarheid te schetsen als dichter en geleerde, en hem te beoordeelen in zijn karakter en zijne be trekkingen tot het staatkundig leven van zijn tijd. Ook is dit niet noodig, want wil men zich een denkbeeld vormen van zyn veelzijdige en veelomvattende werkzaamheid en zijn on rustig, in den vollen zin veelbewogen, leven, dan kan men met vrucht raadplegen het uit stekende en zaakrijke artikel van Franz Muncker in de »Allgemeine Deutsche Biographie" (12, 608 616), benevens de daar (op het einde) genoemde opstellen van Wagner en Gottschall, en over zijne verdiensten als ge leerde Rud. von Raumer, Gench. der Germ. Phüologie 585 vlgg. Ik bepaal mij alzoo in mijne beoordeeling imiliiiiiiiliiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiii roode bloed stroomde mijn vriend door de ade ren, en, helaas! Wij droomen onze gedichten, we doorleven ze Biet! Doch in die dagen zou de gedachte aan een andere vrouw mij de groot ste ongerijmdheid hebbeu geschenen. En de mogelijkheid dat die andere Géraldiue Fawlay wezen zou, had ik als een beleediging voor mijn scherpziemgheid beschouwd. Ziehier het punt in mijn verhaal waar ik tot op dezen dag geen begrip van heb. Dat hij zich tot haar aangetrokken gevoelde, dat hij niets liever deed dan haar overal te volgen, dan haar aan te staren en den blos te zien korneu en gaan op hot mooie gezichtje, dan iets te zeggen wat die donkere oogeu deed vonkelen, ja, dat was iets anders en zeer begrijpelijk, want het meisje was onweerstaan baar mooi, haar schoonheid had iets lokkeuds en tarteuds te gelijk. Maar zoodra men ophield aan haar te denken als aan een dier, dan was 't uit, dan stootte ze eer af. Soms, als ze 't om haar doel te bereiken de moeite waard vond, kon ze iets onweerstaanbaar stout bekoorlijks hebben; maar dat acteeren ging haar zel den goed af, was meestal overdreven! Ze kon er niemand mee om den tuin leiden, of hij moest wel stapelgek zijn. Cynl althans liet er zich niet door misleiden. (Jp zekeren avond, op een soiree van Bohiaiiens, waar ieder, die op de eene of andere wijs bekend was, toegang had, hadden zij ik weet niet hoe lang samen staan babbelen, toen ik ook wel eens een woordje met Cyril wis selen wou en zoo vrij was mij bij hen te voe gen. Nauwelijks echter zag ze mij aankomen, of ze ging er van door; haar antipathie tegen mij was niet veel minder dan de mijne tegen liaar, wie weet hoe gelukkig voor mij! Miss Eawley vindt twee beter gezelschap dan drie/' zei ik, haar naziend. Ik vrees dat ze jou geen sympathiek element vindt," antwoordde hij lachend. //Hou je van haar?" vroeg ik hem, op den man af. Hij hield de oogen niet van haar af, terwijl ze in de deur stond te praten met een klein mannetje met een zwarten baard, die juist aan haar voorgesteld was. Een oogeublik later gaf ze hem den arm en verdween. Toen eerst wendde Cyril zich tot mij. ,/lk vind liaar," antwoordde hij. zeer zacht sprekende, w.tt wel noodig was, »de belichaming van al wat slecht is iu de vrouw. In den ouden tijd zou ze een Cleopatra geweest zijn, een Théodora, een Délila. Nu, nu ze dit niet wezen kan, is ze de mooie vrouw die, coüte que der werkzaamheid van den buitengewonen man, die, van plan om classieke oudheidkunde te studeeren, door niemand minder dan Jacob Grimm voor de studie der germaansche talen en letterkunde gewonnen werd, tot dat gedeelte, hetwelk rechtstreeks op ons vaderland betrek king heeft. De voornaamste bron, waaruit wy ook voor dit onderdeel van zyn onvermoeiden arbeid kunnen putten, is zyne autobiographie onder den titel »Mein Leben" in 6 lyvige 80 deelen in 1868 te Hannover verschenen. Weliswaar is de omvang van dit werk niet geevenredigd aan hetgeen men er uit leert, en beschrijft H. daarin zoo goed als uitsluitend feiten op zijne uitwendige ge schiedenis betrekking hebbende, onbeduidende zoowel als belangrijke, 3) doch in elk geval levert dat boek een welkome en kostbare bijdrage voor ieder die zich over den veelzydigen »Reisedichter" een juist en volledig oordeel wil vormen. En meestal is het boek on derhoudend en eenvou dig, hier en daar niet zonder humor, geschre ven, en krygen w|j den indruk dat het H. aan een juisten blik op de menschen niet ontbrak, doch eene diepe opvat ting van het karakter van hen, met wie hy in aanraking kwam moet men er evenmin in zoeken als diepe blikken, ge slagen in eigen gemoedsleven. In het eerste deel van deze autobiographie beschrijft hy ons uitvoerig zyne eerste reis naar ons land, en vooral zyn verblijf te Leiden (22 Juni- 6 Oct. 1821). Het is misschien niet ongepast, hem zelven voor een oogenblik het woord te geven. »Von hier (Keulen) aus wendete ich mich nach Holland, um einen Theil meiner deutschen Sprachstudien, das Niederlandische, weiter zu verfolgen. Ein gar kühner Entschlusz ! Meine ganze Baarschaft bestand nur aus 4 Louis d'or und ich war völlig unbekannt in dem theueren fremden Lande. Wie ein fahrender Schuier, mit Langem Haar, im deutschen Rocke, den Ziegenhainer in der Hand und ein leichtes Rünzelchen auf dem Rücken, ohne Pass und fast ohne Geld berschritt ich die holiandische Granze. ... Als ich mich diesen nïherte, fürchtete ich Paszunannehmlichkeiten. Ich traf gerade eine leere Hessenkarre und bat den Fuhrmann mich aufzunehmen. Er hatte nichts dawider. Ich legte mich auf den Bauch der Lange nach ins Stroh ujd fuhr gemüthlich und unbehelligt ber die Granze. Mein bisschen Hollandisch, was ich mühsam aus Büchern gelernt hatte, kam mirgut zu Statten : ich wusste mir manchen Richtweg zu erfragen und die billigste Art des reisens zu ermittlen... Ich kam in Amerongen, sah am Eingange des Dorfes ein hübsches Wirthshaus, kehrte ein and hoffte dort zu bernachten. Die Frau Wirthin erklarte mir aber auf meine freundliche Anfrage sehr unfreundlich: »das geht nicht, für Euch ist hier kein Nachtquartier !" Empört warf ich ihr für den Genever das Geld zu den Füssen und ging weiter. Ich musste nun mit einer gewöhnlichen Kneipe vorlieb nehmen. ... In Utrecht besuchte ich die Bibliothek und einige imiliiiifiiiiiiiilliiiMiiiimiiiMHiiiiiiiiii coüte, in de wereld wil schitteren, de doch ter van den ouden Fawley. Maar kom, laat ons naar huis gaan; ik ben moe." Zijn toespeling op haar afkomst was ken schetsend. Weinig menschen zouden 't in hun hoofd gekregen hebben de knappe, mooie G raldine awley in n adem te noemen met Rogue Fawley, ex-gevangene, en beunhaasmakelaar; die, al zijn hoop op zijn dochter gevestigd hebbende, wel zorgde, dat hij haar niet in den weg zat door zich ooit iu haar bijzijn te vertoonen. Maar niemand die een maal den vader gezien had, vergat ooit de bloedverwantschap, als hij met de dochter iprak. Het oudere gezicht met zijn harde, slimme, wreede uitdrukking, vond men lijn voor lijn bij de dochter terug. Het was alsof de natuur, bij wijze van een artistieke gril, zich ten taak had gesteld net aantrekkelijk schoone te scheppen uit nzelfde materiaal. Waarin lag het ver schil tusschen den grijns van den vader en den glimlach van de dochter ? De meest kundige anatomist zou. 't niet hebben kunnen zeggen. Toch was het eene afschuwelijk, terwijl voor het andere de meeste mannen heel wat gedaan zouden hebben. Cyril's antwoord op mijn vraag stelde me voor 't oogeublik gerust. Hij ontmoette het meisje dikwijls; wat heel natuurlijk was. Zij had als zangeres een goeden naam, en wij be wogen ons in zoogenaamd letterkundige en ar tistieke kringen. Evenwel dit zij tot haar eer gezegd: ze deed geenerlei poging om hem te vangen, zelfs niet om hem bijzonder te be hagen. Ja, eer scheen ze haar best te doen zicti aan hem te vertoonen van haar natuur lijke, met andere woorden, haar meest onaan gename zijde. Eens, in de comédie, zagen we haar bij 't weggaan, iu de vestibule. Ik liep een eindje achter Cyril, maar toen hij bleef stilstaan om haar aan te spreken, bracht het gedrang mij vlak achter hen. //Komt u morgen ook bij de Leightons ?" hoorde ik hem vragen met zachte stem. /Ja," klonk haar antwoord, «.u niet, hoop ik." //Waarom hoopt u dat ?" //Omdat u me verveelt; u lijkt wel gek." In gewone omstandigheden zou ik dergelijke taal voor scherts gehouden hebben, sommige vrouwen houden van zulke geestigheden. Maar aan Cyril's gezicht zag ik, dat hij heel boos werd. Ik zei niets. Hij behoefde 't niet te weten, dat ik alles gehoord had. Ik deed mijn best te gelooven, dat hij zich amuseerde, maar op mijn gemak was ik niet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl