De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 24 april pagina 3

24 april 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1087 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Dat er nu nog wel een enkele waanwijze plattelandsonderwüzer bestaat, kan de heer Blomberg beter weten dan ik, die van onderwyszaken weinig op de hoogte ben. Maar ik behoef na het vorenstaande stellig niet te verzekeren dat het toch riet in mijn brein zou opgekomen zijn om naar zulk een man het geheele onderwijzerscorps te karakteriseeren. Integendeel, ik heb steeds te veel achting en liefde voor myne eigene onderwijzers gehad en aan mijne kinderen altijd te veel eerbied ingeprent voor de mannen, die hun geheele leven aan de toekomst der jeugd wijden, om niet een diep leedgevoel te hebben, nu enkele zinsneden in mijn stukje over den heer de Groot door een onderwijzer verkeerd begrepen zijn. Slecht s ne zaak in deze correspondentie geeft m\j aanleiding tot blüdschap, nl. de verzekering van den heer Blomberg: dat hij met instemming de waard erende woorden gelezen heeft, die ik aan den heer de Groot wijdde. Daar was het mij voornamelijk om te doen! Ik wenschte dezen verdienstelijken man te schetsen, zooals hij daar gaat en ttaat, en getuigenis af te leggen van de groote achting, die hein in onze stai ten deel valt. Dat nu ook rog een zoa uitnemend bevoegde als de heer Blomberg de goede meening, die men hier omtrent de heer de Groot steeds kan hoeren en waarvan ik mij veroorloofde de tolk te zijn, komt bevestigen, kan mij natuurlijk niet anders dan aangenaam zijn. TOONLLCTjMVZiEK L'aiHée. Of het nieuwe werk van Jules Lenuatre een succes is, ook voor het publiek, valt nog niet te beslissen. In de beoordeeling van zijn werk, terwyl hij zelf scherpzinnig criticus is en veel vrienden en vijanden heeft, is altoos eenige reserve te bemerken.. En in het werk zelf, in Récoltée het minst, in Marlage liane, in L'age difficile en anderen veel meer, is vaak iets gecompliceerd?, halfslachtigs, dat onverdeeld succes uitsluit. Lemaitre is te omzichtig om heel flink te zijn, te sceptisch om genoegen te nemen met banale deugd, te zeer fin de-siècle om karakters uit n stuk te scheppen. Wanneer zijn personen op het punt z\jn, hartelyk bewonderenswaardig en bewonderd te worden, vindt hij dat toch wat bourgeois en belachelijk, en geeft hun een kleine correctie, die doet glimlachen en verkoelt. Zoo was in l'Ainée a) de stof voor een zeer sentimenteel en romanesk drama, maar hier en daar is iets of te ondeugend, of te zeer berekend of te verfijnd, dat, naar het ons wil voorkomen, aan de hartelijkheid afbreuk doet. Een tydlang wil men er mee meegaan, zooals met den Marquis de Villemer, of de stukken van AufJer; plotseling bemerkt men dat men vijftig jaar verder is, en niet zoo naief mag zijn. De heldin, «L'sinéfc", beet Lia; zij is de oudste van zes zusters, allen dochters van dominee Petermann. Mevrouw Petermann is een zwakke ziel, zy laat de meisjes zoo wat haar gang gaan ; de dominee vindt vooral dat ze alle zes moeten trouwen en zelf maar moe ten zien hoe ze dat gedaan zullen krijgen ; zoodat de eer.ige band, de eenige voorzienig heid en voorzichtigheid in het gezin, de oudste zuster Lia is. Lia is enkel zelfopoffering, en niemand heeft kunnen opmerken hoe ze het vindt, dat de drie zusters die op haar volgen, ieder een man krijgen, en allen het als van zelf sprekend beschouwen, dat er aan de oudste niet gedacht wordt. Toch vindt ze het wel eer.s hard. Vooral nu haar vierde zuster aan de beurt komt, de ergst flirtende, de dolste en lichtzinnigste van allen, en juist den jongen dominee Mikils inpakt, aan wien Lia zelf met bewondering en toegenegenheid dacht. In een niet nieuwe, maar altoos belangwekkende scène vertelt hij aan Lia, dat hij een deugdzaam heilig echtverbond wil stichten, en vraagt haar dan een goed woordje te doen bij de ijdele Norah. In het tweede bedrijf zijn al de meisjes getrouwd, behalve Lia en de jongste, Dorothée, die nog geen zeventien is. Lia is nu bijna dertig, en het klein fortuintje van de PeterEEN PORTRET YAN CABANSL, 1)0011 RObERÏC. V. MEIERS. Campbell zat met het ochtendblad in de hand in het vuur te staren. Eec half uur geleden ?was hij 't met zichzelf eens geworden den stand van zaken fliiik onder de oogeii te zien. 't \Vas zijn laatste dag; morgen zou hij zijn prettige omgeving vaarwel zeggen en aan de wereld vertellen dat hij bankroet was. 't Ging niet gemakkelijk zichzelf van zijn toestand te overtuigen: zijn jas was onberispe lijk; de sigaar, die hij tusschen de vingers hield, van geen minder soort dan hij ze gewoon ?was; zijn ontbijt even uitvoerig geweest als altijd, 't Geval was niet zonder humor! Morgen moest hij aan zijn finantieële verplichtingen voldoen; ei fin, hij zou zijn weelderige kamers verlaten netjes gehandschoend, een kachelpijp op, eu 'n schooier zijn, 't Was belachelijk. Hoevelen, dacht hij, zouden er dezen zelfden morgen wel in de City roudloopen, goed gekleed en goed behuisd, die geen cent op zak hadden ? Hij had den zijne gisteren avond geledigd. Toen hij wist dat 't voor hem gedaan was, had hij al 't klein-geld dat hij bezat aan die vrouw gegeven, die lederen avond op den hoek \au de straat stond en tegen iederen voorbijga) ger jammerde dat ze de tering had. Hij wist dat, 't een bedriegster was, maar gistoen avond voelde hij iets van bewondering voor de knapmanns is intusschen geheel versmolten, zoodat zy nu in den volsten zin des woords »filles sans dot" zijn. Toch is er een oude burge meester, gemoedelük en in goeden doen, die haar wel een geschikte vrouw voor zich zou vinden, en -Lia, in den wensch om ook eene toekomst te hebben, zou niet ongeneigd zijn, hem aan te hooren, a!s de herinnering aan haar zwager, den knappen en vereerden dominee Mikils, die nu al vijf jaar Norah's man is, haar niet terughield. Plotseling komen de Mikilsen binnenvallen; Mikils vindt dat omtrent de huwelijkstrouw van zijn vrouw de schijn tegen haar is, en Norah van haar kant, zoekt terstond raad bij Lia en vertelt haar zonder berouw dat Mikils goed geraden heeft. Na de confidenties van het tweetal echter blijkt dat Mikils nog slechter figuur maakt dan Norah; Lia ziet dan tegelijk in dat haar offer voor haar zuster's geluk nutteloos ge weest is, en dat Mikils een domme verwaande onbeduidende man is, geheel de aureool on waardig waarmede zij hem bekleedde. Zij kan dan over haar verloren jeugdillusie weenen en behoeft geen bezwaar meer te maken om burgemeester Muller te trouwen. Naarmate de meisjes Pet rmanns jonger zijn, zijn ze ook slechter; veel erger weer dan Norah is de bakvisch Dorothée. Ofschoon Muller zijn offieieele aanvraag al gedaan heeft, weet zij hem alleen te krijgen, gaat op zijn knie zitten en weet den bejaarden heer te overtuigen, in een scène, zoo kra°, dat het publiek murmureerde dat het geluk van zijn ouderdom eigenlijk in haar handen alleen be rust. Op het oogenblik dat Lia op Muller rekent heeft Dorothée haar den rijken ouden man afgesnapt. Deze teleurstellirg, ofschoon van geheel anderen aard dan vroeger, treft haar diep; zij wordt er moedeloos onder. Op eene garden party bij een zekeren heer Dursay, waar de heele familie gevraagd is, ziet zij zwagers en zusters vroolijk en jong; zij mag als oude tante de kleintjes bezig houden; nu eerst wordt zij bitter en zegt de eerste woorden van ontevredenheid. Er is weinig noodig om haar tot een onberaden stap te brengen. Hier volgt een scène die ons na al het pikante wat con ventioneel Eransch toeschijnt. Een huzaren-' luitenant, een neef van Dursay, zeer ijdel, wat oppervlakkig maar heel verleidelijk, vindt haar aardig en zegt het haar op beminnelijke offlciersmanier. Lia, getroffen, verrast, gevleid, is onvoorzichtiger dan een jong meisje zou zijn, wandelt met den jongen man door de donkere lanen en gaat zelfs mee in het paviljoen waar hij logeert. Wanneer zij eenmaal daar is, zou de luitenant het onbehoorlijk vinden als zij het paviljoen niet als zijn maitresse verliet; Lia begrypt dit en wil haastig weg. Zij smeekt, zij tracht haar onvoorzichtig meegaan te recht ? vaardigen, zij vertelt haar geschiedenis, zoo openhartig, zoo aandoenlijk, dat de hütenar.t nu eerst recht hartstochtelijk wordt. Lia worstelt, maakt misbaar, ziet haar familie larjgswandelen en roept. »IIet is dwaasheid," zegt de huzaar; »alleen wanneer u roept is er schandaal, anders niet. Zwijg en ik laat u er uit." «Alleen wanneer ik niet zwijg, recht vaardig ik mij in eigen oogen." Zij roept dus; de luitenant laat haar gaan ; en er is schandaal. Da heele familie Peter mann, met Norah, Dorothéa en de rest, is verontwaardigd over Lia's schandelijk gedrag. Men zal de streek moeten verlaten; allen zijn gecompromitteerd. Na eene rede van dominee Mikils vergeeft men haar wel met de lippen, maar toch blijft zij het zwarte schaap, de schandvlek der familie. De ontknooping behoort geheel bij deze eenigszins conventioneele gecompromitteerdheid, maar is toch ook bevredigend. De heer DurSBy, de gastheer, met wien wij nog maar weinig kennis gemaakt hebben, komt plechtstatig Lia's hand vragen, voor zijn neef den huzarenlui tenant, die »met zijne familie gesproken heeft en zijn onvoorzichtigheid wil goedmaken." De Petermann's zijn zeer tevreden en accep teeren terstond. Maar Lia weigert, zij wil niet uit plichtsgevoel getrouwd worden; zij zou niet de vrouw willen zijn van iemand die kon zeggen dat zij hem door behaagzucht had willen winnen. Wanneer zij zoo heldenmoedig is, komt de heer Dursay, de oun>, tot de beheiil waarmee ze 't zou lang had kunnen volhouden. Want was hij riet zc:f een bedrieger'r Toen hij hoorde dat //Tonawanda'' totaal mis was, nadat, hij er alles en alles wat hij in de wereld bezat in gestoken had, met het koppige voor nemen elat ze aan" zouden, zooals hij zoo menig ander fonds dat wrak stond er door geholpen har), had hij enkel even te'gen zijn makelaar geknikt, en 't, gesprek op ic.ts raiders gebracht. Maar later, toen eie man hem vro-g bij wijze van panacee mee te gaan soupeeren, maakte hij er zich van af met 'n smoesje z'n maag overladen of iets van dien aard en zorgde dat hij weg kwam. TOÏII zag hij weer dat wijf op den hoek van de straat, wie hij vertelde dat ze mei, hetgeen hij haar in de, hand stopte de tering aan den kant zetten en een nieuw leven be ginnen kou. Een nieuw leven beginnen! l't/iln t>ne i,/ée! Waarom hij ook niel ? Zou hij 't, ook niet kunnen?... Zou 't i.og de moeite waard zijn ?... Hij betwijfelde 't; hij was moe. Ku hij over alles nadacht, moest hij bekennen dat hij eigenlijk al jarenlang moe was. llij had 't niet willen weten, had zich roekeloos in allerlei speculaties gedompeld om zich als't, ware te wapenen tegeui zichzelf. Maar vanmorgen, nu hij zekerheid had dat, het kaartenhuis ingestort was, wist hij dat hij al jaren lang moe was. ,/Tii'n jtmr e/l f' T en jaar!!... Hij glimlachte, en dacht, hoe er stellig vandaag tal van mannen rondliepen in de Ci'y die tien j'iar lang moe waren en toch afleiding en opwinding zochten omdat, ze 't voor zichzelf niet, weten wildni. llij was niet zoo gek om te denken dat hij, voor zich al'een, een apart hoekje had in 't gebouw der ondervinding; hij maakte er der wi relel geen verwijt van; hij tchold niet op het lol ; maar hij dacht kentenis, dat hij niet, zooals men meende getrouwd is, dat hij altoos Lia heeft bewon derd en uit de verte liefgehad, en dat bij haar nu gaarne tot vrouw zal hebben ; zoo wordt alles geschikt. Met deze ontknooping zijn de Fransche critici zeer tevreden, en het publiek ook, naar het schijnt; ons komt het intusschen voor, dat Jules Lemaitre, die zoo verstandig is, een meer algemeen menschelijk idee erin had moeten leggen en zich niet zoo door de conventioneele schoonmoedersmoraal der tooneelwereld had moeten laten beheerschen. Wie eerst een flguur teekent als Lia, verstandig, oprecht en superieur, moest dan ook, wan neer het (dertigjarige) meisje zoo onvoor zichtig geweest is in het paviljoen te gaan met den beminnelijken huzaar, haar de kracht toekennen om tot hem en tot de familie te zeggen: «Ik ben er niet naar, om mij als een pensionnairetje van een kloosterschool gecom promitteerd te achten door zulk een schijn. Weest toch overtuigd, dat ik, de oudere van vier getrouwde zusters, wel op mijzelf passen kan; als er van schande sprake is, dan is het alleen schar delijk, aan dit bezoek zulke ver moedens te hechten." Al wat na die scène volgt, schijnt ons even onjuist en onredelijk. Dat de luitenant eerst later er toe komt om »goed te maken wat hij misdreef" en men dit iets heel verdienstelijks van hem vindt; dat de hand van mijnheer Dursay, over wien zij nooit gedacht had, zoo maar met dankbaarheid door de zelfde superieure Lia wordt aangeno men, dit alles moest niet als oplossing gegeven worden door een zoo scherpzinnig en verlicht man als Jules Lemaitre. In de zwakheid van Lia's karakter na de paviljoen-scène ligt voor ons de reden van het eenigszins onbevredigende van het stuk. v. L. lllllllllllMMMHIMII inziet in de Hoofdstad, Onder de genotvolle avonden op muzikaal gebied, die men dezen winter in Amsterdam heeft kunnen smaken, nemen de drie soirees der heeren Messchaert en Riïntgen, zekar niet de minste plaats in. Zaterdag 11. vond da laatste dezer avonden plaats. In het eerste deel had Messchaert eenige liederen gekozen van Nederlanders. Zonder ling, dat men meestal meent Nejerhinilscie componisten steeds hij elkaar te moeten hou den op een programma, 't Is alsof zij de onmiddellijke nabijheid van componisten uit andere landen, niet kunnen verdragen, 't Is alsof men hen eene kaste apart wil laten vormen. Men spreekt dan van een Nederlandsch programma, alsof dat een bepaalden stijl weergeeft. Bij liederen zou men kunnen pleiten voor eenheid in taal, aangenomen dat zij allen op Nederlandschen tekst gecomponeerd zijn; doch Zaterdag was de helft dezer lie deren aan Duitsche dichtS's oni^en-', zeodat dit argument ten minste thans geen steek houdt. Ik geloof dat men beter doet, do werken van landgenooten naast die van andere meesters te doen hooren en ze niet op een hoopje bij elkaar te houden, alsof zij zich moeten schamen voor hun bestaan. Dat dit zeker niet het geval is, bleek uit het groote succes dat hun ten deel viel. Ditmaal waren de componisten Zweers, Wagenaar, v. Milligen en Dan. de Lange vertegenwoordigd. Vooral het Ilatneilirgsche »Vor einer Genziane" van de Lange maakte, met zijn voortreffelijke declamatie en leitmotivische bewerking, een grooten indruk; niet het minst door de gloedvolle voordracht van Messchaert en de artistieke begeleiding van Röntgen. In het tweede doel zong Messchaert een paar liederen van een hier ter stede nog weinig bekend componist Ilngo Wolf. Het zou mij niet verwonderen als deze daarmede met n slag de harten onzer liederenvrienden veroverd heeft. Wolf is Weener van geboorte; hij heeft zich van zijn vroegste jeugd al gekenmerkt door groote zelfstandigheid, grenzende ain bandeloe'.sheid. Zijne liederen weerspiegelen volkomen zijn karakter. Kaast stukken van plastische schoonheid vindt men er liederen van gezochtheid en overlading (van Schwulbt, zegt men in Duitschof er van ochtei.d n man in de ('Üy zoo zwak zou zijn tien jaar la;;g een vrouw te hebben blijven liefhebben die hem onuieedoogcnd, die hem harteloos hehamU'ld i.ad; hij dacht of de zucht lot, speculeercn, of ilattarten ; van het lot, niet, enkel een bewijs was dat er iets in /at wat ,/eT uit" moest, l u 'n vroegere ei uw, i u den ti/l van onze over-ovcr-grootvadcr*, 7.011 'ioo iemand naar de u, oorlog getrok ken zijn met de 'stille voldoening dat, zijn htldeiuladeii de tronwelooze ceiiefde met berouw en wroe-gii.g aan hem zouJ' u doen denken. Een bte'je dichter bij .Ie t< geuwoorelige eeuwwas er misschien een U'erthcr-aclitigc berusting en bleef de Charioite in casu botei haminen snijden. In dev.e eiigen hoorde men niet, van ooilog; en zelfmoord, om te cequetteeren met een onge-iukkige liefde, kwam alleen nog voor bij sentimeiiteele kv ajongens. In plaats daarvan had men liet, drukke, bedrijvige leven, liet kalm beredeneeren van \v;.t een feit was, en een andere vrouw. Eene andere vrouw ! . . . Er kon geen andere j wezen na die iic, wier b:cld otiuitwischbaar | in zijn henntieruia; gegrift was ... Dit eleed hem terugktercn tot, zijn courant, dit hei leven van haar beeld voor het oog van zijnen gets', llij bracht liet blad dicht bij zijn oogen en las cp nieuw die paragraaf, waarin [ het testament vermeld stond van de echtgehoote [ van het, senaatslid, //bij haar leven eene zeer j ftvooiie vrouw, wier portret, door ('abancl geseliiklerd, eeiiigo jaren geleden in liet .Salon ? de algiineene aandacht en bewondering wekte." Natuurlijk had hij een maand geleden de iuhertentie van liaur dood i:ele/.i'i>. van de vrouw j die l,ij van kind af i:uJ gekend, ile vrouw wier ; hartilooze bejegening hem had doen afdwalen vai> het rechte pad. Neen, er waren i.u geen oorlogen meer zoodat een tclcurgcs-t Lic ridder land); maar toch, in alles wat hy gemaakt heeft, steekt iets in ! Zijne opera »Der Corregidor" moet een compositie van groote beteekenis zijn, ultra-modern bewerkt, maar zeer ge lukkig den toon van Humor treffende. In Berlijn bestaat sinds een paar jaren een Hugo Wolf-verein, waar bij voorkeur zijne muziek gecultiveerd wordt, onlangs nog door den grooten Münchener meester zanger Eugen Gura. Op het einde van het vorige jaar bereikte ons de tijding dat bij door een ongeneeselijke krankzinnigheid zou getroffen zijn. Gelukkig vernamen wij uit een later bericht dat z\jne ziekte eene gunstige wending genomen had en dat hem in Itali volkomen herstel zou ten deel vallen. De liederen, door Messchaert thans gezon gen, zijn mede van de schoonste die hij geschreven heeft. Het waren a. Anakreon's Grab, b. Auf ein altes Bild, c. Urn Mitternacht, d. Der Rattenfiinger. In het tweede troffen mij de woorden »Schau, wie das Ki.iiblein sündelos, frei spielet au f der Jungfrau Schooss !" door hunne reine, zuivere dictie. In het derde lied kon men de symphonische begeleiding bewonderen en in »der Rattenfiinger" (van Goethe) kon men waarnemen hoe goed Wolf ook den toon van »Humor" weet te treffen en ook, in zijne begeleiding, weet te typeeren. Het slot van den avond werd ingenomen door twee liederen van Wagner en twee van Sinding, reed» vroeger door Messchaert hier gezongen. Waarom werd, bij de liederen van Wagner, niet op het programma vermeld dat de tekst afkomstig is van van Mathilde von Wesendonck ? Slechts zeer zelden heeft Wagner andere verzen gecomponeerd, dan zijne eigene De naam der dichteres staat niet vermeld op het titelblad der liederen, maar het is toch niet onbekend, dat Wagner bij uitzondering die gedichten op muziek heeft gebracht van de vrouw, in wier gezin hij zoo oprechte vriend schap genoot, gedurende den tijd zijner bal lingschap in Zürich. Messchaert was uitmuntend gedisponeerd. .. en dat zegt eigenlijk alles! Hoe dikwijls heb ik er reeds op gewezen, dat bij hem de be handeling van de taal, zoo volkomen mogelijk is. Ook uit zijn mond Ilollandsch te hooren zingen is een genot. Hoe won daardoor het diep ernstige lied van Zweers en hoeveel relief verkregen daardoor de poëtische zangen van Van Milligen. Röntgen trad, buiten zijne overheerlijke bege leidingen, meer nog op den voorgrond als solist in Beethovens Es-dur Sonate : «Les Adieux ' en in zijne eigene variatiën, op een thema van den ouden Hartmann. In dit laatste werk toont hij aan, hoeveel een begaafd componist uit een eenvoudig motief maken kan. In li'eethoven's elastisch gespeelde sonate werd een wereld van phantasie voor ons open gelegd. Ket is voor ons kunstleven zeer te wenschen, dat wij beide kunstbroeders ook het volgende jaar weer zullen ontmoeten met hunne soiree». Zou het dan echter niet beter zijn daarvoor de kleine zaal te kiezen ? Een intieme kunstuiting wordt, in de niet geheel gevulde groote zaal en met het reusachtige podium, wel ietwat beroofd van hare intimiteit. Den avond te voren had de heer Raimund v. Zur Mühlen, in gemeenschap met onzen landgenoot, den heer Coenraad v. Bos een lie.lcrenavond gegeven, dien ik niet kon bijwonen, daar deze viel op den Vrijdagavond, dien ik niet ter mijner dispositie heb. Om dezelfde reden kon ik in de NederlanJsche Opera, de eerste op voering niet nijwonen van »Kas>.andra" van den heer Ilouck uit Deventer. Ik wil deze regelen niet besluiten alvorens met een paar woorden mede te deelen, dat Maandag '-'G dezer hier ter stede wordt opgevoerd het dramatische werk van Euiile von Brucken Koek »Seleneia'!. Uit een ongenoegzaam voorbereide opvoering, drie jaren geleden, is mij reeds gebleken, dat wij hier te doen hebben met een werk van den eersten rang. liet feit dat de opvoering plaats vindt on der geheel bijzondere omstandigheden de leiding in hadden van den componist en de drie personen, die het stuk spelen, vertolkt door rnej. (',. van Zanten, mevr. Tijssen l!remerkamp en de heer Jos. Tijssen, en het orchest,dat van het Concertgebouw?geeft recht te verwachten dat ons eene geheel bijzondere kurstuiting zal geboden worden; een kunst uiting, waarbij elk materieel of finantieel bejag buitengesloten is. Die dan thuis blijft, bewijst geen zin te hebben voor onze Nederlandsche dramatische kunst! ANT. AVERKAMP. zich zou kunnen wer',-eu iii den strijd, van door koene daden zich na zijn dood te wreken op een onwillige sehooue. Maar ha,l hij Ik ter gedaai,? 11,'el hij niet even naïef-kinderuchtig geliaridelit als die oude ridder? Toen de sla^ viel, tien jaar geleden, wat, had hij toen g t da-ui ? Ze had heui zijn eon_égegeven en een man Senoineu van wieii <le werekl «rooU; verwach tingen l.ad, een man, wiens wel-'prekeudiiei l scheuring s-chccn te zullen brenseu in eene politieke partij, en hem zelf op den voorgrond als Ju iiinii. 1I( t wrus altijd haar zeggen, haar ideaal geweest^ ijat ile man, met, wien zij trouwde, een jicrsiion moest zijn, die, recht door zee, zonder iutrigues of de, hulp v:.n anderen, de maatschappij een sport liooger brach1". llij had Desloten dien man te zuilen evenaren in macht, in invloed. K:i wa'.rmc.le had men in den tegenweor.ligen tijd meer macht, dan met geld '". llij nam zijn vaderlijk erfdeel en belegde het in een fonds dut geheel nieuw aan de markt kwam. llij kreeg zijn geld tienmaal terug. Dit eer?t:; slagen na wagen, werd door jaren van geluk gevolgd, tot hij zag, elat hij spoedig de hoogste golf genaderd zou zijn. lig deed opnieuw et u sprong om die golf te be reiken en zic'i te wreken op een vrouw, die hun geineen" belmideld Lad, om haar te dwingen tot de stille erkcnttnis, dat hij niet minder macht, bezat, dar. de man dien zij in zijn plaats verkozen lm'. Doch het duurde niet lang of hij werd, in zijn opwinding, door den stroom meegesleurd; hij vciloor zijn uitgangs punt uit het oog, en, ja. .. ook du vrouw. Toen las l,ij, e-eu i.iaivnd gfleuVn, de ailvertent.e van het, oveilijden der echtgenoote van het Senaatslid. Ach, de man was ten slotie i.itt mér eiuinei.t geworden elan de andere leden van den Si-naa' ; zelfs in zijn partij bcArion. Het bestuur der mannenzangvereeniging »Arion" (goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 5a April 1398) directeur de heer Joh. Soutendijk verzoekt ons mede te deelen dat de repetitiën worden gehouden Maandagsavonds ten 8 uur in de concertzaal van caf Vliedzorg, Linnaeusstraat hoek Wijttenbachstraat. Het bestuur verklaard zich volgaarne bereid de noodige inlichting te verstrekken dea Maandagsavonds bij den president J. Hulsebosch in genoemd lokaal. STcaL.LTTLR.LN PülCuri-Stndio's zevende Groeptentoonstelling. Een opwekkenden indruk maakte deze expositie stellig niet! Zij zoude dan ook best met stilzwijgen kunnen worden voorbijgegaan, ware het niet, dat er een paar hizonder gevoelige teekeningen van Edzard Koning en van Louis W. van Soest behoorden te worden gememoreerd. Wel is waar zijn beide werken »In October" en «Maneschijn" reeds van vroeger, uit den Haagschen Kunstkring, bekend, doch dergelijke gevoelige uitingen nog eens, voor een tweede maal, aandachtig te mogen bekijken, blijft tot vreugde stemmen. De teekening van E. Koning acht ik on tegenzeggelijk den zuiversten arbeid van het hier te zamengebrachte. Men gevoelt hier met welk een liefde deze begaafde teekenaar die paddestoelen heeft aan gekeken. Daardoor allén toch is het hem mogelijk geweest ze zóó weer te geven in vorrn en kleur. Fraai contrasteeren de zachte rossige wilde wijngaardblaren met het brutale eclatante scharlaken van de venéneuze zwammen, en als pen hooge noot boven alles uitblinkend, ont dekt men die wit-bepuiste roode champignon op den voorgrond. liet sobere witte eneadrement komt deze uitvoerige teekening bovendien zeer ten goede. Doch ook in »Zomer" met de paarse rhododendrons tegen het sterke geel, in de zwartkrijtteekening,, >Avond" getiteld, maar bovenal in het landschap »Ilhederoord", doet Edzard Koning zich als een kunstenaar vol sentiment kennen. Het dorpja Rheden met zijn typig kerktorenije, en schilderachtige omgeving begint hoe langer hoe meer onze artisten stof voor hunne veibeelding te geven. Men d^rike o.a. aan de gevoelige litho's van S. Moulijn en aan de sobere pastels van Wiggers. Louis W. van Soest zofcd slechts een vier tal werken. Behalve de hierboven genoemde uitmuntende «maneschijn" is er een groote »\Vinter" van zijn hand, waarin het wit van de in schaduw ?ijnde sneeuw, tegen het licht en het met donzen vacht zwaar-beladen zijn der takken, zeer juist is gegeven. Ook inde »holle weg" ligt -qua peinture ' veel voortreffelijks. Anderen en ik zijn wel eens bang geweest, dat Van Soest, zich niet meer zoude kunnen los maken van zijn goedkoop verkre gen verkoop-succes, van zijn berkenstammen in zandgrond, die door Mauve zoo heerlijk zijn geschilderd. Thans laat hij zich van een geheel nieuwe, frissche zijde zien, en die schrede dient met vreugde te worden begroet. Konijne: burg heeft een curieus doek, »herten", eenige land schappen in diens eigenaardig bruinen toon en een onbeduidend meisjesportret. Het is of de geestige teekenaar van da Spectatoriale-prenten een Loopj-3 met het publiek heeft willen nemen, en toch is in de gobelin-achtige tint, in het uitvoerige der teekening, in de expressie van de schuchtere hertenoogen zeer veel goeds te roemen. Van den jongen Roelofs acht ik een stilleven «appelen'' het beste van zijn zevental. In zijn «Magnolia's'' is wat droogt, wat kalkachtigs, dat niet het zachte van die bloemen weer geeft. In het groote stilleven met de visschen toont liij als handig aijuareliist veel te beloven. teekende hij niet meer el en een ander. Ze was hem ecu hinderlijke oprakeling geweest, van oude herii.iieriiigt n, dio annonce van haar dood, en hij had zich hals over kop in de Tonawanda's geworpi n, want hij n/outl iets //oen en... wonderlijke speling van liet, lot ! juist op de/.eu zelfden dag, uu hij 't zichzelf niet, langer ver helen kon, dat, hij //op" wa<, moest die couraut hem komen vertellen van Mabel's testament ? dat ze alles Irid nagelaten aan haar echtgenoot ! 'l U'as als wou en zou ze hem ouder den neus wrijven dat de man, voor wieu ze hém had laten loopen, numero n wezen zoa zelfs op 't terrein door liaar eerste liefje gekozen, dat van het geld. Een cynische glimlach speelde om Campbell's mond. '/e was hem ir,:>:r te slim af geweest; zelfs LU ze dood wa% liet ze hem nog gevoelen dat ze hem achtersttlde bij haar man. En dus was ze geschilderd door Cabanel ! Dat moest op haar huwelijksreis gebeurd 7,ij;i, ze was toea een poos buitenslands gewtei-t. VTaf, konden die krai.ten toch kletsen ! Zoo'u onbeduidend f t i t als het se dlderen van een portret door ecu beroem l artiest was alles wat, ze van de vrouw van een bekende politieke figuur na haar overlijden te vertellen had leu ! Maar neen, i:iet alles; ze hadden 't ouk over haar testament. .... //heel haar vermogen nagelaten aan haar ech'geuoot." Campbell zcit eensklaps recht overeind. Diepe groeven vertoonden zich in zijn gezicht ; do oogeu vielen half dicht, terwijl hij peinzen l, halfluid herhaalde : «alles aan haar man . . . Alles ?" llij doorleefde in gedachte nogmaals dien tijd, jaren geleden; hij zag- zich.-elve als eeii aa: komende jongen, de lieveling van een oom, die hem, een moederlooze knaap, na het bai kroet zijns vaders en diens daarop ge,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl