Historisch Archief 1877-1940
No. 1087
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Dat er nu nog wel een enkele waanwijze
plattelandsonderwüzer bestaat, kan de heer
Blomberg beter weten dan ik, die van
onderwyszaken weinig op de hoogte ben. Maar ik
behoef na het vorenstaande stellig niet te
verzekeren dat het toch riet in mijn brein
zou opgekomen zijn om naar zulk een man
het geheele onderwijzerscorps te karakteriseeren.
Integendeel, ik heb steeds te veel achting en
liefde voor myne eigene onderwijzers gehad
en aan mijne kinderen altijd te veel eerbied
ingeprent voor de mannen, die hun geheele
leven aan de toekomst der jeugd wijden, om
niet een diep leedgevoel te hebben, nu enkele
zinsneden in mijn stukje over den heer de Groot
door een onderwijzer verkeerd begrepen zijn.
Slecht s ne zaak in deze correspondentie geeft
m\j aanleiding tot blüdschap, nl. de verzekering
van den heer Blomberg: dat hij met instemming
de waard erende woorden gelezen heeft, die ik
aan den heer de Groot wijdde.
Daar was het mij voornamelijk om te doen!
Ik wenschte dezen verdienstelijken man te
schetsen, zooals hij daar gaat en ttaat, en
getuigenis af te leggen van de groote achting,
die hein in onze stai ten deel valt. Dat nu
ook rog een zoa uitnemend bevoegde als de
heer Blomberg de goede meening, die men
hier omtrent de heer de Groot steeds kan
hoeren en waarvan ik mij veroorloofde de tolk
te zijn, komt bevestigen, kan mij natuurlijk
niet anders dan aangenaam zijn.
TOONLLCTjMVZiEK
L'aiHée.
Of het nieuwe werk van Jules Lenuatre een
succes is, ook voor het publiek, valt nog niet
te beslissen. In de beoordeeling van zijn
werk, terwyl hij zelf scherpzinnig criticus
is en veel vrienden en vijanden heeft, is altoos
eenige reserve te bemerken.. En in het werk
zelf, in Récoltée het minst, in Marlage
liane, in L'age difficile en anderen veel meer,
is vaak iets gecompliceerd?, halfslachtigs, dat
onverdeeld succes uitsluit. Lemaitre is te
omzichtig om heel flink te zijn, te sceptisch
om genoegen te nemen met banale deugd, te
zeer fin de-siècle om karakters uit n stuk
te scheppen. Wanneer zijn personen op het
punt z\jn, hartelyk bewonderenswaardig en
bewonderd te worden, vindt hij dat toch wat
bourgeois en belachelijk, en geeft hun een
kleine correctie, die doet glimlachen en
verkoelt.
Zoo was in l'Ainée a) de stof voor een zeer
sentimenteel en romanesk drama, maar hier
en daar is iets of te ondeugend, of te zeer
berekend of te verfijnd, dat, naar het ons wil
voorkomen, aan de hartelijkheid afbreuk doet.
Een tydlang wil men er mee meegaan, zooals
met den Marquis de Villemer, of de stukken
van AufJer; plotseling bemerkt men dat men
vijftig jaar verder is, en niet zoo naief mag zijn.
De heldin, «L'sinéfc", beet Lia; zij is de
oudste van zes zusters, allen dochters van
dominee Petermann. Mevrouw Petermann is
een zwakke ziel, zy laat de meisjes zoo wat
haar gang gaan ; de dominee vindt vooral dat
ze alle zes moeten trouwen en zelf maar moe
ten zien hoe ze dat gedaan zullen krijgen ;
zoodat de eer.ige band, de eenige voorzienig
heid en voorzichtigheid in het gezin, de oudste
zuster Lia is. Lia is enkel zelfopoffering, en
niemand heeft kunnen opmerken hoe ze het
vindt, dat de drie zusters die op haar volgen,
ieder een man krijgen, en allen het als van zelf
sprekend beschouwen, dat er aan de oudste
niet gedacht wordt.
Toch vindt ze het wel eer.s hard. Vooral
nu haar vierde zuster aan de beurt komt, de
ergst flirtende, de dolste en lichtzinnigste van
allen, en juist den jongen dominee Mikils
inpakt, aan wien Lia zelf met bewondering
en toegenegenheid dacht. In een niet nieuwe,
maar altoos belangwekkende scène vertelt hij
aan Lia, dat hij een deugdzaam heilig
echtverbond wil stichten, en vraagt haar dan een
goed woordje te doen bij de ijdele Norah.
In het tweede bedrijf zijn al de meisjes
getrouwd, behalve Lia en de jongste, Dorothée,
die nog geen zeventien is. Lia is nu bijna
dertig, en het klein fortuintje van de
PeterEEN PORTRET YAN CABANSL,
1)0011
RObERÏC. V. MEIERS.
Campbell zat met het ochtendblad in de hand
in het vuur te staren. Eec half uur geleden
?was hij 't met zichzelf eens geworden den stand
van zaken fliiik onder de oogeii te zien. 't \Vas
zijn laatste dag; morgen zou hij zijn prettige
omgeving vaarwel zeggen en aan de wereld
vertellen dat hij bankroet was.
't Ging niet gemakkelijk zichzelf van zijn
toestand te overtuigen: zijn jas was onberispe
lijk; de sigaar, die hij tusschen de vingers
hield, van geen minder soort dan hij ze gewoon
?was; zijn ontbijt even uitvoerig geweest als
altijd, 't Geval was niet zonder humor! Morgen
moest hij aan zijn finantieële verplichtingen
voldoen; ei fin, hij zou zijn weelderige kamers
verlaten netjes gehandschoend, een kachelpijp
op, eu 'n schooier zijn, 't Was belachelijk.
Hoevelen, dacht hij, zouden er dezen zelfden
morgen wel in de City roudloopen, goed gekleed
en goed behuisd, die geen cent op zak hadden ?
Hij had den zijne gisteren avond geledigd.
Toen hij wist dat 't voor hem gedaan was, had
hij al 't klein-geld dat hij bezat aan die vrouw
gegeven, die lederen avond op den hoek \au
de straat stond en tegen iederen voorbijga) ger
jammerde dat ze de tering had. Hij wist dat,
't een bedriegster was, maar gistoen avond
voelde hij iets van bewondering voor de
knapmanns is intusschen geheel versmolten, zoodat
zy nu in den volsten zin des woords »filles
sans dot" zijn. Toch is er een oude burge
meester, gemoedelük en in goeden doen, die
haar wel een geschikte vrouw voor zich zou
vinden, en -Lia, in den wensch om ook eene
toekomst te hebben, zou niet ongeneigd zijn,
hem aan te hooren, a!s de herinnering aan
haar zwager, den knappen en vereerden
dominee Mikils, die nu al vijf jaar Norah's
man is, haar niet terughield. Plotseling komen
de Mikilsen binnenvallen; Mikils vindt dat
omtrent de huwelijkstrouw van zijn vrouw de
schijn tegen haar is, en Norah van haar kant,
zoekt terstond raad bij Lia en vertelt haar
zonder berouw dat Mikils goed geraden heeft.
Na de confidenties van het tweetal echter
blijkt dat Mikils nog slechter figuur maakt
dan Norah; Lia ziet dan tegelijk in dat haar
offer voor haar zuster's geluk nutteloos ge
weest is, en dat Mikils een domme verwaande
onbeduidende man is, geheel de aureool on
waardig waarmede zij hem bekleedde. Zij kan
dan over haar verloren jeugdillusie weenen
en behoeft geen bezwaar meer te maken om
burgemeester Muller te trouwen.
Naarmate de meisjes Pet rmanns jonger zijn,
zijn ze ook slechter; veel erger weer dan
Norah is de bakvisch Dorothée. Ofschoon
Muller zijn offieieele aanvraag al gedaan heeft,
weet zij hem alleen te krijgen, gaat op zijn
knie zitten en weet den bejaarden heer te
overtuigen, in een scène, zoo kra°, dat het
publiek murmureerde dat het geluk van zijn
ouderdom eigenlijk in haar handen alleen be
rust. Op het oogenblik dat Lia op Muller
rekent heeft Dorothée haar den rijken ouden
man afgesnapt.
Deze teleurstellirg, ofschoon van geheel
anderen aard dan vroeger, treft haar diep;
zij wordt er moedeloos onder. Op eene garden
party bij een zekeren heer Dursay, waar de
heele familie gevraagd is, ziet zij zwagers en
zusters vroolijk en jong; zij mag als oude
tante de kleintjes bezig houden; nu eerst
wordt zij bitter en zegt de eerste woorden
van ontevredenheid. Er is weinig noodig om haar
tot een onberaden stap te brengen. Hier volgt
een scène die ons na al het pikante wat con
ventioneel Eransch toeschijnt. Een huzaren-'
luitenant, een neef van Dursay, zeer ijdel, wat
oppervlakkig maar heel verleidelijk, vindt haar
aardig en zegt het haar op beminnelijke
offlciersmanier. Lia, getroffen, verrast, gevleid,
is onvoorzichtiger dan een jong meisje zou
zijn, wandelt met den jongen man door de
donkere lanen en gaat zelfs mee in het paviljoen
waar hij logeert. Wanneer zij eenmaal daar is,
zou de luitenant het onbehoorlijk vinden als
zij het paviljoen niet als zijn maitresse verliet;
Lia begrypt dit en wil haastig weg. Zij smeekt,
zij tracht haar onvoorzichtig meegaan te recht ?
vaardigen, zij vertelt haar geschiedenis, zoo
openhartig, zoo aandoenlijk, dat de hütenar.t
nu eerst recht hartstochtelijk wordt. Lia
worstelt, maakt misbaar, ziet haar familie
larjgswandelen en roept. »IIet is dwaasheid,"
zegt de huzaar; »alleen wanneer u roept is
er schandaal, anders niet. Zwijg en ik laat u
er uit." «Alleen wanneer ik niet zwijg, recht
vaardig ik mij in eigen oogen."
Zij roept dus; de luitenant laat haar gaan ;
en er is schandaal. Da heele familie Peter
mann, met Norah, Dorothéa en de rest, is
verontwaardigd over Lia's schandelijk gedrag.
Men zal de streek moeten verlaten; allen
zijn gecompromitteerd. Na eene rede van
dominee Mikils vergeeft men haar wel met
de lippen, maar toch blijft zij het zwarte
schaap, de schandvlek der familie.
De ontknooping behoort geheel bij deze
eenigszins conventioneele
gecompromitteerdheid, maar is toch ook bevredigend. De heer
DurSBy, de gastheer, met wien wij nog maar weinig
kennis gemaakt hebben, komt plechtstatig Lia's
hand vragen, voor zijn neef den huzarenlui
tenant, die »met zijne familie gesproken heeft
en zijn onvoorzichtigheid wil goedmaken."
De Petermann's zijn zeer tevreden en accep
teeren terstond. Maar Lia weigert, zij wil niet
uit plichtsgevoel getrouwd worden; zij zou
niet de vrouw willen zijn van iemand die kon
zeggen dat zij hem door behaagzucht had
willen winnen. Wanneer zij zoo heldenmoedig
is, komt de heer Dursay, de oun>, tot de
beheiil waarmee ze 't zou lang had kunnen volhouden.
Want was hij riet zc:f een bedrieger'r Toen
hij hoorde dat //Tonawanda'' totaal mis was,
nadat, hij er alles en alles wat hij in de wereld
bezat in gestoken had, met het koppige voor
nemen elat ze aan" zouden, zooals hij zoo
menig ander fonds dat wrak stond er door
geholpen har), had hij enkel even te'gen zijn
makelaar geknikt, en 't, gesprek op ic.ts raiders
gebracht. Maar later, toen eie man hem vro-g
bij wijze van panacee mee te gaan soupeeren,
maakte hij er zich van af met 'n smoesje
z'n maag overladen of iets van dien aard
en zorgde dat hij weg kwam.
TOÏII zag hij weer dat wijf op den hoek
van de straat, wie hij vertelde dat ze mei,
hetgeen hij haar in de, hand stopte de tering
aan den kant zetten en een nieuw leven be
ginnen kou.
Een nieuw leven beginnen! l't/iln t>ne i,/ée!
Waarom hij ook niel ? Zou hij 't, ook niet
kunnen?... Zou 't i.og de moeite waard zijn ?...
Hij betwijfelde 't; hij was moe. Ku hij over
alles nadacht, moest hij bekennen dat hij eigenlijk
al jarenlang moe was. llij had 't niet willen
weten, had zich roekeloos in allerlei speculaties
gedompeld om zich als't, ware te wapenen tegeui
zichzelf. Maar vanmorgen, nu hij zekerheid
had dat, het kaartenhuis ingestort was, wist hij
dat hij al jaren lang moe was.
,/Tii'n jtmr e/l f'
T en jaar!!... Hij glimlachte, en dacht, hoe
er stellig vandaag tal van mannen rondliepen
in de Ci'y die tien j'iar lang moe waren en
toch afleiding en opwinding zochten omdat, ze
't voor zichzelf niet, weten wildni. llij was niet
zoo gek om te denken dat hij, voor zich al'een,
een apart hoekje had in 't gebouw der
ondervinding; hij maakte er der wi relel geen verwijt
van; hij tchold niet op het lol ; maar hij dacht
kentenis, dat hij niet, zooals men meende
getrouwd is, dat hij altoos Lia heeft bewon
derd en uit de verte liefgehad, en dat bij
haar nu gaarne tot vrouw zal hebben ; zoo
wordt alles geschikt.
Met deze ontknooping zijn de Fransche
critici zeer tevreden, en het publiek ook,
naar het schijnt; ons komt het intusschen
voor, dat Jules Lemaitre, die zoo verstandig
is, een meer algemeen menschelijk idee erin
had moeten leggen en zich niet zoo door de
conventioneele schoonmoedersmoraal der
tooneelwereld had moeten laten beheerschen. Wie
eerst een flguur teekent als Lia, verstandig,
oprecht en superieur, moest dan ook, wan
neer het (dertigjarige) meisje zoo onvoor
zichtig geweest is in het paviljoen te gaan
met den beminnelijken huzaar, haar de kracht
toekennen om tot hem en tot de familie te
zeggen: «Ik ben er niet naar, om mij als een
pensionnairetje van een kloosterschool gecom
promitteerd te achten door zulk een schijn.
Weest toch overtuigd, dat ik, de oudere van
vier getrouwde zusters, wel op mijzelf passen
kan; als er van schande sprake is, dan is het
alleen schar delijk, aan dit bezoek zulke ver
moedens te hechten." Al wat na die scène
volgt, schijnt ons even onjuist en onredelijk.
Dat de luitenant eerst later er toe komt om
»goed te maken wat hij misdreef" en men dit
iets heel verdienstelijks van hem vindt; dat de
hand van mijnheer Dursay, over wien zij
nooit gedacht had, zoo maar met dankbaarheid
door de zelfde superieure Lia wordt aangeno
men, dit alles moest niet als oplossing gegeven
worden door een zoo scherpzinnig en verlicht
man als Jules Lemaitre. In de zwakheid van
Lia's karakter na de paviljoen-scène ligt voor
ons de reden van het eenigszins onbevredigende
van het stuk. v. L.
lllllllllllMMMHIMII
inziet in de Hoofdstad,
Onder de genotvolle avonden op muzikaal
gebied, die men dezen winter in Amsterdam
heeft kunnen smaken, nemen de drie soirees
der heeren Messchaert en Riïntgen, zekar niet
de minste plaats in. Zaterdag 11. vond da
laatste dezer avonden plaats.
In het eerste deel had Messchaert eenige
liederen gekozen van Nederlanders. Zonder
ling, dat men meestal meent Nejerhinilscie
componisten steeds hij elkaar te moeten hou
den op een programma, 't Is alsof zij de
onmiddellijke nabijheid van componisten uit
andere landen, niet kunnen verdragen, 't Is
alsof men hen eene kaste apart wil laten
vormen. Men spreekt dan van een
Nederlandsch programma, alsof dat een bepaalden
stijl weergeeft. Bij liederen zou men kunnen
pleiten voor eenheid in taal, aangenomen dat
zij allen op Nederlandschen tekst gecomponeerd
zijn; doch Zaterdag was de helft dezer lie
deren aan Duitsche dichtS's oni^en-', zeodat
dit argument ten minste thans geen steek houdt.
Ik geloof dat men beter doet, do werken van
landgenooten naast die van andere meesters te
doen hooren en ze niet op een hoopje bij
elkaar te houden, alsof zij zich moeten schamen
voor hun bestaan. Dat dit zeker niet het
geval is, bleek uit het groote succes dat hun
ten deel viel.
Ditmaal waren de componisten Zweers,
Wagenaar, v. Milligen en Dan. de Lange
vertegenwoordigd. Vooral het Ilatneilirgsche
»Vor einer Genziane" van de Lange maakte, met
zijn voortreffelijke declamatie en leitmotivische
bewerking, een grooten indruk; niet het minst
door de gloedvolle voordracht van Messchaert
en de artistieke begeleiding van Röntgen.
In het tweede doel zong Messchaert een
paar liederen van een hier ter stede nog
weinig bekend componist Ilngo Wolf. Het
zou mij niet verwonderen als deze daarmede
met n slag de harten onzer liederenvrienden
veroverd heeft.
Wolf is Weener van geboorte; hij heeft
zich van zijn vroegste jeugd al gekenmerkt
door groote zelfstandigheid, grenzende ain
bandeloe'.sheid. Zijne liederen weerspiegelen
volkomen zijn karakter.
Kaast stukken van plastische schoonheid
vindt men er liederen van gezochtheid en
overlading (van Schwulbt, zegt men in
Duitschof er van ochtei.d n man in de ('Üy zoo
zwak zou zijn tien jaar la;;g een vrouw te
hebben blijven liefhebben die hem
onuieedoogcnd, die hem harteloos hehamU'ld i.ad; hij
dacht of de zucht lot, speculeercn, of ilattarten ;
van het lot, niet, enkel een bewijs was dat er
iets in /at wat ,/eT uit" moest, l u 'n vroegere
ei uw, i u den ti/l van onze
over-ovcr-grootvadcr*, 7.011 'ioo iemand naar de u, oorlog getrok
ken zijn met de 'stille voldoening dat, zijn
htldeiuladeii de tronwelooze ceiiefde met berouw
en wroe-gii.g aan hem zouJ' u doen denken.
Een bte'je dichter bij .Ie t< geuwoorelige
eeuwwas er misschien een U'erthcr-aclitigc berusting
en bleef de Charioite in casu botei haminen
snijden. In dev.e eiigen hoorde men niet, van
ooilog; en zelfmoord, om te cequetteeren met
een onge-iukkige liefde, kwam alleen nog voor
bij sentimeiiteele kv ajongens. In plaats daarvan
had men liet, drukke, bedrijvige leven, liet kalm
beredeneeren van \v;.t een feit was, en een
andere vrouw.
Eene andere vrouw ! . . . Er kon geen andere j
wezen na die iic, wier b:cld otiuitwischbaar |
in zijn henntieruia; gegrift was ...
Dit eleed hem terugktercn tot, zijn courant,
dit hei leven van haar beeld voor het oog van
zijnen gets', llij bracht liet blad dicht bij zijn
oogen en las cp nieuw die paragraaf, waarin [
het testament vermeld stond van de echtgehoote [
van het, senaatslid, //bij haar leven eene zeer j
ftvooiie vrouw, wier portret, door ('abancl
geseliiklerd, eeiiigo jaren geleden in liet .Salon ?
de algiineene aandacht en bewondering wekte."
Natuurlijk had hij een maand geleden de
iuhertentie van liaur dood i:ele/.i'i>. van de vrouw j
die l,ij van kind af i:uJ gekend, ile vrouw wier ;
hartilooze bejegening hem had doen afdwalen
vai> het rechte pad. Neen, er waren i.u geen
oorlogen meer zoodat een tclcurgcs-t Lic ridder
land); maar toch, in alles wat hy gemaakt
heeft, steekt iets in ! Zijne opera »Der
Corregidor" moet een compositie van groote beteekenis
zijn, ultra-modern bewerkt, maar zeer ge
lukkig den toon van Humor treffende. In
Berlijn bestaat sinds een paar jaren een
Hugo Wolf-verein, waar bij voorkeur
zijne muziek gecultiveerd wordt, onlangs
nog door den grooten Münchener meester
zanger Eugen Gura. Op het einde van het
vorige jaar bereikte ons de tijding dat bij
door een ongeneeselijke krankzinnigheid zou
getroffen zijn. Gelukkig vernamen wij uit een
later bericht dat z\jne ziekte eene gunstige
wending genomen had en dat hem in Itali
volkomen herstel zou ten deel vallen.
De liederen, door Messchaert thans gezon
gen, zijn mede van de schoonste die hij
geschreven heeft. Het waren a. Anakreon's
Grab, b. Auf ein altes Bild, c. Urn
Mitternacht, d. Der Rattenfiinger. In het
tweede troffen mij de woorden »Schau,
wie das Ki.iiblein sündelos, frei spielet au f
der Jungfrau Schooss !" door hunne reine,
zuivere dictie. In het derde lied kon men
de symphonische begeleiding bewonderen en
in »der Rattenfiinger" (van Goethe) kon
men waarnemen hoe goed Wolf ook den toon
van »Humor" weet te treffen en ook, in zijne
begeleiding, weet te typeeren.
Het slot van den avond werd ingenomen
door twee liederen van Wagner en twee van
Sinding, reed» vroeger door Messchaert hier
gezongen.
Waarom werd, bij de liederen van Wagner,
niet op het programma vermeld dat de tekst
afkomstig is van van Mathilde von
Wesendonck ? Slechts zeer zelden heeft Wagner
andere verzen gecomponeerd, dan zijne eigene
De naam der dichteres staat niet vermeld op
het titelblad der liederen, maar het is toch niet
onbekend, dat Wagner bij uitzondering die
gedichten op muziek heeft gebracht van de
vrouw, in wier gezin hij zoo oprechte vriend
schap genoot, gedurende den tijd zijner bal
lingschap in Zürich.
Messchaert was uitmuntend gedisponeerd. ..
en dat zegt eigenlijk alles! Hoe dikwijls heb
ik er reeds op gewezen, dat bij hem de be
handeling van de taal, zoo volkomen mogelijk
is. Ook uit zijn mond Ilollandsch te hooren
zingen is een genot. Hoe won daardoor het
diep ernstige lied van Zweers en hoeveel
relief verkregen daardoor de poëtische zangen
van Van Milligen.
Röntgen trad, buiten zijne overheerlijke bege
leidingen, meer nog op den voorgrond als solist
in Beethovens Es-dur Sonate : «Les Adieux '
en in zijne eigene variatiën, op een thema van
den ouden Hartmann. In dit laatste werk
toont hij aan, hoeveel een begaafd componist uit
een eenvoudig motief maken kan. In li'eethoven's
elastisch gespeelde sonate werd een wereld
van phantasie voor ons open gelegd. Ket is
voor ons kunstleven zeer te wenschen, dat
wij beide kunstbroeders ook het volgende jaar
weer zullen ontmoeten met hunne soiree».
Zou het dan echter niet beter zijn daarvoor
de kleine zaal te kiezen ? Een intieme
kunstuiting wordt, in de niet geheel gevulde
groote zaal en met het reusachtige podium,
wel ietwat beroofd van hare intimiteit. Den
avond te voren had de heer Raimund v. Zur
Mühlen, in gemeenschap met onzen landgenoot,
den heer Coenraad v. Bos een lie.lcrenavond
gegeven, dien ik niet kon bijwonen, daar deze
viel op den Vrijdagavond, dien ik niet ter
mijner dispositie heb. Om dezelfde reden kon
ik in de NederlanJsche Opera, de eerste op
voering niet nijwonen van »Kas>.andra" van
den heer Ilouck uit Deventer.
Ik wil deze regelen niet besluiten alvorens
met een paar woorden mede te deelen, dat
Maandag '-'G dezer hier ter stede wordt opgevoerd
het dramatische werk van Euiile von Brucken
Koek »Seleneia'!. Uit een ongenoegzaam
voorbereide opvoering, drie jaren geleden,
is mij reeds gebleken, dat wij hier te doen
hebben met een werk van den eersten rang.
liet feit dat de opvoering plaats vindt on
der geheel bijzondere omstandigheden de
leiding in hadden van den componist en de
drie personen, die het stuk spelen, vertolkt
door rnej. (',. van Zanten, mevr. Tijssen
l!remerkamp en de heer Jos. Tijssen, en het
orchest,dat van het Concertgebouw?geeft recht
te verwachten dat ons eene geheel bijzondere
kurstuiting zal geboden worden; een kunst
uiting, waarbij elk materieel of finantieel bejag
buitengesloten is. Die dan thuis blijft, bewijst
geen zin te hebben voor onze Nederlandsche
dramatische kunst!
ANT. AVERKAMP.
zich zou kunnen wer',-eu iii den strijd, van door
koene daden zich na zijn dood te wreken op
een onwillige sehooue.
Maar ha,l hij Ik ter gedaai,? 11,'el hij niet
even naïef-kinderuchtig geliaridelit als die oude
ridder? Toen de sla^ viel, tien jaar geleden,
wat, had hij toen g t da-ui ?
Ze had heui zijn eon_égegeven en een man
Senoineu van wieii <le werekl «rooU; verwach
tingen l.ad, een man, wiens wel-'prekeudiiei l
scheuring s-chccn te zullen brenseu in eene
politieke partij, en hem zelf op den voorgrond
als Ju iiinii. 1I( t wrus altijd haar zeggen, haar
ideaal geweest^ ijat ile man, met, wien zij trouwde,
een jicrsiion moest zijn, die, recht door zee,
zonder iutrigues of de, hulp v:.n anderen, de
maatschappij een sport liooger brach1".
llij had Desloten dien man te zuilen evenaren
in macht, in invloed. K:i wa'.rmc.le had men
in den tegenweor.ligen tijd meer macht, dan
met geld '". llij nam zijn vaderlijk erfdeel en
belegde het in een fonds dut geheel nieuw aan
de markt kwam. llij kreeg zijn geld tienmaal
terug. Dit eer?t:; slagen na wagen, werd door
jaren van geluk gevolgd, tot hij zag, elat hij
spoedig de hoogste golf genaderd zou zijn. lig
deed opnieuw et u sprong om die golf te be
reiken en zic'i te wreken op een vrouw, die
hun geineen" belmideld Lad, om haar te
dwingen tot de stille erkcnttnis, dat hij niet
minder macht, bezat, dar. de man dien zij in
zijn plaats verkozen lm'. Doch het duurde niet
lang of hij werd, in zijn opwinding, door den
stroom meegesleurd; hij vciloor zijn uitgangs
punt uit het oog, en, ja. .. ook du vrouw.
Toen las l,ij, e-eu i.iaivnd gfleuVn, de
ailvertent.e van het, oveilijden der echtgenoote van
het Senaatslid. Ach, de man was ten slotie
i.itt mér eiuinei.t geworden elan de andere
leden van den Si-naa' ; zelfs in zijn partij
bcArion.
Het bestuur der mannenzangvereeniging
»Arion" (goedgekeurd bij koninklijk besluit
van den 5a April 1398) directeur de heer
Joh. Soutendijk verzoekt ons mede te deelen
dat de repetitiën worden gehouden
Maandagsavonds ten 8 uur in de concertzaal van caf
Vliedzorg, Linnaeusstraat hoek
Wijttenbachstraat. Het bestuur verklaard zich volgaarne
bereid de noodige inlichting te verstrekken dea
Maandagsavonds bij den president J. Hulsebosch
in genoemd lokaal.
STcaL.LTTLR.LN
PülCuri-Stndio's zevende
Groeptentoonstelling.
Een opwekkenden indruk maakte deze
expositie stellig niet!
Zij zoude dan ook best met stilzwijgen
kunnen worden voorbijgegaan, ware het niet,
dat er een paar hizonder gevoelige
teekeningen van Edzard Koning en van Louis W. van
Soest behoorden te worden gememoreerd.
Wel is waar zijn beide werken »In October"
en «Maneschijn" reeds van vroeger, uit den
Haagschen Kunstkring, bekend, doch dergelijke
gevoelige uitingen nog eens, voor een tweede
maal, aandachtig te mogen bekijken, blijft tot
vreugde stemmen.
De teekening van E. Koning acht ik on
tegenzeggelijk den zuiversten arbeid van het hier
te zamengebrachte.
Men gevoelt hier met welk een liefde deze
begaafde teekenaar die paddestoelen heeft aan
gekeken. Daardoor allén toch is het hem
mogelijk geweest ze zóó weer te geven in vorrn
en kleur. Fraai contrasteeren de zachte rossige
wilde wijngaardblaren met het brutale eclatante
scharlaken van de venéneuze zwammen, en als
pen hooge noot boven alles uitblinkend, ont
dekt men die wit-bepuiste roode champignon
op den voorgrond. liet sobere witte
eneadrement komt deze uitvoerige teekening bovendien
zeer ten goede.
Doch ook in »Zomer" met de paarse
rhododendrons tegen het sterke geel, in de
zwartkrijtteekening,, >Avond" getiteld, maar bovenal
in het landschap »Ilhederoord", doet Edzard
Koning zich als een kunstenaar vol sentiment
kennen.
Het dorpja Rheden met zijn typig
kerktorenije, en schilderachtige omgeving begint
hoe langer hoe meer onze artisten stof voor
hunne veibeelding te geven. Men d^rike o.a.
aan de gevoelige litho's van S. Moulijn en aan
de sobere pastels van Wiggers.
Louis W. van Soest zofcd slechts een vier
tal werken. Behalve de hierboven genoemde
uitmuntende «maneschijn" is er een groote
»\Vinter" van zijn hand, waarin het wit van
de in schaduw ?ijnde sneeuw, tegen het licht
en het met donzen vacht zwaar-beladen zijn
der takken, zeer juist is gegeven. Ook inde
»holle weg" ligt -qua peinture ' veel
voortreffelijks. Anderen en ik zijn wel eens bang
geweest, dat Van Soest, zich niet meer zoude
kunnen los maken van zijn goedkoop verkre
gen verkoop-succes, van zijn berkenstammen
in zandgrond, die door Mauve zoo heerlijk
zijn geschilderd.
Thans laat hij zich van een geheel nieuwe,
frissche zijde zien, en die schrede dient met
vreugde te worden begroet. Konijne: burg
heeft een curieus doek, »herten", eenige land
schappen in diens eigenaardig bruinen toon
en een onbeduidend meisjesportret.
Het is of de geestige teekenaar van da
Spectatoriale-prenten een Loopj-3 met het
publiek heeft willen nemen, en toch is
in de gobelin-achtige tint, in het uitvoerige
der teekening, in de expressie van de schuchtere
hertenoogen zeer veel goeds te roemen.
Van den jongen Roelofs acht ik een stilleven
«appelen'' het beste van zijn zevental. In zijn
«Magnolia's'' is wat droogt, wat kalkachtigs,
dat niet het zachte van die bloemen weer
geeft. In het groote stilleven met de visschen
toont liij als handig aijuareliist veel te beloven.
teekende hij niet meer el en een ander. Ze was
hem ecu hinderlijke oprakeling geweest, van oude
herii.iieriiigt n, dio annonce van haar dood, en
hij had zich hals over kop in de Tonawanda's
geworpi n, want hij n/outl iets //oen en...
wonderlijke speling van liet, lot ! juist op de/.eu
zelfden dag, uu hij 't zichzelf niet, langer ver
helen kon, dat, hij //op" wa<, moest die couraut
hem komen vertellen van Mabel's testament ?
dat ze alles Irid nagelaten aan haar echtgenoot !
'l U'as als wou en zou ze hem ouder den neus
wrijven dat de man, voor wieu ze hém had
laten loopen, numero n wezen zoa zelfs op
't terrein door liaar eerste liefje gekozen, dat
van het geld.
Een cynische glimlach speelde om Campbell's
mond. '/e was hem ir,:>:r te slim af geweest;
zelfs LU ze dood wa% liet ze hem nog gevoelen
dat ze hem achtersttlde bij haar man.
En dus was ze geschilderd door Cabanel !
Dat moest op haar huwelijksreis gebeurd
7,ij;i, ze was toea een poos buitenslands
gewtei-t. VTaf, konden die krai.ten toch kletsen !
Zoo'u onbeduidend f t i t als het se dlderen van
een portret door ecu beroem l artiest was alles
wat, ze van de vrouw van een bekende politieke
figuur na haar overlijden te vertellen had leu !
Maar neen, i:iet alles; ze hadden 't ouk over
haar testament.
.... //heel haar vermogen nagelaten aan haar
ech'geuoot."
Campbell zcit eensklaps recht overeind. Diepe
groeven vertoonden zich in zijn gezicht ; do
oogeu vielen half dicht, terwijl hij peinzen l,
halfluid herhaalde : «alles aan haar man . . .
Alles ?" llij doorleefde in gedachte nogmaals
dien tijd, jaren geleden; hij zag- zich.-elve
als eeii aa: komende jongen, de lieveling van
een oom, die hem, een moederlooze knaap, na
het bai kroet zijns vaders en diens daarop
ge,