De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 24 april pagina 4

24 april 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1087 Van Hoynck van Papendrecht is hier geen enkel compleet schilderij, voor 't meerendeel heeft hu handig-gedane penteekeningen, «n vlotte paarden studies te zien gegeven. In de »Straatmakers" is vooral veel goeds. Dat Zilcken eigenlijk geen schilder is, komt h\j hier duidelijk zelf zeggen. Reeds meer malen zagen wjj het groote stuk: »Engelsche kust" evenals zy'n »Scheveningsche Visscher", (die nu wellicht alleen hier geëxposeerd is, omdat het aan den heer Mesdag behoort) en telkens kwamen wy' tot de conclusie dat de begaafde etser beter met den naald, met teekenstift en pen, dan met den schilderkwast kan omgaan. Waarom gaf hij geen enkele gravure te zien? Van Bernard Sehregel (van wien ik hier voor 't eerét werk meen te ontmoeten) trof my' een studie »Varkenshok", waarin het tonige witte huig tegen de lucht juist is vertolkt. Jammer dat dit werk afzonderlek en te hoog by' den ingang was geplaatst. Het schilderwerk van de overige exposanten heeft niet tot my gesproken, noen dat van Boudewynse, Doeleman, Jan de Jong of Jan van Rhijnnen. C. VERSTEK. E. J. van Wisselingh & Co., 23 Spui, exposeeren deze week een schilderij van Daubiguy »Vue de la Tamise". lllllllltllllllllllMllllltllllllllltltllllllllllllllllllllllllllllllll Onvrede in de taalwereld, De heer Den Hertog sprak in de laatste jaarliksa vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde" over onvrede in taal- en letterwereld. Nu zy'n verhandeling met de deftig saaie tietel van de Handelingen en Mededeelingen" van de Maatschappij afzonderlik uitgegeven en dus publiek eigendom geworden is, mag ze niet zonder een woord van protest bhjven. Onvrede. De heer D. H. omschrijft die zo: geen stryd en tech geen vrede; geen ve.chten maar alleen elkaar den rug toekeeren; een aandikken van de scheidingslijnen, uit vrees dat ze soms ongemerkt mochten uitgewischt worden; een schermen zonder kans om elkaar téraken". Nu, als de toestand die we op 't ogenblik in onze taal en letterwereld" waar nemen op de heer D. H. alleen maar de indruk van onvrede maakt, onvrede volgens deie omschryving, dan is hij geen goed waar nemer. Voor vier jaar maakte het Pleidooi voor de moedertaal"' veel hoofden warm door de oorlogsmanieren van de schrijver. De mielietereiide pleiter bracht aan de heer D. H. een erfsaluut voor 't geen hij te voren op taai en letterkundig gebied gedaan had, maar zette hem meteen ook met een krachtige ruk op zij: Voor het nieuwe streven is van den heer Den Hertog niets te verwachten. Wij komen geen stap verder met hem." De toon van OnaannemelijkV" 1) mag noch zo bezadigd zy'n, 't hele boekje is toch een stry'dmiddel, en de ironie erin een scherp wapen. En wapens nemen we niet in de hand om elkaar den rug toe (te) keeren." Geklaagd is er Ofer de scherpe toon door voor- en tegen standers van het nieuwe gebezigd; de vrede lievende omstanders wilden een vriendschappelik debat, maar de belanghebbenden kozen een eerlik gevecht, of werden er toe genoodzaakt. De heer D. II. bemerkte alleen onvrede" op taalkundig terrein. Onvrede ook in de letterwereld". Kloos, Verwey, van Deyssel hebben dus z i. zeker niets anders gedaan dan scheidingslijnen aan dikken, schermen zonder iemand te raken. 't Is, zacht gesproken, zonderling dat in een vergadering van een Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde' zo iets kan gezegd worden. Zou 't ook een bewy's zijn. dat die maatschappij het oordeel van Geel min of meer verdiende? 't Is maar goed dat de ge schiedenis niet gemaakt wordt door een ver handelend lid van een maatschappij en zelfs niet door een maatschappij in z'n geheel; alle redeneringen kannen een stryd niet ongedaan maken, de gevallen doden niet opwekken, de gewonden niet genezen, en het door de stryders veroverde terrein niet doen ontruimen. Maar dat iemand een oorlog meemaakt, en niet merkt dat er gevochten wordt, is toch wel heel zon derling, 't Is dan toch geen vergissing geweest in 't Pleidooi dat de heer Den Hertog geheel en al buiten de quaeslie staat." Niemand zal 't tegenspreken dat een chronische onvrede leidt tot een verspilling van krachten, die gewoonlyk alleen ten bate komt aan de bestendiging van misstanden en misbruiken, waaraan wel te verhelpen zou vallen, maar die onopgemerkt en veilig blijven in de blindheid van een voorttierend slecht humeur.'' Maar juist omdat het zo is mogen de stry'ders het zich niet laten welgevallen, dat hun oorlog een onvrede genoemd wordt. 2) De naam doet niets ter zake, als men de dingen kent. Maar gemakzucht en andere ?MlllllllltllllllllllllllllllHIIIMIIMIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimt volgden dood, tot zich genomen had. Hij zag ook een meisje, een nichtje en aangenomen kind van de vrouw van dien oom, Mabel. Hij zag al het goedhartig manoeuvreeren van oompje om die twee tot elkaar te brengen. Alsof dat noodig ware! Goeie hemel! de knaap had het meisje lief van 't eerste oogenblik toen hij haar zag, evenals zij terstond had doen blijken, dat zij hém graag mocht. Toen het engagement. Toen het gescharrel met den oom, die zijn for tuin aan den neef wilde vermaken, nadat hij al die jaren het meisje in 't idee gelaten had, dat zij zijn erfgename was. Campbell herinnerde zich nog dien avond ia het oude huis, waarin Mabel was blijven wonen. Hij had tegen zijn oom gezegd: neen; hij moest het geld aan Mabel nalaten ; 't zou voor haar zoo'n prettig gevoel zijn, als zij trouwden, dat ze hem wat aanbracht; bovendien wilde hij veel liever zich zelf een weg banen in de wereld, met het be wustzijn dat hij geen cent bezat, en zijne toe komstige vrouw bewijzen, wat hij doen kon, hoe groot zijne kracht was door zijn liefde voor haar; want hij wist, dat een man die van zich spreken liet, die zich roeren durfde, iemand was naar haar hart. Het testament werd dus in haar voordeel veranderd. Toen verscheen die kranige Piet met zijn politieke aspiraties. En toen werd .de man dien zij liefhad overboord gegooid. Zelfs DU nog herinnerde Campbell zich de verontwaardiging van zijn oom, zijn woede, zijn razende drift. Natuurlijk werd het testament terstond veran derd, en, ten voordeele van den neef. Hiermee moest Campbell, als het zoo ver was, te voor schijn komen en de plannen verijdelen van den ander, die, zoo had de oude heer zich uitge drukt, zijn vrouw's nichtje enkel en alleen trouwde, omdat hij meende //een vette aal bij den staart" te hebben. Dien nacht, volgend op leliker kwalieteiten brengen er velen toe om zich niet op de hoogte te stellen van 't geen waarover de stryd loopt; als die velen nu door een man van gezag horen verzekeren, dat er niets aan de hand is dan een kleine ruzie, met verwydering tussen personen en wat krachtsverspilling als enig uitvloeisel dan vinden ze zich gerechtigd om er zich buiten te houden; en de voorstanders van de taai beweging willen dat iedereen hen hoort, en niet veroordeelt voordat hy' kent en weet. Daarom: geen onvrede is het in de taal- en letterwereld, maar een strijd. Een stryd met eerlike wapens en een groot doel. De heer D. H. gaat nu na waarover men 't al zo oneens is. Alle taal is individueel" is een van de betwiste stellingen. Die behoeft bewy's, zegt hij, want de taaihistorie en de taal philosophie leeren toch anders". Is al wat geleerd wordt dan alty'd waar? zou gevraagd mogen worden. Zou 't ook kunnen zijn dat de historicus en de fielozoof allebei iets over 't hoofd gezien hebben? De taal is menschelijk verkeersmiddel" en behoort als onmisbare begeleidster van recht en moraal, van kunst en religie, tot de sociale, d. i. menschenverbindende elementen by uitnemendheid." Zeker; en als alle menschen een volkomen individuele" taal er op nahielden, zouden ze elkaar niet verslaan, dat kan een kind begrypen. Niemand heeft dan ook gepleit voor 't recht van de mens om zich op die manier buiten de maatschappij te sluiten; demaatscbappij zou er toch'wel voor zorgen dat niemand er ongestraft gebruik van maakte. Daarom hoeft ook niemand bang te zijn als hettaal-individualieme uitgelokt en aangewakkerd wordt." De schooljongen meent dat hij 't heel mooi doet, als hy'probeert iets uit te drukken op de manier zoals hy't in boeken, misschien wel in de krant, gezien heett. Leert men hem dat hij z'n eigen taal mag gebruiken, dan zal dat (onder goede leiding) nooit een heel aanstellerige soort van virtuositeit" kweken, want een jongen die daarmee pronkt geeft niet zichzelf\ aanstellerij is geen oprechtheid. De heer D. H. beweert dat het nooit goed is, wanneer individualisme het gevolg wordt van opzet." Hijzelf erkent, met taaihistorie en taalfielosofie, dat de samenleving nivelleert; dus dan noch maar een handje geholpen en kunst matig («lus ook opzettelik) genivelleerd, zoals het taalonderwijs gewoonlik doet? Laat ons gerust het individualisme bevorderen; de maat schappij zorgt er wel voo* dat we 't zonder spuigaten afkunnen. Het dwepen met taalindividualisme wordt eerst bedenkelijk," vindt de heer D. H. als er de practische gevolgtrekking aan wordt verbonden, dat het zoeken naar taainormen overbodig en het eerbiedigen van die normen eene zwakheid zijn zou." Taaihistorie, taal fielosofie en eigen waarneming zullen toch ook de heer D. H. wel geleerd hebbeu dat die taalnormen heel veranderlik zijn, en dat men bij 't vaststellen ervan een grote speelruimte moet laten voor persoonlike en plaatselike afwykingen", zullen we maar zeggen. Met de mensen, met de tijden veranderen de normen; sneller naarmate er op letterkundig en sosieaal gebied meer beweging is. Men kan dus eigenlik alleen zoeken en bepalen hoe de normen op een gegeven ogenblik zy'n of op een verleden tijdstip waren. Wie zich dat goed voorstelt moet wel (niet voor de zuivere wetenschap maar voor de prakty'k) veel minder waarde hechten aan die normen dan gewoonlik gedaan wordt, 't Spreekt wel vanzelf dat de heer 1). H. zich niet op de spraakkunst beroepen mag; dat zou alleen geoorloofd zijn als de spraakkunst op de gesproken taal berustte. Men heeft het veel te lang de spraakkunsten en elkaar nage praat dat men in 't nederlands zo en zo zegt, terwijl iedereen bij zichzelf en in zijn omgeving kan nagaan, dat men 't niet zegt en dat 't dus niet zo is. Als iemand goed spreken of schrijven kan zonder met rethorica of grammatica kennis gemaakt te hebben," dan is niets anders ge schied dan dat de normen van een gelukkig milieu onbewust opgenomen zijn", (blz. 7). Volkomen waar; trouwens, iedereen leert hoofdzakelik op die manier spreken. Maar by nauwkeurig onderzoek zou toch bly'ken dat de taal van zo'n self-made" spreker of schrijver belangrijke afwykingen vertoont, dus tot op zekere hoogte individueel is, terwy'l 't niet denkbaar is dat zo iemand ten genoegen van een spraakkunstliefhebber zonder fouten schreef, als er geen opzettelike oefening voorafgegaan was. De heer D. H. komt er dan ook zelf toe, die normen niet gebiedend te laten voor schrijven maar aanbevelen, (blz. 8). Intussen vindt hij 't toch weer nodig de ta&Xkunsienaars door de taalwetenschap er aan te laten her inneren dat taaiverwording nog iets anders is dan opzettelijke taalverandering", en dat die neologismen gewoonlijk het meest behagen die in bekende vormen hunne hechtwortels kunnen slaan 3). De taalkunstenaar kan die herin nering missen; hy maakt geen taal voor de aardigheid van 't maken; dat doen knoeiers en knutselaars. De kunstenaar zoekt niet IIIIIIHIIIIIIIIIIIHIIinillllllUIIIMIJIIIIHII den dag toen dit testament gemaakt was, kreeg de oude man een tweeden aanval van zijn kwaal. Hij sukkelde nog een maand ; zijn neef paste hem op. Na de begrafenis zocht men overal naar het testament. Zijn zaakwaarnemer kwam met de copie opdagen, van dat ten voor deele van Mabel, wat ieder wist dat bestond. Het was behoorlijk geteekend, in alle opzichten volgens de wet. Maar het origineel, dat bij den ouden heer berust had, was weg. Thans was voor Campbell het oogenblik daar om voor den dag te komen met het andere en latere testament, waarin hij tot universeel erfge naam benoemd was. Zoo had de oude man liet zicli voorgesteld, en daarom, terwijl hij het oorspronke lijke document teil gunste van Mabel, verscheurde, de kopy laten berusten bij zijn zaakwaarnemer. Campbell zag Mabel aan, zooals zij daar stond, jong, gelukkig, de oogen stralend van liefde. Hij ging het huis uit; hij liep weg. En toen hij uit het gezicht was haalde hij een papier uit zijn zak, scheurde het aan duizend stukken en verstrooide ze in den wind. 't Was het testament waardoor hij erfgenaam werd. Toen toog hij aan het werk, aaa liet plannen maken, ain het trachten te vergeten van zijn eersten nederlaag. En nu ben ik aan mijn laatsten!" Maar deze was eerst gekomen na Mabel's dood. Had hij zijn dwaas romannetje laten duren tot van daag, dan zou hij de voldoening gehad hebben dat ze zijn bankroet, dat over twee dagen met kleuren en geuren in de cou rant uitgepluisd zou worden, niet gelezen had. Wat 'n onzin is 't geweest, die heele ge schiedenis !" En toch... die kerel zou een fortuin erven, dat rechtens hem toekwam, een fortuin door hem in een opwelling van sentimenteeligheid weggeschopt, en... het nieuwe woord, de nieuwe vorm, maar vindt die. En nu ligt het voor de hand, dat ook hy 't eerst vinden zal in een richting, die in 't verlengde ligt van 't bestaande, omdat ook de kunstenaar een produkt van zijn volk en van zyn tijd is; maar de overeenkomst tussen 't bestaande en 't door hem gevonden nieuwe kan wel zo \\einig in 't oog vallen, dat de taalkundige 't niet ontdekt, terwy'l de kunstenaar gewoonlik niet weten zal hoe hij tot zija vondst kwam en ook onverschillig is voor dat weten. En elk neologisme is goed en zal gemeenlyk behagen" dat, al of niet met hechtwortels in bekende vormen, juist uitdrukt wat de kunstenaar bedoelde. Die opmerking van de taalhistprie ly'kt een ekskuus voor de traagheid, die niet genieten kan als er enige inspanning geëist wordt Zou soms de kunst verdacht moeten heten, die niet half slapend" genoten kan worden? Dat is toch anders de mening van de heer D. H. niet. (Slot volgt). J. L. C. A. MEUEK. 1) Verdediging van de Voorstellen door dr. R. A. Kollewijn, namens de kommissie. 2) De strijders voor een goede en grote zaak hebben geen last van een slecht humeur: een goed krijgsman gaat met vreugde in het gevecht en rekent op de overwinning. 3) Als b.v. Bo«aers kransend toinv en Pot gieters wolkend stof in vormingen als schui mend bier en rookend vuur, of van Deyssel's kulftibiefxtukken van handen en wolbalen van beenen in: een schat van een kind en een dot van een hoedje.'' Blz. 11. immuun iiiiiiiuiiiilliiiniiiil Snatepre-Bacoii. i. Het is waarschijnlijk, dat de argumenten door den heer De Beer aangevoerd, ten gunste van Bacon en tegen Shakespeare, vele lezers van De Amsterdammer tot de overtuiging hebben gebracht, dat het auteurschap van Shakespeare niets dan eene overlevering is, en allen historischen grond mist. Er valt evenwel op die argumenten nogal 't een en ander af te dingen. Het is ons plan ze te behandelen in de volgorde, waarin ze door den heer De Beer worden opgesomd. l en 2 (eerste reeks) bewijzen weinig of niets tegen Shakespeare. Z(jne tijdgenooten hielden hem wel voor den schrijver van de stukken, die zonder zijn naam waren ver schenen. Greene ^waarschuwde zijne vrienden Marlowe, Lodge en Peele tegen den upstart" Shakescene". Chettle, die in J595, na Greene's dood, het geschrift uitgaf, waarin deze waar schuwing voorkomt, maakte in zijne voorrede zijne verontschuldigingen tegenover Shakespeare. Hierbij dient opgemerkt, dat Shakespeare zijne eerste gedichten niet anoniem uitgaf. Zijn Venus and Adonis" (1593) en zijn Lucrece" (1594) droeg hjj op aan den graaf van Southampton en hy' plaatste zijn naam voluit onder de opdrachten. Van belang is het, te weten dat er niets bekend is van eenige betrekking tusschen Bacon en genoemden graaf. Wat de eerste folio-u'>giVi> (162 i) aangaat, deze werd bezorgd door twee van Shakespeare's vrienden, die ons verschillende inlichtingen geven aan gaande de handschriften, waarnaar sommige stukken werden gedrukt. In deze uitgave komt een portret van den auteur voor, met enkele by'schriften, o. a. een van Ben Jonson, die dit in 't voorbijgaan opgemerkt nooit parti culier secretaris van Bacon was. Het luidt als volgt: "Tuis figure, that thou here seest put, It was for gentle Shakespeare cut; Wherein the graver had a strife With Nature, to outdo the life: O, could hèbut have drawn his wit As well in brass, as hèhad hit His face, the print would then surpass All that was ever writ in brass. But, since hècannot, Reader, look Not on his Picture, but his Book." Argument 3 pleit eer vóór Shakespeare dan tegen hem. Het bewijst alleen, dat hij de eerste tooneelschrijver van zijn ty'd was en zijn naam daarom door prulschrijvers als reclame-middel gebruikt werd. De bezorgers van zijne verzamelde werken wisten het kaf van het koren te scheiden. Punt 4 maakt een vreemden indruk, als men weet, dat er van Shakespeare's leven meer bekend is dan van dat van eenig ander tooneel schrijver uit dien tijd, alleen Ben Jonson misschien uitgezonderd. Dat wij van Bacon Hij ontstelde. Tot, dat fortuin behoorden diamanten, welke hij het recht niet, had weg te geven, juweeïen van zijn moeder, die haar hals, hare polsen, haar vingers hadden gesierd. Bij liet bankroet van zijn vader, waren die juweelen aan zijn oom gekomen, bij wijze van schuldafdoening, 't Had altijd in de be doeling van zijn oom gelegen hém zijn vermo gen na te laten, en die juweelen behoorden er toe ; zóó had zijn oom het bedoeld toen hij het testament veranderde ten gunste van Mabel : zij zou de vrouw van zijn neef worden, bij gevolg kwamen de juweelen aan hem en haar beiden. Eu dat ze uu in vreemde handeu zou den overgaan! Zijn moeders sieraden het eigendom van den man die hem verdrongen had in liet hart van de eenige vrouw die hij ooit had liefgehad! Meer nog; deze diamanten konden voor hem het middel worden om zijn financiën te redden ; als hij ze morgen in handen had, zou hij ze kunnen gebruiken als collateraal; hij zou het hoofd omhoog kunnen houdeu, hij zou ge red zijn. Waartoe konden zijn moeders kost baarheden beter dienen dan om hem te bewaren voor een dergelijke schande als zijn vader ge troffen had? Als Mabel's man van zijn val hoorde! Mabel's man, die, krachtens haar testament, een ver mogen erfde dat feitelijk nimmer haar toebe hoord had! Moesten Mabel's man die juweelen ook nog toestroomen ? Failliet! Neen ! er zou geen faillissement wezen! Die kerel zou den triomf niet hebben den val te hooren van den afgedankten geliefde van de vrouw die de zijne was geworden dien hij wel een almachtig flauwe vent moest vinden, daar hij de liefde niet had behouden van de vrouw zijner keuze! Zou die man morgen van zijn bankroet hooren! Die man, door een ieder naar de oogen gezien, zooveel meer weten, is niet te danken aan het feit, dat hij schreef, maar daaraan dit hij aanzienlijke ambten bekleedde. Bij argument 5 moet in de eerste plaats opgemerkt worden, dat men in den tijd, toen Shakespeare schreef, heel anders omging met handschriften dan nu. Het drukken van een stuk bracht gewoonlyk de vernietiging van het handschrift mede. Verder is het zeer waarschy'nlyk, dat vele van Shakespeare's handschriften in de vlammen opgingen bij den brand van het Globe-theater in 1613. Het is waar, wy bezitten geen enkelen brief van hem; doch waar zijn brieven te vinden van Nash, Lodge en zoovele anderen ? Dat Shakespeare zoo slecht schreef, dat men geneigd zou zijn te vragen, of hy' wel schry'ven geleerd had, is eene heel krasse bewering. Het woord William", dat ia de vijf handteekeningen tweemaal voluit voorkomt, heeft ons altijd doen denken, dat Shakespeare eene flinke, forsche hand moet geschreven hebben. Doch dit is eene kwestie van smaak; als de heer De Beer het handschrift van Milton duidely'k vindt, dan zijn wij ook zoo vry met hem van meening te verschillen. En gesteld nu eens, dat Shake speare slecht schreef, zou dit dan een argument kunnen wezen tegen zijn aiteurschap ? Als het geldt tegenover hem, dan mag men 't ook aanvoeren tegen alle andere schrijvers, die toevallig geen mooie hand hadden! Tegen het eerste gedeelte van punt 6, n.l. tegen de datums, valt niets in te brengen. Dat Shakespeare echter behoorlyk onderwijs moet genoten hebben, blykt uit de verklaring van Ben Jonson: "He knew small Latin and less Greek," waarb j men moet onthouden, dat Jonson eene klassieke opleiding gehad had, waarop hij zich liet voorstaan en dat dus het woord small" niet al te letterlijk moet worden opgevat. Dat Shakesp;are een autodidact was, blijkt overigens uit de fouten, die hy maakt. Bacon zou Valentine niet over zee van Verona naar Milaan hebben laten reizen (Two Gentle men of Verona I, l, 71) of Prospero in een boot laten zetten voor de poorten van Milaan (Tempest, I, 2,129?144)! Het laatste gedeelte van argument 6 is geheel bezijden de waarheid. Tusschen 1591 en 1609 gaf Bacon de volgende geschriften uit: A Conference of Pleasure" (1592), Colours of Good and Evïl" (1597). Meditationes Sacnu'1 (1597), Essays" (1597, her drukt 1598, 1G04, 1606), Advancement of Learning" (1605), A view of the differences in question betwixt the King's bench and the Council in the Marshes" (IGOfi), Commentarius Solutus" (1608). In felicem memoriam Elizabethie" (1608). Borendien wetsn wij uit zijne brieven, dat hy zich toen reeds bezig hield met het schry'ven van zy'n Novum Organum". Ook schreef hij in 1603 een Confession of Faith", welke echter eerst in 1648 uitgpgeven werd. Welke tien nieuwe en twaalf omgewerkte stukken van Shakespeare zagen er ra 1623 het licht? De 1ste folio-uitgave draagt het jaartal 1623 (een exemplaar te New-York heeft 1622 cp het titelblad) en bevat alle aan Shakespeare toegeschreven drama's. Hier zullen wij wel met eene vergissing te doen hebben. Toen Bacon in 1621 gevallen was, bestond er voor hem toch zeker geene enkele reden meer om zich langer achter zijn nom de pïume te ver bergen. Waarom liet hij dan toe, dat de bezorgers van de folio in 1622 of '23 uitdruk kelijk verklaarden, dat de schrijver der stukken overleden was? De omstandigheid, dat de folio en een van Bacon's werken in 't zelfde jaar verschenen en op 't zelfde papier en met dezelfde letter gedrukt zijn, kan moeilijk ah argument voor Bacon gelden: men kon in dien tijd, evenmin als nu, van een' druk ker verwachten dat hy voor elk boek een nieuwe letter en een bijzonder soort papier aanschafte! Het slot van punt 7 is in lijnrechten tegenspraak met het begin : als Bacon van 1.G02?1621 geheel door staatszaken in beslag genomen was, dan had hij tegen het einde van die periode zijn hoofdwerk Novum Organum" niet kunnen uitgeven! De eerste exemplaren daarvan verschenen 12 Oct. 1620. Argument 8 is misschien wel het ongerijmdste van de geheele reeks. Alaof iemand niet over gebeurtenissen van zijn ty'd zou kunnen schrij ven, zonder er getuige van geweest te zijn! MIIIIIMIIIIIIIIIIimillltllllHHMMIIIIItll rijk, ja, wat niet al ! mocht hij den val hooreii van een, die hem al deze jaren het geld verschaft had, door er vrijwillig afstand van te doen ! . .. Een donkerrood kleurde zijn wangen. Hij daclit aan den naam dien hij had van te slagen in al wat hij ondernam, zijn eenig bezit al die jaren; de eenige roem, ooit door hem behaald, was wegens zijn succes in zaken ; nieman l bracht zijn naam ooit in ver band met, gewaarwordingen, personen het hart betredende; niemand schreef hém zachtere, in niger gevoelens toe, maar een ieder prees zijn lie'lder oordcel, zijn juist, inzicht waar het zaken, geldzaken betrof. En van dit alles zou voor taan geen sprake meer zijn l Alles, waar hij tien jaar lang voor gezwoegd had, moest in n dag pf h ! verdwijnen ! Eu z'n moeders juweelen konden 't verhinderen.. . Zou hij naar dien kerel toe gaan en hem alles vertellen?... Zouden ze dat verhaal, van het testament dat hij verscheurd l'ad, gelooven ? En stel dat het geloofd werd, welk licht zou het doen vallen op den man die 't vernietigd had ? Zou een daad van gevoel door een daad van gevoel beantwoord en de juweeleu hem teruggegeven worden? Dat zou nog 't ergste zijn. Hij stond op en liep de kamer heen en weer. Kon hij al die luxe, waarin hij zich bewogen had, opgeven; de wereld in gaan en zich in een vergeten hoek verstoppen ? Hij was niet meer zoo jong als liij geweest was en aan comfort gewoon geraakt; hij kon niet meer buiten weelde. Weelde ? Wat waren die prul len van meubels, die vodden van gordijnen, als hij dacht aan de rampzalige eenzaamheid van deze tien lange jaren? Wat waren ze, vergele ken bij de wreed teleurgestelde hoop, het ver moord geloof van den jongen man die het leven begint? Neen, hij zou zich niet op de kaak stellen; En wat zouden onze arme leeraars in de aardrijkskunde moeten beginnen? De heer De Beer had zich dienen te herinneren, dat Engeland in den ty'd, toen Shakespeare schreef, letterly'k overstroomd werd met reisbeschrjjvingen en vertalingen uit het Italiaansch en Fransch. Dat St. Albans de woonplaats van Bacon was, is zeker een nieuwe ontdekking. Hij woonde in Londen ; de laatste jaren op York House, waar hy geboren werd; soms sleet hij eenigen tyd te Kew of te Gormanbury, waar hy buitenverblijven had. Bacon werd verheven tot viscount van St. Albans op 27 Jan. 1621; voor dien tijd had hy met deze plaats nooit iets uitstaande gehad! Strafford komt in Shakespearo's werken niet voor ; maar As you like it" speelt by'na geheel in het woud van Arden, gelegen in het district van dien naam (de noordelyke helft van Warwickshire; het zuidelijke district heette Feldon en het riviertje de Avon vormde de grenslyn). Ieder, die As yiu like it" gelezen heeft, weet hoe schoon Shakespeare hier de bosschen schildert, waarin hij in zijne jeugd ongêiwyfeld menigen dag hal doorgebracht. Na bovenstaande opmerkingen houde de heer De Beer het ons ten gosde, als wy' niet meegaan met hem. wanneer hij zegt, dat uit de door R. M. Bucke genoemde feiten by'na geene andere conclusie kan getrokken worden, dan dat Bacon de schryver is van de werken tot dusverre aan Shakespeare toegeschreven. In een volgend artikel hopen wij de tweede serie argumenten te bespreken. Am s t., 7 April 1898. W. VAN DER GAAP. 40 cents per regel. MMlltltllllllMIIIIIIIIIIIIIIIMItimiimiMIMmilMlIlltMIIIIIIHIHtllll TRADE MARK. MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bg alle soliede Wjjnhandelaars en bij de representanten KOOPMAXS «fc BKUIXIEK, te Amsterdam. Frijn van af ?2.50 ptr F1«L MEIJROOS & KALSHOVEN, A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's. Dagelyks vertrekt van de ROYTERKADE naast de Kettingboot 's morgens 10 uur een Stoomjacht naar MARK.EN via BROEK. IN WATERLAND en MONNIKEN DAM, en terug over de ZUIDERZEE. Aankomst AMSTERDAM ca. 4.30 n.m. DE HAVENSTOOMBOOTD1ENST. Uitgave van S. L. VAN LOOY, Amsterdam. Blijspel in 3 Bedryven, DOOK DOCTOR JÜRIS. Prijs ? l, Voor leesgezelschappen byzonder aanbevolen. iiiiiiiimutmiiMiiiiiiiiiimiiiimfiumfiiftitiiftiimmiHmHiiliimiiimil hij zou pal blijven staan; hij zou de wereld niet het recht geven hem te be- te veroordeelen ; hij had recht op de achting, op de goede meening van de wereld en zou ze niet prijs geven. Zou die kerel alles hebben en bij niet ? Hij zou nemen wat hein toekwam; de dag van morgen dreigde hem voor eeuwig te brand merken, maar hij zou zijn crediet redden en den eenigen naam dien de wereld hem waar dig keurde. Was Mabel's dood niet indirect de oorzaak geweest van zijn zich vergaloppeeren aan die Tonawanda's ? De herinnering aan haar ontrouw had weer macht over hem ge kregen, niettegenstaande zijn hart reeds lang verstompt was door de opwinding van gewaagde speculaties, en toen het bericht van haar dood hem onder de oogt n kwam, had hij blindelings zich met papieren ingelaten, die hij in gewone dagen niet aangeroerd zou hebben. Maar op de juweelen had hij recht! Ze behoorden hem! Weinig tijd was er om te wikken en te wegen; binnen vier en twintig uren moest hij geld of geldswaarde hebben, of eeuwig en altijd zou hem bijblijven het gezicht van dien kerel, wan neer hij morgen het bankroet las. 'k Doe het! '"« Van avond nog! 't Kon nog van avond. Hij kende 't oude huis, waar Mabel zeer aan gehecht en waar ze gestorven was. Hij kon de biblio theek wel uitteekenen, waar zijn oom in den muur een kluis had laten metselen; twee ramen eerst, en dan was er een knopje tusschen het tweede en het derde raam; op dit knopje behoefde men slechts te drukken, een paneel draaide van zelf open en de deur van de brand kast werd zichtbaar. (Slot volgt.}

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl