De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 24 april pagina 5

24 april 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1087 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. ?«-e* De Trouw tegen ie lannenbewepi. Ergens ik weet niet waar en ik weet ook niet wanneer heeft gestaan dat er eens een tijd zal komen waarin de tafels zoodanig omgekeerd zullen zyn, dat er sprake zal wezen van een heeren-emancipatie en van een... mannenbeweging! Dan zal de maatschappij geheel aan de vrouwen toebehooren; de beste, de meest eervolle en hoogst gesalarieerde betrekkingen zullen door vrouwen ingenomen worden. De vrouwen zullen kiesrecht hebben, ze zullen zitting nemen in alle mogelijke staats lichamen en colleges. Wie weet of men in dat Utopia der toekomst, niet zou spreken van een vrouwelyke Jan Hen (Jesnne of Jannetje Haan b.v.) om een vrouw aan te duiden, die zich bij uitzon dering met het huishouden zou bemoeien. Dit in 't voorbijgaan opgemerkt. In de brochure in quaestie dan werd een caricatuür in den vorm van een toekomstbeeld opgehangen, of juister een toekomstbeeld als caricatuür. Het was maar een grapje, zooals de kinderen «eggen want zoover zal 't wel niet komen, al zjjn er wel onder de feministen onder de baanbreeksters, die 't mogelijk zonden willen. Maar... als ik iets te zeggen had zou ik er zoo gaarne tegen willen waarschuwen. Ik zou het meisje onzer dagen het op komende (vrouwelijk) geslacht zoo gaarne willen toeroepen... wacht u voor overdrijving! Niemand kan vuriger voorstandster zy'n van de onafhankelijkheid der vrouw maar er wordt te hard van stapel geloopen. En wat gebeurt er dan? In de uitdrukking zelve ligt de verklaring een schip, dat te hard van stapel loopt, schiet met onnatuur lijke kracht vooruit. In stede van zacht en kalm van 't hellend vak te glijden en rustig neer te komen op de plaats, wat het zijn moet, dobbert en slingert en schommelt het, maakt het oneindig meer geplas en opschudding dan noodig is om ten siotte... tegen den harden oeverkant aan splinters te vliegen ... Er wordt tegenwoordig ontzettend veel geschreven en geredeneerd over de vrouwen beweging en over het lot der vrouw. En talloos z\jn de voorbeelden, welke er aangehaald worden van slecht betaalden vrouwen-arbeid. Maar... men veroorlove my de vraag: Is dit uitsluitend bij vrouwen arbeid v Als men eens ging ijveren voor al 't mannenwerk, dat slecht betaald wordt, dan zou er ook een mannen-beweging in de wereld ge roepen worden 't zij dan ook in een anderea zin dan waarop ik hierboven doelde. Ligt de oorzaak van het slechte betalen, van het sweating-system en wat daarmee in verband staat, per slot van rekening niet aan n grooten factor? De wanverhoudingen der maatschappij die ontstaan zyn door aanvraag en aanbod ? Zoodra de markt door iets overvoerd wordt, 't zy of 't artikelen van consumptie, arbeids producten, of de arbeiders zelf zijn worden er slechte prijzen betaald. Dat is iets, waar noch wets-veranderingen, noch co-operatie, noch. evolutiën, noch emancipatie van welken*aard ook, ooit iets aan zullen kunnen doen. Om, aan den eenen kant, het werken onder de marktprijzen en aan den anderen kant het slecht betalen te ?mmimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiniïi FEUILLETON. ?mmMiiitiiiHiiiimiiii MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII umi liïi In. cLe ILdft. Salon-Comedie in een Bedrijf, door GüILLEMETTE DE LA GATINEKIE. Personen: Heeren: Auguste Granvallet, 50 jaar. Robert d'Avricourt, 25 jaar. Dames: Clémence Grau vallet,, 45 jaar. Alice Grauvallet, 18 jaar. Hei tooneel stelt voor een lift. Banken rechts en links. Een deur in hel midden op den. achtergrond. Eerste Tooneel. Mijnheer en Mevrouw Granvallet, Alice. Mevr. tirauvallet. Wees toch voorzich tig August, een ongeluk is z iu gauw g. b urd. Hoa lastig nu toch, dat die e mouTge er nif-t is. M ij n h. Gr. Maak je miar ni t ong.-rust vrouwtjf, ik. weet er alles van. Niets is ge makkelijker dan naar boven te gaan ; de eeuige klt-iue moeilijkheid is, hem weer stil te houden. M. e v r. G r. ik beu er niets geruft, op; die machinerieën zijn zoo gevaarlijk. (Tot Alice.} Ik was voor myu negen-en-dertigst.e jaar nooit in een lift g. wetst; het is mij nog nooit te veel moeite geweest, de trappen op te klim men, en zonder je vader.,. Alice. H», t is toch wel prettig, mama, zoo zonder eeuige vermoeienis op de vijfde verdie piug te worden neergezet; wat mij betreft, ik vind het heerlijk. Gaan wij naar boven, papa? (Zij staat jilotseling op.) O, wat, ben ik dom Nu heb ik het bock dal ik aan Marguente wou brengen, m het rijtuig laten liggen. Mag ik het even gaan halen, mama ? Mevr. Gr. Ciéuience, zou het passen dat zij zoover alleen gaat? M ij n h. Gr. Wel zeker, ga maar kind (Alice gaat weg). Tweede Tooneel. Mijnheer en Mevrouw Granvallet. M e v r. G r. Ik beu blij dat wij een oogenbhk alleen zijn. (Zij gaat naar haar man toe.} Deuk er om dat je mijiiheer D,,-sfeuil niet over bet bezoek van van avond spreekt. Het is niet "noodig dat hij zoo op de hoogte is van familiezaken. M ij n h. Gr. Maar vrouwtje... Mevr. Gr. Ja, ik ken je, Granvallet, je hebt een manie om alles aan de groote klok te hangen. M ij n h. Gr. Clémence ... Mevr. Gr. Genoeg, ik weet wat ik be doel. Ik wil je niet verbergen, dat dank zij de inlichtingen die wij door mijn goede zorgen hebbeu gekregen, die mijnheer d'Avricourt mij een gewenschte schoonzoon toeschijnt; vijfen twintig jaar, knap van uiterlijk, een beetje for tuin, een goede positie. Derde Tooneel. Dezelfden en Alice. Alice, (komt binnen.) Ik ben misschien wat lang weggebleven, mama, maar ik kon miin boek niet vinden; het was onder een van de beletten zou men 't individu moeten veranderen. Zoolang er menschen zijn, die door honger gedreven of uit gebrek aan energie om verder te streden, of uit gemakzucht, t' uit natuurtuurlyken deemoed (om 't geen lafheid te noemen) nemen, wat hun maar geboden wordt en, zoolanger zy'n, die er gebruik of misbruik (?) van maken zullen de toestanden niet ver anderen. Doch dat is 't niet waar ik over spreken wilde. Ik wilde alleen een woord van waarschuwing uitbrengen tegen te veel illusies van de zy'de der vrouw. Dat elk meisje voor iets grootgebracht wordt, is uitstekend; dat zij een vak leert of een handwerk of zich toelegt op de een of andere kunst, moest even natuurlijk worden geacht als b\j een jongen. Dat zy aan 't einde van haar leer- of proefof studietijd de verkregen kennis productief wil trachten te maken, is er van zelf 't gevolg van. Men plant geen vruchtboomen om 't ooft aan de takken te laten rotten. En ik geloof dat als de Nederlandsche vrouw eens gedurende een halve eeuw zal getoond hebben, wat ze kan preateeren de vrouwen beweging er verder door zal zyn gebracht dan door alle mogelijke geschrif en, lezingen, vergaderingen en congressen. Doch laat het jonge meisje toch niet meenen laat de vrouw van ondervinding 't haar toch niet voorhouden dat het optreden, hoe krachtig ook, van het zwakke geslacht, ooit een maatschappij zou kunnen vormen waarin genoeg te werken, genoeg te verdienen en laat my 't zeggen al is 't een treurige waarheid, genoeg te eten zal zy'n voor alle vrouwen. Ik herhaal het: men komt terecht in verzet tegen de schandelijke betaling van sommigen vrouwenarbeid, men spreekt van bloedgeld en dan overdrijft men niet. Wat Hood zei in zyn »Song of the shirt" Oh! men, with sisten deur! Oh! men, with Mothers and Wivest It is not linen yoit're wearing vut, But human creatures' Heest Oh! God l Thai bread should be so dear, And Jtesh and bluod so cheap. meer dan een halve eeuw geleden (het kwam uit in het kerstmis-nummer van Punch in 1843) is nog van kracht. Nog steeds zyn er duizenden vrouwen, die een onmenschwaardig bestaan leiden, die hard werken van den vroegen ochtend tot den laten avond, van den Isten Januari tot den Sisten December, van haar kinderjaren tot haar graf, zonder genoegens en zonder afleiding, zonder hoop op beterschap of vooruitgang. Voor wie 't leven een last een vloek is. Die zich niet verheugen in de vroolijke zonnestralen of in 't ontwaken der natuur, omdat ze geen tijd hebben ergens anders naar te zien dan naar haar naald en draad: Stitch, stich, stitch, In poverty, hunger and dirf. Maar vraag eens hoeveel mannen er zijn, die met gebogen rug en wankelende stappen door 't leven gaan. Vraag eens aan de Theems, aan de Seine, aan den Donau, hoeveel ongelukkigen er hun dood hebben gezocht in de rivier; 't water is gastvrij en neemt iedereen op, die er een schuilplaats in komt zoeken. Ga naar de Morgue en ge kunt op de gezichten der mannenlyken, even droeve ge schiedenissen lezen van ellende en ondraagbaar banken gegleden; nu kunnen wij naar boven gaan. Mevr. Gr. Hé, ik krijg er al een hart klopping van. M ij n h. Gr, Maar, vrouwtje, als het je zoo agiteert, waarom ga je dan met de lift ? Mevr. Gr. Ja, ik heb eigenlijk meer lust om beneden te blijven, dat is wel zoo voor zichtig. Alice. Dat is waar, mama, wacht u dan zoolang in de vestibule, ik ga met papa naar boven. Als Marguente thuis is breng ik haar mee. Vijf mmuten geduld, moedertje, en dan ben ik weer terug. Vierde Tooneel. De Heer en Mevrouw Granvallet, A'ice en daarna Robert. (Robert doet de deur open, groet en gaat zitten.) Mevr. (j r. Uat is goed; wanneer je dus niet, spoedig lerug beut. Alice. Ik kom m elk geval da lelijk terusr, mama, of zij er ziju of niet. (Meer. Gr gaat weg; Alice gaat zitten.) Vijfde Tooneel Dezelfden zonder Mevr, Granvallet. Robert (staat oji). Pardon mijnueer, tot welke tage gaat u mee? Het sclnjnt dat de conciërge er uit t is; als u het, toestaat, zal ik de lift, in beweging brengeu. (Hij trekt aan het touw. Men hoort het geluid van de machine.) M ij u h. G r. Dank u wel imjutieer, wij gaan uaar de derde verdieping, maar u zelf ? Robert. Naar de tweede, mijnheer. M ij n li. G r. Het is locli een mooie uit vinding, die liften, vmdt u niet ? R o o e r t. Ja zeker, mijnheer en men apprecieert ze vooral wanneer men zulk aaugeuaam gezelschap heeft. (Hij buigt.) (Terzijde.) Dat meisje is werkelijk allerliefst. M ij n h. Gr. U bent, geloof ik, aan uwe bestemming, mijnheer, ik dank u voor uwe beleefdheid. (Robert trekt aan het touw. Het geluid houdt op. Hij opent de deur en groet.) Robert. Mijuheer, juffrouw. M ij n h. Gr. N ig wel bedaukt, Robert (sluit de deur en opent die weer). Als u soms niet heel zeker bent van het regelen van de lift; dan zal het mij een groot genoegen zijn u naar de derde verdieping te vergezellen. M ij n h. Gr. Duizendmaal dank, ik zou u niet willen deraugeeren, mijn neer Nu ik het u heb zien doen, voel ik mij in staat om groot examen te doen als lift-ingenieur. Robert (buigt glimlachend en zegt terwijl hij Alice aanziet). Heel aardig, heel aardig. (Hij sluit de deur.) Alice (ter zijde). Een heel aardig jongmensch (hard op). Gaan wij naar boven, papa? M ij n h. Gr. Zeker. (Hij trekt aan het touw ; het geluid begint weer.) Niets is gemakkelijker, kindje. Alice. Papa, u vraagt wel of zij thuis zijn, want als mijnheer Desfenil alleen thuis is, ga ik niet binnen, hij is zoo vervelend. M ij n h. Gr. Goed, goed. Daar zijn wij er. (De lift houdt stil; het geluid houdt op. Mijnh. Gr. doet de deur open en stapt naar buiten. Men hoort schellen, en een gesprek.) (Hard op.-) Alice! Alice. Papa ? M ij n h. Gr. Marguerite is met hare zusters uitgegaan. Mijnheer Desfeuil is alleen thuis. leed als ge leest op de uitgeteerde gelaats trekken der beklaagde vrouwen. Eigen schuld drank erfelijkheid ... dat zijn de oplossingen van 'a levens raadselen. Wie zal 't zeggen ? Maar dat er tallooze mannen zyn, die 't, bevoorrechte wezens, als ze volgens de femi nisten zyn. niet >goed" hebben, wie zal 't betwyfelen ? Men sla slecht» een blik in de statistieken van de verschillende toevluchtsoorden, b.v. die van het »Leger des Heils". Men ga in de verbeterhuizen, in de gestichten voor landloopers altijd nog meer mannen dan vrouwen. Men zie onze strijdkracht, ons koloniaal leger en vrage hoeveel meer rekruten de ? Wanhoop", en «Armoede" er hebben aange bracht dan de liefde voor 't vaderland of de zucht naar roem en eer. De leden van, die benijde, bevoorrechte sekse der wettenmakers, vinden het hier op aarde ook niet altijd een Haf van Eden. Een soldaat heeft het niet zooveel beter dan een naaistertje, het lot van een matroos staat niet heel ver boven dat van een schoonmaakster. Een loopjongen maakt geen meer schitte rende carrière dan een loopmeisje, een huis knecht hjeft minder gelegenheid tot sparen dan een keukenmeid. Doch om nu niet eens bij de lagere sporten der maatschappelijke ladder te blijven staan. Laat mij u even herinneren aan het legio klerken, commiezen en schrijvers (niet auteurs). Hoeveel zijn er niet bij, die met 4 a 500 gulden beginnen en na een half me.ischenleven 't brengen tot 1000 of 1200 gulden ? Kunnen zij trouwen, kunnen zy zich ver zekeren tegen ongelukken en andere rampen zij, voor wie het leven zelf een ongeluk, een ramp is? En de heeren officieren van land- en zee macht? De traditioneele titel der tweede luitenants «vergulde bedelaar" is geen holle klank. Hoeveel mannen zijn er, zelfs onder de geleerden uit de hoogste lagen der aristocratie van 't intellect, die, als ze geen middelen van zich zelf hebben, op hun dertigste jaar zich de weelde van een huwelijk zonder zorgen kunnen veroorloven? De Staat voedt velen zy'ner zonen, maar vraag niet, hoe de ruif gevuld is. En. hoe lang duurt het, vóór ean advocaat een paar duizend gulden per jaar verdient ? Wat is de praktyk der meesten na de zoo genaamde pro-deo jaren? Och! armen zouden ze niet vaak een chronisch pro-deo op hun visitekaartje kunnen laten drukken ? En ga eens het aantal ingenieurs na, dat de polytechnische scholen jaarlyks afleveren en vergelijk dat by het getal dergenen, die een winstgevend baantje hebben? Hoe weinigen zyn er, die als ze geen ander kapitaal hebben, dan hun diploma, er genoeg coupons van kunnen knippen om er van te bestaan. En onderzoek eens hoeveel busdokters er zijn onder de medici en hoelang 't voor som migen duurt, vóór ze hun eerste rekening schrijven ea die gehoauree^d zien. Eu sla eens een oog in de ly'3t der faillieten. Men zegt wel eens dat bytyds failliet gaan een der beste handelsspecuJaties is, welke een koopman doen kan, doch in den regel gebeurt het niet uit weelde. iimimiMiigMiiHiiiiiimiiimiimi iiiiiiiltiiiiiimmiiiiiil Ga maar naar je moeder terug. Ik zal de lift weer in beweging brengen. Hij houdt niet vóór beneden stil. Zesde Tooneel. Alice \alleen). Tot straks vadertje. (Zijsluit de deur, gaat zitten en staat weer op.) iüvind net niet 400 erg jammer dat Margo l uit is, en dat voor het eerst van mijn leven. Het is slecht van mij, want zij is ai tijd aardig. Maar ik heb haar mets te zeggen, of liever ik heb zooveel te vertellen, dat ik met weet waar ik mee beginnen zal. Dit is uu al de zevende keer sedert ifc achttien jaar ben, en dat ben ik uu twee maaudeu, dus zoowat eens per week, maar ik heb een voorgevoel dat deze nog erger is dau de vorigeul Robert d'Avricourt. Ik ben er zeker van dat het een aanstellerig en slecht opgevoed jougineuscti is, en de kennismaking van van avond, die men getracht heeft voor mij verborgen te houden en waar ik sedert drie dagen tegeu op zie, is een ware nac'itin<irrie voor mij. (Zij loopt heen en weer, het geluid houdt op.) Wat, houdt luj st.il! Beu ik er uu al 'i (Zij neemt haar boek en haar parasol, stoot da deur open en treedt verschrikt terug bij het zien van Robert) O, pardou mijnheer! Zevende Tooneel. Alice, Robert Robert. Neemt u mij als 't u blieft niet kwalijk, juffrouw: ik heb u toch geen pijn gedaan. Alice (erg verlegen). O neen mijnheer, in tegendeel. R o b e r t. [k ben altijd zoo hsaslig, juf frouw, en .. Alice. O neen mijnheer, ik verzeker u dat het mijn schuld was. Toen de lift st.lhi'-ld, dacht ik dat ik onder aan de trap was en wilde ik er uitgaan. Robert. Neen juffrouw; het ligt alleen aan mij. Mijn vriend was niet thuis, en uit pure luiheid, om niet uaar beneden behoeven te loopen, heb ik de lift aangehouden en hen er als een dolleman ingestapt. (Hijgaat zitten. Stilte.) Alice (lief). Ik zou het erg prettig vinden als u ons weer naar beneden zoudt willen laten, mijnheer. Robert (met nadruK). U, pardon juffrouw, waar zijn mijn hersens. (Hij trekt arm het touw, men hoort de machine.) (Ter zijde). Het is jam mer; ik zou wel een halfuurtje met haar willen doorbrengen. Alice (ter zijde). Als ik het geweten liad, was ik naar beneden geloopen. Ik denk dat Mama het niet heel gepast zal viuden dat ik met een jong mensch alleen in de lift, zit. Robert staat op en maakt daardoor dat Alice's parasol op den grond valt; hij legt die nu mei kracht ap de bank neer. Het geluid houdt op). Ik ben wél onhandig! Alice. Ha, de lift houdt stil; wij zijn er. R o h e r t (slaat op). Als 't u blieft juffrouw. (Hij tracht de deur open te doen, die maar half open teil.) Het is vreemd maar. Alice. Wat is er toch; mijn hemel, wat is er gebeurd ! Robert. Maak u maar niet ongerust, een kleine vertraging zonder meer. De lift moet midden in de trap vastzitten. Ik doe nu slechts een greep hier en daar; om een degelijk overzicht te geven van slecht betaalden en weinig rendeerenden mannenarbt-id, ontbreekt mij hier de ruimte. Trouwens het is niets nieuws wat ik ver kondig en vaders van aankomende jongens weten allen wel hoe moeielijk het is om van hun jongens af te komen... zou ik byna zeggen. Ik haast my het te veranderen in... hoe moeielijk het is een passenden werkkring voor hun zoons te vinden. Ja, ik durf te beweren dat er op het oogenblik door de mindere concurrentie nog meer vooruitzichten zy'n voor de meisjes dan voor de jongens. En hoe ook in discrediet tegen woordig, in elk geval neemt Hymen er toch nog tal voor zyn rekening. Voor de vrouw blijft het in onze dagen zoo gewraakte huwelijk toch altijd nog meer een uitkomst dan voor den man. Er zijn vooruitzichten voor het meisje dat vooruit wil komen, dat ly'dt geen twijfel, doch het zal in den strijd om het bestaan met het zwakke geslacht eveneens gaan als met het sterke, en gely'k 't met alles in de natuur gaat. Duizendtallen zullen er ten onder gaan tegen tientallen, die er komen. In elke professie, op elk arbeidsveld zyn er slechts enkelen die uitmunten; van elke plantensoort gaan er tallooze verloren, tegen een bescheiden aantal flinke exemplaren; niet elk eitje van een kabeljauwenkuit wordt een kabeljauw enz. In de Natuur geldt, naast invloeden van buiten, het recht van den sterkste. " Aan elk individu, aan elk redelijk schepsel, aan elk mensch in 't kort, staat de kans open om tot de aterksten te behooren. Persoonlijke ijver; de lust om meer te werken, meer te leeren, meer te zy'n dan andereu; de wil om vooruit te komen; een grenzelooze energie om alle moeielykheden uit den weg te ruimen. Dat z;jn, per slot van rekening, de factoren die de vrouw evenals den man vooruit moeten helpen. THÉBÈSE HOVBS. immuun iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimniii Eene ex-Koningin. Gehuwde onderivvjzeressen. Champignons. Recept. Koningin Marie van Hannover, die op 14 April haar tachtigsten verjaardag vierde, heelt zeker meer lots wisseling en droefheid in haar leven gehad dan de meeste der vorstinnen van onzen tyd, keizerin Eugenie en koningin Isabella meegerekend. Zy was eene dochter van hertog Jozef van Saksen-Altenburg; de oudste van diens vier dochters, alle om hare schoonheid beroemd. By haar huwelijk, in 1843, met den kroonprins George van Hanuover, was koning Friedrich Wilhelm IV van Pruisen tegenwoordig; het paleis in de stad Hannover, waar hare kinderen geboren werden, dient nu als ambtswoning voor den kommandant van het 10de Pruisische legercorps. Sedert 1866 is de koningin met haren blinden man eerst van Herrenhausen naar Marieuburg, toen naar Hietzing, eindelyk naar Gmunden ver huisd. Tegenover de vreugde, dat haar zoon August met prinses Ta/ra van Denemarken trouwde, stond het verdriet dat hare dochter Friederieke een adjudant, baron von PavelRainuin gen huwde: met veel moeite gelukte het koningin Victoria, den vrede tussenen de ouders en kinderen te herstellen. Ook de tllliiiiiiliiiiiiiuiiiliiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniininiiiiiiiitniiiiiiH Alice. 0, mijn God! Robert. Binnen een paar minuten zullen wij wel verder gaan. Het is met de eerste maal dat ik zooiets beleef. (Hij trekt aan het touw.) Maar ik weet er alles vau. A l i c e (verlegen). Bent u ingenieur, mijnheer? Robert. Neen, dat niet juffrouw. Ik ben 2de luitenant, maar de neef vanuiyn zwager ... (Hij beproeft weer de deur open ts doen.) Wer kelijk, ik uegnjp er mets van. Alice. A.IS u dat nog wel eens hebt bij gewoond, hoe bent u dan de andere keeren er uitgekomen ? Robert. De eerste keer, na een uur. Ik moest de deur stuk maken en over de leuning klimmen; ae tweede keer was het voor een pilaar en moest ik wachten tot er een ingenieur kwam. Alice. O, en Mama waclit beneden. Mijn heer, ik bid u, doe uw best ons naar beueden te krijgen. Robert (wandelt op en neer). Juffrouw (Hij trekt weer aan het touw) ik verzeker u (Hij doét de deur dicht) dat iüniet meer weet wat ik moet beginnen. Soms gaat men ook na enkele minuten vau zeli weer naar beueden. Alice (verheugd). Werkelijk ? Robert. Lfc verzeker het, u. Alice (gerustgesteld). Laten wij dan even wachten. Robert (ter zijde)- Ik heb geen reden om te klagen. Dat is alleraardigst, zoo'u tcie a iêt,e. Alice (Ier zijde). En mama die uog twee boodschappen te ilucn had, vóór zes uur. Mijn hemel, wat zal zij wel zeggen? (Robert haalt zijn horloge uit.) A l i c c. Mardon mijnheer, hoe laat is het? Robert. Vijf uuuuteu voor half zes. Hebt u ergeu haast? Alice. Haast? O volstrekt niet! Maar mama staat in de vestibule op uie te wachten . . En u? Robert. O, ik heb nog wel den tijd, als ik maar vóór zessen even thuis ben geweest. Alice. Zes uur. U ook al? Robert. Wat zegt, u, juffrouw? Alice. O niets; ik heo ook een afspraak om zes uur. (Ter zijde.) Mevrouw De baval moet ous dien bewusten mijnheer d'Avricourt voorstellen. Ik zou wel eens willen weten of hij op dezen officier gelijkt. (Zij neemt haar boek en bladert erin om zich een houding te geven.) Robert (zacktj. .Eüfiü, a;s het de lift behaagt ons dezen avond te zamen te laten doorbrengen, op het midden van de trap, ik heb er met tegen, Alice. Pardon mijnheer, gelooft u niet dat er iets aan te doen is P Robert (opstaande.) Ik zoek juffrouw, ik zoek. (Alice neemt haar boek weer op) (Ter nijde.) -Uie afspraak tegen zes uur belooft niets goeds ; natuurlijk trouwen. Tante De Laval is wel goed! In haar qualiteit van rijke weduwe, wat haar alle mogelijke vrijheid geeft, vindt zij het huwelijk een lumiueuse instelling; maar daar ik geen plan heb mijn vrouw van kant te maken, en de vrijheid mij nog niet verveelt, heb ik veel lust mijn tante en de voorstelling te laten loopea, en juffrouw Granvallet op den. koop toe. krankzinnigheid van hare schoondochter prinses Thyra en van haar oudsten kleinzoon, prins George Wilhelm van Brunswyk-Luneburg, wierpen een schaduw op haar leven. De koningin zelf toont niet de sporen van een oud armbloedig ras; zy is lichamelijk en geestelijk frisch en flink; te Gmunden is zy een bekende en geliefde persoonlijkheid. **« Door den tweeden Senaat van het Oberlandesgericht in Duitschland is eene uitspraak gedaan, die voor de vrouwen, onder dat ressort vallend, van veel belang is. Eene gewezen onderwijzeres, Frau Pertsch, eischte van de stad Frankfort behoud van tractement, terwijl de stad haar, wegens huwelijk, had ontslagen. In eerste instantie had Frau Pertsch gewonnen; de stad kwam in hooger beroep, maar het Oberlandesgericht bevestigde de uitspraak, en op de volgende gronden: De Pruisische con stitutie heeft aan de openbare onderwijzers en onderwijzeressen de rechten en plichten van staatsambtenaren toegekend, en deze zyn dus, voor zooverre zy een vaste aanstelling hebben voor levenslang aangesteld. Door de verordening van 1867 is dit voorschrift ook voor Frankfort geldig. Wel is het mogelijk, de benoeming van onderwijzeressen tot een bepaalden tyd te beperken, maar dan moet dit met uitdruk kelijk voorbehoud geschieden, hetgeen hier niet het geval was. Ook kon het indienstbly'ven der onderwijzeres na het invoeren eener nieuwe verordening hierin geen veran dering brengen, want eenmaal voor levenslang aangesteld, geeft men dit verkregen recht door in dienst te blijven niet op. Ook het huwelijk van de onderwijzeres kon niet als reden gelden; huwelijk als grond van nietigheid eener overeenkomst is niet toepasselijk op de staatsrechtelijke betrekkingen van een amb tenaar; terwijl ook in de feitelijke omstan digheden der onderwijzeres niets wezenlijks veranderd was, en zy als gehuwde en moeder evengoed hare betrekking als onderwijzeres kon waarnemen als vroeger. Deze laatste consideratie is zeker al heel opmerkelijk en maakt de uitspraak van veel belang. » * * De champignons voor Schotland worden meest geleverd door de Scotch Mushroozn Company te Edinburg, en deze heeft door een toeval een onvergelijkelijke kweekplaats er voor gekregen. Van een verongelukte spoorweg maatschappij heeft zij een langen tunnel over genomen, waar nu in een koele, donkere, vochtige aardlaag de champignons uitmuntend groeien; met een spoorlijntje op smal spoor, ook al uit den afval der vroegere maatschappij gemaakt, transporteert men de champignons naar de stad, ze zy'n steeds versch en rijp te krygen. Ook in Roemeniëheeft een failliete spoor wegmaatschappij uit haar nuttelooze tunnels eenig voordeel weten te trekken, door ze als wijnkelder» te verhuren. * * * Gebraden kalfsvleesch a la gendarme. Het stuk wordt gelardeerd met strepen spek en ossetong a l'écarlnte (die in salpeter en zout gelegen heeft), dan gekruid met zout, peper, uien, wortels, laurierbladen, tijm, olie en azijn; gemarineerd, gebraden en met een poivradesaus gediend. E?e. Alice. Hebt u iets gevonden ? Robert. Neen nog niet, (Ter zijde.) Als zij nu nog maar op dit meisje geleek. Maar ik kan n.y haar wel voorstellen; een ;kostschoolmeisje met neergeslagen oogen, een prui lend mondje een beetje verlegen heeft tante gezegd ; neen neen, hartelijk bedankt ! Aiice. Mijuheer? Robert (komt naderbij.) Juffrouw ? Alice. Zouden wij naar beneden gaan? Robert. Ik geloof het niet f Alice. Kunnen wij niet roepen P Robert. Maar wie dan ? Alice. Mama wacht beneden aan de trap; zij zal zoo ongerust woiden. (Ter zijde). Wat zal Mama boos zijn. (Robert doet de deur half open. Alice buigt zv$i voorover en nept) : Mama ! Mama ! (Tusschen iéderen zin macht zij eoen alsof ij naar het ant woord van haar moeder luistert.) Ja, ,k beu het Maina ... m de lift ... Er is iets met de lift niet m ocde. Wij zitun midden op de trap vast . . . Omdat Jfapa er nitt is ; hij is bij mijn heer Desfeuil gebleven . . . Neen, Marguente ook met . . . Neen Mama . . . Met eeu heer . . . (Verlegen en naar Robert ziende?) Neen niet erg ouJ . . . Het is dezelfde fleer die zooeven met ons naar boven is gegaan. (Een beetje zach ter}. Ja, maar het is toch mijn schuld met. Wees maar gerust . . . Ja, zeer coinine il faut. (Ter zijde.) tttspottehjk, dat gesprek met dat juuge mensch erbij, die alles kan hooren. Robert (opstaande). Vindt u het goed dat ik eeu paar w ooi den tegeu uw moeder zeg? Alice. Heel graag. Robert (roept door de deur). Mevrouw f Neemt u mij met kwalijk mevrouw, dat ik zoo tegen u roep, maar ik beu met uwe dochter in de lift. Ik schaam mij dat ik miju onwetend heid moet bekennen, maar ik begrijp niets van dit systeem, en ik kan hem met geen moge lijkheid naar beneden krijgen. Is de conciërge met weerom gekomen?... Maar wij nebben er geen ! (Lachend tot Alice). Uwe mama stelt voor u langs een ladder naar beneden te laten klimmen l Alice. Niet erg praktisch. Maar het is vreeselijk akelig, mama was zoo ongerust. (Alsof zij een ingeving krijgt) Kunnen wij niet weer naar boven gnan?» Robert. Dat is waar dat is een idee. (Hij probeert weer aan het touw te trekken). Dat kau al evenmin; ik geloof dat wij er in moeten berusten. (Alice gaat zitten met een strak geziettt). Ik hoor als ik mij met vergis, uw moeder weer roepen. Alice (aam de deur). Wat, mama ? . . . Ja dat is waar, dat is het beste. (Tot Robert.) Mama zal weer in het rijtuig gaan en den eigenaar halen, die hier dicht bij woont. (Zij buigt zich, weer voorover). Ja mama, wees ge rust, (Ter zijde.) Wat zal dat jongemensch moeten lachen ! Ik ben gewoon belachelijk door al die lessen van mama. (Zij neemt weer plaats als iemand die niet van plan is weer spoedig op ' ' (Slot colyt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl