Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1088
weging, en daarmede is dan nog alleen de
zinnelijke kant der taal vermeld, worden de
aan de klanken onlosmakelijk geassocieerde
voorstellingen en gevoelingen geheel uit het
oog verloren." 't Is wel wat kinderachtig, dat:
geen klank maar klankbeweging l" Dat weten
we allemaal wel, maar 't woord klank is hier
beter. Tegenover de oude leer, die bij 't ge
schrevene zweert, voor wie de taal uit zicht
bare tekens samengesteld schijnt, stellen we
het feit dat de taal van mond tot oor gaat.
Licht nemen we waar met het oog, warmte
met het gevoel; met het oor vangen we de
klank (het geluid) op. Zo is taal klank.
Maar zou er wel n in de taaibeweging
belangstellende zyn, voor wie 't nodig is bij het
noemen van het woord klank, in dit verband, te
herinneren aan die onlosmakelijk [er aan] ge
associeerde voorstellingen en gevoelingen?"
Behoort voor iemand een klank zonder associé'
tot de taal? Dat kan de heer D. H. niet
menen. En onder de nieuwere dichters is er
geen die zinledige klanken voor poëzie geeft;
al zou ook een onsamenhangende" woorden
reeks welluidend kunnen zijn.
Naar aanleiding van taal is klank komt nu
de Vereniging tot vereenvoudiging van onze
schrijftaal aan de beurt. Men weet al van
elders welke bezwaren de heer D. H. tegen de
, Voorstellen" heeft; we zullen dus hier evenals
hy kort zijn wat het spellingvraagstuk betreft.
In elk geval," zo wordt beweerd, zal een
nieuwe spelling nooit van het onderwijs kunnen
uitgaan; de school volgt het leven, het leven
niet de school." En de spelling van D. V. en
T. W. dan? Is die niet door de school onder
't (jongere) volk gebracht, terwijl de ouderen
rustig voortgingen te Siegenbeeken, veel auteurs
min of meer hun eigen spelling volgden en de
regering pas voor betrekkelik korte tijd en
zijdelings zich er mee inliet? Dat onze zoge
naamde schrijftaal zo verbazend veel verschilt
van de (spreek-)taal is op weinig na geheel
het werk van de school; als de school wat de
taal betreft het leven volgde, dan had de spraak
makende gemeente meer invloed op de taal
gehad, dan waren allerlei antiekieteiton in het
taaimuseum opgeborgen, en dan behoefde er
nu geen strijd (onvrede) te zijn over in onbruik
geraakte uitgangen en dode lettertekens; dan
werd de groei van onze taal niet belemmerd,
dan wist een ieder uit eigen waarneming dat
taal individueel is en niet anders zijn kan;
en dan werd geen vergadering te Leiden op
Onvrede" onthaald.
Wel volgt ook weer de school het leven,
maar ze komt altijd te laat, soms wel een eeuw
ef meer. En intussen spreekt ze over het
leven alsof ze de wijsheid in'pacht had, en
ziet ze maar weinig van wat rondom haar
gebeurt.
Er is kinderlijke, gemeenzame, beleefde,
vormelijke, statige, voorname, schoone taal,
zoowel in het spreken als in het schrijven...
waarom zou men al die verschillen willen doen
verdwijnen ?" 't Lijkt wel of de heer D. H. het
streven van de vereenvoudigers" hier
opzettelik verkeerd begrijpt (yant hy leest toch
zeker wel wat ze schrijven), en 't is geen
kompliement aan zijn hoorders, die hij zich
als vreemdelingen in Jeruzalem moet denken,
om ze zo iets te durven voorhouden. De Ver
eniging behoeft niet van de heer D. H. te
horen dat het afschaffen van die verschillen
onmogelik is; en de heer D. H. kan. al was't
maar uit de Inleiding voor de Voorstellen en
de Handleiding weten, dat zo'n streven in
strijd is met de beginselen van de Vereniging.
Verkeerd inzicht is het als de heer D. H.
beweert dat men de kunst van spreken en
schrijven niet mag en niet kan algemeen maken
door een kunstmatige taaivereenvoudiging.
Waarom 't niet zou mogen zal wel niemand
kunnen zeggen. Een kunstmatig vereenvou
digde taal zou eigenlik een nieuwe taal zijn
en er is geen wet die verbiedt iemand een
nieuwe taal te leren; ook is 't niet onzedelik,
dus mag het gedaan worden. En evengoed
als men iemand frans of duits leert, zou men
hem een eventueel niemv-nederlands kunnen
onderwijzen als men er roeping toe gevoelde
Maar er is alweer geen sprake van kunstmatige
vereenvoudiging. Kunstmatig is voor een groot
deel de taal, zoals de spraakkunst die tegen
woordig noch voorschrijft; 8) de natuurlike
taal kunnen we alleen horen. Want zelfs als
artiesten sommige uitgangen, woordvormen en
woorden gebruiken in 't schrijven, is het de
vraag of ze die alle bij 't spreken, bij 't dik
teren of voordragen van hun werk wel zouden
laten horen: maar ze hebben op de school
banken gezeten. Wat de heer D. H. verder
(blz. 16) over de vrijheid van de kunstenaar
zegt stemt volkomen met onze mening overeen;
dat wist hy ook uit de Handleiding.
De vereenvoudiging nu die de Vereeniging
wil is niet kunstmatig, omdat in de schrijftaal
alleen afgeschaft wordt, wat in de algemene
beschaafde spreektaal niet meer leeft. De school
moet het leven volgen, zegt de heer D. H.; nu,
de Vereniging wil dat óók, en kan iets minder
kunstmatig zijn dan wat het leven afgeluisterd
is? Naar het leven en naar de natuur (vgl.
natuurlik) zijn toch sienoniem, en natuurlik
is toch 't tegengestelde van kunstmatig?
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIH
smalle doos uit. Hij lichte het deksel op en
werd verblind door een flikkereuden gloed:
halskettingsn, armbanden, ringen, straalden hem
tegen, zijn moeders juweelen. Thans had
hij wat rechtmatig het zijne was; hij was ge
red; zijn. naam zou niet met schande genoemd
worden, hij zou dezelfde blijven voor de wereld.
Hij drukte het kistje aan zijn hart. Hij was
half krankzinnig van vreugde. Hij had over
wonnen. Mabel kon haar man thans niet meer
tegenover hem stellen. Hij deed de brandkast
dicht, maakte alles in orde zooals hij het ge
vonden had en stak de hand uit om het gas
uit te draaien. Zijn arm bleef een poos iu de
lucht steken. Want van aangezicht tot aange
zicht bevond hij zich tegenover een mooie jonge
vrouw in een schitterend avondtoilet. Het
mondje half geopend scheen ze op het punt
iets te zeggen; de eene hand was uitgestoken
als wilde ze hem aanraken. En de oogen waar
mee ze hem aanzag, o, een wereld van liefde
straalde er hem uit tegen!
Zoo stonden zij elkaar aan te zien, in de
bibliotheek, in dezelfde kamer waarin ze als
kinderen zoo menigmaal hun hart voor elkaar
hadden uitgestort.
Mabel!"
Zij zag hem vlak in de oogen. Hij beefde
over al zijn leden, zonk onwillekeurig op de
knieën, strekte de armen naar haar uit en
fluisterde:
Mabel !"
Doch ze antwoordde niet; ze bleef enkel hem
aanstaren, de lipjes vaneen, de hand naar hem
uitgestoken als om hem aan te raken, de oogen
stralend van liefde.
,Mabel!"
Dat men vereenvoudiging wil om ook .kin
deren en eenvoudigen" 't schrijven gemakkelik
te maken noemt de heer D. H. een sentimen
teel argument". Wie van de nieuwe taalbe
schouwing uitgaat, (beginnende met taal is
klank"), die kan voor de praktijk geen
waarde hechten aan lettertekens, die geen
invloed hebben op de uitspraak van 't ge
schreven woord. En als die tekens geen
waarde hebben, waarom zal men ze dan
schrijven? Als veel uitgangen hun kracht
als onderscheidingsmiddelen verloren hebben,
wat de heer D. H. zelf op blz. 14 erkent.
waarom moet dan iedereen gedwongen wor
den om ze bij 't schrijven te gebruiken?
Waar geleerden fouten maken, waar 't Woor
denboek niet vrij blijft van taalfouten, zoals al
meermalen werd aangetoond, is het toch wel
dwaas om de kinderen van 't (gehele) volk
te dwingen het in de taal niet meer levende
te leren en toe te passen. Voor zover ze het
kunnen wil de heer D. H.; maar dat voor
behoud moet dan ook gelden voor hoog- en
zeergeleerden en voor allen die schrijven.
Sentimenteel" noemt de heer D. H. ook
't beroep op 't belang van de Zuid-Afrikaanse
stamgenoten. Over deze kwestie is in de
laatste tijd. ook naar aanleiding van 't Alge
meen Nederlands Verbond, zoveel geschreven
dat we er hier niet noch eens op terug be
hoeven te komen. Deze opmerkingen hebben
toch al groter uitbreiding gekregen, dan wel
licht voor de kolommen van dit blad wenselik
is. Ik laat dan ook voorlopig het tweede
deel van Onvrede," dat over
lieteratuurkwesties handelt, rusten.
J. L. C. A. MEIJEK.
4) D. w. z. onderwijzers voor wie, blijkens
hun praktijk, de school boven 't leven gaat.
5) D. H. spreekt van dit dogma"; maar een
feit dat door iedereen waargenomen kan worden
noemt men gewoonlik geen dogma.
6) Op blz. 19 wordt o. a. gesproken van de
klankzijde der taal.
7) Mannen met een akademiese tietel hebben
me wel verzekerd, dat ze 't horen konden, als
een woord mei; sch op 't eind geschreven moet
worden. Dat is 't werk van de school en niet
van 't leven. Dat die heren gemakkelik van
hun dwaling te overtuigen waren behoeit wel
niet gezegd.
8) Voorbeelden kent ieder: hen (4e nvl. mv.),
hun (3e nvl.); gij spraakt, speehiet, den vrouwen
een boezelaar, den kasten een verfje geven;
de tafel staat niet goed op hare poten, enz.
't Is waar, de heer D. H. wil de schrijvers
(sprekers) over zulke dingen maar niet lastig
vallen; maar moet dan dat alles maar in de
spraakkunst blijven staan en das noch in de
scholen onderwezen worden?
9) Voornamelik prozaschrijvers.
Uit Thackeray's leven.
Bij de firma Smith, Elder & Co. te Londen
is dezer dagen eene nieuwe uitgave verschenen
van Thackeray's Vanity Fair, waaraan eene
biographische inleiding is toegevoegd van de
hand van Mrs Eitchie, de dochter van den
schrijver. Mevrouw Ritchie heeft in die 25
pagina's gezondigd tegen het uitdrukkelijk
verbod van haren vader, die niet wilde, dat
eeee biographie van hem zou worden uitge
geven. Wellicht heeft zij haar geweten gerust
gesteld door de gedachte, dat deze korte
mededeelingen bezwaarlijk eene levensbeschrijving
zouden kunnen worden genoemd.
In vele van Thackeray's werken kunnen
door goed ingelichte personen
autobiographische bijzonderheden worden herkend, in
geen echter zoovele als juist in Vanity Fair.
Het werk is in 1845 begonnen, maar enkele
tooneelen daaruit z^n ontleend aan de herin
neringen van den schrijver uit het jaar 1817,
toen hij als kleine jongen uit Indiënaar
Engeland kwam, en opgesloten werd achter
het ijzeren hek der school te Caiswick, die
hij als Miss Pinkerton's Instituut in Vanity
Fair heeft beschreven. Daar heerschte de
majestueuse doctor, het hoofd der Billy Boy
BoardingscJiool, die de tien geboden met zoo
veel zalving kon voorlezen, dat zijne vrouw
en zijne dochters verklaarden: als men zijne
klankvolle stem hoort, kan men zich verbeelden
op den berg Sinaïte zijn. Ook de tooneelen
uit Bussell Square zijn naar het leven
geteekend; hier woonde Thackeray zelf in zyn
jonge jaren, vóór zijn verhuizing naar 13
Youngstreet, waar hij zijn roman schreef.
Verscheiden uitgevers hadden het handschrift
geweigerd; en toen er reeds een aantal
afleveringen waren verschenen, leek het waag
stuk den uitgever nog zoo groot, dat hij er
ernstig overdacht, de uitgave te staken. Mevr.
Ritchie meent, dat het de balscène op de kost
school van Miss Pinkerton was, die het publiek
het eerst «pakte". Anderen beweren, dat de
beschrijving van den slag bij Waterloo het
boek populair maakte.
Vele van de in het boek voorkomende
figuren zyn naar het leven geteekend; zoo
miiiiiiiiiiitiiiiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiiiiitiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiininiiintniii
Toen begreep hij de waarheid. Het was het
portret door Cabanel, waarvan de courant mel
ding maakte toen de hoofdinhoud van het tes
tament genoemd werd. Het groote doek stond
tegen den wand op den grond, om, voor het
verhuizen, te worden ingepakt. Hij stond op
en ging er voor staan. Hij dronk lederen trek
in van het altijd dierbare gelaat, dat nog ge
heel was zooals hij het gekend had, zooals ze
er uitzag toen ze hem toebehoorde.
O, mijn lieveling! ..."
De tranen rolden hem over de wangen. En
die oogen hadden gezien wat hij gedaan had,
in deze kamer, waar zij en hij zoo menigmaal
gelukkig waren geweest; dat mondje had zich
geopend om hem te berispen, om hem te
vrafen: //Was het je dat waard?" nu zij dat
ende hetgeen allén aan het leven waarde
geeft; die hand... o, dat handje was uitgesto
ken om hem tegen te houden in dat waarvoor
hij gekomen was, en ach, het was daartoe niet
bij machte geweest!
Neen, neen!" prevelde hij, en wederom
neen, neen!"
?Hij dacht aan zijn val, morgen, hij dacht aan
den laatsten slag zijn leven toegebracht, maar
hij ijlde naar de brandkast en kreeg ze open;
hij rukte het ijzeren deurtje binnenin open, en
zette het lange smalle kistje er weer in dat
zijn redding zou zijn geweest in de oogen der
wereld. Hij sloot alles weer, keerde tot het
portret terug en zei:
//Ik heb ze jou gegeven. .. Je hebt je man
liefgehad, dat ze hem toebehooren!" Hij
bukte, drukte een kus op het uitgestoken handje,
richtte zich overeind en liep met onvaste schre
den naar het openstaande raam.
onder anderen de gierige Sir Pitt Crawlay een
portret; en dat met Lord Steyne de Markies
van Hertford werd bedoeld, is algemeen bekend.
In Dobbin vindt men de trekken terug van
den ex-deken Allen, een studievriend van
Thackeray. Over de werkelijke Becky Sharp
schryft Mevr. Ritehie het volgende: »0p een
morgen reed een hansom voor; en daaruit
stapte een bekoorlijk, betooverend mooi per
soontje, die in 't zwart gekleed was, mijn
vader met groote hartelijkheid begroette en
hem bij 't afscheid een ruiker vioolijes gaf."
Dit was dus het origineel van de schoone
zondares, die, zooals Thackeray later aan den
hertog van Devonshire schreef, de laatste j aren.
van haar leven als weldadige vrouw in een
reputatie van buitengewone vroomheid door
bracht.
Ook Weimar, dat Thackeray als student
bezocht, waar hij Goethe leerde kennen en
om aan den groothertog te worden voorgesteld
van een lange broek een stuk af liet knippen
om er een korte hofpantalon van te maken,
wordt in Vanitij Fair als Pumpernickel be
schreven. Nieuw is de bijzonderheid, dat
Thackeray eene aanstelling als vaandrig heeft
gevraagd, om aan de kleine Duitsche haven
in uniform te kunnen verschijnen.
Oud-Egyptische humoristen.
Volgens vele Egyptologen waren de onder
danen der Pharao's reeds bekend met vele
zaken, die wij tegenwoordig beschouwen als
kenmerkend voor onze moderne westersche
beschaving. De Duitsche geleerde Emil Brugsch
Bey heeft thans ontdekt, dat de oude
Egyptenaren ook eene komische literatuur bezaten.
lu de laatst verschenen aflevering der
Zeitschrift fiir aegyptiscbe Sprache beschrijft deze
archaeoloog een onlangs te Tonnah gevonden
papyrus, die humoristische teekeningen ver
toont. De kunstenaar heeft koddige tooneeltj es
geteekend, waarin katten en ratten de rol van
menschen vervullen, en waarin aan de ratten
de gewoonten der katten worden toegeschreven
en omgekeerd. In het eerste tooneeltj 9 ziet
men een rat in het kostuum eener aanzienlijke
dame; eene kat, als slavin gekleed, houdt haar
meesteres een spiegel voor. In een volgende
afbeelding wordt een rat voorgesteld als een
jonge Egyptische dandy; een gedienstige kat
heeft hem geschoren en zet hem een geweldig
groote pruik op het hoofd. Op een derde
teekening ziet men eene kat, die als eene min
een jong ratje op de armen wiegt. Al deze
teekeningen zijn gekleurd. Volgens Brugsch
Bey dagteekenen zij van de 22ste dynastie.
tTtNSCHAP
TooMauoMeü?
Wie der oude zonen van Mars zou het ooit
hebben geloofd : buskruit zonder rook ? Nog
in de tweede helft dezer eeuw wees de schrij
ver van de »geschiedenis der nederlandsche
artillerie" er op, dat alle pogingen om het j
buskruit te verbeteren hadden gefaald ; als Mi- ,
nerva, die geheel compleet uit het hoofd van
Jupiter te voorschijn trad, zoo scheen toen
nog het buskruit onmiddellijk als iets
volmaakts ter wereld te zijn gebracht ? salpeter,
zwavel en houtskool, niets meer en niets min
der. Maar jawel: eer de eeuw ten einde liep,
was het rookzwakke buskruit in alle beschaafde
landen ingevoerd, terwijl vele der onbeschaafde
volken reeds een proefje van de nieuwe uit
vinding mochten genieten. Wel bekome
het hen!
zullen noemen, in fig. l is deze voorgesteld in
doorsnede, in fig. 2 perspectivisch, met wegla
ting van een stuk, waardoor het ons vergund
is de klep ,F te zien, hier opgesloten en in fig. l
neergelaten, zóó dat het projectiel zonder eenig
bezwaar uit het kanon naar buiten kan snel
len. Zoodra echter dat projectiel buiten is,
wordt de klep F door de buskruitgassen opge
slagen en sluit zij de monding af. Het gas kan
dus niet meer door de groote opening aan de
voorzijde ontsnappen maar moet zich verge
noegen met allerlei kleine kanaaltjes D. De
luchtverdunning zal dientengevolge niet meer
plotseling plaats grijpen en de knal blijft ach
terwege, terwijl het kanon dat met zijn
affuit bij het schieten, en wel door den druk
der buskruitgassen, naar achteren wordt
gestooten, m. a. w. terugloopt nu door den
druk van het gas, hetwelk uit de kanaaltjes
ontsnapt, naar voren wordt gedreven.
Bij geweren kan de klep F vervangen worden
door een kogel S (fig. 4), die den loop afsluit
zoo lang als het gas in het geweer blijft werken.
Aangezien de schutters van de terugwerkende
En nu komt van uit Frankrijk het gerucht
tot ons als een sprookje a la Münchhausen:
kanonnen zonder vlam. zonder terugstool en...
zonder knal ! Theater directeuren zullen rillen
bij het denkbeeld, dat in de toekomst geen veld
slag of belegering meer valt na te bootsen met
behulp van een ratel en een turksche trom.
Brullend umwölktmich derDampfderGeschiitze
Sprühend umzücken mich rasselnde Blitze.
Nog maar een spanne ty'ds en Kürner zal
zonder commentaar onbegrijpelijk worden.
Doch 't is ernst, hooge ernst wat de fransche
overste Humbert beoogt en hem reeds voor een
deel althans bij lichte kanonnen is ge
lukt. Merkwaardig is het daarbij,dat de nieuwe
uitvinding heel eenvoudig kan heeten en der
halve met enkele woorden valt te verklaren.
De overste Humbert schroeft op den kop van
het kanon een cylinder, welken wij hier af sluiter
gassen minder aangename ondervinding zouden
opdoen, is tevens voorgesteld het geheel met
een mof te omringen, als in fig.:?> is afgebeeld.
Het fransche ministerie van oorlog heeft het
aanvankelijk niet noodig geoordeeld de uitvin
ding van zijn overste aan een proef te onderwer
pen, doch de bekende fabriek van Hotchkisz te
St. Denis bij Parijs stelde een kanonnetje van
3.7 cM. ter beschikking, waardoor proefon
dervindelijk kon worden bewezen dat vlam van
het schot bij het Humbertsche kanon nauwelijks
zichtbaar is, de knal sterk vermindert, doch
dat de terugloop niet noemenswaard kleiner
wordt. De uitvinder Humbert koestert evenwel
de hoop, dat het hem gelukken zal de onder
vonden bezwaren op te heffen, terwijl het fran
sche artillerie-comitézich bereid schijnt te
hebben verklaard om de proeven voort te zetten.
Wie weet welke verrassingen nog vóór de
20e eeuw ons te wachten staan ! F.
Ik ben blij..."
Wat was dat voor 'n stem ? Sprak ze tegen
hem uit dat gepenseelde gelaat r Hij omklemde
het kozijn om niet te vallen, en keek achter
zich, de kamer in. De deur der bibliotheek
was Open, en, daar stond de senator, een blaker
iu de hand.
Ik ben blij u hier te vinden," zeide hij.
//t Is wel toevallig dat u juist uu gekomen
is, want vau avond heb ik u een briefje ge
schreven. U hebt zeker gehoord dat het oude
huis gesloopt wordt, en dat ik morgen wegga.
Zeker' komt' u liever eens kijken terwijl ik er
nog in ben. Het rsaui hebt a waarschijnlijk
open gevonden, 'k Zal vergeten hebben het
diuht te doen. Goed dat u het gas hebt op
gestoken. U hebt zeker gescheld, maar ik heb
liet niet gehoord, en ik ben heel alleen in huis,
mijn personeel is vandaag vertrokken. Om u
de waarheid te zeggen ik was boven bezig
u te schrijven, u ziet wel, hier is alles van
dien aard ingepakt. Zeker ben ik ingedommeld;
ik werd met een schrik wakker en herinnerde
me, dat ik het raam opengelaten had." Hij
haalde een brief uit zijn zak. //Kijk, dit is
de brief. Ik schreef u daarin, dat er een codicil
is bij het testament vau mijn vrouw. Daaruit
blijkt, dat zij u de juweelen vermaakt heeft,
die vroeger aan uw moeder behoord hebben.
Ik moet zeggen: ik heb het testament van uw
oom nooit rcël eerlijk gevonden tegenover u,
neen, ik vond het niet zooals 't hoorde." Hij
hoestte even. //En dan is het ook haar wcnsch,
dat ..." hij kuchte weer //dat u ... haar
portret krijgt, dat door Cabanel geschilderd is.
Zij heeft hier en daar, aan goede vrienden, een
cadeautje vermaakt van wat haar persoonlijk
toebehoorde, maar aan u ... zeker omdat u een
neef is ... heeft ze haar portret gelegateerd.
Ik kan niet zeggen, dat ik met dat, portret erg
ingenomen beu; ? ik vir.d niet dat het lijkt;
ik vind het overdreven . . . een beetje senti
menteel en ... Maar in mijn briefje zult u
lezen, dat ik gaarne vernemen zou waar u het
bezorgd wensclit te hebbeu. Verder niets. Ik
ben blij, dat u uit u-zelf mij eens bent komen
opzoeken. Ik ga in Washington wonen. Ik
heb hier nooit met plezier gewoond; het was
een der dingen, waarin mijn vrouw en ik in
't geheel niet overeenkwamen." Hij fronsde de
wenkbrauwen. //Campbell, geloof me, een man
doet soms onverstandig met te trouwen. Zie
maar naar je-zelf; wat is het je goed gegaan
in de wereld! Niemand die je belemmerde in
wat je doen wou. En och, na ons huwelijk
is Mabel veranderd als een blad op den boom;
ze wou niemand zien, en liefst zoo stil mogelijk
hier blijven wonen. Iii de tien jaar, die we
getrouwd zijn geweest, heb ik er haar nooit
toe kunnen krijsen in de wereld te komen, wat
voor mijn carrière zeer gewenscht was. Eens
; heeft ze me onder tranen verteld, dat ze haar
leven graag nog eens van voren af aan zou
beginnen. Maar ik zeg veel te veel. Maar
och,... je waart nog eeuigszins familie, en ...
en u kende... u wist dat Mabel uogat variabel
was. Ik hoor dat het u bijzonder goed gaat
in uw zaken; ik wed dat u eenmaal de spil
zult worden, waar heel de !inaiicii';ele wereld
om draait. IK'! is 't al zóó laat !J
Want in de verte hoorde men de (ilorpsklok
slaan. De zachte, geregelde slagen klonken
Campbell bekend in de ooren, hadden iets aan
trekkelijks voor hem. Het was middernacht;
NIEUWE UITGAVEN.
Oranje-Nassau en Nederland, door O. BAAS,
Groningen, P. Noordhoff en M. Smit.
Rede, gehouden door Mevr. A. W. L.
VERSLUYS-POELMAN, in de Openb. Verg. van de
Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht Afd. Gro
ningen, op 4 Febr. 1898,. A. Arnolli,
Coehoornsingel, Groningen.
Burgemeester-benoeming, door mr. HENDRIK
WILLEM HOVY. H. Höveker en Wormser, Am
sterdam Pretoria.
OÜIDA, De Massavenes, I en II d. Haarlem
De Erven F. Bohn.
Prinses Elsa. Een omfloersde Diadeem, Oor
spronkelijke Roman I deel Amersfoort G. J.
Slothouwer.
JULES CLOHETÈ, ARÈNE, TOKPFFEE en SAKDON
etc. Contes Clioisis Groningen, P. Noordhoft'.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard. No. 18. Dora's Reisavor.tuur,
door Jeanne Vötel, III. (slot). Verleenen
van hulp bjj Spoorwegongelukken, door B. M.,
met af beeldingen. Het bad, (bij de plaat.;
Het bad, naar de schilder^ van Mevr. Demont
Breton. Een praatje, over pruiken.
Baliërs en Sasaks, door Bintang Djaoeh, met
afbeeldingen, I. Het
Burgerweeshuispoortje, met afbeelding naar eene teekening
van S. H. de Roos. Feuilleton.
Weekblad Insulinde. No. 17. De waarheid
over de Lombok-telegrammen. ? Verplaating
van Amboina naar de Banda-eilanden ? De
aardbeving van Amboina op zee. Recherche
vaartuigen voor Atjeh onder de gouvernements
marine. Nederlandsche en vreemde mails
van Betavia. De Pedir- expeditie en de
nieuwe gouverneur van Atjeh. Het Bijslag
stelsel.
40 cents per regel.
iiMiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiniiiniiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiimiiiiiitiuiiiiiiiiiiiMiiiu
FouTard-Zijde 00 et.
tot f 3.35 p. Meter. Japansche, Chineesche
enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede
zw&rte, witte en gekleurde
HennebergZ(jde van 35 et. tot f 14.65 p.
Metereffen, gestreept, geruit, geworkt, damast enz.
(ca. 240 vtïrscti. qual. en 2000 versch. kleuren,
dessins enz.) Franco en vr|f van
Invoerrechten in huis. Stalen omme
gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
K. F. DEUSCHLE-BEKGEK,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
IHEIJHOöS & KALSHOVEH,
Arnhem.
Piano-, Orgel» en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Dagelijks vertrekt van de RÜYTERKADE
naast de Kettingboot 's morgens 10 uur een
Stoomjacht naar MARKEN via BROEK.
IN WATERLAND en MONNIKEN
DAM, en terug over de ZUIDERZEE.
Aankomst AMSTERDAM, ca. 4.30 n.m.
DE HAVENSTOOMBOOTDIENST.
Uitgave van S. L. VAN LOOY, Amsterdam.
Blijspel in 3 Bedrijven,
DOOE
DOCTOR JURIS.
TWEEDE DRUK.
Prijs ? l.
Voor leesgezelschappen
bjjzonder aanbevolen.
iniiiiiiiiiinHiiiiiiiiiniiniiiiiiniiiniMimiiininiiiiiiiiiniiiiiiiiiniimiiii
het uur der mysterieën...
;/Is u niet wel ?" vroeg de Senator. Want
Campbell klemde zich krampachtig aan de, ven
sterbank vast. //Misschien doet het u aan",
ging het lid voort, //terug te komen in een huis
waar zich zooveel herinneringen voor u aan
vastknoopen..."
Maar Campbell hoorde niet wat hij zeide.
Het was middernacht, het uur der mysterieën;
hij bevond zich in de kamer waar Alabel en
hij zoo menigmaal hun hart voor elkaar hadden
uitgestort. Zij had hem zijn moeder's juweelen
gegeven; zij liad hem alles gegeven waarover
zij de vrije beschikking had; haar portret, zoo
als hij haar gekend had ; zij had gezegd dat ze
haar leven weer van voren of aan zou willen
bsginnen . . .
Hij keek door de kamer; liet Senaatslid was
bezig de brandkast te openen om er de diaman
ten uit te nemen.
Langzaam keerde hij zich tot het portret.
De mond was half geopend als verblijdde zij
zich over hem, de hand was naar hem uitge
stoken als wilde zij dat hij ze in de zijne nam,
terwijl de oogeu ... de oogeu vol liefde hem
aanzagen.
Ik ben blij .. ."
Fluisterde hij die woorden ? .. . of zij ? ... of
hoorde hij enkel nog den klank vau de woorden
waarmer het Senaatslid de kamer was binnen
getreden ?
Aan de onuitsprekelijk weldadige kalmte die
neerdaalde in zijn hoofd en hart gaf Campbell
liet antwoord op die vraag. G. W.