De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 8 mei pagina 7

8 mei 1898 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1089 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. zoo goed passen aan het prinselijk gemoed van het kind. Ka terwyl de arme kinderen, die met gloeiende wangen verhalen gelezen 'hebben van woeste avonturiers, droomen mogen van helden, die ten koste van stroo men bloeds goudlanden veroveren en roodhuiden uitroeien, hebben de lezertjes van Sip-Su eenige zachtere aandoeningen van echte -beschaving gekregen door het leeren kennen Tan de vriendschappelijke verhouding van den kaptein tot de inboorlingen. Die kaptein, die maar nooit ernstig boos kan worden op de Eskimo's, al maken ze 't soms erg bont, is zulk een aardig geteekende, echt humane guur voor kinderen. Er is gave . van oorspronkelykheid noodig om een goed kinderboek te schrijven. Wie voor kinderen schryft, moet iets van de frissche, naïve bekoorlykheid van het kind hebben in zyn manier van zeggen. Niets schrikt dat jonge goedje meer af dan droog, langdradig of kleurloos zy'n. Het kind uit zijn aard vlug, dartel en vol lust tot weten, voelt zich aan getrokken door een natuurlijken, levendigen en hem veel zeggenden styl. Daarom luisteren de kinderen naar het verhaal van Sip-Su met ingehouden adem; nu en dan een kreet van verbazing, een bly gelach en weltevreden sluiten zy het boekje, tevreden met het slot, want het ligt juist in hun eigen heerlyke levensopvatting om zorgeloos te zyn als dit primitieve volkje. Zy' begrijpen best dat Sip-Su en zyn jonge vrouw gelukkig waren en opgeTuimd in dit ruwe land, dat zy in duisternis en ellende zich troosten konden met het liedje dat de Innuït altyd zingen in voorspoed en verdriet: Amna Aya: »De zon komt tot ons terug, zy brengt ons goed weder!" Zy begrypen het omdat ze jong zy'n en dus ?zelve gelukkig willen zy'n, alty'd, ondanks alles. Door de sobere en naïve behandeling der stof, door het typisch kinderlyke, dat hierin zoo mooi worit weergegeven is dit kinder verhaal geworden een werkje van kunst. Er komt een betere tyd voor onze prinpjes. Middelburg, M. WIBAÜT. 2 April 1898. B. v. B. 1) Zaadkorrels. Vertellingen ten dienste van de zedelyke opvoeding der leerlingen van 6 tot 8 jaar, door L. van Ankum, hoofd eener School. Dit vertelselboek voor de School is tevens een aardig en goed leesboekje voor jonge kinderen. 2) Onder redactie van Nellie van Kol en A. A. J. Bogaerts. 3) Sip-Su door N. van Hichtum, uitge komen in De Nieume Bibliotheek voor de Jeugd onder redactie van J. Stamperius. Van Warendorf's Novellen Bibliotheek is het honderste nummer verschenen. Het eerste nummer, Najaarsrozen door Gerard Keiler, verscheen in Januari 1890 en sinds dien tyd versehynt er maandelyks een nummertje, dat, getuige het steeds sfy'gend debiet, door het publiek zeer gezocht wordt. In de Warendorf's Novellen Bibliotheek ver schijnen byna alleen oorspronkelijke novellen, vertalingen worden slechts hoogst zeldzaam opgenomen. In de vele jaren dat de Novellen Bibliotheek verscbynt, mochten de uitgevers van vele kanten blijken van sympathie ont vangen met hun poging om het Nederlandsch publiek met de vaderlandsche schrijvers be kend te maken. Haast alle bekende auteurs mogen zij onder tun medewerkers tellen. Ieder half jaar verschynt een deeltje in prachtband ;\ 90 cents, dat de zes laatst ver schenen nummers bevat. De pry's per jaargang ?van 12 NOS. is f 1.20. De gunstig bekende Amsterdamsche ABC ?of AlpJiabetische Reisgids voor de Zomerdienst van 1898 is weder uitgekomen bij de Amst. Boek- en Steendrukkery v/h Ellerman, Harms & Co., alhier. Hulp voor den gewonden tijgerjager. Nog ontvangen : van de leerlingen der school van den heer van den Ende f 8.50; van een strijdlustige Noordwyksche schoone / O 60 ; uit den spaarpot van leeuw en tijger ? 070; van de Whistclub «Eersteling" te Oude Tonge ? 2.50. ?iiiiiiniiMuiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiu M fle teren eeiier huismoeder. (Slot.) Neen, bij de inkomstenbelasting ben ik voor ?eigen aangifte, en ik denk, dat bij twee warme ge rechten en een frisch en geanimeerd discours onze gasten zich even wel moeten bevinden, als wanneer twee trappen lager, behalve cham pagne en Périgord-truffels, ook nog de nieuwste Berlijners beroemdheid wordt opgedischt. De laatste natuurlijk in boerencostuum, want sedert de oudste bankiersvrouwen zich niet meer kun nen herinneren, dat zij er in haar meest gede colleteerde, meest nieuwmodische toiletten ooit zoo goed hebben uitgezien als tegenwoordig als Weener waschmeisjes of als Tyroolsche Jodlerinnen", zijn volks- en boerendrachten aan de oftte van den dag. De salons worden door middel van schelpen en netten in vissehershutten veranderd, de eetkamers met lambriseering in boerenherbergen, en men spreekt elkaar alleen nog maar aan als Bua" en Diandl." Een oogenblik is dan ook het denkbeeld bij mij opgekomen, in plaats van mijn gasten eenvoudig uit te noodigen, den avond bij ons te komen doorbrengen," oud-Duitsch (dus onleesbaar) ge drukte kaarten rond te sturen met de laconieke ?mededeeling: ,bij X wordt een versch vaatje bier aangestoken," maar toen ik wat ernstiger over de zaak begon ra te denken, kwam ik tot ?de conclusie, dat ik voor een boerenfeest eigenlijk geen andere requisieten bezit dan een blauwen hoofddoek, dien ik eens uit een loterij heb ge trokken, en twee dozijn knoopen uit den dienst tijd van mijn man. De uitrusting was dus on toereikend, zelfs wanneer ik mijn talent om tamelijk wel alle mogelijke Duitsche dialecte» te kunnen spreken, als belangrijken factor meereken. Verbeeld je, ik heb, sedert wij elkaar het laatst hebben gezien, nog zulke vorderingen ge maakt en moet het kunstje op algemeen verlangen U n homme averti en vaut deux. Engelsdie gewerenkandclaar (M loekoe Oemar): »Heel aardig van onze vrienden de Dutdimen, dat ze ons hun bezoek aan Pedir in hun couranten aankondigen, nietwaar ?" zóó dikwijls doen, dat onze kinderen vau iemand die dialect spreekt nooit kunnen gelooven, dat hij in ernst is, maar altijd meenen, dat zoo iemand voortdurend comedie sp 'elt. Kun je je dus ongeveer voorstellen, in wtlke stemming ik onlangs mijn saloa moest binnengaan, nadat Hans jubelend door het heele huis had geroepen : //Ümoeder, kom toch gauw hier! Da^r is een dame, die haar hoed en mantel nog aan heeft, en al dadelijk begint comed:e te spelen!" Natuurlijk waren keuken en kinderkamer in een oogwenk leeg, alles vloog naar de vestibule, waar de kleine bedeesde vrouw van een van mijn mans collega's, kbrsversch uit Thüringen geïmporteerd, in onvervalscht plat-Tuüriugschaau Hans had gevraRgd, of mama thuis was, en volstrekt niet begreep, waarom haar verschijning zoo'n opschudding had teweeggebracht. Zij kwam alleen maar, om mij to vertellen, dat zij tot haar spijt geen gebruik kon maken van onze vriendelijke invitatie, omdat haar schoonmoeder bij haar logeerde. Goede hemel! nog al een schoonmoeder! dacht ik, en mijn verzekering, dat het ons zeer aan genaam zou zijn, de oude dame ook bij ons te zien, kwam er zoo hakkelend en ongeloofwaar dig uit, dat de toon van het kleine vrouwtje al zijn bedeesdheid verloor terwijl zij ant woordde, dat zij volstrekt niet wist, of haar schoonmotder die uitnoodiging wel zou kunnen aannemen, want zij waas alleen maar in Berlijn, om een paar concerten te geven, en natuurlijk werd er letterlijk om haar gevochten. Een schoonmoeder, om wie gevochten wordt! Ik dacht, dat ik haar niet goed had verstaan. «ruw man is toch een goede veertiger," zeide ik (een dikke vijftiger, meende ik). Ja wel, maar dat nam niet weg, dat haar schoonvader nog koit voor zijn dooi hertrouwd was met een bijzonder mooi meisje, dat een bijzonder mooie stem had, en dat dit meisje als weduwe een beroemde zaogeres was geworden. Eergisteren was zij op eeii souper geweest bij den schilder zoo-en-zoo en zij noemde een paar namen, die klonken als een klok! en ook de volgende, veertien dagen was zij voort durend bezet. Morgen dus op den dag van ons partijtje was zij bij uitzondering thuis en was van plan, dan eens uit te rusten. //En dan studeert zij vlijtig!" eindigde de schoondochter der veelbegeerde zangeres met een berustenden zucht. Niets lokt mij zoo zeer aan als moeielijkheden dan weet je nog wel, niet waar Haunahlief? Die zangeres met haar dubbelen naam, met haar schitterende oogeii, met haar prachtige brillanten, die ik tot nu toe slechts in stamp volle concertzalen had gehoord,. . . als ik die eens voor mijn partijtje zou kunnen vangen ! Wat een heerlijke dame voor mijn Geheimrulh! Avontuurlijke plannen vlogen door mijn h'/ofd Terwijl ik uu, om voor het goede doel een goed begin te vinden het gesprek opgemerkt en vol deelneming op //Ejewardjes hoei tandjes" wist te brengen, maakte ik iu gedachteu eeu nieuwe tafelschikkiug en een nieuw menu. Eu ik was geneigd, mij zekere zeldzame talenten toe te eigenen, toen mij u huringsche bezoek ster, die //eigenlijk heeleniaal geen tijd" had, mij volle twee uur later verliet met de vaste belofte, mij haar beroemde logee nog vóór zonsocdergaug in levenden lijve af te leveren! Hoor maar eeus, hoe ik dat tot stand had gebracht! Ik had wat zoeten, kraehtigen morgenwijn laten brengen, en dank zij de uitwerking daarvan, had ik zulke uitvoerige mededeeliugeu gekregen over al het mogelijke en onmogelijke iii het huishouden van de vrouw van miju mans collega, dat ik bij een verhoor elke verlangde inlichting had kuunen geven, zoowel over het nachtelijke snurken van den heer des huizes, als over niet geheel zonder gevolgen blijvende keukenbezoeken van een stevigen infanterist. Op het oogeublik stond het geheele huishouden in het teeken van de schoonmoeder, die baarkamer grensde aan het echtelijk slaapvertrek veel verdraagzamer scheen te oordeelen over de onge rechtigheden van de dienstboden, dan over die van den heer en meester. Aan deu uitverkorene van den soldaat had zij namelijk jurkjes en luiers ten geschenke gegeven, terwijl haar ver houding tot haar snurkeuden stiefzoon meer en meer het vaarwater van ousehuldige beleefdheden en coquetterieëu begon te verlaten en koers zette naar het niet scherp genoeg afge bakende gebied vau nachtelijke rustverstoring en standjes. Het arme weerlooze vrouwtje, dat daar tegen over mij zat, moest al heel wat door dit con. flict hebben geleden, te oordeelen naar de haastige dankbaarheid, waarmede zij ingiug op mijn schuchter geuit voorstel, ons logeerkamertje Hiuiiiiiim iiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiimmiiiiii ter beschikking te stellen van de zenuwachtige zangeres, d:e alle hotels te rumoerig vond! //Wel wat, klein en kaal," constateerde zij bij de bezichtiug van het bewuste vertrek maar heerlijk rustig, heelemaal afgezonderd van alle andere kamers, riep ik uit niet den ijver van een juffrouw, die gestoifeerde kamers ver huurt. En met al de routine van zoo'ii juffrouw ging ik aan het werk, toen miju bezoekster mij had verlaten. Ik maakte mijn spiegelkast leeg, ik kocht in den naastbijzijuden eeu-markbazar twee reusachtige Japausche waaiers en een tandeuborstelstandaard, smokkelde een tijger vel weg uit een studeerkamer, eeu schomuielstoel uit de eetkamer, spijkerde hetzelfde lichtgroen-zijden weefsel, waarin ik indertijd als jong meisje het hart van mijn man mee naar huis heb genomen, brutaalweg over een vlek in het behang en was zóó verrukt over het werk mijner handen, dat ik mijn Hans bij ziju thuiskomst opgetogen ontving en hem dadelijk den goeden uitslag mijner pogingen meedeelde. Doch Siitrl itii Raiime Sïoaze/i sirfi die Suchen /" Dat merkte ik toen kort daarua twee kruiers verschenen, die drie koffers in het kamertje wilden zetten, dat zelf niet veel grooter was dan n daarvan. ? En toen ik in radelooze vertwijfeling schommelstoel en spiegelkast van den eeiien kant naar den anderen sleepte eu teu slotte voor de laatste toch geen andere plaats kon vinden dan het donkerste hoekje vau de kamer, toen nu deuk je zeker, dat er komt: toen liet ik miju tranen den vrijen loop! Neen hoor, niet miju tranen, alleen maar mijn handen. L)e diva arriveerde een uur vroeger, dan wij hadden afgespraken, omdat, die ezel van eeu accompagnateur" haar in den steek had gelaten. /,Aru moet u er maar aan, mevrouwtje.'" zeide zij, en ik werd vriendelijk, maar zouder erbarmen voor de piano gezet, niet alleen dien avond, maar ook den daaropvolgende!! middag, nadat zij tot elf uur had geslapen *als in een w.eg." ik markeer natuurlijk alleen maar," zeide zij, maar van mij eischte zij, dat ik mij geheel eu al in de muziek zou verdiepen. Eu zoo zat ik daar te spelen, terwijl in de eetkamer de tafel voor vier en-twintig personen werd ge dekt; zat te spelen, terwijl de kookvrouw haar intrek in de keuken aam; zat te spelen, terwijl de doozeu en manden der leveranciers door voorbarige kiuderhandjes werden leeggemaakt; zat te tpeleu, terwijl de tuiumau de bloemen voor de tafelversieriug bracht. ttiteir uu/' ijen Tist'/i die duj'tenden Rexec/en," zoug de zangeres, als om mij te bespotten; want ik mocht natuurlijk niet door de minste beweging verraden, hoe onuitsprekelijk graag ik dit bevel zou hebben ten uitvoer gebracht. Eerst heek'uiaal op liet laatst, toen haar glausnummer, de groote aria uit den beron" aan de beurt kwam, en de zangeres, haar voor nemen om alleen maar te markeereu, geheel vergetend, haar o U Kou, mei n Gulle" luid uitjubelde, toen voelde zij misschien zelf het con trast tusschen dit stormachtige begroetiiigstooneel en de absolute negatie, waarouder mijn vermoeide, hongerige mau juist op dat oogen blik ziju vandaag zoo ongezellig tehuis betrad. Zij hield plotseling op, eu keek haar gastheer aan met een werkelijk betooverenden glimlach, toen deze haar naar de eetkamer geleidde met eeu plecht stat igheid, alsof wij gingen aanzitten aan etn hof banket, terwijl ouze kippen vandaag toch iu de kinderkamer moesten worden opge discht eii verorberd. Ging er door het hoofd van mijn man, ter wijl hij het eerste dier volgens de regelen der kunst ontleedde, ? het scheeu bij zijn leven een afgesloofdc huismoeder geweest te zijn een herinnering aan eerbiedwaardige ? oude personeu iu het algemeeu ? Wat ik ook weer zeggen wou," zeide hij tenminste plotseling, //de oude mevrouw 13reusing kan niet komen," eu zich tot onze gast wendende, voegde hij er bij: Uat is n.l. de dame, te wier eere vandaag dit partijtje wordt gegeven." //Nu, wij mogeu tevreden zijn over de ver wisseling van de^e twee schoonmoeders" wilde ! ik juist /.eggeu, toen mijn suibbige tweede meid met de triomfantelijke ademloosheid, die zulke mensehen bij het overbrengen van noodlottige bericht kenteekent, binnenkwam en mij toe fluisterde : //Mevrouw, Yrini Ki/Liitelsrath is aan den telefoon, mijnheer en mevrouw schijueu ver hinderd te ziju!" Raad nu eens, wat ik te hooren kreeg: De Kiiliiuelsrcilh had dien morgen het bericht ont vangen, dat zes weken geleden iu Bombay eeu tachtigjarige stiefoom vau hem was gestorven een man, dien ik uooit had gezien, en door wiens dood dus geen leegte in mijn bestaan werd teweeggebracht. Ik wist alleen, dat, wan neer hij eenmaal de oogeu sloot, de Kabinelxralh en zijn vrouw Ren reisje naar de Lofoddeii wil den maken. Hadden zij dat plari nu maar dadelijk ten uitvoer gebracht! maar, neen hoor! »Miju lieve, beste mevrouwtje!" hoorde ik door de telefoon, wij zouden niettegenstaande den rouw in de familie, van avoud niet graag willen wegblijven. Niet waar, het is toch zeker heel huiselijk en eenvoudig? Ik kan toch zeker wel mijn mijn hooge zwartzijdeu japon aandoen!'" Ik gaf een nadrukkelijk bevestigend antwoord. «?Mijn man vindt alleen maar" (dat, zegt zij altijd als ze iets wil doordrijven!) //dat we ons natuurlijk van muzikaal genot rnoeteu onthouden, maar ik hem gezegd, dat u veel te fijngevoelig zij t, om onder zulke omstandigheden muziek te laten maken." Afgeschelcl. Haunah, ik pploof dat, noch in Azië, noch iu Europa, iemand deu ouden Nabob uit Bombay zóó oprecht heeft beweend als je Mies. IIIIMIItlMIMHIIIt SNUIFJES. Van Houten is naar Amerika scheep gegaan in weerwil van den oorlogstoestand. Dit wordt als iets opmerkelijks meegedeeld. Waarom, begrijp ik niet;. Waaraan, zou ik willen vragen, ieeft v. Houten het verdiend, dat men het voorstelt, als had een oorlog hem wel kunnen tegenhouden ? Zoo lang ik Van Houten ken, heb ik hem nog nooit zien afwijken van den weg, dien hij zich had uitgekozen om zijn doel te bereiken, en evenmin hem zijn doel zien opgeven, Hij ging dus op zee en naar de Vereenigde Staten, als vader en als Maxwell vriend en ik en alle Nederlanders, die den staats man liefhebben, wenschm hem goede reis. Opmerkelijk echter vind ik het, dat juist, nu het bericht aangaande v. Houtens ver trek wordt vernomen, er ook een wijziging is gekomen in Uncle Sams vlootplan. De schepen voor Havana vereenigen zich met die van andere eskaders, blijkbaar om den Spanjaard een zeeslag aau te bieden in den Atlantischen Oceaan. Zoo kan het dus treffen dat Ham LJricle Sam tegenkomt terwijl deze aan het bakkeleien is, of als overwinnaar terugkeert. Is dat overlegd werk of' toeval eenvoudig? Sam is altijd nogal sterk geweest in defensiezaken, maar toch, geloof ik, meer als landrot dan als zeerob. Toen ik dit punt in bedekte ter men met een onzer aanzienlijkste staats lieden besprak, drukte deze mij op het hart, een weinig voorzichtig in mijn uitla tingen te zijn. Ham zei hij, door Uncle Sam uitgenoodigd of niet, begeeft zich geenzins als een gewoon menscb, veel min der als een Europeesch avonturier naar de nieuwe wereld. Hij is met zijn verleden zoo goed als een mogendheid op zich zelf', maar al heeft hij onder zijn kleeren de Nederlandsche vlag zich om het lijf gewückeld, iets wat mij niet verwonderen zou, hij zal zeker in elk opzicht den schijn be waren, hij reist dus incognito en handhaaft een strikte neutraliteit. Deze laatste verzekering heeft mij echter niet volkomen gerustgesteld, want dat Van Houten in een oorlog zich onzijdig zou kun nen houden, betwijfel ik, en dan is het met geen mogelijkheid te berekenen, naar welke zijde hij zal overslaan. Evengoed als hij hier te lande zoo opeens, geheel onverwacht bij de conservatieven is te recht gekomen, kan. hij in New-York of Washington wel pardoes Spaanschgezind worden, en wat zou er meer toe noodig zijn voor Uncle Sam om hem te doen inrekenen als een Spaansch spion ! Jawel, het klinkt misschien een beetje on waarschijnlijk, maar Van Houten is de man der metamorphosen hij heeft zijn volk er meer dan n proefje van ge geven, en daarom zal ik niet weer geheel op mijn gemak zijn, vóór ik een nieuw artikeltje van hem in de Avondpost lees. Als dat, dan maar niet een zal wezen over de zegeningen van het Republikeinsch régime, want dat, hij op dit punt, zelfs vóór zijn afreis, heelemaal zuiver was, betwijfel ik zeer. * In de Standaard ontwaar ik een klein moedigheid, die mij verwondert en bedroeft. Het lot, der Spaansc;he vloot wedervaren, doet dat blad vragen: »en bewees ook de slag bij Cavite niet opnieuw, hoe alle wor steling op zee zoo goed als geheel r/emaicrialixecrd is en al meer hangt aan louter stoffelijke factoren."* Tegen een grootezeemogendheid valt toch niet meer op te roeien, schrijft het dan verder, en het eindigt met den raad, ons zóó te wapenen, dat men althans tegen een coup de main van de zeemogendheden van den tweeden rang volkomen beveiligd zij. Het moest, dunkt me, verboden zijn zulke dingen in een krant te zetten. Wat zullen de groote zeemogendheden wel denken, als zij lezen, dat de Standaard den strijd tegen haar opgeeft! En hoe licht kunnen de tweederangs mogend heden, die zich natuurlijk liefst voor eersterangs zeemogendheden houden, onderstel len, dat Nederland zich ook niet tegenover hen verdedigen zal, nu de zeeoorlog zoo gematerialiseerd is! Dergelijke opmerkingen als de Standaard nu maakt, moedigen de vrijbuiters, op koloniën belust, aan, en verzwakken de geestdrift en de geestkracht van de Nederlandsche natie, die het oorlogsschepen doen bouwen welke zoo onmisbaar zijn, teneinde in den Archipel Europeesche vijanden zich van 't lijf te houden. Hoe zullen wij op deze manier ons handhaven in ons bezit? Het geloof m de defensie is als elk ander geloof, het behoort absoluut te zijn, vol strekt, volkomen. Zoodra er aan eenig ge loof een steekje los komt; hoe zou de Standaard dit niet weten i \ rafelt het weldra al verder en verder uit. Daarom wil ik hopen, dat het blad zich spoedig zal zuiveren van deze ketterij. * * De Spanjaarden zijn mij weer meege vallen. Ik dacht dat zij ondanks hun duizendjarige beschaving zoo wat een verloopen natie waren ; wel geschikt om hun koloniën uit te moorden en in hun eigen land meer in groote woorden dan in groote zaken te doen, maar een volk zonder brein en zonder pit edoch dat is ons nu toch anders geleerd. Zij hebben immers het kunststuk uitgehaald ongemerkt een vijan delijke vloot op zich te laten afkomen en huii eigen vloot te splinter te laten schieten, en alevel zich te bedekken met militaire roem en eer. Wrie doet hun zoo iets na V Intusschen heb ik nooit dieper dan juist in deze dagen gevoeld, hoe geluk kig het voor een volk is, r,dat er zoo iets als militaire eer bestaat. Tot dusverre hebben ook onder de heerschende bescha ving natiën, zelfs als zij alles missen wat een volk waarde geeft, toch n eigenschap die hen achtenswaardig en beminnelijk maakt: de militaire eer. En in die militaire eer zijn de Spanjaarden, het moet erkend worden, bijzonder sterk. Alleen op Cuba hebben zij misschien wel honderdduizend soldaten er aan opgeofferd, om de gesneu velde en aan ziekte overleden oproermakera nu maar niet mee te tellen. Ik heb al gedacht: zouden de stierengevechten als opvoedingsmiddel in deze richting niet een afzonderlijke vermelding verdienen? Zoodra de oorlog geëindigd is, de feiten bekend zijn en de documenten onder mijn bereik gekomen, wil ik van dit punt eens een studie maken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl