Historisch Archief 1877-1940
No. 1090
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
daarom minder leelijk is, gemaakt heeft. Is er
een acteur bij machte zoo het publiek te over
tuigen dat in den leelijken man, i'ame de
Cyrano huist ? Om hierop het antwoord te
krygen zou ik Coquelin, den besten
Cyranospeler van het oogenblik moeten gaan zien ;
toch vrees ik voor het antwoord.
Ten slotte nog een opmerking -. verleid door
het succes in Frankrijk heeft ook het
buitenlandsche, o. a. het Nederlandsche theater, zich
van het stuk meester gemaakt. Dit is onzinnig;
voor een stuk van zoo moelijken
Franscheverzendialoog, een Nederlandsen equivalent
te vinden, is onmogelijk, en waar is bovendien
de acteur in ons land bij machte dezen
Franschen geest, dit Fransche sentiment weer te
geven ? L. JUN.
UIllllMliUUMUMUHIUIIIMtUUIimlIIIUUUIIUlllMIHIIllllllllllllllllltlllUI
Iml in de Hoofdstad.
Ook op het vorige abonnements-concert
waren wederom een paar meesters vertegen
woordigd uit de vorige eeuw. Gluck, met zijne
ouverture «Iphigenie in Aulis" en Mozart met
een gedeelte van zijn concert voor harp en
fluit. Dit laatste werk, vol van de liefelijkste
Mozart-poëzie, werd prachtig gespeeld door
mevr. Hutschenruyter en den heer Demont.
Zoowel de toon van beider instrumenten, als
de door en door muzikale voordracht, brachten
het publiek tot geestdriftvolle toejuichingen.
Op het programma stond vermeld dat Gluck's
ouverture met het slot van Wagner werd
gespeeld. Wat mag dat wel voor een slot
geweest zyn, is men wellicht geneigd te vragen ?
Het was in het jaar '4G ; Wagner, had te
Dresden juist groote triomfen gevierd als
componist van den »Tannhauser" en hield zich
reeds druk bezig met «Lohengrin."
Zyne kapelmeesterplichten moesten hem
iimmiiHimuilMllliiMinniiMMiimimiiiMimHiimmiiu
De Franseüe Colleies.
(Slof).
Om niet in treurige overdenkingen te komen,
na het carnaval'7 bij de conférence van
Larroumet, laat me gauw spreken van een
profe&eor, den administrateur van het College de
France, wiens geheele wezen ernst, waardigheid
en rechtschapenheid is. Het is Gaston Paris
dien ik bedoel, de paladijn van 't oude Fransch,
die. met den grootste zorgvuldigheid het werk
van zy'n vader voortzettend, deze nog jonge
wetenschap tot eene zeldzamen trap van ont
wikkeling heeft gebracht.
Ik heb hem nog niet genoemd, omdat z^'ne
wetenschap speciaal is en ik ze niet aan alle
vreemdelingen wil aanbevelen. De door hem
meest geliefde lessen ZUQ die der Ecole des
Hautes Etudes", welke hij daar geeft voor een
kleinen kring van ijverige studenten, meer
vreemdelingen dan Fraoschen. Maar tweemaal
's weeks ook spreekt hij in het College de France
en verdiept zich in het ontspinnen van dien
chaotischen warboel van wat overbleef van vroegere
popées en doet ze voor ons opleven, de brave
en dappere helden van een Karel en een Willem
van Orarje; hij toont ons den overgang van
cyclus tot cyclus en brengt ons onder de
melancoliek-mysterieuse bekoring die uitgaat
T*H bet lied van minnen en lijden van Tristsn
en Isolde.
Andere malen geeft hij van die hoogst
boeiende lessen over phonétique en etymologie,
waarbij men in een enkel uur eene opwekking
krijgt tot studie voor vele weken. Omzichtigheid
en terughoudendheid bij zijn groote kennis zij a
het kenmerk van zjjn onderwys. Steeds hoort
men hem spreken van questions qui sont
toujours ouvertes," problèmes qui sont loin
d'être réiolus."
Hij is in dat opzicht de volkomen tegen
voeter van den onlongs overleden Léon Gautier,
die in zijn enthousiasme voor l'Epopée
Franc,aise alle maat vergetend, haast betreurde dat
de Fransche litteratuur als eene favorisée des
Dieux niet met het heldendicht gestorven ware.
Maar laat ons toch bedenken dat de weten
schap vau Gaston Paris, hoe helder, hoe klaar
ook zijn onderwys zy'n moge, is en blijft spe
ciaal ; men moet vooraf gewerkt hebben in
die richting om het op zyn juiste waarde te
schatten.
Daarom, geen oningewijden, vooral geen
dilettant! in dien tempel.
Het is een groote schaduwzijde, dat in een
land, waar het devies: Liberté, fraternité,
galité" het frontespice van alle openbare ge
bouwen siert, bedelaars, slaperige grijsaards en
alle oude-jonge dames, die met haar zei onder
den arm rondloopen, ook fraternitévinden voor
het oude Fransch. Ik was verleden week nog
getroffen door de woorden van een vreemd
student tegen een heer met wien hij zoo juist
kennis had gemaakt: Ce cours est trop difn'cile,
n'en proiile que pour Ia pror.onciation".
Deze woorden hadden helaas! een diepen
klank van waarheid.
La prononciation, la diction, de stem van
Gustave Paris zijn heerlijk en effet, maar is
het om een profijt te zy'n voor de hakkelende
prononciation van den eersten den besten
vreemdeling, dat hy' in zijn boekje zijne zorg
vuldig uitgewerkte etymologieën opschrijft, die
uren van onderzoek en van geduldig nadenken
vertegenwoordigen ?
Ten slotte nog een woordje over, het is
haast onmogelijk, een vervelend college, dat
ik bywoonde te Pary's. Het was over een nauw
aan de litteratuur verwante wetenschap, den
professor zal ik nu maar niet noemen. Het
was nog wel een cours ferme en denkende
dat het belangrijk zou zijn, liet ik me def ig
eene introductie gsven. Ik teekende en vond
tot myn spyt en verwondering, hoewel het uur
ging slaan, maar drie studenten en een Duitsch
jodinnetje. Ik vroeg haar oi er nooit meer
publiek was? Neen". Is het interessant?"
Ik begrijp er niet veel van, maar zijn Fransch
is zoo mooi en ik vind het zoo naar om weg
te blyven, er zijn toch al zoo weinig toehoor
ders". De conciërge trad binnen en achter
hem een kort, dik mannetje met neergeslagen
oogen. Zoo ging hy zitten, zoo signaleerde
'hij aan zy'n studenten een interessant onder
werp voor het examen en zoo begon hij met
flauwe, doffe stem zy'n les. (Waar was zy'n
mooi Fransch?) Wat hij vertelde was zeker
soliede wetenschap, maar ik hoorde slechts
een flauw gemompel, van Anne d'Autriche,
echter vaak van zyne eigene werken afhouden.
Met nooit meer piëteit en liefde heeft hy' zich
echter aan die plichten onderworpen, dan toen
het gold Gluck's Iphigenie te doen herleven.
De partituur van Berlijn was door Spontini
zoodanig geretoucheerd, dat het Wagner al
spoedig bleek, hier meer den geest van Spontini
dan van Gluck te vinden.
Hij liet nu de authentieke partituur uit j
Parijs komen en begon zoowel aan de verta
ling van den tekst als aan de
tooneelinrichtiug zoodanige verbeteringen te brengen, als
voor den toenmaligen tijd noodig waren. Ook
werden door Wagner belangrijke en veelomvat
tende tempowijzigingen aangebracht brekende
met den sleur en meer overeenkomstig de
bedoeling van den componist. Het werk, in zijne
oorspronkelijke soberheid, dus vertoond, vond
buitengewoon veel bijval en beleefde verschil
lende opvoeringen achter elkaar. Bij die gelegen
heid nu, bracht Wagner aan de ouverture welke
dadelijk overgaat in de eerste scène, een slot
aan, om haar ook geschikt te maken voor
concertuitvoeringen. Tot dusverre werd zij ge
speeld met een slot van Mozart. Als men echter
beide zettingen met elkaar vergelijkt, dan is het
opvallend, hoe het slot van Wagaer meer in j
den geest van Gluck is, dan dat van Mozart.
In ieder geval is Gluck's ouverture met zijne
klassieke lijnen, een stuk dat ieder programma
tot sieraad strekt. liet word, dit spreekt bijna
van zelf, overheerlijk uitgevoerd, evenals de
Sappho-ouverture van Goldmark. Of deze
ouverture een zoo lang leven beschoren zal
zy'n als die van Gluck, zou ik niet durven
voorzeggen. De eigenaardigheid er van zit
hoofdzakelijk in de kleuren en klankeffecten,
juist niet in de lijnen. Kleuren en klank
effecten wijzigen zich in verloop der jaren en
kunnen verouderen, lynen daarentegen zullen
régence, E^ats-Généraux, niets dat trof, geen
indruk die bleef'. Een?, een schuchtere blik
naar de nieuwe toehoorster, maar, daar deze
niet meer verscheen een volgende keer, zal
hij toen zeker wel de oogen niet meer hebben
opgeslagen.
Genua, 28 April. VOYAGEUSE.
iiiMiiiiiMniilliliinMMimiHiMiiumiiiiiiiiimiiiiHMllilimifimilllllliiiii
l"öame de Tües.
Eene waarzegster, op dit oogenblik te Parijs
zeer in de mode, is Ma lanie de Thèbes. Zij
werkt niet met het ei, zij hoort ook niet deu
engel Gabriël tweeregelige versjes opzeggen,
zooala Mile Coucdon; zij leest uit de hand, zij
is chiromancieniie. AI<x%indre Dumas fils had
groote vriendschap \oor haar; hij hield haar
waarschijnlijk voor een slimme psychologe; zij
deed ock aaii liet genre dat lieiu als litteratuur
interesseerde : analyse van vers!and en hart.
Madame do Lèoes woont niet in een donker
steegje, zooals de kaaitlegsters van Montmartre;
zij heeft liaar verblijf in een van de deftige
avenues die den Are de Triomplie omgeven ; zij
ontvangt haar aristocratische klanten iu eeu
mooi gemeubeld appartement; in plaats vau de
poes, de raaf en de zwarts kippen die bij een
klassieke heks behooren, vindt men iu de wacht
kamer alleen wat porceleinen olifanten en
Oostersche bronzen vogels. Toch is er het curieus;
op schoorsteenmantel, consoles, tafeltjes, ziet
men enkel witte handen, liggend, gebogen, op
gestoken, groote eu kleine, en iu een kristallen
kistje rust de fijne gipsen hand vau Alexandre
Dumas n'U; men vindt er de karakterlooze
hand vau Christine Nilsson, de stugge hand
van Zola, de streeltnde eu bevelende hand vau
Sarah Bernhardt, die van Coquelin, van Miss
Menken, van Drumont, ieder met haar eigen
aardigheden.
De dame zelf is een imposante vrouw, niet
jong', maar met mooie flinke trekken, ais een
priesteres van Vesta. Haar blik is doordringend,
haar stem krachtig', haar bewegingen optredend,
ernstig, bijzonder, maar heel eenvoudig. Haar
taal bewij^ dat zij over de vraagstukken van
haar vak, over de tegenwerpingen, de twijfelin
gen, diep heeft nagedacht. Vraagt men liaar
hoc zij den vrijen wil, dien zij den meusch
toch toeschrijft, omdat zij hem raad geeft, over
een brengt met het noodlot dat zij uit de
lijnen der hand leest, dan zegt zij: ieder van
ons is omgeven door ondoorgrondelijke raad
selen; onbewust ondergaan wij allerlei invloeden,
atavistischeu invloed,astralen invloed, den invloed
der sterren die ons geboorteuur bef ebenen; drzc
invloeden voorbeschikken ons tot daden die ons
geluk of ongeluk ten gevolge zullen hebben.
Maai' ook is ous gv geven energie, wilskracht,
en soms kunnen wij die invloeden bestrijden
en ze overwinnen. Alleen is liet uoodig te
weten wat wij te bestrijden hebben, eu dat
leert ons de chiromancie.
De argumenten van den rcdeucerder drijven
haar dus heel ongezocht tot liet aanprijzen van
haar //standje"; ook voegt zij er bij:
De ervaren chiromancienne vergist zich daarin
niet. Zij onderscheidt terstond of de persoon
die haar komt raadplegen al of niet door de
goden begunstigd is, en kan hem dus raden of
hij maar kalmpjes zijn lot te volgen heeft, dan
?wel het moet, bestrijden, of hij eeu gelukkige
Land heeft, ja of neen.
Daarom moet zij ook de beide handen zien
en vergelijken;ecu hand geeft maar halve weten
schap.
Madame de Thèbes heeft de eerste gronden
der waarzeggerij uit de hand aan umas tils
te danken, die haar weer van den vermaarden
chiromancien, ridder d'Arpentigay geleerd had.
Ook Desbarrolles, hun beider vriend, was haar
van veel nut. oeii deze dood was, ried Dumas
haar aan, een jaar te studeeren en daarna op
te treden. Zij bestudeerde Egyptische en
Chaldeeuwsehe boeken, en na een jaar gaf Dumas
aan twaalf physiologcn, leden van de faculteit en
het Instituut, een diner, waarbij, na het dessert,
Madame de Ttièbes hen ecu voor n in eeu
kleinen salon ontving en, zonder hun namen te
kennen, hun allerlei interessants omtrent hen
zelven vertelde. Duaas schreef den volgenden
dag een verslag van het diner in den fiyaro, eu
de heeren bevestigden dat, waar het hun gevraagd
werd. Madame de Tiièbes kwam in de mode;
zij onderzocht burgerlijke en koninklijke handen,
dorre douairièreshauden, geblankette
actriceshanden, vrome en zondige handen, kromme
financiersviügers, smalle artistenvingers en had
steeds hunne aantrekkelijkheid behouden, zy
het dan ook, beschouwd in het licht, van hun
tijd. De kleuren nu, zijn hier zeer
»wirkungsvoll" aangebracht. De breed uitgesponnen
harppartij, de klankschoone behandeling der
houten blaasinstrumenten en de dankbare
vioolsolo kunnen ons voor eene wijle
eenigermate heenzetten over den minderen rijkdom
in gedachten.
Met de vijfje symphonie van Tschaikowsky,
die ik in dit blad reeds vroeger besprak, werd
het concert besloten.
Zaterdag 7 dezer gaf de heer Mengelberg
eene uitvoering ten bate van het orcheat van
het Concertgebouw. Hoewel de zaal vrij goed
bezet was, had ik zeker verwacht dat de
toevloed van 't publiek zoo groot zou zy'n
geweest, dat de zaal niet allen had kunnen
bevatten. Als men een blijk van sympathie
kan geven aan ons orchest, mag toch niemand
op 't appel ontbreken.
Ingeleid werd het concert met Beethoven's
derde Leonore-ouverture.
In technisch opzicht stond de uitvoering
zeker zeer hoog; nochtans komt het mij voor,
dat de heer Mengelberg door enkele wille
keurige tempoveranderingen en ritenuto's in
deze ouverture meer Mengelberg geeft dan
Beethoven; datzelfde zou men kunnen zeggen
ten opzichte van de IXe symphonie, in het
tweede deel uitgevoerd. Speciaal in het
langzame gedeelte en in het finale was dit
merkbaar. Het eerste deel en nog meer het
scherzo stonden als intentie en uitvoering voor
mij het hoogst. Niettemin waren er in het adagio
plaatsen van buitengewone schoonheid; zoo b.v.
de aanhef Sotto voce van het strijkquartet; de
D-dur melodie der tweede violen en altenen
later, als deze melodie in de blaasinstrumenten
weder terugkomt. Het vocale gedeelte van
het Finale werd met groote levendigheid en
frischheid door het koor uitgevoerd. Ook
lieten de attaques en de zuiverheid weinig te
wenschen over, zoodat men van het koor inder
daad veel genieten kon ; doch hier werd de
volle aandacht wel eens afgeleid door de over
dreven uitspraak ; b.v. van het woord »Kuss",
of door het bovenmatig lange aanhouden van
»Welt" enz.
Het quartet werd voortreffelijk vervuld door
mevr Noordewier, mejuffr. Blaauw en de heeren
Roginans en Messchaert. Vooral de laatste zong
den aanhef »0 Freunde nicht diese Tone"
(gelukkig met den voorslag) wonderbaar mooi
van toon en klaarheid. Mej. Blauw was in dit
werk misschien een weinig te zwak; de
prachtvolle, maar moeilijke cadens in B-dur gelukte
zeer goed. Over het geheel acht ik deze uitvoe
ring een zeer goed geslaagde, zonder evenwel
te kunnen verklaren, dat zij mij in groote
vervoering gebracht heeft.
De heer Mengelberg heeft wederom het
meesterwerk verricht, Liszt's E-i-dur piano
concert zonder dirigent te spelen. Daar ik
vroeger reeds hierover schreef, kan ik volstaan
met te zeggen, dat ditmaal nog meer dan de
vorige keer, alles onfeilbaar in elkaar sloot-,
dat alle instrumenten zich zoo ongedwongen
mogelijk konden bewegen en dat de heer
Mengelberg zich zelven overtrof in het weer
geven van rijke nuanceeringen in den aanslag.
AST. AVERKAMP.
Jules Lemaitre en de Protestanten.
Het onlangs door ons besproken tooneelstuk
l'Ainée, van Jules Lemaitre, heeft den auteur
van Protestantsche zijde scherpe aanvallen op
den hals gehaald, tegen welke hij zich in de
Revue des deux Mondes verdedigt. Vooral de
figuur van den schoonzoon-predikant, "Ie
pasteur rigolo, lejoyeux minigtre de l'Enangile."
heeft ergernis verwekt. Dat deze dominézich
kalmpjes door zijn vrouw, de lichtzinnigste
der zes dominé's-dochtera, laat bedriegen en
zelfs nog lacht, als ze hem den bovengenoemden,
alles behalve waardigen titel geeft, wordt des
te pynlijker gevoeld, omdat de Fransche Pro
testanten, die zich door hun onafhankelijk
oordeel en hun reehtsbewustzijn bij de
zaakDreyfus hebben onderscheiden, door bekrompen.
schreeuwers, met de Joden te zamen, als slechte
patriotten en vy'anden van Frankryk worden
gebrandmerkt. --i|
Deze laatste omstandigheid is zeker aller.
minst aanleiding geweest tot Jules Lemaitre's
minder vleiende voorstelling van de domin
'sfamilie, want zijn tooneelstuk is ontstaan uit
eene reeds twaalf jaren geleden door hem
uitgegeven novelle. In zijn artikel in de
llevue doet Lemaitre uitkomen, dat voor hem
het karakter zijner heldin (Je oudste der zes
dominé's-dochters) hoofdzaak is geweest. Juist
omdat die heldin zeer deugdzaam, zeer be
scheiden en zeer energiek moest wezen, had
hy haar geplaatst ia eene Protestantsche
pastorie, waar de vere.niging van deze eigen
schappen gemakkelijker te vinden is dan elders.
Maar om de deugden van de oudste behoorlijk
in het licht te stellen, moest hij wel hare
ouders eenigzins bekrompen en egoïstisch
maken, en twee van hare vijf zusters zeer
koket en lichtzinnig.
Blijft dus het geval van den »pasteur rigolo"
Hier erkent Lemaitre roiidweg, dat hij, als iu
een seminarie opgevoed katholiek, in het hu
welijk van een geestelyke iets onbegrijpelüks
en iets aanstootelyks ziet. Al is Lemiuir
thans vrijdenker, hij heeft zich niet kun'- ,n
losmaken van de leer, dat een geestelijk : zyn
roeping slechts dan geheel kan vervullen,
als hij in coelibaat leeft. Dat zich bij den
auteur dit katholieke beginsel zoo sterk doet
gevoelen, maakt het voor de Protestanten tot
een dubbel compliment, dat hij zijne voor
hem althans ideale heldin in ean
Protestantsch milieu heeft gezocht.
IIIMIIMIIIIimiHII
DAMEjS.
eenige heel gelukkige inspiraties. Zij voorspelde
onder andereu aan Ferdmand Bruueticre dat
hem twee zeer gelukkige dingen zouden over
komen, heel binnenkort, eu vier maanden later
was hij lid van de Academie en directeur der
Revue des deux Momle.it. D.'n Markies do Mores
voorspelde zij deu afloop zijner txpeditie; zijne
levenslijn in de rechterhand werd plotseling
afgesneden door een onvoorzichtigheid." Zij
wordt soms naar het buitenland gehaald ; onlangs
is zij (' >or een conseiller d'ambassade naar
Rome gebracht, waar een dame liaar door een
gat ;.i een gordijn in een eenzaam gelegen
vil l ! haar hand te onderzoeken gaf.
Waarnaar zijn de menscheu het meest
nieuwsg erig? Madame de Theses' ondervinding is,
dat mannen meest vragen naar geld, eer en
gezondheid ; wanneer zij komen is het meestal in
geldzorgen of kort vóór eeu duel. Vrouwen
daarentegen spreken bijna nooit over geld,
meest over liefde, over haar kindereu, iiaar
minnaar, de trouw vaif haar man. Zij vragen
maar naiefweg de middelen om den trouwelooze
tot zijn plicht terug te brengen. Dan zegt de
tooveres: //Breng mij een bladzijde van zij n schrift"
en daarnaar regelt zij zich om raad te geven.
\Vauneer bet schrift een schroomvallig karakter
aanduidt, beveelt zij de vrouw aan, heftig op
te treden, een scèue te maken; is hij daaren
tegen krachtig, ruw, dan schrijft zij zachte,
diplomatieke behandeling voor, desnoods pruilen
of schreien.
Over 't algemeen is hare ondervinding vau
de meuschheid niet roodkleurig. Van de tien
vrouwen die bij mij komen", zegt zij, weuscliuu
er acht weduwen te zijn; zij zeggen liet niet,
maar ik doorzie al spoedig waar haar vragen
heen leiden. Van de tien mannen hopen er
acht op iemands erfenis, hetzij in geld of in
een betrekking. vcral rondom mij, wordt op
den Dood gehoopt".
Waar de waarxeg.^ter vooral aan hecht., is het
begrip, dat de chiromancie een positieve weten
schap is, die niets te maken heeft met
soninambulisme, koffiedik, eiwit en andere praktijken,
waarbij fantasie eu kwakzalverij hand aan hand
gaan.
Practisch is zeker deze raad :
Laat moeders de handen van haar dochters
en zonen nagaan nriar vooral die vau haar
aanstaande schoonzonen !"
llmMMIllllllmlIIIII
Zfitiiches. Ycette. Meiros
nnloojien. Eene uitiioodiging.
Aan hot Pruisische hof, waar alles hoe lan
ger Loe meer Louis XIV wordt, en de rneniiet
a la cour en rnenuet de la reine als hofdansen
gelden, zijn nu ook door eenige toonaangevende
dames bij liet blanketsel de mouches inge
voerd en hebben veal bijval gevonden. De
eerste dame die er mee prijkte, had er maar
een paar, een rechts naast het oos?, een
links boven de kin, een op den linker boven
arm, maar het zal zeker riet lang meer
duren of men draagt ze. als indertijd, in massa's,
en knipt ze in den vorm van zon. maan en
sterren, of zelfs van een oorlogschip of een
diligence met zes paarden.
De hoeveelste maal mouches nu reeds mode
zijn, is niet uit te rekenen. Het is een van
de weinige schoonheidsmiddelen die men niet
bij de Egyptische dames in sarkophagen en
mummiën heeft gevonden ; maar toen Julia,
de schoone en behaagzieke dochter van keizer
Augustus, ze begon te dragen, kreeg zij ze uit
Indië, waar ze toen reeds mode waren. Het
woord «mouche" zou toen bijzonder
toepasselyk geweest zijn, want Julia droeg geen
fluweelen of zijden pleistertjes op het gezicht,
maar levende zwarte kevertjes, dio de eigen
schap hadden, tejilijven zitten waar men ze
neerzette, en zich aan de huid vast te hechten.
De huid er om heen scheen te blanker en
teerder naast hun tluweelig zwart.
In Rome werden de kevertjes al gauw mode,
en daar ze in Italiëniet voorkwamen, maar
levend uit Indiëmoesten worden aangebracht,
waren ze heel schaarsch; er werden dan ook
fabelachtige prijzen voor betaald, zoodat de
minder rijke Itomeinsche dames ze zeker wel
van zijde zullen nagemaakt hebben. Maar Julia,
tweemaal weduwe, werd door haar derden man
wegens haar uitspattingen naar het eiland
Pandatoria verbannen om daar te verhongeren,
en met haar stierf ook de mode der kevertjes uit.
Onder Hendrik III in Frankryk kwam eene
andere mode op, die er eenige verwantschap
mee vertoonde. Men vond het mooi, als het
bioed in de blauwe aderen doorschemerde,
on kwam er dus tof, de aderen met een wei
nig blauwe kleurstof na te trekkeii. Xa eenigen
tijd nam men die blauwe kleurstof wat donkerder,
eindelijk zwart, en om deze verf niet telkens te
vernieuwen, knipte men van blauw,donkerblauw
of zwart taf aderen en plakte die op de huid.
Dit waren geen eigenlijke mouches, maar het
was nog wel zoo dwaas; ook gezicht en hals
werden dan met wit en rood bijgekleurd.
Eerst onder Hendrik IV kwamen de echte
mouches weer. Eene bekoorlijke markiezin,
bij het hof in gunst, had twee moedervlekjes,
een aan haar sierlijk neusje en een aan haar
geestige kin. Die twee vlekjes werden door
dichters geprezen, en domme vriendinnen
meenden dat het sierlijke van het neusje
en het geestige van de kin in die twee
vlekjes zaten; zij schilderden ze na. Deze
mode is intusschen niet zoo spoedig overge
gaan als ten tijde van Julia; twee eeuwen lang
heeft zij met kleine tussehenpoozen gegolden,
en heeft geheel Europa beheerscht.
Demouche, met vaardige hand opgeplakt, had hare
j macht en zelfs hare symboliek; une moucUe
1 assassine is een vaste uitdrukking in de poëzie
l van dien tijd ; maar men noemde bij voorbeeld
de mouche vlak naast het linker oog amoureuse,
i op de bovenlip couqtiérante, op den neus
| prorocante, midden op de wang comjilaisante,
in het hoekje van den mond pnssiomx'e. Men
plakte op de onderlip de coquctte, op de boven
lip de discrete, op het voorhoofd de mcije.itiieiise,
dio men altoos grooter nam dan de anderen.
Wie zich door een dierbaren vriend eene
mouche liet opplakken moest haar dragen tot
zij van zelf afviel, het was eene mouche
sympathiqne. Er werd natuurlijk over gespot,
geschreven, gehekeld, ook ertegen gemorali
seerd en gepreekt, en zeker niet ten onrechte,
wa:,t bij het toenmalig zeer losse déeollet
was een vernuftig aangebrachte mouche juist
het middel om de aandacht te doen vallen
op a) wat men wilde, en dames droegen gou
den doosjes vol pleistertjss aan het ceintuur
om bij te plakken wat z;j op de wandeling
verloren.
Toen de mode der mouches, die de huid
wat blanker, maar ook frisscher en pikanter
deden schijnen, voorbij \v.is. volgde de periode
dor bleekheid. Men blankette zich wit, ele
gisch wit, etherisch wit; men wreef's nachts
de wangen om ze doorschijnend te maken, met
kamfer in, dronk azijn, paste aderlatingen on
hongerkuren toe, wiesen zich met wateren en
tincturen die bleeker maakten, en droeg
barnsteenkralen orn den hals; gelukkig heeft deze
mode, waarbij men, om ongezond te schijnen
zich liefst ongezond maakte, ook weer haren
tijd gehad.
Onder de interviews over den
Sp^ansehAmerikaanschen oorlog, die dezer dagen in
de Pirijsehe bladen verschenen, trok er in
de (.iil-Jilits een de opmerkzaamheid; een
reporter van dit blad Lad do meening van
Yvette Guilbert gevraagd, en de diseu.se bad
zich, ofschoon inet een Amerikaan ge
trouwd, heftig ten gunste van Spa.'je
uitgelaten.
Een paar dagen later intusschen vond Yvette
goed, zelf ook eens in het dames-tijdschrift
La Fmiule de interview te vertellen, als
opheldering, en dit tweede verhaal ervan is
veel aardiger dan het eerste.
»Een heel jonge man van achttien of twintig
jaren k-wam mij van morgen opzoeken, in
opdracht van een krant. Dus een interview !
Ik laat hem belet geven. Hij begint te schreeu
wen en rumoer te maken en wil mijn
kamerineisje bang maken met de bedreiging dat al
zy'n collega's mij zullen hekelen, als ik hem
niet ontvangen wil. Hij kan op zijn poot spelen,
de bengel! Maar ik heb hem toch niet toe
gelaten. Drie dagen vroeger was er een
andere jonge man gekomen, heel timide, bijna
verlegen; hij had den l»st, alle kunstenaars
van Parijs hun indruk over het
SpaanscbAmerikaansche conflict te vragen. Men wilde
met mij beginnen ... De vraag was zoo
idiootkomisch, dat ik hem aanstaarde. En toen ik
hem antwoordde, dat ik over dergelijke dingen
in 't geheel geen meening had, en dat men
de politiek alleen op Montmartre muzikaal
behandelde, hield hy toch vol. Is u in Ame
rika geweest ?
Zeker.
Zegt u my dan toch, of de Amerikanen
fatsoenlijk, vriendelijk zijn, en zoo verder.
Zeker, antwoordde ik, en heel mild; zij
betalen de kunstenaars duur, zonder hun
waarde te kennen, want Iléjane, Coquelin, en
Mounet hebben hen koud gelaten; zij hebben
het gebrek geen kunstenaarsbloed te bezitten,
maar zij maken het goed door met dollars te
strooien. Zoo is het.
Kn de koningin ?
Welke koningin ?
Van Spanje natuurlijk !
Och ja, die arme vrouw! W;>r.alzij veel
verdriet hebben? En die arme jong ; koning!
Wat zouden, naar uw meening, d > vrou
wen van Frankryk kunnen doen om haar hun
sympathie te betuigen ?
Naar mijn meening ? Dat weet ik niet!
Haar bloemen sturen ?
Och bloemen, die stuurt men aan actrices.
Eene mis ?
Ja, een mis in Notre Dame !
En van dit praatje heeft het heertje een
politieke interview gemaakt! En het is in de
bladen gekomen ej overgenomen, met al het
zout, peper, mosterd en krnidery'en, waarmee
ze ons in de redactiebureaux toebereiden, en
we worden er maar ijdeler en opgeblazener
door. De waarheid is, dat die reporters, als
ze niets weten en niets te hooren krijgen,
maar wat verwinnen. Als men ze binnen laat,
verdraaien ze wat men hun zegt; geeft men
niet thuis, dan dreigen ze met hun snavels
en al hun pennen. Wat te doen ? En wie
is de domste van de twee, de interviewer die
mij de dwaze vraag doet, of ik die er op
antwoord? Men mag kiezen!"
* *
*
De nationaliteiten-quaestie in de
Oostenrijksche monarchie, heeft soms zonderlinge
gevolgen. De Czechische studenten aan de
Universiteit te Praig hebben eene wacht van
»ineisjesnaloopers" gevormd. Dit is intusschen
niet met lichtzinnige bedoelingen ; enkel vader
landsliefde. De srneisjesnalo-jpers" moeten da
jonge dames volgen op bals, soirees,
avondrecepties, en do namen van diegenen opschrij
ven, die dansen, babbelen of flirten met
Daitschers. Wie zich daaraan schuldig maakt,
wordt geboycot, de Czecbische jongelui willen
niets meer met haar te doen hebben. Voor
Czechische meisjes die een ontvlambaar hart
hebben en het aardig vinden nu eens met
een Duitscher, dan met een Boherner ts
coquetteeren, is het geval niet aangenaam.
*
Precies een eeuw geleden, in Mei 1708, den
zooveelsten ibréal an VI. werd te Keulen het
ifeest der gehuwden" gevierd, een van de
burgerfeestei!, door het republikeinsch ge
meentebestuur van de stad Keulen georgani
seerd. De president van het gemeentebestuur
noodigde de «Keulsche juffers" tot deelneming
uit, door een circulaire in den deftigen stijl
van die digen.
»IIet gemeentebestuur noodigt u uit, deel te
nemen aan het schoone feest der gehuwden,
op K) floreal. Het noodigt u uit daar te ver
schijnen, naar uw eigen smaak gekleed, maar
in een kleed van de kleur der onschuld, en
den stoet op te luisteren met uw bevalligheid
en de bekoorlijke gaven die de natuur u ver
leend heeft. Men moet in deze plechtigheid
niet een ijdele betooging van het gemeente
bestuur zien. Zijne geestdrift voor de ver
hevene plechtigheid die het voorbereidt en
die voor ieder belangwekkend is, vloeit
uit oprecht gevoel voort. Jonge burgers van
edele houding en goede opvoeding zullen u
vergezellen. Zij zullen u dienen met be
scheidenheid en ingetogenheid. Zij zullen
door mondgesprekken in den geest der plechtig
heid u hun gezelschap aangenaam trachten te
maken. Weigering om aan het feest deel te
nemen zal beschouwd worden als een bewys
van minachting voor de burgerlijke
vreugdebetooningen. Het gemeentebestuur belo«fl
daarentegen zijn dankbaarheid aan de burge
ressen, wier ziel, vry' van vooroordeelen, ge
tooid met gratie en waardigheid, de vrouwelijke
sekse eer aandoet en die door haar weldadigen
invloed op de jeugdige burger», deie er toe
brengen het opperste doel der natuur en der
maatschappij te verwezenlijken. Het gemeente
bestuur van Keulen zal u om twee uur 's na
middags van uw huis doen afhalen."
Honderd jaar geleden, onder de Republiek,
was zelfs de galanterie der gemeentebesturen
een beetje tyranniek.
E-e.