De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 22 mei pagina 6

22 mei 1898 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1091 Uncïe Ms Ma's, (Punch.) USCLE SAJI : Zouden ze er beter op worden, als ik ze houd forfl aar eens wüs uil! (MooiisUine.) JOHN BUI.L ; >AYie zou nu het hardst liegen ':' (Jinjend.) ?^) U NT? NEUCÓ IESEN Lt'HT AUS j PCN RUINEN- ' !??'??'*?* ,?*> <^ï\ "- .!'??'- '??-"?/)' ?-'. f\$$^&/y^ c^s\.-.::-'"r?.??'-' '::: >-/7-'--",^r%'.'"> V . .-' ? ft ^ \-'-\: ?::''?--^/-^ J',-'v;-,v;i:--:.' 'l /A ity Een aanzoet Mijnheer, ik kom u de hènd viègen ven uwe dochter ik bemin hér oprecht! Ik ook, mijnheer, en daarom weiger ik. Tolstoï's Aesthelica. Sedert geruimen lijd schrijft Andr Hallays in het Journal des Débats is er veel gesproken over het jongste werk van graaf Tolstoï. Hier en daar zijn er fragmenten van gepubliceerd, hetzij aan het origineel ontleend, hetzij aan. eene Engelsche vertaling ; deze stuk ken, op goed geluk genomen uit een werk, waarin alles een onverbiddelijk logisohen sa menhang vertoont, hebben reed} aanleiding gegeven tot velerlei discussiën, en dienten gevolge heeft men aan Tolstoïsommige zeer wonderlijke meeningen toegeschreven. Thans heeft eodor de Wyzéwa eene Fransche ver taling van Tolstoï's werk doan verschijnen, en AndréHallays geeft op grond van deze ver taling een overzicht van Tolstoï's aesthetica, zooals die uit zijn boek *Wut is kunst':"' is af te leiden. Deze aesthetica zal niemand verbazen, die sedert vijftien jaren de ontwikkeling van Tol stoï'B gedachte heeft gevolgd. Tolstoï's denk beelden over kunst zijn in overeenstemming met zijne denkbeelden over de maatschappij ; men zou geheel onbekend moeten zijn met zijne philosophische en zedekundige geschrif ten om zich te verwonderen over zijne uit spraak : »In onze dagen is het de taak der echte kunst, der christelyke kunst, de broe derlijke vereeniging der menschen tot stand te brengen." Die conclusie was te voorzien. Maar wat zelfs de vurigste bewonderaars van Tolstoï's genie niet konden voorzien, is de buigzaamheid, de jeugdige frisehheid der dia lectiek, waarmede de oude schrijvar wederom zijn banvloek slingert tegen zyne eeuw en ons zijn geloof verkondigt. In een zijner laatste hoofd stukken zegt hy, dat de essentieele goede eigenschappen van de kunst der toekomst moeten zijn helderheid, eenvoud en sober heid. Dit zyn juist de hoedanigheden, die van zijn verhandelirg over aesthetica een schoon kunstwerk maken. Het boek begint met een soort van praeludium: de beschrijving der repetitie van een opera. Tolstoïis verontwaardigd over de on metelijke en onvruchtbare krachtsinspanning van die menschelijke wezens, samenwerkende tot de uitvoering van een middelmatig werk, dat voor den man van smaak onuitstaanbaar, voor den man van het volk onbegrijpelijk is; hij vraagt zich af, wat de kunst is, in naam waarvan men zooveel opofferingen, zooveel uitgaven, zooveel arbeid eischt. En hiermede is het vraagstuk gesteld. Laat ons terloops opmerken en erkennen, dat Tolstoïzeer handig het uitgangspunt voor zijn dispuut heeft ge kozen. Zonder hem te volgen tot deconclusiën. waarheen hij ons wil leiden, zijn wij wel genoodzaakt hem toe te geven, dat eene opera, tenzij zij een meesterstuk is, iets zeer onredelijks is, en dat het ongerijmd is voor een zoo pover doel een geheel leger van instru mentalisten, van zangers, van machinisten en van danseuses bij een te brengen, Wat is kunst V Tolstoïgaat de deiinitiön na, door Engelsche, Fransche en Duitsche nietaphysici en critici gegeven, en na de defhutien van de kunst onderzoekt bij die van de schoon heid. En met verwonderlijke gemakkelijkheid en duidelijkheid toont hij aan, dat al die theo rieën hol en ijdel zijn, en dat elk van haar uitloopt op de uitdrukking van een persoon lijken smaak, als zij ten minste nog iets meer is dan eene poging om de bestaande kunst te rechtvaardigen. Ka deze triomfeerende bewijsvoering, bouwt Tolstoï, te midden der puinhoopen van alle aesthetica's, stoutmoedig zijn eigen theorie op. Vroeger of later zal ook deze door een af breker worden omvergeworpen. Want ook zij is slechts het verhaal van de droomen van haren schepper. Maar intusschen kunnen wij haar bewonderen; hare lijnen zijn harmonieus en zij is samen gesteld uit fragmenten van waarhuid. Tolstoïwil niet blijven stilstaan bij de metaphysische en zwevende idee der schoon heid ; hij wil ook niet toegeven, dat het ge noegen het doel der kunst ia. In zijne oogen ia voor de menschen de kunst slechts eene bijzondere manier om met hunne gelijken in gemeenschap te treden; zij is de taal der aandoeningen en der gevoelens. Ten allen tijde, zegt hij, is er slechts ne echte kunst geweest: de religieuse kunst. Sedert het scepticisme de hoogere klassen der maatschappij heeft doordrongen, dat wil zeggen, sedert de Renaissance, bestaat er geen crile- j rium meer om de »goede kunst" te onder scheiden van de slechte kunst." Men heeft toen kunst genoemd de meer ut' niiu geraffi neerde genietingen, die slechts onder het bereik eener i'lite vallen. De echtscheiding tusschen liet volk en de njrigcvoelenden (let dclii-ntï) beeft het aanxijn gegeven aan het geen men de moderne kunst noemt. De bronj nen der inspiratie zijn dientengevolge armer j geworden. De kunstenaars gaven nog slechts uitdrukking aan de ijdelheid, aan de scxut-ele begeerte, of aan de levensmoeheid, /ij hebbon gestreeld naar gekunsteldheid en duister heid; zij zijn voor de massa onbegrijpelijk gewordiM. lu n woord, zij gaven eti..e nage maakte kunst, de dichters van vroegere tijden plunderend, oude legenden om wei kent), de armoede hunner inspiratie verbergend achter' ornamenten en krullen, en de nieuwsgierigheid en den smaak voor bet vreemde expluiteerend. /ij hebben de kunst verlaagd en er een handwerk van gemaakt; zij hebben gehoorzaam liet oor geleend aan de critici; zij hebben zich op een dwaalweg laten brengen door het onderwijs der scholen. En Tolstuïvindt in Wagner den grootsten en den verderfelijk-iten der namakers. In dit sombere tafereel van de moderne kunst komen overdrijvingen en zelfs kinderachtighejen voor. Tolslo'i ontleent bijna al zijne voorbeelden aau de Fiansche kunst, die hij goed kent maar slecht begrijpt. Een roman van en heer liemy de Gourniont kan be zwaarlijk gebruikt worden als een afdoend argument, wanneer men tegen de litteratuur van onze dagen in verzet wil komen. Men moet slecht op de hoogte zijn van Fransche toestanden om niet te weten, dat het »d cadentisine" nog slechts in de herinnering be staat, evenals de japonnen met pofmouwen en de platte bandcan.r. Men doet verstandig als men de liefhebbers van schilderkunst" wan trouwt, die op de l'arijsche tentoonstellingen aanteekeningen maken en die in ne zelfde afkeuring I'uvis de Chavannes, Manet, Monet en lïenoir als «impressionisten" vereenigen. Wie. twee zoo verschillende musici als lierlioz ! en Drahms bij elkander plaatst, bewijst, dat hij .e geen van beiden kent. En wat Wagner betreft. Tolstoïbeoordeelt hem op grond van twee bedrijven van den Siegfricd, die hij den vorigen winter te Moskou in de opera heeft zien opvoeren ; dat is wel wat weinig. Zoo zou men kunnen wijzen op vele andere plaat sen, waar de men durft haast niet zeggen : onwetendheid maar althans de vermetelheid van Tolstoïzich verraadt. Doch wat zou dit baten ? Wie schrijft over de kunst en de lit teratuur van een volk, zonder zeer langen t\jd te midden van dat volk te hebben gewoond, stelt zich bloot aan dergelijke onvoorzichtigheden. In haar geheel is de door Tolsto ontworpen schildering tóch waar, althans zoo betrekkelijk waar, als noodig is om eene stel ling op aesthetisch gebied te verdedigen. Hoe kan men de echte kunst van de na gemaakte, de valsche, onderscheiden? Tolsto geeft toe, dat dit zeer moeielijk is. Toch is er, volgens hem, n onfeilbaar kenmerk: de artistieke aanstekelijkheid. Daar de kunst in haar wezen de uitdrukking der gevoelens is, staan wij tegenover een echt kunstwerk, wan neer het ons verheugt, ons in gemeenschap met den kunstenaar te gevoelen. En die aan stekelijkheid hangt af van drie voorwaarden: l" van de nieuwheid der uitgedrukte gevoe lens (hier zou men vooreerst kunnen vragen, of er wel nieuwe gevoelens bestaan, en in de tweede plaats, of gevoelens niet juist door hun banaliteit aanstekelijk zijn); 2' van de helderheid der uitdrukking; 3" van de op rechtheid van den kunstenaar. Wat de onderscheiding betreft tuaschen goede of slechte kunst, ??hierover kan alleen het godsdienstig geweten een oordeel uitspreken. Overigens bestaan er in de »goede kunst" twee kategorieën: de universeele kunst, die voor de geheele menschheid geschikt is, en eene lagere, maar nog aannemel\jke kunst, die zich slechts richt tot de menschen van n tijd en n land. De kuust der toekomst zal universeel zijn. In plaats van de maatschappij ontaard te maken, zal zy de menschen vereenigen en den zedelljken vooruitgang voorbereiden. Zij zal eenvoudig, helder en sober zijn. Zij zal niet langer een beroep zijn. Men zal haar niet langer leeren in afzonderlijke scholen. Zij zal voor ieder toegankelijk zijn en haar domein zal onbegrensd zijn. »De kunstenaar der toe komst zal begrijpen, dat het voortbrengen van een fabel, van een lied, mits die ons aandoen, van eene klucht, mits die ons amuseert, van een beeld of eene teekening, die duizenden kin deren en volwassenen genoegen doet, oneindig vruchtbaarder en belangrijker is dan tiet voort brengen van een roman, eene symphonie of een schilderij, die gedurende een korten tijd een klein aantal rijke menschen zullen ver heugen en dan voor altijd in de vergetelheid zullen terugzinken." Maar is de Negende Symphonie van ISjetloven dan «slechte kunst" ? O..getwijfeld, antwoordt Tolstoï. En Oorlof; en Vrede en Anna Ktiremnc'^ Ook hier aarzelt Tolsto' niet; onbarmhartig olt'jrt hij zijn eigen mees terstukken op. »Dit moge voldoende zijn," zoo besluit AndiéIlallays zijne beschouwing. «Tolstoï's boek is ongetwijfeld bewonderenswaardig om den rijkdom der gedachte en de kracht der welsprekendheid. Maar eene aesthetica, die de Negende Symphonie veroordeelt en die ons verbiedt van Anna, Karenine te houden, zal tenzij de wereld tot de barbaarschheid terugkeere het lot ondergaan van alle aesthe tica's, die haar zijn voorafgegaan." Landsverdediging en Lands flnantiën. Een paar regels s. v. p. ter aanvulling van het ingezonden stuk van den heer De Koo in het Alg. Hlb. Volgens de laatste uitgave (1897) van Ilickmann's Uttit-ersal Taschen Atlas is Nederland het 103 land in Europa, wat aangaat de getal sterkte des legers; die rang komt overeen met den rang in grootte. Maar.. . . Nederland is het derde in rang, wat de kosten per lioofd betreft voor het oorlogsbudget of de »Friedenskosten". Frank rijk be'aalt het meest om .... vrede te houden, nl. f 11.42 per hoofd; dan volgt Engeland met f 1080 en dan Nederland met ?7.74. Is het Belgische leger zoo onbeduidend, dat de kosten daar maar f 3.98 per hoofd bedragen ? Het Duitsche leger hooren wy toch steeds prezen en in Duitschland bedragen de kosten toch maar f 7.3G. Zou de administratie ook wat duur zijn? Onlangs lazen we, dat er ? 00,000 was uitgegeven voor bajonetscheden, die'we niet zullen gebruiken! Of we ons die meerdere weelde kunnen. veroorloven ? Alleen in Italië, Portugal en Frankrjjk drukt de staatsschuld zwaarder dan in Nederland. Ieder Nederlander erft bij zijne geboorte een aandeel in de staatsschuld van ? Sol.GO; in Belgiëis dat f 171.GO en in Duitschland /' 139.20. De oorzaak daarvan is niet, dat wij minder belasting betalen dan Bslgiöof Duitschland. D. B. De firma Burgersdijk en Niermans te Leiden zal van (j 11 Juni a.s. onder den hamer brengen de belangi ijke bibliotheken, nagelaten door dr. W. IL Kosters, hoogleeraar in de geschiedenis van den Israëlitischen godsdienst en letterkunde en uitlegging van het O. T., ds. K. Koopmans van Bjekeren, predikant bij de Ned. Herv. gemeente te Leiden, mr. J. II. Muller, alvocaat te Amsterdam, Jhr. mr. W. M. de Brauw, oud-commissaris der Koningin in de provincie Zeeland, en andere nalaten schappen. De catalogus van pi.m. 4000 nrs. groot, bevat werken over theologie, philosophie. geschiedenis en aardrijkskunde, geneologie, numisinaüek, rechtswetenschap (vooral belang rijk om de vele tijdschriften en standaard werken), JStersche taal- en letterkunde, nieuwe talen, klassieke philo'ogie, archeologie, kunst, geïllustreerde werken, natuurweten schappen, boekenkasten, enz. De catalogus is gratis verkrijgbaar. Inhoud van Tijdschriften. Tnul ai Letteren. ^3 jaargang, atl-3vering 5. 15 Mei: dr. B., Inleiding tot dichterstudie dr. l'. A. Stoelt, Nog eens de \Varetuvr.?dr. l'. Leendertz. .Ir., Nasctiiil't -- Zijn er btijlregels 'i (Mej. Marius}. Classicisme en zelfontwik keling, (Potgieter) Klassieke studiën of een moileinwetensehappeiike opleiding V volgens Jules Lemaitre. IA' A t beid, aflevering '1. : Aan de -nieuwe'' gids, Ed. Verburgh. De synthese van het begrip der gelij.twaardigheid. Kd. Veruurgh. II. A. van Daalhof, l'. C. Hamburg. .Ir. Boeken en banden, J. A. Loeier, J r. C) f er Crimir.alogie, F. Sundgren. bonnet, Albert van Twazel. Loonkroniek, J. Saks. Hobert lU'owning's >.ln a Balcony" Ed. Verburgb. Schilderkunst, E umie Parker. Tooneel-overzicht, liuhtra. Kii/en Intiinl, NU. 21, Leonie, door Louise B. B, I Kijkjes om en bij Velp naar photogratiei'-n van Dr. J. E. Kombouts. Velp en de Vel per natuur, door J de Vries. De Niet iietser en de Meimaand, door Geertruida Carelsen. Uit Indie. Een nieuwe opera op hot repertoire van de Tooneel- en Muziekvereeniging »Tbalia" te Malang, door IL L"giis, met af beeldingen naar photogratieën van den heer Koenecke. Een verjaarsgedicht, naar het EngeJsch van liubert Stewart (Slot). Een Caineeach Kerkhof te Batavia, met illustratiën naar teekeningen van \V. O. J. Nieuwenkump (Slot). De Water-boterbloem, door J. K. B., met afbeelding. Van \n i'ii Straks (Mei). Prosper van Langendonk, Beatrice. M. Nettlau, Bakunin en de Mei-omwenteling te Dresden. Emm. de Bom, Wrakken. Jac. Mesnil, Een Zondagsdroom. Aug. Vermeylen, Letterkund. kroniek. \\'ecld>lad Inviilinde. De diepzee-expeditieWeber. Sowidjojo II. Militaire Causerie Een nieuw dagblad te Batavia. De nieuwe redacteur der Dcli-Coumni. Een gedenk steen voor Fennema. De Sultan van Siak naar Nederland. Orkaan op de kleine Soenda-eilanden. Antwoord van Prof. Kern aan de lletlactie van liisulinde. Yereeniging van bouwkundigen in Ned. Indië. Oudgasten geschikt als Ned. politicians. Een nieuwe reis van Dr. Nieuwenhuys. Entree de campagne. In hut aflerlanfl yan Don Qnichote. Naar het Duitsch van A. THEIKEUT. (SM). Aan een algemeene uitnoodigiog- om het maal met mij te deelen, had niemand gevolg gegeven, maar dat mocht mij niet afschrikken van verdere pogingen tot toenadering, want nu scheen hst psychologische moment te zijn gekomeu om de zwijgende toeschouwers tot mijn vrien den te maken of de lioop op een ongedwongen verkeer met hen voor goed te laten var;n. Met alle graudezza waarover ik te beschikktu had offreerde ik hut gezelschap dus een teug vau miju wijn. Het eerste aanbod werd, zoo als de strenge etikette eischt, beleefd ufgesl igtn, maar mijn tweede, zoo hartelijk mogelijk uitgebrachte uitnoodiging: iiraiuos, cai/ifix, IwniLres" had het gewenschte gevuijt, en terwijl de wijiuak vau hand tot hand ging, begon er leven iu de brouwerij te komen. Cigaretten werden gerold eu aangestoken, opmerkingen gewaagd, vragen gest.eld eu antwoorden gege ven, liet gegons van de vliegen, dat een paar minuten vau te voren nog had gedomineerd, veranderde in een nauwelijks meer hoorbaar aceompagnemeiit van meiischelijke stemmen, eu de wereld van Argatnasilla b^gou zich voor mij te ontvouwen. Evenals de Zuid-Italianen ziju de half-Moorsche inboor'ingeu vau La Mar.cha geboren diplo maten, liefhebbers vau omwegen en slinger paadjes. Nadat ik uitdrukkelijk had bevestigd, wat zij natuurlijk rjïed.s lang hadden bemerkt, dat ik buitenland -r was (buitenlander is vaar hen iedereen, dit) niet uit, L'i Mancha i'eboortig i-), gingen zij mij, zonder, ouk maar ó.i enkele direc'e vraag te stellen, te lijf met allerlei achteloos uitgesproken, imvir veelbeteekeuende opmerkingen, die mij ertoe moesten brengen, kleur te bekennen ten opzichte van mijn maat schappelijke positie, mijn beroep, eu btt doel van miju komst in Argamasilla. Wanneer aan de katten de gave der spraak zou kunnen worden verleend, dau stel ik mij voor, dat zij daarvan gebruik zouden maken ongeveer op de wijze van mijne goede vrienden iu de l'osada Al l'arador dtlCurmen: langzaam, bedacht iaam, met een rustig ouderzoekenden e.n doordringen den blik iu de schitterende oogtn, voorzich tig uu eens hier, dau daar een poot, uitste kend en weer intrekkend (ihuurhjk getprokeii) avanceerund en rttireertnd, totdat zij genoeg gegevens hadden verzameld voor een bt slist oordeel. Zoodia men te mijnen opzichte zoo \er was gekomen, zoodra men had uitgevonden, wat ik in liet stalje kwam doen, haastte ieder een zich, ziju denkbeelden ten beste te geven. liet u.tvoengst werd bel thema behandeld door een individu met, een verloopeu uiterlijk, dut d<)0r een oude, vuile, met de mitia'en P. I). J. versierde inuts gekenteekend werd als ervaren kenner vau den iiaüonalcu sport, als p tssief 111 vau liet, uüde, der MitreuvecUters. «Ja, &-,/vi\" zeide de waardige expieaJor, ,/l)on Q iiehot was ecu merkwaardige kerel. Maar een groot boek is het, bekend over de gelieele wereld, zelfs bij de Heidenen, df Kisgeliclien en andtrd ketters. Ik heb liet zelf Colezen, en ik vond het al heel vermakelijk. Het beste er uit heb ik wel is waar niet begrepen, dat, is alleen voor geleerde meLseheu, 7.e zr<jgi n immer.', dat, alle mogelijke wereld wijsheid in dat, boek sttek*, en dat wie die vindt zoo rijk kan worden als hij maar wil, Wat moet zoü'n eenvoudige, onwetende man als ik, die iu zijn jeugd uie.t al te dikwijls op sn'iool is geweest, dau beginnen : Lachen om Dun Q cliot, dat is het eenige, wat ik kan. lla, ha, ha! als ik er maar aan denk, dat hij die meiden in de Vcut.a voor adellijke jonkvrouwen aanzag en haar allerlei cerbetooiiingen bewees l Jezu«, wat een ezel moet dat geweest zijn! Eu Studio? vraagt gij. Nu ja, die was net zoo als wij allemaal, die wou eten, drinken en tJapeu, eu met alle menscheu goede vrienden ziju. Waar er staat heel wat iu dat boek, dat ik niet kan begrijpeu, dingen waarom priesters en zulk soort mehsclien het telkens weer over lezen. Daar heb je Don Federigo, de advo caat, die tegenwoordig iu Madrid woout, die heeft gezegd, dat er in de heele wereld geen tweede boek te viiidtn was met zéóveel politiek eu zoo erin " /,S7, Nc»or," begon een ander, »Wij hier in Arganiasilla hebben meer herinneringen aan Don Quichot dan eeidge andere plaats iu La Mancha. Daar heb je ziju portret in de kerk, en zijn huif, dat onlangs eerst is afgebroken, en daar komt de heer" (algemeen gebuig van de om mij verzamelde mannen voor een opzichtig gekleeden jongen man, die juist binnentrad) die op het vrijgekomen terrein een bodega heeft laten bouwen en inrichten, zoo'n prachtige bodega, dat u zeker zelfs in Madrid nooit een inooiereu hebt gezien. En wij zullen u de gevansenis wijzen, waarin Ccrvant.es het boek heeft geschreveu."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl