Historisch Archief 1877-1940
N', 1092
DE AMSTERDAMMER
A°. 1898.
WEEKBLAD VOOR NEDEBLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bjj de Vijzelstraat, 542.
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 29 Mei
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit DuitscUand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dooi
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O V D
VAN VEBEE EN VAN NABIJ: Gladstone.
Mr. Bahlmann f, door Mr. J. A. N. Travaglino.
De rechtstoestand van den militair in Nederland,
door Mr. A. C. Wesenhagen. De stadsdrukker^,
door K. .A. T. d. Weide. SOCIALE AANGE
LEGENHEDEN, door D. Stigter. TOONEEL
EN MUZIEK: Vereeniging Tivolischouwburg nit
Rotterdam op het Leidsoheplein, door L. J.
Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
WETENSCHAP: Een eigenaardige cirkelgang, door
Br. INGEZONDEN. BOEKAANKONDIGING:
Bnrgemeesterbenoeming, door Mr. J A. Levy.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. FEUILLETON: Indische om
zwervingen, door B. M. N. BECLAMES.
SCHAAKSPEL. VOOR DAMES: Een woord
? over de richting der moderne * vrouwenlectnur,
door Een vronw Allerlei, door E-e. FEUIL
LETON: Wereldwysheid. SCHETSJES: De voor
laatste leeuwin, naar het Fransch van Bene Bazin. ?
ALLERLEI. PEN- EN POTLOODKBASSEN.
ADVERTENTIËN.
GLADSTONE.
Het is niet mogelijk over eene zoo com
plexe natuur als die van Gladstone een
oordeel uit te spreken, zonder in korte
trekken een overzicht te geven van de
loopbaan van dezen merkwaardigen man.
Geboren uit een oud Schotsch geslacht,
dat zich, na de vestiging van Gladstone's
vader te Liverpool, in den groothandel
een aanzienlijk fortuin had verworven,
onderscheidde de jonge William Ewart
zich reeds in zijne schooljaren teEtonals
begaafd redenaar, als redacteur van eene
Review die grootendeela met zijn eigen
bijdragen was gevuld, als militant conser
vatief en als ijverig Hellenist. Aan de
Hoogeschool te Oxford zette hij die veel
zijdige werkzaamheid voort; een schitte
rende redevoering, die hij in het laatst
van zijn studententijd hield tegen de her
vorming en de uitbreiding van het kies
recht, bezorgde hem den parlementszetel
voor Newark, een der rotten boroughs over
welke de machtige hertog van Newcastle
vrijelijk beschikte.
Even hartstochtelijk als met de politiek,
hield Gladstone zich reeds destijds bezig
met godsdienstige vraagstukken en met
theologische quaesties. Maar terwijl zijne
politieke ontwikkeling hem geleidelijk zou
brengen van het meest starre conserva
tisme tot een zeer geprononceerd radica
lisme, is hij op religieus gebied steeds een
steunpilaar gebleven van de orthodoxe
Anglikaansche High Church. Velen heb
ben beweerd, dat Gladstone, als hij tot
den geestelijken stand zou zijn overgegaan
hij moet daarover nog op zijn ouden
dag ernstig hebben gedacht een licht
der kerk zou zijn geworden en niet als
ex-premier, maar als aartsbisschop van
Canterbury zijne loopbaan zou hebben
besloten. En wie de lange, zeer lange lijst
zijner geschriften in den catalogus van het
Brüish Museum raadpleegt, zou allicht
tot de conclusie komen, dat Gladstone een
geleerd geestelijke was geweest, die zijne
theologische studiën afwisselde met die
der klassieke oudheid en af en toe ook
aan, politiek deed.
Gladstone's eerste redevoeringen in het
Parlement getuigden van deze geestes
richting. Hij bestreed de emancipatie
van Katholieken en Joden en verzette
zich tegen iedere materiëele concessie van
de Anglikaansche staatskerk in Ierland
aan de lersche katholieken. Dezelfde
denkbeelden ontwikkelde hij destijds in
zijn werk De Staat in zijne betrekkingen
met de Kerk, aan welk geschrift Macaulay
aen zijner beste Essays wijdde.
In 1834 verkreeg Gladstone een be
scheiden post in het ministerie-Peel, dien
van Junior Lord of the Treasury In het
volgende ministerie-Peel 1842 maakte hij
reeds promotie en werd hij vice-president,
later president van den Board of Trade.
Gladstone was voor Sir Robert een groote
steun en verbaasde allen, die hem tot
dusver voor een onpraktischen,
half-mystieken dweeper hadden gehouden, door de
zaakrijkheid waarmede hij in boeienden
vorm, steeds gevat en handig en onver
moeid, de meest gecompliceerde
financieele en economische quaestiën behandelde.
Toen aarzelde hij niet, de spoedig verwor
ven zeer invloedrijke positie prijs te geven,
toen Sir Robert Peel, om Ierland gun
stiger te stemmen, enkele, waarlijk niet
zeer groote concessiën aan de lersche
Katholieken wilde doen. Het gold het
subsidieeren van Maynooth College, een
seminarie voor aanstaande Katholieke
geestelijken. Gladstone zag hierin eene
beginselquaestie; hij nam liever zijn ontslag
dan dat hij medewerkte tot een maatregel,
dien hij in strijd met zijn geweten achtte.
En toch stemde hij korten tijd later voor
denzelfden maatregel; hij had toen den
tijd gehad om zich met de opvatting zijner
vrinnden te verzoenen, en wel uit volle
overtuiging.
In dezen tijd valt Gladstone's huwelijk
met de schoone en begaafde Catherine
Glynne, die voor hem meer dan een halve
eeuw eene trouwe en intelligente levens
gezellin en helpster is geweest en die thans,
haren beroemden echtgenoot overlevend,
hare toestemming tot diens nationale be
grafenis slechts wilde geven op voorwaarde,
dat zij eenmaal in Westminster Abbey
naast hem zou mogen rusten.
Gladstone was op economisch terrein
naar het liberalisme overgegaan, ofschoon
hij in andere opzichten volbloed Tory
bleef. Maar die gedeeltelijke afval was de
oorzaak, dat zijn zetel voor Newark hem
door den hertog van Newcastle werd ont
nomen. De Universiteit van Oxford ver
goedde die miskenning ruimschoots, door
Gladstone naar het Parlement af te vaar
digen.
In 1853 trad Gladstone in het
ministerieAberdeen op als kanselier van de schat
kist. Zijn eerste millioenenrede was een
meesterstuk, en zijn latere flnancieele
expoeé's waren het eveneens. Dat er onder
de cijfers niet enkele geflatteerde voorkwa
men, zullen wij niet beweren; welsprekend
heid is voor een minister van financiën
eene gevaarlijke gave, en het is niet te
ontkennen, dat Gladstone dikwijls het
slachtoffer is geworden van zijn eigen wel
bespraaktheid.
Na, de aftreding van het
ministerieAberdeen werd Gladstone leider der con
servatieve partij, doch slechts voorkorten
tijd. De wijziging zijner denkbeelden deed
zich steeds sterker gevoelen en verwijderde
hem van zijn vroegere politieke vrienden.
En toen Lord Palmerston, enkele jaren
later, als liberaal premier optrad, maakte
Gladstone geen bezwaar om in het liberale
ministerie dezelfde betrekking aan te nemen,
die hij vroeger in het conservatieve minis
terie had bekleed. Als kanselier van de
schatkist werkte hij mede aan het tot stand
komen van het handelsverdrag met Frank
rijk. Het kiescollege van de Oxfordsche
Universiteit, dat slechts van een conser
vatief gediend was, liet hem in den steek,
maar in Zuid-Lancashire vond hij een
liberaal district. Thans ontwierp hij de
groote reform-bill, de herziening van het
kiesrecht; maar het ontwerp was te kras
voor de toenmalige kamermeerderheid, en
het ministerie moest aftreden. Zonderling
genoeg is de hervorming, die door den
liberaal geworden Gladstone is ontworpen
en voorbereid, door den conservatief
Disraeli verwezenlijkt en ingevoerd.
Het jaar 1868 was in de geschiedenis
van Gladstone's politieke evolutie zeer
merkwaardig. Het gelukte hem, tegen den
wil van de conservatieve regeering, doch
niet zonder den steun van enkele verlichte
conservatieven, zooals Lord Robert Cecil,
den lateren Lord Salisbury, in het Lager
huis drie motiën te doen aannemen ten
gunste van de afschaffing der Anglikaan
sche Staatskerk in Ierland. Inderdaad
was de destijds bestaande toestand een
schreeuwend onrecht. De Katholieke
Ieren, die in hun land de overgroote
meerderheid uitmaakten, betaalden aan
de hun ter wille van eene minderheid
opgedrongen Engelsche Staatskerk dezelfde
heffingen en tienden als de leden dier
Kerk. Gladstone echter had hierin vroe
ger niets onbillijks gevonden, want hij
was uitgegaan van het beginsel, dat de
godsdienst een staatszaak is en dat hierin
eenheid onmisbaar is. Zijn campagne voor
disestablishment bewees, dat hij met die
theorie geheel had gebroken; tevens bracht
het succes dier campagne hem weer aan
het roer, en wel als minister-president.
Gladstone nam nu ernstig de verdere
hervormingen voor Ierland ter hand, de
agrarische wetgeving en de
onderwijsquaestie betreffende. Het gelukte hem zijn
ontwerpen te doen aannemen; maar in
Ierland bleef de leuze; dankbaar, doch
niet voldaan, terwijl men in Engeland
wantrouwend werd. Uit den zelfden tijd
dagteekenen nog andere ingrijpende her
vormingen : de regeling der eedsquaestie,
de invoering der geheime stemming, en de
afschaffing van het koopen van militaire
rangen, welke laatste maatregel bij het
Parlement op sterk verzet stuitte, zoodat
hij bij Koninklijk Besluit moest worden
ingevoerd. Het was een tijdperk van koorts
achtige werkzaamheid, waarop eene reactie
volgde. Eene Kamerontbinding viel ten
nadeele van Gladstone uit en in het nieuwe
Parlement (1874) hadden de conservatieven
eene meerderheid van meer dan honderd
stemmen. Gladstone scheen zich, teleur
gesteld, geheel aan het politieke leven te
willen onttrekken; hij droeg de leiding der
liberale partij over aan Lord Hartington
en legde zelfs zijn Kamermandaat neder.
De rust was voor den staatsman niet
van langen duur. Zijn veel omvattende
werkzaamheid op ander gebied kon hem
niet voldoen; in zijne felle i>Midlothian
Campaign" bestreed hij het conservatieve
ministerie op alle punten der binnen- en
buitenlandsche politiek. Het duurde echter
tot 1880, eer het mogelijk was, een tweede
ministerie-Gladstone te doen optreden, dat
zich tot 1885 handhaafde. In dien tijd
werd de grondslag gelegd voor Engeland's
tegenwoordige Egyptische politiek, maar
viel ook de noodlottige Soedan-campagne
met het verlies van Khartoem en den dood
van Gordon. Dankliare veyinotding ver
dient Gladstone's houding tegenover de
Transvaal op een tijdstip, dat de stemming
in Engeland door de nederlagen, welke
de Boeren aan de Britsche troepen hadden
toegebracht, uiterst geprikkeld was. De
grootste moeilijkheden waren echter het ge
volg van Gladstone's vruchtelooze pogingen
om de Home Tüwfe-quaestie op te lossen,
en van de onderhandelingen door hem aan
geknoopt met de lersche leiders, die men
in Engeland als misdadigers beschouwde.
Na een zeer kortstondig conservatief
interregnum trad Gladstone voor de derde
maal als premier op, en weder kwam hij
met een Home Eule-voorstel, dat niet slechts
de Kamermeerderheid, maar ook vele
politieke medestanders, zooals Chamberlain
en Lord Hartington van hem vervreemdde
en aanleiding gaf tot de vorming d«r
Unionistische partij. Eene vierde en laatste
poging met een gewijzigd Home Rule-plan
scheen in 1893 te zullen slagen; het Lager
huis nam het ontwerp met eene kleine
meerderheid aan. Maar het Hoogerhuis
verwierp het ontwerp, en nu begon Glad
stone een campagne tegen de Lords, die
in het land te minder sympathie vond,
omdat men er voor de lersche plannen
van den ouden staatsman weinig of niets
voelde, en het ongehoord vond, daaraan
een time-honoured institution, zooals het
Hoogerhuis, op te offeren. Gladstone's
kracht was gebroken, en hij trok zich, nu
voor goed, uit het politieke leven terug.
* *
*
Gladstone heeft ongetwijfeld een groot
deel van zijne kracht ontleend aan de
warmte en de oprechtheid zijner overtui
ging, en aan de welsprekendheid, waar
mede hij die overtuiging verdedigde. Doch
hij heeft in zijn leven zooveel verschillende,
en daaronder bepaald tegenstrijdige mee
ningen met al den gloed dier overtuiging
verdedigd, dat het voor zijne tijdgenooten
dikwijls moeielijk was hem zelfs van verre
te volgen. Als meester van het woord
bezat hij eene groote overredingskracht,
die hij allereerst op zich zelf toepaste.
En als hij dan zich zelf had overreed en
bekeerd, en met waren proselieten-ijver zijn
gewijzigde of geheel nieuwe denkbeelden
en inzichten verkondigde, dan was hij
grootelijks verbaasd, dat die overredings
kracht op anderen niet dezelfde uitwerking
had. Zijn edele zin en zijn onverwoestbaar
optimisme deden hem overal het goede
zoeken, zelfs daar waar het niet te vinden
was; maar hij vergat, dat er in deze booze
wereld meer pessimisten dan optimisten
zijn, en vooral meer sceptici, welke laatste
optreden als praktische lieden, die niet
over n-nachts ijs gaan en die de schouders
ophalen over »Prinzipiën-Reiterei," vooral
wanneer zij deze meenen waar te nemen
bij personen, wier beginselen zich juist
niet door onveranderlijkheid hebben geken
merkt.
Op de internationale verhoudingen heeft
Gladstone weinig invloed gehad. Hij had
de groote fout eene fout voor den
practischen staatsman, die diplomaat moet
zijn ??dat hij op alles »warm liep." Wan
neer hij niet aan het bewind was, placht
hij in zijn uitlatingen over vreemde mogend
heden uiterst ongegeneerd te zijn, en meer
dan eens heeft hij zich genoodzaakt gezien,
voor dergelijke uitvallen zijne verontschul
digingen aan te bieden, wanneer hij weer
als minister optrad. Dat strekte natuurlijk
niet tot verhooging van zijn prestige. Over
het algemeen had de buitenlandsche staat
kunde van Engeland onder zijne middel
lijke leiding minister van buitenlandsche
zaken is hij, voor zoover wij ons herinneren,
nooit, tenzij eene enkele maal ad interim
geweest iets zenuwachtigs, iets
onberekenbaars. Aan grootsche gedachten, aan
edele en onbaatzuchtige motieven, is men
in de internationale politiek niet verwend.
Waar die op den voorgrond worden gesteld,
worden zij met een smalenden glimlach
en een »pas si béte" begroet, zooal niet
met de wantrouwende vraag: »wat zou
daar achter steken?'' Gladstone, hoewel
met de beste bedoelingen bezield, is er
niet in geslaagd Engeland in het buiten
land blijvende vrienden te verzekeren ;
John Buil is, niettegenstaande het hoog
moreele standpunt waarop Gladstone zich
trachtte te plaatsen, een formidabele egoïst
gebleven, een landyrabber bij uitnemend
heid, iemand die graag met iedereen zaken
doet, maar op wien in tijd van nood
niemand vertrouwt.
Voor zijn eigen land heeft Gladstone
ongetwijfeld ontzaglijk veel goeds tot stand
gebracht. Zelfs uit de zeer korte en zeer
onvolledige herinneringen, boven door on s
gegeven, blijkt dit duidelijk. En nu de
oude strijder de moede oogen voor goed
heeft gesloten, worden zijne buitengewone
verdiensten voor het staatsleven door
vriend en vijand erkend. Doch hij had
zeker mér kunnen doen, wanneer hij de
oprechtheid der duiven steeds met de
voorzichtigheid der slangen had gepaard
hetgeen zelfs den vroomsten niet verboden
is. Justin Mc. Carthy verhaalt in zijne
levensbeschrijving van Gladstone, hoe
deze, die in zijne jongere jaren een voor
treffelijk ruiter was, eens met een jong
paard, dat hij bereed, op hol sloeg; hoe
hij het schichtige dier dwong, over een
hooge heg te springen, het omwierp en
opnieuw noodzaakte de hindernis te nemen,
en zoo nog eenige malen, totdat hij het
paard weer volkomen in de hand had.
Meer dan eens heeft Gladstone die methode
ook in het Parlement willen toepassen
en niet zelden is hem dit gelukt. Maar
ten slotte is hem die koppigheid noodlot
tig geworden, en wel in de Home
Rulequaestie. Natuurlijk, zeggen zijn vroegere
vrienden, ? dat was geen paard, maar
een stokpaardje. Het schijnt onbillijk en
liefdeloos, een ideaal, waaraan een edele
gedachte ten grondslag ligt, zoo minach
tend aan te duiden. Maar hoe lang is
het geleden, dat Gladstone zelf iedere
poging om Ierland door concessiën te ver
zoenen levendig bestreed, als
onvereenigbaar met de eenheid, met de waardigheid,
met de hoogste belangen des rijks ? Was
het van hem verstandig te onderstellen,
dat de goede gemeente in korten tijd eene
evolutie zou volbrengen, die hem, den
hoogbegaafde, vele jaren van innerlijken
tweestrijd had gekost? En was het geen
betreurenswaardige overschatting van eigen
invloed en gezag, als hij meende, dat zijn
machtwoord voldoende zou zijn, om zulk
een wonder tot stand te brengen?
Geen karakterloozer, oneerlijker spreuk
dan het afgezaagde de mor tuis nil nisi
bene. Men eert de dooden niet het minst,
wanneer men doet uitkomen, dat zij liefde
en waardeering hebben verdiend trots
hunne onvolmaaktheden en tekortkomin
gen. Zoo verliest de lof het banale en
het onoprechte. Eene hulde in dien geest
wordt aan Gladstone gebracht door een
blad, dat hem dikwijls vinnig heeft be
streden en honderden caricaturen op hem
heeft gegeven. Nu de ernst van den dood
aan satire en ironie het zwijgen oplegt,
schrijft Moonshine:
"He made mistaken" Yes! in the Book whose page
The writing Angel sometimes blots with tears,
Some lines must stand which hèwlio most
reveresThe truer greatness of his pilgrimage
Would wish unwrit. But?scholar, critic, sage,
Orator tireless, man of honoured years,
How mach reuiains as wel l that still endears
That Titan figure to our smaller agel
Ah! mighty even in error?hèthat knows
To-day the Truth hèsought, nor always founiL
(Yet, when most err'mg, never small or base.)
To-day, to-day hèplucks the secret rose,
To-day hèmeets in the enchanted gronnd
His Homer and his Dante face to face.
Mr. BAHLMANN t.
Eene diep tragische gebeurtenis maakte
geheel onverwacht een einde aan de zit
ting van de Tweede Kamer der
StatenGeneraal op Vrijdag 13 Mei 1.1.
In behandeling was het ontwerp van
wet tot afschaffing der dienstvervanging
bij de nationale militie.
Na de pauze trad als tweede spreker
op, de heer Bahlmann, afgevaardigde van
het kiesdistrict Tilburg. Omstreeks tien
minuten aan het woord en nog in het
begin zijner rede zijnde, hoorde ik hem
zeggen: «Mijnheer de Voorzitter! Ik zal
het hierbij laten."
Eerst meende ik, dat hij door eene tot
hem gerichte interruptie ontstemd was, en
daarom zijne rede niet wenschte te ver
volgen ; maar weldra bleek, dat eene
ernstige ongesteldheid hem plotseling had
aangegrepen, waardoor het spreken hem
onmogelijk was geworden. Hij zakte ineen
en zoude zeker ter aarde gevallen zijn,
ware hij niet in hetzelfde oogenblik onder
steund door Kamerleden, die naast en
achter hem gezeten waren. In aller ijl
werd de hulp ingeroepen van een genees
heer uit Haarlem, die als toehoorder zich
bevond op de gereserveerde tribune. Kort
daarna snelden nog twee andere
geneesheeren toe, die men in der haast had
kunnen vinden. Deze geneeskundigen
wendden alle pogingen aan, om de reeds
wijkende levensgeesten weder op te wek
ken, edoch het was te vergeefs. Na verloop
van eenige minuten werd met zekerheid
geconstateerd, dat Mr. Bahlmann reeds
opgehouden had te leven. Wat toen ge
schiedde, en welke ontroering zich meester
maakte van al degenen, die tegenwoordig
waren, is in alle dagbladen vermeld ge
worden en behoeft dus hier geene nadere
beschrijving. Alleen zij nog gememoreerd,
dat weinig tijds daarna het ontzielde
lichaam van dezen verdienstelijken man
door eenige bevriende Kamerleden, gehol
pen door de dienstvaardige boden der
Kamer, met den diepsten weemoed, uit
's Lands vergaderzaal eerbiediglijk werd
weggedragen en voorloopig nedergelegd in
een aangrenzend vertrek, daartoe terstond
beschikbaar gesteld.
Mr. Bernard Maria Bahlmann, ridder in
de orde van den Nederlandschen Leeuw
en lid van het bestuur der Katholieke
Kamer-club, werd den 20en Augustus 1848
te Groesbeek bij Nijmegen, op het buiten
goed »Geldersch Hof", geboren.
Gedurende de jaren 1863 tot 1867 be
zocht hij het gymnasium te Munster in
Westphalen, en legde aldaar het
admissieexamen af voor de hoogeschool in
Duitschland. Van 1867 tot 1872 was hij werk
zaam als koopman in manufacturen, eerst
te Nijmegen, later te Manchester. In
laatstgenoemd jaar keerde hij echter tot
de studie terug, deed zijn admissie-examen
voor de hoogeschool te Leiden, en promo
veerde aldaar in 1878 tot doctor in de
rechten. In hetzelfde jaar vestigde hij
zich als advocaat en later als procureur