De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 29 mei pagina 3

29 mei 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

NOL 1092 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. praktijk voorgekomen, de aandacht nreenen te moeten, vetrtige». Mgne leus is evenwel altoos geweest: Fac et spera". Het stuit tajj tegen de baret, ultoes op hetzelfde aambeeld te slaan, ik doe dit dos ook mat op dit gebied. AU men geoogd heeft waar nuen deukt dat het er op aankomt, moet men m. i. aaa de zaak verder haar beloop laten en den tijd afwachten. Vandaar dat ik sedert 16 92 er dan ook niet op beo teruggekomen. In het Tijdschrift voor Strafrecht LU het Weekblad van het Recht heb ik i.* dien wel is waar eenige weten schappelijke q mesties betreffende militair recht behandeld, doch ik heb mij daarbij onthouden vaa een vernieuwden aandrang tot herziening. Ik heb in bet onvermijdelijke leeren berusten. Men vermag nu eenmaal den alakkengang onzer we-tgevii g niet te verhaasten. Het nationaal gesnap", gelijk de geestige Carlisle de parlementaire debatten zoo juist betitelt, ontrooft nu eenmaal al te veel beschikbaren tyd aan ernstige reorganisatie. Maar doe daar nu eens wat aan, gegeven het gehalte en de tastbare nevenbedoelingen van vele sprekers. In het Weekblad van het Hecht van 13 April 1896 no. 6787 eindigde ik dan ook mijne ingezonden bedrage (over de verouderde, doch cutn grano salis nog steeds toegepaste indaging bij trommeislag en banni&sement, deze laatste by wijze van contuiaacieelen maatregel) met de woorden by vele andere zal ook weldra begraven liggen rnync illusie dat ik de herziening onzer militaire wetten nog beleven zal," wetten, gelijk ik er bij voegde, die te zuiveren zyn van al de controversiëu, slordigheden en onzinnige termen, waarop men bij voortduring stuit." In dat opzicht onder schrijf ik dus al de miu vleieutle epitheton, die professor van der Hoeven gedurig aan onze militaire wetten geeft, liij in de eerste plaats heeft reden tot ergernis, dat zyn omvangrijke en verdienstelijke arbeid in het vruchtdragen zoo belemmerd wordt. Doch in afwachting van de zoo gewenschte en zoo dringende herziening waarvan hier sprake is, acht ik mij ten tweeden male verplicht te protesteeren tegen de möening destijds ook door prof. de Geer in de Tweede Kamer uitgesproken, alsof intusschen de militair geen rechtstoestand bezit." Ik geef u toe, een permanente krijgsraad, bijv. van geschikte gepeisioneerde ollicieren, die voor deze zeer aewenschte bezigheid cog eenige toelage zouden kunnen genieten, nog liever eene gemengde Rechtbank van rechtsgeleerden en militairen, ware verre verkieselijk boven de telken maande afwisselende krijgsraden, met de riwco van meerdere of mindere geschiktheid der leden. Voorloopig evenwel moet en kan men 't ge rust stellen met het surrogaat, dat in het Hoog Militair Gerechtshof gelegen is. Met zijn rechtsgeleerden voorzitter en zijne twee rechtsgeleerde leden heeft dat college met slechts in appè), doch ook brj de herziening van de vonnissen der krijgsraden en van al de processtukken, de jurisprudentie feitelijk in handen. Ik wees er in 1891 reeds op, hoe in dit collegie de invloed van niet-militairen nu en dan ook een ander gezichtspunt opende. Eene tweede concessie, wat betreft de feite lijke leemten en gebreken ook in de praktijk, is mijne reeds vroeger geuite instemming met de klacht, dat de Krijgsraad uitsluitend den beklaagde persoonlijk hoort en de getuigenisverklaringen eenvoudig hoort voorlezen, zoo mede dat het H. M. G. uitsluitend op de stukken recht doet en noch beklaagde noch getuigen ziet of hoort. Dit heb ik in 1891 zelts als een der grootste euvelen van deze rechtspleging in den breede behandeld en gebrandmerkt. Intusscher, er staat geene nietigheid op, om als 't noodig voorkomt hiervan at te wijken; en even goed als ik nu en dan tot vestiging van eene gewenschte persoonlijke overtuiging van den Krijgsraad (door eigen aanschouwing van weifeling van deze tf geue zijde enz) den een of anderen in de informatie gehourden getuige in den vollen krijgsraad tegenover den beklaagde heb gesteld, evenzoo gebeurt het soms dat het Hof, hoewel daartoe onverplicht, een beklaagde of een of meer getuigen per soonlijk ontbieden laat. Dienaren van de wet ontaarden daarom niet in slaven, vooral niet van zulk eene lichtzinige meesteres. Evenzeer is de gewenschte openbaarheid van alle zittingen van den Krijgsraad (en niet slechts van de uitspraken) een punt, waar.... ik geheel met U meega. In IK'JiJ schaarde ik mij reeds onder de voorstanders van de invoering dier opeisbare behandeling by voorloopige Novelle. Doch men heeft eenvoudig geen, aandacht geschonken aan dezen weuscii vau velen, die met de militaire rechtspleging ia aanraking komen. Het is alles gebleven zuoals 't was. Dit is verreweg 't gemakkelijkst. Intusscheu maak U over de beklaagden niet al te zeer ongerust, amice! Wij leven gelukkig riiet meer in de tijden van ii.quisitie oi' veemgericht. Al is er geen publiek bij en geen pers, militaire beklaagden komen toch tot hun recht. Men geeft en laat hun het woord tot hunr.e verdediging Zij moger, zooals men 't uoemt, gerust uitpakken. De cftieieien blijven zich daarbij ten ailen tijde hunne kameraden en wapenbroeders tooneii; en verrassend is de wijze, ik gaf reeds vroeger te kennen dit nu en dan te hebben ervaren, waarop die geest van kameraadbchap nu eu dan zeifs in den krijgsraad, ten gunste vaa den beklaagde, zich openbaart. De berechting erlangt daar door een meer huishoudelijk karakter, beter gezegd een waar aartsvaderjijk cachet. Ik heb gedurende een groot aantal jaren als lul eener aanzienlijke Rechtbank ook de strafrechts pleging in de burgerlijke maatschappij voor mijn aandeel toegepast, doch men is daar niet in staat de meerdere of mindere p'irversiteit van den dader zoo juist te beoordeelen en daarnaar de strafmaat te bepalen, ais juist in de kleine afgesloten militaire maatschappij met zy'n kazerneleven en zijne strafregisters. 2) En dit voordeel mag ook niet worden over 't hoofd gezien, en mag integendeel als tegen hanger worden aangemerkt van het gemi« van rechtsbijstand, die zich intusschen slechts in zeer enkele gevallen, bij ontkentenis eu zwakke aanwijzingen of bij juridischen twijfel, gelden laat. In die gevallen nu is de zedelijke ver antwoordelijkheid voor eene strikte en onzijdige plichtsbetrachting van den auditeur militair zeer zeker geene geringe. En hier moet ik, na mijne voorafgegane concessies, de besirijders van de praktijk der militaire rechtspleging, zij 't dan eeiiigermate pro domo, daarom toch met niet minder beslistheid en eerlijkheid, tegenspreken. Men wil 't gedurig doen voorkomen alsof de auditeur militair als een tweeslachtig wezen fungeeren moet en wel eecerzijds a's aanklager en tevens rechter van instructie, anderzijds als verdediger, en men beweert dat dit eenvoudig niet mogelijk is; men voert aan dat hij een beklaagde niet spoedig als zoodanig zal laten slippen, doch hem zooveel mogelijk en zoo zwaar mogelijk er onder zal zie a te houden. Doch de be streden combinatie behoeft geene ongerustheid te geven, als men bedenkt dat die ambtenaar, wanneer hij althans geen tweede Vargas is (en daartegen wake de Begeering), juist om dat de rtchtsbjjstand door een advocaat ont breekt, zal trachten die lacune door eene groote objectiviteit aan te vullen en zich steeds op ,'t standpunt van rechter zal stellen; hij zal het pro et contra onderzoeken en den kry'gsraad aangeven, op welke gronden niet alleen zijn oordeel o^er het bewezen zijn van het feit en de schuld, maar ook van de toe te passen strafmaat, berust. Evenmin als bij een goed rechter zal bij een goed auditeur eenige animo siteit behooren te beita&n tegenover een be klaagde, tot wien zijn ambt hem in betrekking brengt. Hij zal ook geen oogenblik aarzelen om, gelijk de praktijk in al de vijf militaire arrondissementen dit leert, als 't noodig is vrijspraak te eischen. Alleen op die wijze zal hij zich, ook by' het stellen der vonnissen naar de schriftelijke overwegingen zijner conclusiën een goeden gids en betrouwbaren wegwijzer van den krijgt raad kunnen noemen en het zich waardig maken dat men op hem steunt en zijn advies als rechtsgeleerde met vertrouwen volgt. Het omnis homo", hoe ironisch ook bedoeld, wordt op die wijze nuar onze zwakke krachten door mijne ambtgenooten en mij zelven gereedely'k aanvaard. By al de bezwaren tegen de militaire rechts pleging ingebracht bshoort ten slotte nog de langdurige preventieve hechtenis, die op de gedetineerde militairen zoude worden toege past. Deze bewering nu is volkomen onjuist. Niet alleen werden zooveel (met het oog o ?> het aantal aanhangige zaken en op de van elders in te winnen inlichtingen) eenigszins mogelijk de voorgeschreven korte termijnen van 2 en 3 dagen tust-chen elk verhoor in acht genomen, doch een overzicht van de registers niet alleen van mijne auditie, maar ook in de 4 overige militaire arrondissementen, kan aan de daartoe bevoegde ambtenaren het bewijs leveren dat in de militaire ma*ttchappij veel snellere berechting in strafzaken plaats vindt, dan in de burgerlijke samenleving. De straf volgt het feit op den voet, dikwijls zoo niet binnen de week, dan toch m de meeste gevallen binnen de maand; eene preventieve hechtenis van eenige maanden (met het oog op langdurige informatie) behoort tot de zeldzaamheden. En wanneer in het laatste geval de lange duur van het vóór-onderzoek niet aan dwaze en tastbare halstarrige ontkentenis van den be klaagden doch aan andere omstandigheden, buiten zijne eigene schuld is te wijten, wordt als gewoonlijk aan de hand *&n Art. 27 Wetb. van Strafrecht dat voorarrest behoorlijk in min dering gebracht. Bij de beoordeeling van de militaire rechts pleging moet men dus niet slechts onpartijdig, maar ook met de noodige ker.cis van zaken te werk kunnen gaan. En ik herhaal, ondanks de opnieuw opgezette campagne tegen de militaire rechtspleging, wat ik aan het slot van het 3e artikel van mijne repliek inzake mijne polemiek met prof. de Geer (N. K. C. 27 April 189J Ie blad B. 4 kolom van pag. 3) dien hooggeachten tegenstander toevoegde: Wij zijn het volkomen met elkaar, eens dat de huidige militaire rechtspleging c.a. niet langer dan hoog noodig is, mott worden bestendigd, doch wij blijven verschillen in do wijze, waarop de militaire rechtspraak, zoo/eel in haar vermogen is, aan die verouderde wet geving tegemoet tracht te komen"; alsmede mijne woorden in het 4e artikel van mijn t,enoemde repliek (N. R. C. 28 April 18»2 2e blad B. 3e kolom van pag. 2): de militair behoudt, niet het minst door het nauwkeurig en onpartijdig onderzoek van de reclames tegen opgelegde disciplinaire straffen, volkomen vertrouwen in den krijgsraad." Men is intusschen in den laatsten tijd, ook in uw blad, hard op weg om hem dat ver trouwen te gaan ontnemen. En moge dit geens zins de toeleg zijn, het tegendeel aan te nemen zou ik mij toch niet vermeten te doen, al dat afbrekend geschrijf zou dan toch ten laatste zoodanige uitkomst na zich kunnen slepen. Vandaar mijne waarschuwende stem. Het is ook in dit opzicht zeer zeker alles behalve volmaakt op dit ondermaansche. En hoeveel in het algemeen op het gebied van d« strafvordering nog valt te verbeteren, bewijst het alleszii s wetenschappelijk en doorwrocht werk, getiteld: la réforme de l'instruction. frimineile" par Dagollier et Bazenet, met eene uitstekende voorrede van den beker.deu rechts geleerde Trarieux, onlangs te Parijs uitgegeven. In het bijzonder wordt de aandach ige lezing hiervan aanbevolen aan eenige oppervlakkige schetteraars over de gebreken onzer militaire strafrechtspleging, wier volslagen oi.kunde van het onderwerp dat zij entamecren, door de scheuren van den mantel van eigenwaan, waar mee zij zich omhangen, heentimrt. Zoo waant zich vaak 't bezopen veulen Der ezelin een jeugdig paard. En grooter carieatuur is inderdaad wel niet denkbaar. Intusschen steeds gaa;ne t. r. Den Haag, 16 Mei 181)8. A. C. WESEXIIAUKX. 1) Zie de nummers 10G6, 1078, 1Ü82 en IC85 van dit Weekblad. 2) Het blijft daarom zonderling dat. wan neer de krijgsraad, na dikwijls lange beraad slaging, besluit om de facultatief bijkomt n ie straf van vervallen verklaring van den militai ren stand of ontzegging van hot recht om te dienen, niet op te leggen, en het H. if. G. met kennis van al de stukken dat besluit goed keurt, de Minister van Oorlog, zonder kennis te nemen van de processtukken, en dus niet naar (Mnle-uUng, maar eenvoudig bij f/eleyenheid van eene veroordeeling, een poos later daarvan gebruik maakt om op voorstel van den corps-chef de engagements-akte van den delinquent op grond van het feit waarvoor hij is veroordeeld, te verbreken. De Stadsdrukkerij. In de gemeenteraadszitting d.d. 18 Mei 11. werd het voorstel in behandeling genomen van de heeren Wormser en Sterck, lui dende : /,üe Gemeenteraad van Amsterdam besluit niet over te gaan tot den bouw eener nieuwe Stadsdrukkerij, maar eene Commissie uit zijn middeu te benoemen, aan welke opgedragen wordt het ontwerpen van een publieke aanbe steding van het drukwerk der Gemeente." De Leden van den Gemeenteraad, J. A. WORMSEK. J. F. M. SïEKCK. Dit voorstel werd ingediend naar aan leiding van de voordracht van B. en W. om een nieuwe stadsdrukkerij te bouwen, waarbij de bouwkosten op f 80,000 wor den geschat. B. en W. gaven bij hunne voordracht eene toelichting die geheel gebase.erd is op een rapport van den heer F. C. D. Thieme, beheerend vennoot van de thans in liquidatie zijnde commanditaire vennootschap, voorheen H. C. A. Thieme te Nijmegen. In hoeverre dit rapport als «deskundige'' basis verdient te worden aangenomen, kan ik niet beoordeelen dit rap port is nl. niet gepubliceerd doch wel weel ik dat o. a. waar de heer Thieuae beweert dat geene drukkerij is ingericht, zelfs de zijne niet, op een hoeveelheid letter dat 10GX vel kan worden uitgezet 1), hij blijk geeft zijn eigen drukkerij niet eens te kennen. In de drukkerij Thieme n.l. is n soort dessendiaan letter waar uit o. a. 500 vel kan worden uitgezet, om nu eens niet te spreken van de enorme hoeveelheden garmond en galjard aldaar aanwezig. Of ZE<1. bevoegd was, als nietingewijd in de moeilijke loonsverhoudingen in verband met telkens dreigende werk stakingen en de extra loonprijzen bij over werk alhier, in dezen als deskundige op te treden en te beoordeelen of het ge meentewerk op particuliere drukkerijen billijker dan wel duurder zoude worden uitgevoerd, is voor mij een open vraag; voorts of zijne berekeningen, wat eventueel de smoutwerken zouden moeten kosten aan zetten en drukken, juist zijn, acht ik eveneens aan twijfel onderhevig, waar ik bij, door mij namens enkele drukkers, gevoerde onderhandelingen over den aan koop der thans in liquidatie zijnde druk kerij, van door ZEd. berekende drukprijzen heb gehoord, die m. i. eenigen twijfel moeten overlaten omtrent den juisten maatstaf door hem bij zijne berekeningen gebruikt. Gaarne wil ik toegeven, dat bij oordeel kundige indeeling van gebouw en zooveel mogelijk oordeelkundige verdeeling van het te drukken werk, voordeeliger kan worden gewerkt, dan tot heden in de gemeentelijke drukkerij is geschied. Of dit eene bezuiniging zou geven van f 11 a 12.000, zooals B. en \V. beweren, be hoeft m. i. voor heeren leden van den raad, alvorens een som van /"80.000 voor eenvoudigen bouw toe te staan, nog nader bewijs. Het 2e motief door K. en W. in hun voordracht aangehaald, ui. bevorde ring van geheimhouding en het groote belang bij het hebben der drukkerij ruet 't oog op spoedwerk, is in de oogen van deskiauliyen geen motief; Ziken van vrij wat belanglijker aard, dan de gemeente lijke, worden aan pariiculiere drukkerijen toevertrouwd en nog nimmer werd van schending van het boekdrukkersgeheini gehoord. Het staatwerk van het «geheime rapport" van den heer Thieme is immers op de particu liere, onder het beheer van dezen «deskun dige" staande drukkerij, in n exrmjilaar «GEDRUKT'' (N.B.) Toch lekte hiervan niets anders uit dan heigeen heeren leden van den gemeenteraad daarvan openbaar maakten. Buitendien zal elk drukker, belast met werk dat speciaal »geheim" moet worden gehouden, dit werk door diverse zetters 2) laten zetten, door een vertrouwden corrector laten corrigeeren en door een vertrouwden drukker, des gewenscht onder zijn persoonlijk toezicht, willen laten uitvoeren. We weten allen, dat de technische samenstelling van een drukwerk door de diverse uitvoerders als 't ware werktuigelijk geschiedt. Niemand hunner deukt er trouwens aan, door schen ding van 't geheim, zijn eigen positie in de waagschaal te stellen. Wat het voordeel betreft van het heb ben eener eigen drukkerij, met het oog op «spoed'', dit is bepaald in een stad als Amsterdam, met l OU goed ingerichte druk kerijen, om te lachen. Wij weten immers te goed hoe verschrikkelijk lang het duurt, voordat men het ofiiciet'le raadsverslag uit de Sladsdrukkerij kan verkrijgen, dagen, soms weken nadat de couranten alles reeds in extenso hebben gemeld, om niet der gelijk argument op zijn allerminst als «zeer gezocht'' te beschouwen. De boekdrukkersbond, afdeeling Amster dam protesteerde zeer waardig tegen de aanneming van de voordracht van B en W., en op gotde gronden. Zij geeft, aan welke posten nog vergeten zijn in de begrooti.ig der kosten en deelt mede dat rekening dient gehouden te worden met afschrijving op materiaal, hetgeen tot op heden tot mijne groote verbazing aan de Stadsdruk ker ij in 't geheel niet heeft plaats gehad. In het protest dezer heeren nemen zij echter aan dat het weuschelijk kan zijn voor de gemeente om een eigen drukkerij te hebben. Die uitgesproken wenschelijkhcid bleek bij de beraadslaging in den raad voor elen heer Gerritsen een welkom motief om voor eigen drukkerij te blijven pleiten. »De drukkersbond zegt liet immers zelf" zoo spreekt ZE. A. Het is waar, de drukkersbond zegt het zelf' in haar adres, nadat zij de volgende zin heeft laten voorafgaan. «Omtrent het tweede motief van B. en W. wenscht adressante nog op te merken dat tjrlirinihuudinij, waar die moet worden toever trouwd aan tal van personen, zooals op alle zetterijeu het geval is, crengurd of cvemniit .'{) bestaat buiten als binnen eene gemeenteinrichting'''. Mijne lezing van de door den heer Gerritsen aangehaalde zinsnede uit het adres van den drukkersbond, is door den voorafgaandeii zin daarom eene andere. Het is meer een beleefdheidsvorm tegen over B. en W., om niet hunne geheele voordracht als verwerpelijk te doen voor komen en eventueel een middenweg aan te wijzen. Ook kan het zijn dat de bond gedacht heeft: »bij het afzonderlijk drukken der z.g. geheime stukken, die natuurlijk niet talrij k zijn, krijgen wij toch het grootste deel en kunnen wij nooit worden beschuldigd het gehei-n te hebben geschonden, waar misschien een of ander lid van den ge meenteraad eens heel vertrouwelijk, onder diep geheim, een als geheim gehouden zaak aan vrienden heeft medegedeeld1'. Nog een ander motief kan bij den bond hebben voorgezeten om de wenschelijkheid voor het behoud uit te spreken n.l. dat hierdoor de gemeente zich veilig kan wanen tegen de coalitie van drukkers, een vrees, die de heer Gerritsen ook heeft, m. i. ge heel ten onrechte. Waar het gemeentedrukwerk in gedeelten wordt uitbesteed, zal er van eene coalitie in onze stad met 100 meest goed ingerichte drukkerijen toch zeker geen sprake kunnen zijn. Waar voorts aanbesteding vooreen aantal jaren zal kunnen plaats vinden, zal uit den aard der zaak ook voor werk, waarbij, om de hoeveelheid materieel b. v. maar een tiental drukkerijen kunnen mededingen, zeker wel het belang der inschrijvers medebrengen om zich niet ouderling te verbinden, doch in tegendeel scherp tegen elkaar te concurreeren. Kr zal, zegt de heer Gerritsen, nadeel worden toegebracht aan den gang der administratie (ik haal aan uit het Nieuws v. d. Dng: «Op dit oogenblik is het of'ficiee'.e verslag van de met «spoed" werkende gemeente-drukkerij nog niet ver schenen,") als de eigen instelling vervalt. Op welke wijze? zou' ik willen vragen. Ik begrijp die bewering, die ons zooals ze daar staat, niets dan een holle phrase lijkt, in het geheel niet. M. i. zal integen deel door de opheffing der stadsdrukkerij de administratie een beteren gang verkrij gen dan tot heden. Dan zal althans de gemeenteraad niet in den waan verkeeren dat het drukwerk kost de som, die de onkosten-rekening van de Stadsdrukkerij aanwijst, om later te ontdekken dat terwijl men jaar in jaar uit de uitgaven der ge meente voor drukwerk op een ie laag cijfer heeft gebracht, men staat voor het feit dat geen reserve is gevormd om de versleten persen, de versleten letters, ele verbruikte stoommachine en het onvol doende gebouw te vervangen door nieuwe materialen en eloelmatiger gebouw. Ik reken op het bekende financieele en administratieve talent van den heer Gerritsen om ons te helpen, dat in het vervolg dergelijke onaangename verras singen aan de belastingbetalende, thans inwonende burgers van Amsterdam worden bespaard. Een klemmend argument tegen de be wering van de heeren Wormser en Sterck dat de oude persen bij oprichting in de nieuwe drukkerij zullen blijken weinig meer waarde te bezitten dan oud ijzer. meent de heer Gerritsen te leveren door het vertoonen van drukwerk op de oudste aanwezige pers gedrukt. Och arme, alsof dat een bewijs kan heeten! Elk goed drukker kan zelfs op de lorrigste oude handpers een goede afelruk van goed zetsel maken, doch rnen vrage den tijel elie het kost eu. de moeite daarmee ge paard gaande. Het komt er niet op aan of er nog een goede afdruk te maken is op een machine, maar het komt aan op de vraag: kan men met, die machine groote oplagen ach tereen afdrukken in mimimum tij il ? Dat is ele eisch die de concurrentie stelt. Nu mogen de machines van voor 2."i jaren in goed onderhouden toestand zijn, het ijzer werk goed gepoetst, het koper prachtig blank, de capaciteit, is stellig te gering. \Vat op een nieuwe machine 2 uur tijd en minder stoomkracht, kost, kost bij die oude I uur tijd en rneer stoomverbruik. Vandaar zegden m. i. de heeren Wormser en Sterck terecht: de oude machines zijn in de eventueel te maken nieuicc inrich ting te beschouwen als oud-ijzer. Bij veiling moge een klein plattelandsdrukkerije voor zijn handper.-de voorkeur geven aan zoo'n gemeente x/^7-pers, het bedrag wat hij daarvoor zal willen eii kunnen betalen z;üdat vun oud ijzer nauwelijks overschrijden. Wat nog daarbij komt, is de omstan digheid, dat de/.e persen zullen moeten worden gedemonteerd, tijdelijk in een hulplokaal gemonteerd, dan weder worden gedemonteerd en opnieuw in het nieuwe gebouw gesteld. Als dit alles door be kwame vakmannen is verricht, zal het toch blijken, dat voortdurende reparatie aan alle machines noodig blijkt. Wat vroeger in elkaar paste, doordat, de ge heele houding van de persen er naar was, past niet meer als alles ilink waterpas opnieuw wordt gericht; wat nu nog met elkaar samen hangt, blijkt als 't uit elkaar is genomen en weer in elkaar gezet, meer wrijving te geven, te stooten, etc. De heeren Wormser en Sterck waar schuwen dan ook m. i. terecht tegen het optimisme van 15. en W. te dezen opzichte. Gelukkig nam de raad nog geen be slissing, doch werd de verdere behande ling geschorst tot de volgende zitting. Dit gaf den heer Serrurier aanleiding intus schen in te dienen het voorstel, dat als volgt luidt: Ds Gemeenteraad besluite: 1. 13. en W. uit te uoodigeu tot het doen van een voorstel ter benoeming \aa een voor drukkerij eu papierhandel deskundig ambtenaar die als hoofd der te reorgaiiiscereu Stadsdruk kerij teve-ns belast is met de voorziening van de Gemeente met drukwerk, papier, setrijFbeboeften en aanverwante artikelen: 2. inmiddels aaa te houden de Voordracht No. 697 (1596). In zijne toelichting raakt hij even het punt aan van de gevolgen der aannemmg van het voorstel Wormser en Sterck, n.l. de uit te keeren wachtgelden en pensioenen. Indien B. en W. voor dien post terug deinzen om ineens de drukkerij op 6e heffen, dan is stellig de aanneming van het voorstel Serrurier zeker der overweging waard. Misschien dacht ook de drukkersbond in haar zinsnede, waarin zij de wensche lijkheid van het voortbestaan erkent, aaa deze moeilijkheid, waaraan de gemeente bij de opheffing blootstaat, [n dat geval zoude de drukkerij op kleine schaal kun nen worden voortgezet, om door niet ver vanging van de afvallende krachten (door vertrek, sterfte of pensioneering) langza merhand tot opheffing te geraken. Toch zoude mij het voorstel WormserSterck beter lijken. De drukkerij ver keert thans in een staeliutn, waarbij recoastructie direct noodzakelijk is, late man trachten door aanbesteding voor eenige jaren een prijs te verkrijgen, die aan de gemeente het drukwerk niet duurder doet kosten dan thans in eigen beheer. Ean post voor nieuwen bouw, uitbreiding van ma teriaal, kosten voor tijdelijke voorzieniugt etc., samen toch zeker wel f 125000 be dragende, wordt dan behouelen, terwijl een gebouw vrij komt, dat, als staande in den Tabakshock, zeker wel een behoorlijke koopsom zal kunnen opbrengen. Hoe de gemeenteraad ook besluite, zeker zal noodig zijn een deskundig ambtenaar die de gemeente adviseert en op dezen niet onbelangrijken post der begrooting zooveel mogelijk tracht te bezuinigen. Wanneer-men hoort dat de papierleve rantie nota bene voor drie jaren wordt aanbesteed (wel een voordeel voor den leverancier bij de steeds dalende prijzen der laatste jaren) en welke prijzen men betaalde het rapport Thieme spreekt van 53 cent dan is alleen uit de bezuiniging op dat artikel, gesteld er werd w» 40 cent betaald, de nieuwe ambtenaar behoorlijk te salarieeren. A m s t., 25 Mei '98. K. A. v. n. WEJDE. ]) ik citeer uit de toelichting over het voorstel Wormser en St.erek. 2] Geen der zetters leert zoodoende den gclieeh u inhoud kennen. 3) De cursiveering is van mij. iiimiuiiiminiiMiiiiiiiitniiuiiniiiiiiiiiitii Sociale, In alle talen. B urgerdeugd. JRrchtsgevoel. »Loon naar werk" ie Maas tricht. Amsterd. lüliografen. Hti land van Picter de Coninck. Op voeding van verwaarloosde kinderen. Aan kindervrienden en kindervriendinncn. fyeslafel. In alle talen, in alle tongvallen, worden sociale onderwerpen besproken, bepleit. Onder de rijke verscheidenheid In taal en stijl, in woord en beeld, nheid in u 'oeling, door allen begrepen, door allen verstaan : het verlangen, het streven naar beperking van de brutale ongelijkheid in de voorwaarden van het oeconomifch be staan, opdat der meriscben veelzijdige ver scheidenheid, door de natuur gecreëerd en door de maatschappij verlangd, bevorderd worden. Dat is de richting, in alle talen door de leiders aangewezen, door millioenen hoorders steeds beter verstaan. Ter verkrijging van beter georganiseerde samenleving, van orde in de productie en in de verdeeling der arbeid.svruchten, ter vervanging van de wanorde, wordt zoo medigmaal vroomheid, burgerdeugd, zelf verloochening, godsdienstzin aanbevolen. Naar ik meen, terecht. Hoe lalrijk zijn echter niet degenen, die dit ontkennen, die het niet gelooven, die tot wantrouwen ge prikkeld worden, die meenen, voor mis leiding zich te moeten hoeden, op het hooren van dergelijke woorden. Hoe te verklaren? Zou het, antwoord wel moeilijk zijn ? Ligt de oorzaak niet in het gemis van volledig heid, in de nalatigheid van aanwijzing, in welken vorm die burgerdeugden behoore.B uitgeoefend te worden ? Liefde, humaniteit, vroomheid, behooren het leven te beheergchen. Uitmuntend. Hoe evenwel is dit mogelijk ? Door de wetgeving, die het oeconomisch leven re geert, aan die goede hoedanigheden te doen beantwoorden. Daarop komt het aan. Blijft het burgerlijk wetboek, ht-t wetboek van koophandel, die uitmuntende eigenschappen missen, dan wordt de geest van humaiiitet, van godsdienstzin in de hoogste beteekenig, hel oeconornisch leven onthouden, dan... kan teleurstelling niet uitblijven. Do bur gerlijke wetgeving regeert immers de rechtsvereeniging, die men den Staat noemt. Art. 1072 15. W., dat hst leeuwenaandeel verbiedt, art. 5G8 \V. v. K., dat den schip per, die in nood verkeert, tegen den eisch van onbillijk hooge hulp- en bergloonen beschermt, zijn voorbeelden van onderlinge belangstelling, humaniteit, burgerdeugd van de wetgevers. Het gemis evenwel van bepalingen in gelijken geest in zake eigendomsrecht, erf recht, pacht- en arbeidscontracten onthoudt der samenleving wat haar terecht zoo over vloedig wordt toebedacht. Laat ons l och niet v< rgeten wat ik las in Ihe Labour I'rophct : " If' the planets became civüised and adopted our plan of' f'ree competition,' there would soo-n be nothing left butafew big suns and a heap of dirty einders." \Vat ik met een en ander bedoel ? Te doen opmerken, hoezeer voor allen die aan het voorbereiden van hoogeren levensstan daard willen medewerken, noodig, onmis baar is, de studie van de grondslag-en van de groote rechtsvereeniging : den Staat. Naast de ontwikkeling van het verstand, de vermeerdering der kennis, mag de so ciale opvoeding, de ontwikkeling van ons rechtsgevoel, niet achterwege blijven. Hier aan is o zooveel te doen. Wie kan ontkennen, op goeden, op we

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl