De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 29 mei pagina 4

29 mei 1898 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1092 ?tenschappelijken grond, dat de arbeid de bron is van allen rijkdom, de schepper en ?onderhouder van alle Kapitaal, m. a. w. van al het arbeidsmateriaal ? En wie kan ont kennen, dat de waardeering van den arbeid ?geenszins in evenredigheid tot zijn oecono?mische, tot zijn sociale verdiensten staat. In dien zin moet ons rechtsgevoel ontwikkeld, gelouterd worden. Dat de leveranciers van arbeidsmateriaal en de fournisseurs van arbeid als twee gelijk gerechtigde partijen behooren te contracteeren onder bescher ming van de wet in bovenbedoelden zin, dat behoort de uitspraak te worden van aller rechtsgevoel. Voor die opvoeding kan de kamer van arbeid, tactvol saamgesteld, invloedrijk ten .goede medewerken. Daarna zal ze zelve ?wellicht tot hoogeren werkkring geroepen kunnen worden. Aan hare _uitspraken kon misschien later zoo noodig dwingende kracht worden toegekend. In Duitschland hebben de Gewerbegerichte in eenige ge vallen reeds de bevoegdheid de werklieden, zoowel als de patroons die zich aan con tractbreuk schuldig maken, bepaalde strafien ?op te leggen. De kamers in de groote steden van Belgiëhebben het recht, uit haar midden, gemeenteraadsleden te kiezen. Dit schijnt men in de nijverheidskringen .allengs meer te erkennen. Behalve, in de residentie, zullen weldra in andere gemeen ten o. a. in Enschede, in Maastricht kamers van arbeid worden opgericht. De algemeene vergadering der porcelein- en aardewerkersvereeniging»LoonnaarWerk",teMaastricht, gehouden op Dinsdag 10 Mei j L, besloot met algemeene stemmen om den minister ?van waterstaat, handel en nijverheid te verzoeken te Maastricht eene kamer van ?arbeid te willen oprichten. Dientengevolge is door het bestuur der vereeniging aan den minister het volgende verzoekschrift gezonden: Aan den Minister van W., H. Nijverheid, te 's Gravenhage. De porcelein- en aardewerkers-vereeniging »Loon naar Werk", gevestigd te Maas tricht, goedgekeurd bij Kon. besluit van -3 Maart 1896, no. 25, heeft de eer tot Uwe Excellentie te richten het volgende verzoek: «Maastricht te willen opnemen onder die plaatsen, in dewelke een »Kamer van Arbeid" als bedoeld in de wet tot instelling van dergelijke Kamers, wenschelij k en nut tig wordt geacht en dus tot de oprichting ?eener dergelijke instelling in deze gemeente te willen besluiten. Hetwelk doende, enz. Het Bestuur van «Loon naar Werk": S. BAART, Voorzitter. H. PARIS, Secretaris. Toelichting. »Ondergeteekenden meenen bij bovengs?daan verzoek, het volgende te moeten voegen als toelichting: In hunne stad heerscht eene vrij gespan nen verhouding tusschen de werklieden en vele werkgevers, welke verhouding reeds herhaaldelijk tot konflikten als werkstakin gen, maar vooral tot ontslagen, beboeting ?enz. van arbeiders heeft geleid. De tegenwerking die de zelfstandige arbeiders vereeniging hier vond vanwege de verschillende autoriteiten, maakte dat de arbeidersvereenigingen zich niet konden ontwikkelen tot die hoogte, noodig tot zelfhelp en in elk geval zou dat dan toch weer leiden tot konflikten die waarschijnlijk op nadeel van beide partijen zouden uitloopen. Er bestaat hier geen de minste gelegen heid voor samenwerking, geen de min e gelegenheid om eventueeie geschillen langs vredelievenden weg tot oplossing te brengen. Over 't algemeem zwijgen de arbeiders liever hunne, ook de ergste, grieven, dan een poging te doen tot verkrijging van recht, pogingen die gewoonlijk op zich zelf reeds als misdaden worden beschouwd en gestraft. Wij willen geen bepaalde feiten aanwjjzen, doch, vol verlangen om mede te werken tot de weg ruiming der bestaande slechte verstandhouding, meent de ver eeniging »l/oon naar Werk" dat een Kamer van Arbeid daartoe misschien veel kan bijdragen, weshalve zij bovenbedoeld voorstef doet." Naar ik dezer dagen vernam, zullen eenige arbeidersgroepen in de hoofdstad o.a. de lithografen, ook een verzoekschrift tot instelling van een arbeidskamer aan de Koningin of aan den Minister van Justitie richten. Uitstekend. * * * De uitslag der herstemmingen in Frank rijk en der verkiezing in Belgiëis voor de sociale partijen niet ongunstig geweest. Het aantal kamerzetels wordt wat vergroot. In het land van der klokke Roelant zal waarschijnlijk het aantal socialisten van 29 tot 32 klimmen. Dit resultaat geeft eerst zijn groote beteekenis aan als men bedenkt dat het belgische kiezerskorps bestaat uit: 870.506 enkelv. kiezers met 870506 st. 303 388 tweev. » ) 1 9^ w , 208.928 driev. » ) l-^<?Alleen in deplattelands-industriestreken, zooals in mijnwerkersdorpen enz. vindt men een eenigszins beduidend aantal arbeiders met twee stemmen, in de steden bijna geene. * * * Bescherming van minderjarigen, een studie over het ouderlijk gezag en de voogdij door mr. H. L. Asser, kantonrechter-plaatsver vanger en advocaat te 's Gravenhage. Zoo luidt de titel van het bekroond antwoord op de prijsvraag door het bestuur van »Talitha Kumi" uitgeschreven. In een be spreking van dit boek, opgenomen in Belang ?en Recht, zegt mr. M. Jacq de Witt Hamer te Middelburg zoo terecht: »Het groote vraagpunt, van welker juiste oplossing alles zal afhangen, is dit: hoe zal men, als de wetgever de macht heeft ?verleend om de verwaarloosde jeugd aan ?de verwaarloozende natuurlijke verzorgers te onttrekken, de verwaarloosden opleiden tot flinke menschen? Groote gestichten, kinderkazernes, zij beloven weinig goeds, met welke goede be?doelingen zij ook mogen worden opgericht. De beste opvoeding blijft die in het huisgezin, en vandaar dat doorgangshuizen nuttig kunnen zijn, voor zoover men niet aanstonds eene goede plaatsing weet in ?een geschikt huisgezin voor het verwaar loosde jeugdige individu, dat men onttrokjken heeft aan zijne slechte omgeving. Maar dat doorgangshuis moet dan ook zijn, wat de naam zegt: een huis van passage. Welk eene heerlijke roeping voor zoovele beschaafde vrouwen, die te beschikken hebben over veel vrijen tijd. Van haar zal afhangen of het doel van den wetgever zal worden bereikt. In alle gemeenten van ons rijk van eenige beteekenis moeten vereenigingen worden opgericht, voor de verwaarloosde jeugd, waarin de vrouwen een groot deel der werkzaamheden moeten op zich nemen. Door onderzoek en huisbezoek moeten die vereenigingen de verwaarloosde kinderen opsporen, en zoo mogelij k die huisgezinnen steunen om die verwaarloozing te keer te gaan, en blijkt dat onmogelijk, de bevoegde macht aanwijzing doen van de bestaande verwaarloozing, opdat die kinderen ont trokken worden aan de ouderlijke macht, die hen bederft of niet genoegzaam van het kwaad afhoudt. Wellicht dat eene groote vereeniging, over het gansche land verspreid in afdeelingen met gelijke rechten het werk doel matiger zal yerdeelen." Gaarne wil ik medewerken, om door de Groene, meer algemeen de aandacht op dit hoogst belangrijke onderwerp te vestigen. »Ce ne sont ni des mesures administratives, ni des décrets qui corrigeut les moeurs d'un peuple, ou même influent sérieusement sur elles. La régénération ne peut tns que l'peuvre d'une sévère et intelligente ducation donnee a la jeunesse, c'est a dire l'oeuvre du temps et de l'avenir". * * # De directeur van Ons Huis heeft nog de hulp noodig yan eenige heeren en da mes, voor de leiding van de spelen der kinderen, woensdag- en zaterdagmiddag op het speelterrein aan de Overtoom en op dat aan de Bilderdijkstraat. 'k Vermoed dat de weinige bekendheid alleen de oorzaak was, dat tot nog toe te weinig kindervrienden zich hebben aan gemeld voor dezen sympathieken, dank baren arbeid. Daarom wek ik gaarne tot aan melding bij boven genoemden directeur, op. Voor kinderen zoowel als voor de leiders valt hier veel te genieten. * * * Mijn sociale leestafel roept me nu zonder uitstel toe te laten tot de lectuur van de sociale vertellingen door Jhr. Rochussen. Hierover de volgende week ver slag. Zouden ze leuk-ernstig wezen? Am s t., 25 Mei '98. D. STIGTER. TOON MVZIEK igiM Tiyoli-scioniönrg uit Rotterdam op het Leidscheplein. Joseph in Dothan. Gringoire. Krelis Louwen. Het publiek heeft de Rotterdamsche troep niet bijster beleefd ontvangen; zelfs de leden van het Tooneelverbond met hun dames hebben Vrydagavond niet voor een behoorly'k bezette zaal gezorgd, hetgeen nog te minder te pas kwam, omdat zy de ernstige poging der Rotterdammers, eene opvoering van een stuk van Vondel te geven, in hun qualiteit van tooneelbeschermers dubbel hadden moeten apprecieeren. Als er een bly'spel op het affiche staat, dan graag; dan wordt er voor een vol huis gezorgd maar Vondel: »foei, we zyn er aan ontgroeid." Die de welwillendheid hadden aanwezig te zyn, verveelden zich dan ook duchtig. Toch niet hiervan de schuld aan de Rotterdammers, maar aan het publiek, dat niet weet hoeveel meer liefde voor dramatische kunst er gevergd wordt by «Joseph in Dothan", dan by' een blijspel. * * * Er is wel eens beweerd dat Vondel tegen woordig maar in handen der particuliere kunstkringen moet blijven, waar genoeg tijd is tot voorbereiding en geen kwestie van kasstukken; evenwel aan zorg heeft het by de Rotterdammers niet ontbroken; er was bly'kbaar serieus gewerkt. Helaas, het resultaat mag toch niet bevre digend genoemd worden; by een stuk van Vondel in het algemeen, by de Joseph in het bijzonder, kan noch routine, noch decor, noch iets anders tot cache-misère dienen; de hoofd zaak zyn de verzen en zegging, de rest krijgen we op den koop toe. En wanneer het nu blykt dat er eigenly'k maar twee acteurs waren, in doorsnede net voldoende en dat de rest zich trapsgewijze onder het middelmatige opstelde; dat de costumes zoo-zoo waren en men de verkeerde coulissen uit de bergplaatsen van het Ned. Tooneel had gezocht, dan is dat maar matig, Mej. Mina Sasbach (Joseph) en de heer Erfmann (Ruben) waren de besten en gaven dan ook veel te waardeeren; mej, S. was bepaald heel goed by »zyn" eerste ontmoeting met het sombere achttal; toen werd ze hoe langer hoe minder en ten slotte, als Joseph weer uit den put is gehaald en aan den vrachtmeester verkocht wordt, deed ze werkelyk heel mal. Zij speelde niet den wanhopigen jongen, die zijn vader en land nooit weer zal zien, die als slaaf verkocht, voor altijd weggevoerd wordt, maar een verlegen... meisje, dat zich schaamt omdat zy in haar hemd staat. De heer Erfmann is een zeer sympathieke figuur op het tooneel, en daarom kan hij veel misdoen dat men hem vergeeft. Een ongemeen leelijke grime, een veel te groote, grijnzende mond, een stereotype armbeweging met de vingeren wyd gespreid het is alles waar; toch was er zooveel moois en echts, zooveel temperament, zooveel begrip van vers zeggen by hem al bedierf hy veel door overdreven kaakslingeringen, lucht happen en rauwe ge luiden dat hy mij het genot van den avond heeft gegeven. Van de overigen was de heer Bouwmeester nog de beste; wat hy eigenly'k bij deze voor stelling op de planken deed met zyn schorre stem, was mij niet recht duidelijk; zijn spel was overigens voortreffelyk, houding en grime heel goed, de laatste misschien wat te weinig bijbelsch; en van de rest zij gezegd dat Judas door beschaafd geluid wel iets voor had boven Levi, die z niet van een B kon onderscheiden en een aantal spraakontsieringen, die vaak daarmee gepaard gaan aan den dag bracht; en dat de vrachtrijder, vooral door zijn goede grime niet kwaad was. De dames Mulder-Roelofzen en A. Beukers zegden de reien; er valt weinig anders van op te merken, dat zy dit voor het gehoor niet hinderlyk ten uitvoer brachten; evenwel het opvallend groote gebrek aan gratie by de eene en de slechte plaatsing van beiden op het tooneel (een fout van de régie, die er trouwens vele beging) hinderden het gezicht geweldig. Zoo resumeerende zou ik zeggen, dat bij den velen goeden wil die betoond werd, ook de onmacht gebleken is Joseph behoorlykerwyze op het tooneel te zetten, en ik zou er de conclusie uit willen trekken dat zoolang we geen Vondeltheater hebben, we Vondels verzen aan hen moeten overlaten die er speciaal werk van maken. Een gewone troep hoe verdienstelyken er onder zyn den Joseph in het repertoire te geven is een slecht begonnen werk, dat verkeerde resultaten kan geven: het publiek afkeerig maken. Den volgenden avond ging Krelis Louwen, het kluchtig bly'spel van Langendyk, vooraf gegaan door Gringoire, van de Banville. De keuze is nog al wonderlyk; hoe de troep het aangedurfd heeft de Amsterdammers in de gelegenheid te stellen te gaan vergelyken... ! Toch : het moet me van het hart, de heer Erfmann was me weer sympathiek en hy zou o zooveel met zyn stem en figuur hebben kunnen doen, als hij zich dezelfde meeite voor Gringoire had gegeven als voor Ruben; hy bracht nu, ronduit, niets te recht van de scène met Loyse; en de weinige toeschouwers, die hier en ginder een plaats bezet hadden zaten er zich over te verbazen dat het meisje (mej. Sasbach) den leelijk-lamenteerenden jongen eenige aandacht schonk. De overige rollen behalve Olivier Ie Daim, die op niets leek waren goed bezet (alleen mej. Sasbach moest niet te veel aanminnig lachen) en zoo zou het wondere stuk van de Banville veel succes gehad hebben indien er publiek geweest ware. Waarschynly'k onder den indruk van de leege ruimte voor hen werd het nare stuk vaa Langendyk heel mat door de leden der Tivolivereeniging afgespeeld. De slechte qualiteit van dit product onzer goed-Hollandsche voor vaderen is me dien avond weer sterk opge vallen. Het is zoo innig goedkoop juist zoo'n sterke antithese inet den Bourgeois Gen tilhomme; men krijgt geen oogenblik de overtuiging dat die boer er in moet loopen, gegeven de omstandigheden, zonder iets fijns, iets geestigs, een stuk louter gedragen door eenige onzindelykheden en dronkemans manie ren van den boer dat men er kregelig van wordt. Dat de heer Frits Bouwmeester er in slaagde voldoende kluchtig te zyn, wekt geen verbazing; een ieder van een beetje komische kracht zal »Kees" tot zijn succesrol kunnen promoveeren. De overige rollen waren naar behooren vervuld ik moet een uitzondering maken voor Ferdinand, die te lang, te mager en zeer onuitstaanbaar was; het stuk was aardig aangekleed. De Rotterdammers hebben het tooneelseisoen ongeveer gesloten. Was daaraan de weinige belangstelling van het publiek te wy ten, of aan de keuze der stukken? L. J. iiiiiHiiiiiiiiiiiimmiiimitiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii iiimtiiniimmit Hnziet in fle EooMafl. Het concertseizoen begint langzamerhand zijn einde te bereiken. De belangrijke muziek uitvoeringen worden schaarscher en er treedt een tydperk van rust in, waarby' muziekbeoefenaar en toehoorder zich kunnen verkwikken in de genietingen van den zomer. Als een der laatste onder de belangrijke uitvoeringen mag men zeker beschouwen het concert op 21 dezer gegeven door het »Klein-Koor a Cappella" onder my'ne leiding. Hoewel het nu eenigszins vreemd moge schijnen, dat ik zelf deze uit voering ga bespreken in dit blad, acht ik het toch noodzakelyk ter wille der volledigheid, het een en ander mede te deelen over de beide zestienstemmige koren van Strauss, die daar hunne eerste uitvoering beleefden. Het be hoeft wel geen betoog, dat ditmaal mijn refe raat uitsluitend de compositiën zal betreffen. Het is vooral in het laatste jaar, dat Strauss zich door zy'ne orchestwerken en mede door zyn directie daarvan in het concertgebouw, op byzondere wijze heeft bekend gemaakt hier ter stede. In den »Don Juan" en »Tod und Verkliirung" heeft hy zich eene plaats ver worven naast de beste meesters van vroeger en zeker als de meest vooruitstrevende en geniaalste van tegenwoordig. Hier in Amster dam zal de naam Strauss, ten minste voorloopig, wel op 't nauwst verbonden blijven met bovengenoemde werken; zijne vroegere com positiën toch treden tegenover deze klank- en kleurenrijke gewrochten geheel op den achter grond, en zijn muziekdrama «Guntram" is, evenals zijn »Zarathustra" en »Don Quichote" hier nog geheel onbekend. Met de zestienstemmige koren op. ;U nu, heeft Strauss op het gebied der vocale muziek een geheel nieuwen weg geopend. Hij heeft hier de teksten meer gebruikt als voorwendsel of als aanleiding tot zijne compositiën, dan als motief, om de woorden in juiste muzikale expressie en declamatie, te doen dienen tot verhoogde uiting der gedachte. Strauss heeft hier met de koorstemmen willen te werk gaan, als bij een orchest. Daar heeft men verschillende groepen, die allen door meervoudige bezetting eene har monie kunnen doen ontstaan. Welnu, ook de sopranen, alten, tenoren en bassen, worden vaak zoodanig behandeld dat zy op zich zelven een afgesloten harmonisch geheel vormen, elkaar afwisselen en completeeren. Maar het zwaartepunt in zijne compositietechniek, zit hier wel in het tegelijker tijd aanwenden van verschillende melodiën of ook van dezelfde melodie, echter in verschillende partijen na elkaar en op ongelijke toonhoogte optredende (polyphonie). Dat nu hier menigmaal combinatiën voorkomen die men tot dusverre niet placht te gebruiken, uit vrees van de eischen der wellui dendheid te overschrijden, kan ons tegenwoor dig niet meer zoo deren. Het was toch niemand minder dan Johan Sebastiaan Bach, die ons allen hiermede is voorgegaan. Ook hij, cnder de mo dernen toch nog modern, trots zijn leeftijd van twee eeuwen, heeft zoo menigmaal dingen ge schreven, die in bijna alle leerboeken als»verboden" staan gebrandmerkt. Kunnen wij het dan een Strauss ten kwade duiden dat hij wat verder gegaan is dan Bach en, evenzeer als deze, spot met hetgeen boekengeleerden zouden willen voorschrijven als wél of niet geoorloofd ? Be lachelijk zou dit zijn voor een man als Strauss, wiens meesterschap over vorm en uitdrukkings wijze zelfs door zijne tegenstanders niet in twijfel getrokken wordt! Dat echter daardoor, en door de combinatie van zestien stemmen, dikwyls momenten ont staan, die zoo verpletterend op den toehoor der werken, dat hy aanvankelijk geheel verby'sterd en onthutst wordt, bleek my' reedt bij de voorbereidingen; aanstonds was dan ook my'n besluit genomen om de werken tweemaal op n avond te doen zingen, wel begrijpende, dat een groot gedeelte van het publiek zeker wel bij de eerste keer geheel van de wy's zou geraken, en misschien wel zou vermoeden dat, vooral by de Hymne, in het koor niet alles correct zou zyn. Uit volle overtuiging nu kan ik constateeren, dat dit vermoeden geheel ongegrond is. Ook zou een derde herhaling voor het meerendeel der toehoorders niet over bodig geweest zyn, in aanmerking genomen de groote moeilykheden bij het aanhooren, doch men kan van de menschely'ke stem niet eischen wat men van instrumenten vorderen mag. Men vergete niet, dat by de stem de toonhoogte tegelijk met den toon »erzeugt" moet worden. By instrumenten is de toon hoogte steeds aanwezig by het ontstaan van het geluid. De physieke zoowel als de geestely'ke inspanning is daarom by het gebruik der stem veel grooter, dan by de aanwending van instrumenten en men zou te veel vergen van een koor als men het een dergelyke »Leistung" driemalen achtereen liet volvoeren. Schreef ik hierboven, dat Strauss niet in de eerste plaats dacht: wat eischen deze gedichten, beschouwd van het standpunt eener muzikale bewerking ; doch veeleer: hoe kan ik ze gebruiken in verband met my'n bedoe ling om voor zestien koorstemmen te schryven, dan leide men daaruit niet af, dat hij geen rekening gehouden heeft met de woorden! Integendeel, meestal wordt de muzikale ex pressie geprovoceerd door den tekst. Zoo zou men by de woorden: »Die Erhörung von Gottes Thron steigt hernieder" kunnen denken aan groote golvende banen van menschengeluid, die beurtelings smekende opstygen naar de hoogten des hemels en vertroostend afdalen tot het aardryk. Schooner kunnen de woorden: »Dieses traurige Herz wird einst Ruh geniessen'' wel niet weergegeven worden, dan hier door drie bassen is geschied. Kan men zich iets liefelykers denken dan de weelderig-zangryke melodie by het Liebkosen des Frühlings en is het klankeffect, als de alten unisono zingen van de »Weltgeheimnisse die wollen ruhn unter'm Schleier" niet waarlijk mysterieus ? Hoe grootsch wordt dan voorts het bruisen van den »Strom des Verderbens" geschilderd en hoe aangrijpend klinken de machtvolle accoorden als de »Arche des Herrn, treu dem Steuer" zegerijk weerstand blijft bieden aan dien geweldigen »Strom des Verderbens". Ook het »Zwar bedenklich ist unser Gang", is met een zeker naïef realisme weergegeven in de melodie. Inderdaad vindt men het wanke lende, «bedenkliche" terug in den »Gang" van het thema. Voorts is het opvallend, hoe trots alle varianten, de eenheid in den vorm van het geheel aparte »0 griitne dich nicht" is volgehouden. Buitengewoon imposant is dan nog ten slotte het groote crescendo tegen het einde, wanneer door alle stemmen het werk afgesloten wordt op de woorden »Grame dich nicht, Jacob !" Ook in »der Abend" treft men van die overheerlijke momenten aan. Reeds by het begin, als er stroomen van licht schy'nen af te dalen van de hooge g der sopranen, terwijl de bassen zuchten *die Fluren dürsten nach erquickendem Thau" komt men in de beoogde stemming. Bij het «Trinken die kühlende Fluth" is het alsof men gelaafd en verkwikt wordt in een bad yan zacht golvende tonen. De bewerking der sierlijke melodie »Wer aus des Meers krystallner Woge", laat, wat on gedwongenheid in de beweging en stemvoering aangaat, alles achter zich wat in den laatsten tijd geschreven is. Ook het slot, met die zacht klinkende accoorden op «Phübus ruht" dan eens door sopranen en tenoren, dan weder door alten en bassen gezongen, afwisselend in G en E is zoo juist gedacht en gevoeld. Ik herhaal het: de beide koorwerken van Strauss zijn bijzonder belangryk en nieuw; zij zullen ongetwijfeld, zij het ook nog niet in den eersten tijd, dan toch zeker in de toe komst eene hervorming teweegbrengen in de koorcompositie. Wat men tot dusverre slechts van orchestwerken durfde vorderen, heeft Strauss met het grootste succes ook in koor werken weten te bereiken, n.l. het aanwenden van klankeffecten en kleurschakeeringen door verschillende stemcombinatiën. Het is daarom dat ik meende er in dat blad eenigszins breedvoerig over te moeten berichten. ANT. AVEKKAMP. iiHiimiiiMiniMiiitiimiiMiiitiiimiMim .TLNSCHAP Een eigenaardige cirkelgang, Nadat een paar maanden geleden de theorie van prof. Schenk over de gehlachtsverhouding bij de voortplanting allerwege in het binnenen buitenland werd besproken, trekt zij op nieuw de aandacht, nu te Weenen zijn boek over dit onderwerp het licht heeft gezien. Er wordt daarbij geheel voorbijgezien, dat zijne theorie volstrekt niet nieuw is. Reeds in 1875 verscheen te Parijs (Librairie J. B. Baillière et fils) een boekje van dr. II. M. Gourrier, Les lois de la génération, waarin wordt betoogd, dat bij de voortplanting het zwakste individu het geslacht bepaalt en bepalen moet. Twee neigingen, zoo beweert die schrijver, zijn in de natuur duidelijk waar te nemen bij alles wat leeft: zorg voor het individu en zorg voor de soort. De eene treedt meer op den voor grond, maar de andere verdwijnt; welig op schietende planten, jonge boomen met dicht bladerenloof dragen weinig of geen vruchten, daarentegen beginnen zij te dragen, indien zij gesnoeid of verwond worden of haar levenskracht aan het afnemen is, zoodat het geen zeldzaam verschijnsel is oude, onoogelijke boomen zonder eenige schoonheid of een enkel mooi blad overla den te zien met vruchten; by het naderend einde van het individueel leven, schijnt de natuur zich te willen haasten nog het voortbestaan der soort te waarborgen. Omgekeerd kan men door de aanstaande vruchten, de bloesem weg te nemen, en dus het voortplanten der soort op te offeren, het leven van een njarige plant tot een tweejarige verlengen en evenzoo verkrijgt men door bijzondere cultuur en zorg voor planten en bloemen vaak prachtige dub bele exemplaren. Voor de voortplanting hebben deze veredelde individuen echter geen waarde, want zij zijn onvruchtbaar en leveren geen zaden. In dezelfde richting zijn in het dierenrijk de voorbeelden te vinden, dat zwakke indi viduen in verhouding de grootste vruchtbaar heid ontwikkelen. Uit deze standvastige zorg van de natuur om te werken voor het voortbestaan der soort, te meer naar mate het bestaan van het individu wordt bedreigd, volgt de noodzakelykheid, dat by de voortplanting het eerst wordt voor zien in het geslacht, welks weerstandsvermogen het geringste is, welks levenskans in verhou ding het kleinste is. Om het voortbestaan yan dat soort in de toekomst te waarborgen is voorziening van dit relatief zwakkere ge slacht noodig. Dat de vorming van het geslacht zou afhankely'k zyn van een samenloop van min of meer toevallige omstandigheden mag: weer daarom niet worden aangenomen omdat de natuur, bij soms schynbare tegenstrijdigheid, altijd te werk gaat naar bepaalde gegevens en een vast plan. Tot zooverre de stelling van Dr. Gourrier, thans door Prof. Schenk opnieuw opgenomen en met tal van bewyzen versterkt. Eigenaardig valt hierbij het licht op de niet te miskennen verhoogde zucht tot krachtont wikkeling by de vrouwen in den tegenwoordigen ty'd. Hetzy dit optreden voortspruit uit innerlyken drang, hetzy het een noodzakelyk ge volg is van den stry'd om het bestaan by verminderde huwely'kskansen, ongetwijfeld zal haar weerstandsvermogen in deze worsteling toenemen en haar vitaliteit worden verhoogd. Vergeleken by vroeger zal zy' in zeer veel gevallen daardoor in levenskracht de meerdere worden van den man, waardoor de natuur de behoefte leert kennen het eerst het geslacht van dezen laatste te vervangen en er derhalve meer jongens dan meisjes zullen worden ge boren. Blyft onder werking der zelfde oorzaken deze wanverhouding eenigen ty'd voortduren dan ontstaat een aanzienlijk surplus aan mannen, waardoor althans een der redenen vervalt voor de vrouw om zich door krachts inspanning meer zelfstandig te ontwikkelen, daar de kans op het aangaan van een huwelijk vermeerdert. Bij het indommelen der energie, het noodzakelijk gevolg van alle gemis aan behoefte van inspanning en strijd, zal eene in de geschiedenis der menschheid niet onge wone toestand van verslapping en verwyfdheid by' de vrouw ontstaan, die volgens de boven beschreven stelling haar de vruchtbare moeders zal maken van meer meipjes dan jongens. Het evenwicht wordt daardoor weer hersteld en weldra ontstaat voor de vrouw dezelfde noodzakelijkheid tot eigen ontwikkeling en krachtsinspanning als wy tegenwoordig waar nemen, met een da capo ad infinitum. En zoo bly'ft de natuur voortgaan in altijddurende beweging haar standvastig evenwicht te be waren, zonder ooit te geraken tot stilstand. BE. illlllllllllllllllllliliiiiiiiiiinimiiiiiiiiimMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiliiiHiiiiiiim Inhoud van Tijdschriften. De Landsverdediging: Oefeningen by' den Detachement Vesting-Artillerie, door Pantser granaat ; Eerste oefening van 8 maanden, door Senna, met noot der Redactie; Een brief, door Luctor; Kan het werkelijk zoo? door H. E. W. B.; Korte oefeningsty'd, door Soldenier. Eigen Haard, No. 21; Leonie, door Louise B. B,, II. Het Nederlandsche Sanatorium te Davos, met afbeeldingen naar photografieën. (Slot.)?Fusains: Gooiland, door Edw. B. Koster. H. M. de Koningin en haar beeldhouwer, naar eene photografie, met byschrift van J°de Vries. Het Javaansche Gezantschap, door dr. A. A. Fokker, met portret. Jan Adriaansz. Leeghwater, door T. Pkim. Aan het Drielsche Veer, naar eene photografia van dr. J. E. Rombouts. Feuilleton. o/Uclamw. 40 cents per regel. Foulard-Zijde eo et. tot f 3.35 p. Meter. Japansche, Chineesche enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede zwarte, witte en gekleurde HeimebergZUde van 35 et. tot f 14.65 p. Metereffen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins enz.) Franco en vrfl van invoerrechten in buis. Stalen omme gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.). Zürich. Hoofd-Depöt Dr. JAEGER'S ORIG. K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. MEIJROOS & KALSHOVEN, A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's. Dagelijks vertrekt van de RüYTERKADE naast de Kettingboot 's morgens 10 uur een Stoomjacht naar MARÜEX via BROKIi. I1V WATERLAND en MON1VIKE3V1>AW, en terug over de ZUIDERZEE. Aankomst AMSTERDAM ca, 4.30 n.m. DE HAVENSTOOMBOOTD1ENST. Uitgave van S. L. VAN LOOY, Amsterdam. Blijspel in 3 Bedryven, DOOH DOCTOR JURIS. TWEEDE DEUK. Prijs ? 1. Voor leesgezelschappen bjjzontler aanbevolen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl