Historisch Archief 1877-1940
4
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1092
?tenschappelijken grond, dat de arbeid de
bron is van allen rijkdom, de schepper en
?onderhouder van alle Kapitaal, m. a. w. van
al het arbeidsmateriaal ? En wie kan ont
kennen, dat de waardeering van den arbeid
?geenszins in evenredigheid tot zijn
oecono?mische, tot zijn sociale verdiensten staat. In
dien zin moet ons rechtsgevoel ontwikkeld,
gelouterd worden. Dat de leveranciers van
arbeidsmateriaal en de fournisseurs van
arbeid als twee gelijk gerechtigde partijen
behooren te contracteeren onder bescher
ming van de wet in bovenbedoelden zin,
dat behoort de uitspraak te worden van
aller rechtsgevoel.
Voor die opvoeding kan de kamer van
arbeid, tactvol saamgesteld, invloedrijk ten
.goede medewerken. Daarna zal ze zelve
?wellicht tot hoogeren werkkring geroepen
kunnen worden. Aan hare _uitspraken kon
misschien later zoo noodig dwingende
kracht worden toegekend. In Duitschland
hebben de Gewerbegerichte in eenige ge
vallen reeds de bevoegdheid de werklieden,
zoowel als de patroons die zich aan con
tractbreuk schuldig maken, bepaalde strafien
?op te leggen. De kamers in de groote
steden van Belgiëhebben het recht, uit
haar midden, gemeenteraadsleden te kiezen.
Dit schijnt men in de nijverheidskringen
.allengs meer te erkennen. Behalve, in de
residentie, zullen weldra in andere gemeen
ten o. a. in Enschede, in Maastricht kamers
van arbeid worden opgericht. De algemeene
vergadering der porcelein- en
aardewerkersvereeniging»LoonnaarWerk",teMaastricht,
gehouden op Dinsdag 10 Mei j L, besloot
met algemeene stemmen om den minister
?van waterstaat, handel en nijverheid te
verzoeken te Maastricht eene kamer van
?arbeid te willen oprichten.
Dientengevolge is door het bestuur der
vereeniging aan den minister het volgende
verzoekschrift gezonden:
Aan den Minister van W., H.
Nijverheid,
te 's Gravenhage.
De porcelein- en
aardewerkers-vereeniging »Loon naar Werk", gevestigd te Maas
tricht, goedgekeurd bij Kon. besluit van
-3 Maart 1896, no. 25, heeft de eer tot Uwe
Excellentie te richten het volgende verzoek:
«Maastricht te willen opnemen onder die
plaatsen, in dewelke een »Kamer van
Arbeid" als bedoeld in de wet tot instelling
van dergelijke Kamers, wenschelij k en nut
tig wordt geacht en dus tot de oprichting
?eener dergelijke instelling in deze gemeente
te willen besluiten.
Hetwelk doende, enz.
Het Bestuur van «Loon naar Werk":
S. BAART, Voorzitter.
H. PARIS, Secretaris.
Toelichting.
»Ondergeteekenden meenen bij
bovengs?daan verzoek, het volgende te moeten voegen
als toelichting:
In hunne stad heerscht eene vrij gespan
nen verhouding tusschen de werklieden en
vele werkgevers, welke verhouding reeds
herhaaldelijk tot konflikten als werkstakin
gen, maar vooral tot ontslagen, beboeting
?enz. van arbeiders heeft geleid.
De tegenwerking die de zelfstandige
arbeiders vereeniging hier vond vanwege de
verschillende autoriteiten, maakte dat de
arbeidersvereenigingen zich niet konden
ontwikkelen tot die hoogte, noodig tot
zelfhelp en in elk geval zou dat dan toch
weer leiden tot konflikten die waarschijnlijk
op nadeel van beide partijen zouden
uitloopen.
Er bestaat hier geen de minste gelegen
heid voor samenwerking, geen de min e
gelegenheid om eventueeie geschillen langs
vredelievenden weg tot oplossing te brengen.
Over 't algemeem zwijgen de arbeiders
liever hunne, ook de ergste, grieven, dan
een poging te doen tot verkrijging van
recht, pogingen die gewoonlijk op zich zelf
reeds als misdaden worden beschouwd en
gestraft.
Wij willen geen bepaalde feiten
aanwjjzen, doch, vol verlangen om mede te
werken tot de weg ruiming der bestaande
slechte verstandhouding, meent de ver
eeniging »l/oon naar Werk" dat een Kamer
van Arbeid daartoe misschien veel kan
bijdragen, weshalve zij bovenbedoeld
voorstef doet."
Naar ik dezer dagen vernam, zullen
eenige arbeidersgroepen in de hoofdstad o.a.
de lithografen, ook een verzoekschrift tot
instelling van een arbeidskamer aan de
Koningin of aan den Minister van Justitie
richten. Uitstekend.
* *
*
De uitslag der herstemmingen in Frank
rijk en der verkiezing in Belgiëis voor de
sociale partijen niet ongunstig geweest.
Het aantal kamerzetels wordt wat vergroot.
In het land van der klokke Roelant zal
waarschijnlijk het aantal socialisten van
29 tot 32 klimmen.
Dit resultaat geeft eerst zijn groote
beteekenis aan als men bedenkt dat het
belgische kiezerskorps bestaat uit:
870.506 enkelv. kiezers met 870506 st.
303 388 tweev. » ) 1 9^ w ,
208.928 driev. » )
l-^<?Alleen in deplattelands-industriestreken,
zooals in mijnwerkersdorpen enz. vindt men
een eenigszins beduidend aantal arbeiders
met twee stemmen, in de steden bijna geene.
* *
*
Bescherming van minderjarigen, een studie
over het ouderlijk gezag en de voogdij door
mr. H. L. Asser, kantonrechter-plaatsver
vanger en advocaat te 's Gravenhage. Zoo
luidt de titel van het bekroond antwoord
op de prijsvraag door het bestuur van
»Talitha Kumi" uitgeschreven. In een be
spreking van dit boek, opgenomen in Belang
?en Recht, zegt mr. M. Jacq de Witt Hamer
te Middelburg zoo terecht:
»Het groote vraagpunt, van welker juiste
oplossing alles zal afhangen, is dit: hoe
zal men, als de wetgever de macht heeft
?verleend om de verwaarloosde jeugd aan
?de verwaarloozende natuurlijke verzorgers
te onttrekken, de verwaarloosden opleiden
tot flinke menschen?
Groote gestichten, kinderkazernes, zij
beloven weinig goeds, met welke goede
be?doelingen zij ook mogen worden opgericht.
De beste opvoeding blijft die in het
huisgezin, en vandaar dat doorgangshuizen
nuttig kunnen zijn, voor zoover men niet
aanstonds eene goede plaatsing weet in
?een geschikt huisgezin voor het verwaar
loosde jeugdige individu, dat men
onttrokjken heeft aan zijne slechte omgeving.
Maar dat doorgangshuis moet dan ook
zijn, wat de naam zegt: een huis van passage.
Welk eene heerlijke roeping voor zoovele
beschaafde vrouwen, die te beschikken
hebben over veel vrijen tijd.
Van haar zal afhangen of het doel van
den wetgever zal worden bereikt.
In alle gemeenten van ons rijk van
eenige beteekenis moeten vereenigingen
worden opgericht, voor de verwaarloosde
jeugd, waarin de vrouwen een groot deel
der werkzaamheden moeten op zich nemen.
Door onderzoek en huisbezoek moeten die
vereenigingen de verwaarloosde kinderen
opsporen, en zoo mogelij k die huisgezinnen
steunen om die verwaarloozing te keer te
gaan, en blijkt dat onmogelijk, de bevoegde
macht aanwijzing doen van de bestaande
verwaarloozing, opdat die kinderen ont
trokken worden aan de ouderlijke macht,
die hen bederft of niet genoegzaam van
het kwaad afhoudt.
Wellicht dat eene groote vereeniging,
over het gansche land verspreid in
afdeelingen met gelijke rechten het werk doel
matiger zal yerdeelen."
Gaarne wil ik medewerken, om door de
Groene, meer algemeen de aandacht op dit
hoogst belangrijke onderwerp te vestigen.
»Ce ne sont ni des mesures
administratives, ni des décrets qui corrigeut les moeurs
d'un peuple, ou même influent sérieusement
sur elles. La régénération ne peut tns
que l'peuvre d'une sévère et intelligente
ducation donnee a la jeunesse, c'est a
dire l'oeuvre du temps et de l'avenir".
* *
#
De directeur van Ons Huis heeft nog
de hulp noodig yan eenige heeren en da
mes, voor de leiding van de spelen der
kinderen, woensdag- en zaterdagmiddag
op het speelterrein aan de Overtoom en
op dat aan de Bilderdijkstraat.
'k Vermoed dat de weinige bekendheid
alleen de oorzaak was, dat tot nog toe
te weinig kindervrienden zich hebben aan
gemeld voor dezen sympathieken, dank
baren arbeid. Daarom wek ik gaarne tot aan
melding bij boven genoemden directeur, op.
Voor kinderen zoowel als voor de leiders
valt hier veel te genieten.
* *
*
Mijn sociale leestafel roept me nu
zonder uitstel toe te laten tot de lectuur
van de sociale vertellingen door Jhr.
Rochussen. Hierover de volgende week ver
slag. Zouden ze leuk-ernstig wezen?
Am s t., 25 Mei '98. D. STIGTER.
TOON
MVZIEK
igiM Tiyoli-scioniönrg uit Rotterdam
op het Leidscheplein.
Joseph in Dothan. Gringoire.
Krelis Louwen.
Het publiek heeft de Rotterdamsche troep
niet bijster beleefd ontvangen; zelfs de leden
van het Tooneelverbond met hun dames hebben
Vrydagavond niet voor een behoorly'k bezette
zaal gezorgd, hetgeen nog te minder te pas
kwam, omdat zy de ernstige poging der
Rotterdammers, eene opvoering van een stuk
van Vondel te geven, in hun qualiteit van
tooneelbeschermers dubbel hadden moeten
apprecieeren. Als er een bly'spel op het
affiche staat, dan graag; dan wordt er voor een
vol huis gezorgd maar Vondel: »foei, we
zyn er aan ontgroeid."
Die de welwillendheid hadden aanwezig te
zyn, verveelden zich dan ook duchtig.
Toch niet hiervan de schuld aan de
Rotterdammers, maar aan het publiek, dat niet
weet hoeveel meer liefde voor dramatische
kunst er gevergd wordt by «Joseph in Dothan",
dan by' een blijspel.
* *
*
Er is wel eens beweerd dat Vondel tegen
woordig maar in handen der particuliere
kunstkringen moet blijven, waar genoeg tijd is tot
voorbereiding en geen kwestie van kasstukken;
evenwel aan zorg heeft het by de Rotterdammers
niet ontbroken; er was bly'kbaar serieus gewerkt.
Helaas, het resultaat mag toch niet bevre
digend genoemd worden; by een stuk van
Vondel in het algemeen, by de Joseph in het
bijzonder, kan noch routine, noch decor, noch
iets anders tot cache-misère dienen; de hoofd
zaak zyn de verzen en zegging, de rest krijgen
we op den koop toe. En wanneer het nu blykt
dat er eigenly'k maar twee acteurs waren, in
doorsnede net voldoende en dat de rest zich
trapsgewijze onder het middelmatige opstelde;
dat de costumes zoo-zoo waren en men de
verkeerde coulissen uit de bergplaatsen van
het Ned. Tooneel had gezocht, dan is dat
maar matig,
Mej. Mina Sasbach (Joseph) en de heer
Erfmann (Ruben) waren de besten en gaven
dan ook veel te waardeeren; mej, S. was
bepaald heel goed by »zyn" eerste ontmoeting
met het sombere achttal; toen werd ze
hoe langer hoe minder en ten slotte, als
Joseph weer uit den put is gehaald en
aan den vrachtmeester verkocht wordt, deed ze
werkelyk heel mal. Zij speelde niet den
wanhopigen jongen, die zijn vader en land
nooit weer zal zien, die als slaaf verkocht, voor
altijd weggevoerd wordt, maar een verlegen...
meisje, dat zich schaamt omdat zy in haar
hemd staat.
De heer Erfmann is een zeer sympathieke
figuur op het tooneel, en daarom kan hij veel
misdoen dat men hem vergeeft. Een ongemeen
leelijke grime, een veel te groote, grijnzende
mond, een stereotype armbeweging met de
vingeren wyd gespreid het is alles waar;
toch was er zooveel moois en echts, zooveel
temperament, zooveel begrip van vers zeggen
by hem al bedierf hy veel door overdreven
kaakslingeringen, lucht happen en rauwe ge
luiden dat hy mij het genot van den avond
heeft gegeven.
Van de overigen was de heer Bouwmeester
nog de beste; wat hy eigenly'k bij deze voor
stelling op de planken deed met zyn schorre
stem, was mij niet recht duidelijk; zijn spel
was overigens voortreffelyk, houding en grime
heel goed, de laatste misschien wat te weinig
bijbelsch; en van de rest zij gezegd dat Judas
door beschaafd geluid wel iets voor had boven
Levi, die z niet van een B kon onderscheiden
en een aantal spraakontsieringen, die vaak
daarmee gepaard gaan aan den dag bracht;
en dat de vrachtrijder, vooral door zijn goede
grime niet kwaad was.
De dames Mulder-Roelofzen en A. Beukers
zegden de reien; er valt weinig anders van
op te merken, dat zy dit voor het gehoor
niet hinderlyk ten uitvoer brachten; evenwel
het opvallend groote gebrek aan gratie by de
eene en de slechte plaatsing van beiden op
het tooneel (een fout van de régie, die er
trouwens vele beging) hinderden het gezicht
geweldig.
Zoo resumeerende zou ik zeggen, dat bij den
velen goeden wil die betoond werd, ook de
onmacht gebleken is Joseph behoorlykerwyze
op het tooneel te zetten, en ik zou er de
conclusie uit willen trekken dat zoolang we
geen Vondeltheater hebben, we Vondels verzen
aan hen moeten overlaten die er speciaal werk
van maken. Een gewone troep hoe
verdienstelyken er onder zyn den Joseph in het
repertoire te geven is een slecht begonnen
werk, dat verkeerde resultaten kan geven: het
publiek afkeerig maken.
Den volgenden avond ging Krelis Louwen,
het kluchtig bly'spel van Langendyk, vooraf
gegaan door Gringoire, van de Banville. De
keuze is nog al wonderlyk; hoe de troep het
aangedurfd heeft de Amsterdammers in de
gelegenheid te stellen te gaan vergelyken... !
Toch : het moet me van het hart, de heer
Erfmann was me weer sympathiek en hy zou
o zooveel met zyn stem en figuur hebben
kunnen doen, als hij zich dezelfde meeite voor
Gringoire had gegeven als voor Ruben; hy
bracht nu, ronduit, niets te recht van de scène
met Loyse; en de weinige toeschouwers, die
hier en ginder een plaats bezet hadden zaten
er zich over te verbazen dat het meisje (mej.
Sasbach) den leelijk-lamenteerenden jongen
eenige aandacht schonk.
De overige rollen behalve Olivier Ie Daim,
die op niets leek waren goed bezet (alleen
mej. Sasbach moest niet te veel aanminnig
lachen) en zoo zou het wondere stuk van de
Banville veel succes gehad hebben indien
er publiek geweest ware.
Waarschynly'k onder den indruk van de
leege ruimte voor hen werd het nare stuk vaa
Langendyk heel mat door de leden der
Tivolivereeniging afgespeeld. De slechte qualiteit
van dit product onzer goed-Hollandsche voor
vaderen is me dien avond weer sterk opge
vallen. Het is zoo innig goedkoop juist
zoo'n sterke antithese inet den Bourgeois Gen
tilhomme; men krijgt geen oogenblik de
overtuiging dat die boer er in moet loopen,
gegeven de omstandigheden, zonder iets fijns,
iets geestigs, een stuk louter gedragen door
eenige onzindelykheden en dronkemans manie
ren van den boer dat men er kregelig
van wordt.
Dat de heer Frits Bouwmeester er in slaagde
voldoende kluchtig te zyn, wekt geen verbazing;
een ieder van een beetje komische kracht zal
»Kees" tot zijn succesrol kunnen promoveeren.
De overige rollen waren naar behooren
vervuld ik moet een uitzondering maken
voor Ferdinand, die te lang, te mager en zeer
onuitstaanbaar was; het stuk was aardig
aangekleed.
De Rotterdammers hebben het tooneelseisoen
ongeveer gesloten. Was daaraan de weinige
belangstelling van het publiek te wy ten, of aan
de keuze der stukken?
L. J.
iiiiiHiiiiiiiiiiiimmiiimitiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii
iiimtiiniimmit
Hnziet in fle EooMafl.
Het concertseizoen begint langzamerhand
zijn einde te bereiken. De belangrijke muziek
uitvoeringen worden schaarscher en er treedt een
tydperk van rust in, waarby' muziekbeoefenaar
en toehoorder zich kunnen verkwikken in de
genietingen van den zomer. Als een der laatste
onder de belangrijke uitvoeringen mag men
zeker beschouwen het concert op 21 dezer
gegeven door het »Klein-Koor a Cappella"
onder my'ne leiding. Hoewel het nu eenigszins
vreemd moge schijnen, dat ik zelf deze uit
voering ga bespreken in dit blad, acht ik het
toch noodzakelyk ter wille der volledigheid,
het een en ander mede te deelen over de beide
zestienstemmige koren van Strauss, die daar
hunne eerste uitvoering beleefden. Het be
hoeft wel geen betoog, dat ditmaal mijn refe
raat uitsluitend de compositiën zal betreffen.
Het is vooral in het laatste jaar, dat Strauss
zich door zy'ne orchestwerken en mede door
zyn directie daarvan in het concertgebouw,
op byzondere wijze heeft bekend gemaakt hier
ter stede. In den »Don Juan" en »Tod und
Verkliirung" heeft hy zich eene plaats ver
worven naast de beste meesters van vroeger
en zeker als de meest vooruitstrevende en
geniaalste van tegenwoordig. Hier in Amster
dam zal de naam Strauss, ten minste
voorloopig, wel op 't nauwst verbonden blijven met
bovengenoemde werken; zijne vroegere com
positiën toch treden tegenover deze klank- en
kleurenrijke gewrochten geheel op den achter
grond, en zijn muziekdrama «Guntram" is,
evenals zijn »Zarathustra" en »Don Quichote"
hier nog geheel onbekend.
Met de zestienstemmige koren op. ;U nu,
heeft Strauss op het gebied der vocale muziek
een geheel nieuwen weg geopend. Hij heeft
hier de teksten meer gebruikt als voorwendsel
of als aanleiding tot zijne compositiën, dan als
motief, om de woorden in juiste muzikale
expressie en declamatie, te doen dienen tot
verhoogde uiting der gedachte. Strauss heeft
hier met de koorstemmen willen te werk gaan,
als bij een orchest.
Daar heeft men verschillende groepen, die
allen door meervoudige bezetting eene har
monie kunnen doen ontstaan. Welnu, ook de
sopranen, alten, tenoren en bassen, worden
vaak zoodanig behandeld dat zy op zich zelven
een afgesloten harmonisch geheel vormen,
elkaar afwisselen en completeeren. Maar het
zwaartepunt in zijne compositietechniek, zit
hier wel in het tegelijker tijd aanwenden van
verschillende melodiën of ook van dezelfde
melodie, echter in verschillende partijen na
elkaar en op ongelijke toonhoogte optredende
(polyphonie). Dat nu hier menigmaal
combinatiën voorkomen die men tot dusverre niet placht
te gebruiken, uit vrees van de eischen der wellui
dendheid te overschrijden, kan ons tegenwoor
dig niet meer zoo deren. Het was toch niemand
minder dan Johan Sebastiaan Bach, die ons allen
hiermede is voorgegaan. Ook hij, cnder de mo
dernen toch nog modern, trots zijn leeftijd van
twee eeuwen, heeft zoo menigmaal dingen ge
schreven, die in bijna alle leerboeken
als»verboden" staan gebrandmerkt. Kunnen wij het dan
een Strauss ten kwade duiden dat hij wat verder
gegaan is dan Bach en, evenzeer als deze, spot
met hetgeen boekengeleerden zouden willen
voorschrijven als wél of niet geoorloofd ? Be
lachelijk zou dit zijn voor een man als Strauss,
wiens meesterschap over vorm en uitdrukkings
wijze zelfs door zijne tegenstanders niet in
twijfel getrokken wordt!
Dat echter daardoor, en door de combinatie
van zestien stemmen, dikwyls momenten ont
staan, die zoo verpletterend op den toehoor
der werken, dat hy aanvankelijk geheel
verby'sterd en onthutst wordt, bleek my' reedt bij
de voorbereidingen; aanstonds was dan ook
my'n besluit genomen om de werken tweemaal
op n avond te doen zingen, wel begrijpende,
dat een groot gedeelte van het publiek zeker
wel bij de eerste keer geheel van de wy's zou
geraken, en misschien wel zou vermoeden dat,
vooral by de Hymne, in het koor niet alles
correct zou zyn. Uit volle overtuiging nu
kan ik constateeren, dat dit vermoeden geheel
ongegrond is. Ook zou een derde herhaling
voor het meerendeel der toehoorders niet over
bodig geweest zyn, in aanmerking genomen
de groote moeilykheden bij het aanhooren,
doch men kan van de menschely'ke stem niet
eischen wat men van instrumenten vorderen
mag. Men vergete niet, dat by de stem de
toonhoogte tegelijk met den toon »erzeugt"
moet worden. By instrumenten is de toon
hoogte steeds aanwezig by het ontstaan van
het geluid. De physieke zoowel als de
geestely'ke inspanning is daarom by het gebruik
der stem veel grooter, dan by de aanwending
van instrumenten en men zou te veel vergen van
een koor als men het een dergelyke »Leistung"
driemalen achtereen liet volvoeren.
Schreef ik hierboven, dat Strauss niet in
de eerste plaats dacht: wat eischen deze
gedichten, beschouwd van het standpunt eener
muzikale bewerking ; doch veeleer: hoe kan
ik ze gebruiken in verband met my'n bedoe
ling om voor zestien koorstemmen te schryven,
dan leide men daaruit niet af, dat hij geen
rekening gehouden heeft met de woorden!
Integendeel, meestal wordt de muzikale ex
pressie geprovoceerd door den tekst. Zoo zou
men by de woorden: »Die Erhörung von Gottes
Thron steigt hernieder" kunnen denken aan
groote golvende banen van menschengeluid,
die beurtelings smekende opstygen naar de
hoogten des hemels en vertroostend afdalen
tot het aardryk.
Schooner kunnen de woorden: »Dieses
traurige Herz wird einst Ruh geniessen'' wel
niet weergegeven worden, dan hier door drie
bassen is geschied. Kan men zich iets
liefelykers denken dan de weelderig-zangryke
melodie by het Liebkosen des Frühlings en
is het klankeffect, als de alten unisono zingen
van de »Weltgeheimnisse die wollen ruhn
unter'm Schleier" niet waarlijk mysterieus ?
Hoe grootsch wordt dan voorts het bruisen
van den »Strom des Verderbens" geschilderd
en hoe aangrijpend klinken de machtvolle
accoorden als de »Arche des Herrn, treu dem
Steuer" zegerijk weerstand blijft bieden aan
dien geweldigen »Strom des Verderbens". Ook
het »Zwar bedenklich ist unser Gang", is met
een zeker naïef realisme weergegeven in de
melodie. Inderdaad vindt men het wanke
lende, «bedenkliche" terug in den »Gang" van
het thema. Voorts is het opvallend, hoe trots
alle varianten, de eenheid in den vorm van
het geheel aparte »0 griitne dich nicht" is
volgehouden. Buitengewoon imposant is dan
nog ten slotte het groote crescendo tegen het
einde, wanneer door alle stemmen het werk
afgesloten wordt op de woorden »Grame dich
nicht, Jacob !"
Ook in »der Abend" treft men van die
overheerlijke momenten aan. Reeds by het
begin, als er stroomen van licht schy'nen af te
dalen van de hooge g der sopranen, terwijl
de bassen zuchten *die Fluren dürsten nach
erquickendem Thau" komt men in de beoogde
stemming. Bij het «Trinken die kühlende
Fluth" is het alsof men gelaafd en verkwikt
wordt in een bad yan zacht golvende tonen.
De bewerking der sierlijke melodie »Wer aus
des Meers krystallner Woge", laat, wat on
gedwongenheid in de beweging en stemvoering
aangaat, alles achter zich wat in den laatsten
tijd geschreven is. Ook het slot, met die zacht
klinkende accoorden op «Phübus ruht" dan
eens door sopranen en tenoren, dan weder
door alten en bassen gezongen, afwisselend
in G en E is zoo juist gedacht en gevoeld.
Ik herhaal het: de beide koorwerken van
Strauss zijn bijzonder belangryk en nieuw;
zij zullen ongetwijfeld, zij het ook nog niet
in den eersten tijd, dan toch zeker in de toe
komst eene hervorming teweegbrengen in de
koorcompositie. Wat men tot dusverre slechts
van orchestwerken durfde vorderen, heeft
Strauss met het grootste succes ook in koor
werken weten te bereiken, n.l. het aanwenden
van klankeffecten en kleurschakeeringen door
verschillende stemcombinatiën.
Het is daarom dat ik meende er in dat
blad eenigszins breedvoerig over te moeten
berichten.
ANT. AVEKKAMP.
iiHiimiiiMiniMiiitiimiiMiiitiiimiMim
.TLNSCHAP
Een eigenaardige
cirkelgang,
Nadat een paar maanden geleden de theorie
van prof. Schenk over de gehlachtsverhouding
bij de voortplanting allerwege in het
binnenen buitenland werd besproken, trekt zij op
nieuw de aandacht, nu te Weenen zijn boek
over dit onderwerp het licht heeft gezien. Er
wordt daarbij geheel voorbijgezien, dat zijne
theorie volstrekt niet nieuw is. Reeds in 1875
verscheen te Parijs (Librairie J. B. Baillière
et fils) een boekje van dr. II. M. Gourrier,
Les lois de la génération, waarin wordt betoogd,
dat bij de voortplanting het zwakste individu
het geslacht bepaalt en bepalen moet. Twee
neigingen, zoo beweert die schrijver, zijn in
de natuur duidelijk waar te nemen bij alles
wat leeft: zorg voor het individu en zorg voor
de soort. De eene treedt meer op den voor
grond, maar de andere verdwijnt; welig op
schietende planten, jonge boomen met dicht
bladerenloof dragen weinig of geen vruchten,
daarentegen beginnen zij te dragen, indien zij
gesnoeid of verwond worden of haar levenskracht
aan het afnemen is, zoodat het geen zeldzaam
verschijnsel is oude, onoogelijke boomen zonder
eenige schoonheid of een enkel mooi blad overla
den te zien met vruchten; by het naderend einde
van het individueel leven, schijnt de natuur
zich te willen haasten nog het voortbestaan
der soort te waarborgen. Omgekeerd kan men
door de aanstaande vruchten, de bloesem weg
te nemen, en dus het voortplanten der soort
op te offeren, het leven van een njarige
plant tot een tweejarige verlengen en evenzoo
verkrijgt men door bijzondere cultuur en zorg
voor planten en bloemen vaak prachtige dub
bele exemplaren. Voor de voortplanting hebben
deze veredelde individuen echter geen waarde,
want zij zijn onvruchtbaar en leveren geen
zaden.
In dezelfde richting zijn in het dierenrijk
de voorbeelden te vinden, dat zwakke indi
viduen in verhouding de grootste vruchtbaar
heid ontwikkelen.
Uit deze standvastige zorg van de natuur
om te werken voor het voortbestaan der soort,
te meer naar mate het bestaan van het individu
wordt bedreigd, volgt de noodzakelykheid,
dat by de voortplanting het eerst wordt voor
zien in het geslacht, welks weerstandsvermogen
het geringste is, welks levenskans in verhou
ding het kleinste is. Om het voortbestaan
yan dat soort in de toekomst te waarborgen
is voorziening van dit relatief zwakkere ge
slacht noodig. Dat de vorming van het geslacht
zou afhankely'k zyn van een samenloop van
min of meer toevallige omstandigheden mag:
weer daarom niet worden aangenomen omdat
de natuur, bij soms schynbare tegenstrijdigheid,
altijd te werk gaat naar bepaalde gegevens en
een vast plan.
Tot zooverre de stelling van Dr. Gourrier,
thans door Prof. Schenk opnieuw opgenomen
en met tal van bewyzen versterkt.
Eigenaardig valt hierbij het licht op de niet
te miskennen verhoogde zucht tot krachtont
wikkeling by de vrouwen in den
tegenwoordigen ty'd. Hetzy dit optreden voortspruit uit
innerlyken drang, hetzy het een noodzakelyk ge
volg is van den stry'd om het bestaan by
verminderde huwely'kskansen, ongetwijfeld zal
haar weerstandsvermogen in deze worsteling
toenemen en haar vitaliteit worden verhoogd.
Vergeleken by vroeger zal zy' in zeer veel
gevallen daardoor in levenskracht de meerdere
worden van den man, waardoor de natuur de
behoefte leert kennen het eerst het geslacht
van dezen laatste te vervangen en er derhalve
meer jongens dan meisjes zullen worden ge
boren.
Blyft onder werking der zelfde oorzaken
deze wanverhouding eenigen ty'd voortduren
dan ontstaat een aanzienlijk surplus aan
mannen, waardoor althans een der redenen
vervalt voor de vrouw om zich door krachts
inspanning meer zelfstandig te ontwikkelen,
daar de kans op het aangaan van een huwelijk
vermeerdert. Bij het indommelen der energie,
het noodzakelijk gevolg van alle gemis aan
behoefte van inspanning en strijd, zal eene
in de geschiedenis der menschheid niet onge
wone toestand van verslapping en verwyfdheid
by' de vrouw ontstaan, die volgens de boven
beschreven stelling haar de vruchtbare moeders
zal maken van meer meipjes dan jongens.
Het evenwicht wordt daardoor weer hersteld
en weldra ontstaat voor de vrouw dezelfde
noodzakelijkheid tot eigen ontwikkeling en
krachtsinspanning als wy tegenwoordig waar
nemen, met een da capo ad infinitum. En
zoo bly'ft de natuur voortgaan in altijddurende
beweging haar standvastig evenwicht te be
waren, zonder ooit te geraken tot stilstand.
BE.
illlllllllllllllllllliliiiiiiiiiinimiiiiiiiiimMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiliiiHiiiiiiim
Inhoud van Tijdschriften.
De Landsverdediging: Oefeningen by' den
Detachement Vesting-Artillerie, door Pantser
granaat ; Eerste oefening van 8 maanden, door
Senna, met noot der Redactie; Een brief, door
Luctor; Kan het werkelijk zoo? door H. E.
W. B.; Korte oefeningsty'd, door Soldenier.
Eigen Haard, No. 21; Leonie, door Louise
B. B,, II. Het Nederlandsche Sanatorium te
Davos, met afbeeldingen naar photografieën.
(Slot.)?Fusains: Gooiland, door Edw. B. Koster.
H. M. de Koningin en haar beeldhouwer,
naar eene photografie, met byschrift van J°de
Vries. Het Javaansche Gezantschap, door dr.
A. A. Fokker, met portret. Jan Adriaansz.
Leeghwater, door T. Pkim. Aan het Drielsche
Veer, naar eene photografia van dr. J. E.
Rombouts. Feuilleton.
o/Uclamw.
40 cents per regel.
Foulard-Zijde eo et.
tot f 3.35 p. Meter. Japansche, Chineesche
enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede
zwarte, witte en gekleurde
HeimebergZUde van 35 et. tot f 14.65 p.
Metereffen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz.
(ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren,
dessins enz.) Franco en vrfl van
invoerrechten in buis. Stalen omme
gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.). Zürich.
Hoofd-Depöt
Dr. JAEGER'S ORIG.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
MEIJROOS & KALSHOVEN,
A r nhe m.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Dagelijks vertrekt van de RüYTERKADE
naast de Kettingboot 's morgens 10 uur een
Stoomjacht naar MARÜEX via BROKIi.
I1V WATERLAND en
MON1VIKE3V1>AW, en terug over de ZUIDERZEE.
Aankomst AMSTERDAM ca, 4.30 n.m.
DE HAVENSTOOMBOOTD1ENST.
Uitgave van S. L. VAN LOOY, Amsterdam.
Blijspel in 3 Bedryven,
DOOH
DOCTOR JURIS.
TWEEDE DEUK.
Prijs ? 1.
Voor leesgezelschappen
bjjzontler aanbevolen.