De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 29 mei pagina 5

29 mei 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

\ No. 1092 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. o ». l* DAMEjS. T?» e Een woord oyer ie richting der inoilerne Yroüwenlectniir. Een schrijver, die uitsluitend de bewondering en de waardeering geniet van het eeue of van het andere geslacht, wiens werken gespeeifieerd worden als mannen- of als vrouwenlectuur, kan nooit worden gerangschikt onder de eerste letterkundigen. Wat waarlijk groot is, is niet geschreven voor ne helft der menschheid: de reuzen der letterkunde, een Shakespeare of een Goethe toonen dit duidelijk aan. De kunstenaar spreekt, omdat hij spreken moet en zijn uitingen vinden weerklank in iedere verwante ziel, hetzij die ziel een man of een vrouw toebehoort. Wij zijn in het hevigst van den strijd van vrouw contra man; de vrouw wil haar gelijkheid met den man erkend zien; zij wil bewijzen pbvsiek niet de zwakkere, intellectueel de gelijke, moreel de meerdere van den man te zijn: maar nooit heeft zich een vrouwenstem verheven om de plaats te veroveren, die de ziel der vrouw toekomt. En dit omdat gelijk heid der ziel van man en van vrouw niet bestreden wordt, omdat nooit ontkend is, hoe vijandelijk de geslachten ook tegenover elkaar mogen staan, dat iedere ziel, zoo zij slechts behoort tot de uitverkorenen, in zich kan opnemen, het mooie, bovenmenschelijke, dat de kunstenaar ons ontsluit. Het blijft daarom een bewijs van middel matigheid, als boeken geschreven door vrouwen slechts bij uitzondering door mannen worden gelezen. Ik bedoel bier nipt de massa prullenromans, die niemand moest schrijven en vooral niemand moest lezen, maar ik bedoel Kier boeken, die in brutaal realisme voor geen manuenpen onderdoen, welker artistieke waarde hoog staat, en die toch bijna uitsluitend bewon dering wekken bij eigen kunne. En de reden hiervan is te vinden in het waas van minachting, van geringschatting voor den man, dat ligt over al haar werken en dat een dier vrouwen deed zeggen, ,nooit een man te hebben ontmoet, wien zij volkomen eerbied kon schenken." Waren deze woorden geuit door een schrijfster van middelmatig talent, ze zouden worden aangenomen als de holle phrase van een ver bitterd vrouwenhart; maar waar het zijn de woorden van George Egerton, de schrijfster wier schitterend talent, wier zuivere artisticiteit haar een eerste plaats toekennen onder de hekendaagsche letterkundigen, geven ze aanlei ding tot nadenken, tot verwondering, zelfs tot ergernis. Zij zou een. nog hooger rang onder de moderne schrijfsters innemen, ware haar werk niet overgoten als met een vloek over het mannelijk deel der menschheid. En om welke reden verbergt zich deze pionier der ongeluk kige echtgenooten, het idool aller verbitterde vrouwen, achter een mannelijk pseudoniem ? Naast mij ligt een harer boeken: ik heb ze gelezen en herlezen, die schetsen neer geschreven met schitterend talent, die brokken leven, ruw en brutaal, maar forsch en frisch als een stuk wilde natuur, en in mij rijst de vraag, wat er moet zijn omgegaan in die vrouwenziel, vóór zij er toe kon besluiten haar leed te laten zien aan onverschillige oogen. Want veel van wat zij schreef, moet zijn doorleefd; stukken tragisch lijden als Egerton geeft in haar drie schetsen ,Onder noordelij ken hemel" (Keynotes) kunnen niet zijn een voort brengsel van de verbeelding alleen: de stroom van leven, die er door heenbruist is overwel digend, is doorworstelde werkelijkheid. De ruwe, dierlijke man, brutaal levend om lage passies alleen, is de figuur bij herhaling door Egerton beschreven, en aan zijn zijde steeds de kleine, onschuldige vrouw, die eigen karakter, eigen impulsies, eigen overtuiging, alles opoffert om dit afstootende wezen als slavin te dienen: een engel van Liefde zich wijdend aan een menschduivel. Altijd en. altijd weer de reine vrouw gehuwd niet den man, wiens zondenregister volgeschreven is. Zoo George Egerton wezenlijk het onbegrijpelijke is overkomen, in haar leven veel van die onmenschen te hebben ontmoet, is haar gezegde geen man te kennen, wien zij haar volkomen eerbied kan schenken, volkomen gewettigd. Maar mijn levenservaring leert mij dit niet te kunnen aannemen; meer dan een verklaring, geboren uit droeve werkelijkheid, zijn die woorden mij een kreet van bitterheid, geuit door een teleurgesteld vrouwenhart. Uit den onverkwikkelijken strijd tusschen man en vrouw, is ontstaan een nieuw produkt, het misvormde kind onzer dagen: de mannenhaatster. Ik zou willen hebben de pen vau Molière om ze te kunnen bespotten en geeselen al die zich verongelukt voelenden; badend in een zee van zilverwitte reinheid.zich zei ven en elkaar plaatsen d iifiiiiiiiiiiHiiiininiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiitii iiiiiiiiiiiiiiiiiiii FEUILLETON. Om in gezelschap een goed h'guur te maken zijn zoowel voor heeren als voor dames eenige practische wenken niet onnut. Voor het gemak zijn ze in hoofdstukken ingedeeld. I. Eerste aanknooping van relaties. Wil men het voornemen te kennen geven, nu en dan in een huis zijn partijtje te komen maken, dan maakt men er eerst een visite, het best op een uur dat door de dames voor bood schappen of wandelingen gebruikt wordt. Treft men ze toch thuis, dan verberge men zijn er gernis en herinnert, zoodra men aan het woord komt, aan het oogenblik toen men de eer had, aan de familie voorgesteld te worden; dit is noodzakelijk, omdat de dames zich gewoonlijk niet herinneren kunnen, van wanneer de kennis making dateert. Dit eerste bezoek is voor den onbedrevene een klip. Hij vindt zelden terstond den juisten toon der familie. Tot iederen prijs origineel willen zijn, is wel het ergste wat men doen kan; veel liever eerst de platgetreden paden der banaliteit begaan, waarop men niemand aanstoot geven kan. Vindt men bijvoorbeeld niets dan het weer om over te praten, men doe het gerust, maar houd niet na den eersten zin op, en zegge hem niet tweemaal. Men kan bijvoorbeeld zeggen: »Mevrouw, ik waag het niet, u een hand te geven; zij is een ijskegel." Van dien ijskegel komt men allicht op iets warmers. Een lange pauze in het gesprek is een goede gelegenheid om afscheid te nemen. Buiten de deur gekomen, leze men nog eens goed het .naambordje, of men wel bij die familie het op [een onbereikbaar hoog voetstuk, terwijl op den grond kruipen als nietswaardige reptielen hun broers, hun mannen en hun vaders... Diep zou ik ze beklagen, die rij reine vrouwen, als geen onder haar de herinnering heeft aan een broer of een vader, wien zij heeft kunnen liefhebben, wien zij ten volle heeft kunnen eerbiedigen: zoo er vrouwen mochten zijn, die dit durven beweren, dan is het zeker een nood lottige voorbeschikking geweest, die ze alleen heeft doen kennis maken met de schelmen en schavuiten der maatschappij, met het uitvaagsel der mannenwereld. En bij een vrouw als George Egerton, wier fijngevoeligheid als artiest, hoog boven velen staat, noem ik het een onverklaarbaar en een ongelukkig verschijnsel, dat zij in haar oordeel over de mannen zoo partijdig zijn kan, zoo kleingeestig geringschattend. Droeve ervaring moet haar hebben verbitterd en de verklaring hiervan moet worden gezocht in de openbaring van haar impulsief temperament, dat spreekt uit al haar werken. In haar is, onbewust wellicht, de behoefte aan genegenheid van en voor een man: het onbeteugelde, het bandelooze van haar artiestennatuur doet haar haar affecties te snel weggeven, maakt haar onberedeneerd in baar keuze. Haar ernstige natuur kan die telkens weerkeerende ontgoochelingen niet ver geten, het reflexbeeld van haar droeve ervaringen blijft helder in haar levendige memorie en geeft er een getrouwen afdruk van in haar werken. Tendenz-romaus en didactische boeken haat ik, maar nog meer afschuw voel ik voor werken van fictie, die de ziel, meer bepaald de vrouwen ziel, brengen in een wanhoopstoestand van niet te bevredigen zoeken, die haar verstand stellen voor vragen, waarvan het antwoord niet te vinden is. Marholm's «rBuch der Frauen", schetsen van Egerton, ontelbare stukken in de moderne vrouwenbladen, maken vele vrouwen levens tot n groot vraagteeken. Gezegd en nog eens gezegd en duizendmaal wordt herhaald, in bedekte en onverholen termen, dat de vrouw moet toegeven aan haar hartstochten, dat de natuur dit eischt, dat zij zelf het wil en de vrije vrouw onzer dagen dit sanctionneert... Maar tien maal duizend keer wordt duidelijk en onbewimpeld er op gewezen, dat alle mannen slecht zijn, dat zij niet in staat zij n de complexe vrouwennatuur te begrijpen en dat geen vrouw, die zich zelve acht, haar genegenheid mag schenken aan een van die diepgezonken wezens! Als antipoden staan die twee beweringen tegenover elkaar, en ze beide na te leven is een raadsel te moeilijk om opgelost te worden door een normaal denkend menschenbrein. In menig hoofd, vooral in jonge hoofden, zullen die beweringen chaotische verwarring brengen, in menig hart neerdrukkende besluiteloosheid wekken. En door al dat onverkwikkelijke en gevaarlijke strijden en klagen in boeken en artikelen ge schreven door vrouwen, wordt vergeten, dat de collectieve naam voor man en voor vrouw is: mensch, en dat alles wat er mooi op aarde is, in de natuur en in de kunst, daar is om het leven van dien mensch rijker, gelukkiger te maken, hetzij het is een man of een vrouw. Mei '98. n Vronw. UllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIinl Mode. Adèle Sandrock. Het narcissenfeest?Hoe veel zinnen ? ? Tentoon stelling van vrouwenarbeid, Kunst en Kunstnijverheid. Bijenteelt. Sproeten. Recept. Mag men de berichten gelooven, dan is er weer eene volledige verandering in het kapsel aanstaande. Het voorhoofd zal over 't geheel met kleine krulletjes bedekt worden ; en daarbij komt de chignon, de haarknoop, achter in den hals. Het zon jammer zijn; de meeste vrouwen staat een hoog kapsel op de kruin het best. De verandering is te wijten aan het nieuwe hoedenmodel, dat een by'na plotseling succes heeft. Het is de hoed waarvan de bol om de kruin past, en de rand, hoog opgeslagen, als een stralenkrans het gezicht omgeeft. Die hoed heeft, bij de opening van den salon, beslist de zege behaald; tusschen den vernissage en de sportplechtigheid die kort geleden dezelfde wereld in hetzelfde gebouw vereenigde, schijnt meer dan een seizoen te liggen, zoo is de richting der mode veranderd. Behalve deze aureolen of heiligenglories is ook het tegenovergestelde in gunst, de rand het voorhoofd geheel beschaduwend. De bloemen op den hoed zy'n afgeschaft. Er is weer een neiging om de toiletten geheel in dezelfde kleur te nemen; ook hoed, entout-cas, en verschillende kleinigheden erbij; de schoenen en handschoenen ook in de kleur iiiiiiiiMiiiiuwin bezoek gebracht heeft voor wie de beleefdheid bestemd was. II. Toebereidselen toof tien gast. Alvorens uit te gaan, kijke men in den spiegel en lette vooral op het hoofdhaar, als dat voor radig is. Men late zich niet door slecht begrepen zuinigheid verleiden om op wat pomade te zien, want niets is zoo afschuwwekkend, als een ruig hoofd. Onmiddellijk voor het vertrek neemt men een schoonen zakdoek. Ook op de handschoenen moet men letten. Men trekt ze pas op de stoep aan, en doet ze weer uit voor de begroeting, want handdrukken zijn niet altoos bevorderlijk voor de helderheid. Dames trekken hun hand schoenen pas uit op uitnoodiging. Waar knoopen mankeeren aan het costuum, verhelpt men dat met spelden; dat noemt men dan gekleed zijn a quatre pingles. Zoo voor bereid kan men dan op weg gaan. Voor de huisdeur aangekomen, lette men nog even op zich zelf, strijkt zijn haar glad, vege met zijn roksmouw over zijn hoed en met zijn zakdoek over zijn schoenen en neus, kijke op zijn horloge en trekke welgemoed aan de bel. Wordt de deur door een aardig dienstmeisje geopend, dan mag men een grapje maken, wordt zij door de vrouw of dochter des huizes geopend, dan niet. Voor de conversatie is het moeielijk vaste voor schriften te geven. Met jonge meisjes begint men het best: »Hebt u al veel meegemaakt?" Met oudere dames spreekt men in 't geheel niet. Waarvoor ook ? Overigens is het heel voordeelig bij het binnen komen een geestige witz klaar te hebben. Men gaat daartoe onderweg even een cafébinnen en neust even in de Fliegende Bldtter Heel nuttig in zulk een geval is een notitieboekje met de pointes van een aantal aardigheden. Men gaat dan van tijd tot tijd even in een hoek van de kamer, leest een paar woorden en komt met een vroolijk onbevangen gezicht terug. Alleen getint. Van de parasols wordt veel werk ge- | maakt; men omgeeft ze met ruikers en bouillonnës in crêpe de chine en andere wolkachtige stoffen ; vooral voert men witte mousse line de soie parasols met ingerimpeldgekleurde mousseline voering, rose, matblauw, goudgeel; ook bedekt men ze met schilderwerk, incrustatiea van kant, entredeux en borduursels. Aan de dunne stoffen zou men zeggen dat een warme zomer verwacht wordt, het is alles a jour, tamine, grenadine, til de la Vierge, voile, ook gaas, neteldoek en barège; alleen de transparante tafvoeringen geven er wat soliditeit aan. * * * De beroemde actrice van het Weener Burg theater Adèle Sandrock vervult nu gastrollen in het Goethe-Theater te Berly'n; zij is be gonnen met de «Francillon" van Dumas, voor een «uitverkocht huis", en met bloemen en byval overladen. »Als men weet dat Adèle Sandrock een geboren Hollandsche is, meent men, dat altoos geweten te hebben; zij is geheel het type van Rembrandts blondines," schrijft het Tageblatt. «Hare taal is een volkomen dialectvry Duitsch. Zij heeft hare opleiding van Berlijnsche kun stenaressen ontvangen, maar eerst te Weenen heeft men haar «ontdekt"; toch was de ont vangst, alsof zij naar oude vrienden terugkeerde." Adèle Sandrock is ook schrijfster. Zij heeft in de Wiener Rundschau onder anderen een interessant opstel gehad over «vrouwelijke regisseurs", dat gezonde denkbeelden bevat. »Het samenwerken van mannen en vrouwen in n beroep heeft nergens tot zulk een gelykheid van rechten geleid als by' het tooneel," zegt zy. »In de tooneelspeelkunst heeft de man geen voorrang. Des te zonderlinger is het, dat juist daar aan de vrouw tot nog toe die bezigheden onthouden zijn, welke in het gewone levenj uist tot haar werkkring behooren." In een huishouden toch is het arrangement van de kamers, het schikken der tafel, het groepeeren voor een soiree de taak der vrouw, bij het tooneel wordt al dit inrichtingswerk aan den regisseur overgelatan. Ook andere plichten, toezien, op kleinigheden letten, alles in orde houden, zijn veel meer vrouwelijk ; het is bekend dat vrouwen beter haar rollen leeren dan mannen en nauwkeuriger de mise-en-scène volgen. Toch zou het vervangen van een regisseur door een regisseuse misschien niet aan te raden zy'n, wel echter samenwerking; ook al omdat, wat het opvatten der rollen be treft, in het begrijpen van vrouwelijke karakters allicht vrouwelijke hulp dienstig kan zijn. Adèle Sandroek heeft bij hare gastreizen altoos zelve de regie waargenomen en is daar over zeer tevreden. Te Berlyn zal Nuscha Butze ook zelve als regisseuse optreden. Er zy'n trouwens veel voorbeelden van vrouwen als directrice en regisseuse; men weet dat Sarah Bernhardt ook sinds jaren het oppertoezicht heeft over het ineenzetten der stukken voor haar theaters. * Te Montreux is met ttr.oot succes een bekoorly'k feest gevierd, h*i nurcissenfeest. Het had een paar dagen geregend, maar op den dag zelf was het heerlijk lenteweer; op de bergen was versche sneeuw gevallen, het dal was groen, het meer blauw; de stoombooten kwamen van alle richtingen over het meer gasten aanbrengen, de stralend witte Dents du Midi spiegelden in het blauwe water. Het feest werd ingeleid door een allegorisch ballet; mannen en vrouwen in bruine pijen stelden den winter voor; dan kwamen de in tochten van vreemdelingen : Engelscben, Rus sen, Duitschers; vervolgens traden de bloemen van het zuiden op, bouquetières uit Nizza, uit Genua, in verschillende landely'ke costumen. Plotseling komen de boden van het voorjaar aangefladderd: zwaluwen op velocipèdes van uit de verte op het feestterrein aanscherend ; eindelijk het lenteballet: een dans van kin deren, met viooltjes en primulae veris getooid. Een intermezzo beduidt dan een korten terugkeer van den winter, wolken, golven en meeuwen jonge meisjes in gry'ze en meeuwblauwe costumen zij wijken voor den in tocht van prins Narcissus. Alle lentebloesems vormen zy'n hofstoet; de narcissen dansen voor de meisjes uit Montreux, en halen eindelijk de zegekar van Phoebus Apollo zelven in, den zonnegod, in gouden mantel en gouden harnas, met de stralende zon boven het hoofd. Tot hem wenden zich meisjes, knapen en kinderen, al de bloemen, de bijen en zwaluwen en vlin ders, en met een «hymne au soleil" eindigt het eerste deel van het feest. Het tweede deel vormt de optocht der bloemoet men oppassen, dan niet juist een aardig heid te gaan vertellen, die bij nader inzien enkel voor de heeren bestemd was, of omge keerd. Na het souper is dat zoo erg niet; als de dames het dau wat erg vinden zeggen ze het wel, en zelfs dit is niet altoos een bewijs dat men moet eindigen. III. Wenken voor dames. Behoort de gast tot het vrouwelijk geslacht, dan dient de kleeding in overeenstemming met den avond gekozen te worden. Wordt achterna gedanst dan trekt men vooraf een gedecolle teerde japon aan; de laagte van het décollet richt zich naar het aantal gasten. Voelt een jonge dame dat zij de belangstelling van een heer heeft gaande gemaakt, en welk vrouwelijk gemoed heeft daarvoor niet de fijnste opmerkingsgave, dan zorge zij, zonder de natuur geweld aan te doen, door open- en toekleppen vau de oogleden, verschuiving van de oogappels, guitig opkrullen der lippen en kuiltjes trekken in de wangen, hel eenmaal opgewekte welgevallen te verlioogen. Aan tafel mag zij den heer toestaan een bloem uit haar menubouquet te nemen en moet dan naief vragen: «Wat wilt u daarmee doen ?" De heer antwoordt dan: »Die bloem zal dezen nacht op mijn hart rusten." Daarop bloost zij, maar niet al te erg. Wat den heer betreft, bemerkt hij, dat hij op de buurvrouw een zekeren indruk gemaakt heeft, en is haar vermogenstoestand van dien aard, dat hij niet zonder haar leven kan, dan offere hij nog een uurtje op en blijve dicht in de buurt vau zijn ideaal. De Eagelschen hebben hiervoor het karakteristieke woord flirt uitgevonden. De heer tracht nu ziju ernstige bedoelingen door welsprekende blikken uit te drukken; zelfs een lichte zucht heeft in dezen toestand niets onmannelijks. Dan neme men een aanloop, grijpt de hand van de jonge dame en fluistert haar vlug deze oorspronkelijke woorden in het menwagens en rytuigen; eene jury moet den prijs toewyzen, de meeste acteurs van het eerste tableau vinden op of naast de wagens hun plaats. Het was een prachtige stoet. Op den gouden zonnewagen volgt er een diep blauwe, met duizenden gentianen, daarboven van de Alpen, gevuld; roode papavers, paarse seringen, witte seringen, geven ieder hun kleur en hun naam aan een wagen; er zijn ook rijtuigen met de gele Maréchal-Niel-rozen, met anjelieren, met de boterbloem der Alpen. De bijen hebben een wagen als een bijenkorf, de pers, de hotels hebben hun wagens, het huis Suchard heeft een hoorn van overvloed van narcissen, waaruit duizende pakjes choco lade en reclameplaatjes gestrooid worden. Het derde deel is de ba taille de fleurs, con fetti, serpentines, bloemen vliegen tusschen de rijtuigen en de tribunes heen en weer, tot de stoombooten weer de gasten meenemen naar Genève, naar Ouchy, Lausanne en de kleine plaatsen aan het meer, en met hen een groot deel van de vroolykheid van het aardige Montreux. * * * Hoeveel zinnen heeft de mensch ? Het klassieke vy'ftal sehy'nt aardig onjuist te zyn. Aan den eenen kant wordt er door leeken bijgevoegd het gevoel van honger, dorst, wel lust, verschillende pijnen en zenuwaandoe ningen, walging, die toch met eigenlijk «voelen" niet veel meer te maken hebben dan met hooren, zien, ruiken en proeven; aan den anderen kant spreken spiritisten, mystieken, bijgeloovigen nog van allerlei sfeer-impressies, voorgevoelens, magnetische en biologische aan doeningen, die geheel buiten het oude vyftal vallen. Eindelijk heeft de positieve weten schap nu al bij de visschen een zesden zin ontdekt; en bij den mensch en de hoogere dieren is er ontwijfelbaar nog minstens n extra natespeuren. Deze zesde zin is de statische zin en het zintuig ervan ligt in de buurt van de gehoor organen. Die zin brengt de gewaarwordingen van beweging, draaiing en versnelling tot ons bewustzijn; hij helpt ons in het behouden van ons evenwicht. Een kind heeft veel moeite om door oefening zijne bewegingen met dat evenwichtgevoel in overeenstemming te houden; bij turners, zwemmers, dansers, schaatsenrijders, wielrijders en koorddansers is het niet enkel oefening en berekening, die tot vaardigheid leiden; by' dronken menschen, by flauwvallenden doet het ophouden van het bewustzijn terstond het evenwicht verlie zen. Duikt een normaal mensch in het water, hij weet toch of hij aan de oppervlakte of bij de grond is; loopt hij in donker, bij weet toch of hij rechtuit gaat. Daarentegen : voor duizeligheid, voor pleinvrees, voor het gevoel van achteruitrijden, moet ook een oorzaak be staan, die onder de gewone vijf zinnen niet te classificeeren is. Dit wordt bevestigd door het verschijnsel dat vele geboren doofstommen onvatbaar zijn voor duizeligheid, dat zij zich in donker angstig gevoelen, en ouder water geheel het gevoel van hun positie missen. Zij kunnen niet op n been staan of met gesloten oogen recht loopen. Het waarnemen van deze verschijnselen heeft geleid tot het onderzoek van de tallooze deeltjes waaruit het oor bestaat, oorschelp, gehoorgang, trommelvlies, maar ook gehoorbeentjes, aambeeld, hamer, stijgbeugel slak, voorhof, booggangen en oorsteenen. Van deze laatste deelen scheen het gebruik niet geheel bewijsbaar en men is gaan vragen of ze niet tot iets anders dienden. Bij duiven, die het evenwicht verloren en inplaats van omhoog te vliegen in een kring bleven draaien, merkte men gebrekkige booggangen op; visschen, wie men de oorsteenen had weggenomen, maakten geen bezwaar om het onderste boven te zwemmen. Men heeft toen opgemerkt dat de booggangen, met eene vloeistof gevuld, hun ligging hebben naar de drie dimensies der ruimte, en dat de vloeistof die hen vult, door de beweging van het lichaam volgens de wet der traagheid in beweging gebracht, bij het beginnen en ophou den der beweging, kleine haartjes doet bui gen. De oorsteentjes, ook in vloeistof zwevend, doen iets desgelyks, en deze gecombineerde beweging, in haar verschillen, brengt de censatie der beweging tot bewustzijn en maakt den «statisehen zin" uit. Het ly'dt geen twijfel of hierin, zooals in zoovele andere opzichten, ia voor de toekomst nog menige ontdekking bewaard. oor: »Dit is de schoonste avond mijns levens." Het is de plicht der moeders deze voor vallen op behoorlijken afstand in het oog te houden en op het verlangde oogenblik er bij te komen. Hoeveel gelukkige echtferbonden zijn niet reeds door schroomvalligheid van den eenen kant of verzuim van den anderen verhinderd geworden. IV. De jour. Hier valt het eigenlijke inviteeren weg; aan oppervlakkige kennissen stuurt men kaarten waarop aan een hoekje staat: om den anderen Maandag, den eersten Woensdag van de maand, of zoo iets. Wie zich wil of moet beperken, schrijft bv. om den anderen Paaschmaandag. Dan zorge men voor een aantal zitmeubels en bestrijkt alles rijkelijk met kaviaar; sandwiches en kokende thee toch is het meest gezochte bij die bijeenkomsten. Goede Russische thee verdraagt wel driemaal opschenken; het gebruik wil ook, dat men door het slapper worden van de thee aan de gasten op kiesche wijze het eind dezer gezellige bijeen komsten doet voorgevoelen. De heer des huizes, die goed geluimd moet zijn, lette op goede wijnen; bij bijzondere gelegenheden diene men ook zoogenaamde champagne. Een of twee flesschen zijn voldoende; door het afschieten van een kinderpistooltje in de naaste kamer verhoogt men de illusie, zelfs geoefende wijnkenners kunnen dit van echte champagne niet onderscheiden. V. Aan tafel. Gesprekken over ziekten en vooral over chirur gische operaties behooren vermeden te worden. Ook kritiseere men niet al te luid de spijzen, en beschouwe als ongepast het innemen van natron, pillen, en andere geneesmiddelen. Over de pitten van compote en dergelijke is men het niet eens; maar daar dit gerecht nogal achteraan Verschenen is een uiterst duidelijke platte grond van de aanstaande Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, met volledige opgave van de namen van al de dames, leden van commissiën. Op de achterzijde van het plan vindt men nog tal van andere nuttige inlichtingen. Er zijn 25000 exemplaren van gedrukt: de opbrengst van deze, £ 10 ets, is al dadelijk een bate; maar in de winkels waar het plan verkocht wordt, neemt men ook bijdragen voor het Tentoonstellingsfonds aan. * *? * Het bestuur van de vereeniging ter bevor dering van kunst en kunstnijverheid, te Am sterdam, heeft een tentoonstelling georganiseerd van werken, in vry'en ty'd vervaardigd door hare leden; zy zal gehouden worden van l?8 Juni a.s., in 't Stedelijk Museum (MuseumSuasso), dagelijks geopend van 10?4 uur, met kosteloozen toegang voor het publiek. *** Naar aanleiding van eene onlangs ingekomen aanvraag is op te merken, dat in Duitschland verschillende scholen voor byenteelt bestaan. Vermaard is de Imkerei-schule of Bienenwirthschaft van Rudolf Dathe, te Eystrup in Hanover, waar reeds vele vrouwen tot by'enteelsters zijn gevormd. De cursussen hebben plaats in Juni en Juli, zy' duren 2 a 4 weken; honorarium 20 Mark; kost en inwoning desverkiezende in het huis van den bijenmeester. 2.25 Mark daags. Een andere school, speciaal voor dames, is die van den heer Roth, te Eberbach aan den Neckar; de cursus duurt daar 10 dagen, maar men werkt er 7 k 8 uur daags. Deze school geeft ook diploma's. Boeken over byenteelt zyn: Der praktische Imker, door Gravenhorst, uitg. C. A. Schwetschke und Sohn, Berlin; en Lehrbuch der Bienenzucht, door R. Dathe te Eystrup. Daar kan men ook alle werktuigen koopen. * * * Sproeten. De zomer komt weer en brengt voor velen zomersproeten, vlekken en ruwheid der huid mee. Een bezwaar tegen alle mid delen is, dat bijna alles wat de huid zachter maakt, haar ook gevoeliger maakt, Wassching met boorwater wordt aanbevolen; drie of vier minuten laten drogen en dan gewoon afwasschen. Een ander middel is, vóórdat men in de lucht gaat, met wat eiwit en rozewater bestrijken; een oud huismiddel is vóór het naar bed gaan met citroensap, of karnemelk of komkommersap wasschen en eerst den volgenden morgen afwasschen. * * * Viooltjes-pa te. Het maken van vruchtenpates of pfites met een bloemenparfum is niet zulk een buitengewoon werk als men zou meenen. Dat de suikerbakkers ze meest uit fabrieken laten komen, is vooral omdat het bewaren en inpakken veel zorg vereischt, en de fabrieken aan de piltes meestal een behagelijker vorm geven, dan uit de hand ver kregen wordt, Voor viooltjes-püte zoekt men een half pond bloemblaadjes van paarse violen uit, zoo dat er geen groen aan zit, wrijft ze met eenige druppels citroensap goed fijn, perst ze door een haarzeef en mengt er een half pond wit appelmoes by, stoot anderhalf pond broodsuiker fijn roert dat langzamerhand er onder. en laat alles in een tinnen ketel (geen koperen, voor de paarse kleur der violen) eens opkoken. Dan heeft men kleine ronde of langwerpige bakjes, van gewoon papier gevouwen, meteen rand, die l centimeter opstaat; deze giet men vol met pate en laat ze een nacht in den warmen oven staan; den volgenden dag be vochtigt men het papier met een natte spons en scheurt het er af, legt de koekjes in een kistje tusschen papier, en bewaart ze op een drooge plaats. Andere piltes zyn eenvoudiger. Voor citroenpdte wry'ft men op 2 pond suiker 4 citroenen af, kookt ze tot den graad a la plume en vult de vormpjes als boven. Voor cliinaasappelpiïte wry'ft men een chinaasappel af voor elk pond suiker en kookt deze met oranjebloesemwater. Voor abrikozenpate kookt men eerst de vruch ten en neemt een derde appelmoes; voor frambozenpdte een derde bessenmoes; voor rozenpate en fleur d'oranger-pate gebruikt men het rozenwater en de oranjebloesemessence, die men in de apotheek haalt. Voor koffiepate moet men eerst sterke koflie zetten; voor vanillepdte de vanille klein sny'den, in water koken en filtreeren. E-e. iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin komt, kan men best die paar pitten verborgen bij zich houden; kleinere slikt men maar in. Heeft men geleien, sausen ca dergelijke over de japon van zijn. buurvrouw gemorst, dan moet men er een goedgelukte aardigheid op maken eii zoo de lachers op zijn zijde krijgen. Glijdt het servet van de knieën, dan vermijde men al te haastig daarnaar te bukken, daar hierdoor dames, vooral van ondervinding, allicht verschrikt kunnen worden. Men trachtte veeleer, het met de punt vau zijn laars onder tafel ergens anders heen te krijgen, ofschoon ook dit bedrijf vol voetangels en klemmen is en allicht tot mis verstand aanleiding kan geven. Bij het eten mag men het mes niet in dea mond steken; liet mocht eens gaan roesten. Een zekere matigheid aan den disch is een vereischte van den goeden toon. Men late zich niet door de overweging dat het niets kost, verleiden dan meer te eten dan men verdragen kan ; dokter en apotheker kosten later meer dan men op die manier proiïteert. Vooral ook de goede wijnen van den gastheer moet men weer staan ; begint men ze te voelen, dan drinkt men niet meer, maar waehte rustig tot de tafel ge indigd is. Dan zet men zijn dame in de audere kamer neer, steekt wat sigaren in zijn zak en neemt op hartelijke wijze van gastheer eu gast vrouw afscheid; tot de gastvrouw zegt men gewoonlijk: »u was de koningin van het feest." In de voorkamer overtuige men zich of het iutusschen ook is gaan regenen, zoekt dan een paar overschoenen en een paraplu, uit en stuurt die den volgenden dag met een beleefd briefje terug. Dit zijn maar een paar korte bijdragen voor de handleiding; Gedraag u fatsoenlijk." Maar wie ze in acht neemt, zal zeker overal open deureu vinden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl