Historisch Archief 1877-1940
l
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
No. 10&2
(The Journal.)
Zijne Helsche Majesteit: «Kan je geen kofen krijgen ?
, als je b\j mij terecht komt, vindt je brandstof genoeg."
Büfle clairyoyante.
(Simplicissimus )
»Ik zie in het Westen . .. twee grimmige vijanden .. .
strijdend ... in een zee van bloed ... nog zie ik niet...
wiens hoofd de lauwer der overwinning zal sieren.. .
doch duidelijk zie ik... dat wie ook overwint... een
telegram uit Berlijn zal krijgen .'"
Eene bistorisclie Waiziile,
OF
De Ainerilaansclie intemewer liii Bismarcl
(Forain in den Figaro.)
BISMAWK: t.l'n' oorlo? is ongerechtvaardigd. Maar er is
nog eene gerechtigheid, Si r '.'.''
Buste van Nic. Beets.
De buste van Nicolaas Baets, deor diens
zoon CornelU vervaardigd, is onder de schatten
van bet Rijksmuseum te Amsterdam ingelijfd,
en heeft in de buurt van de vermaarde col
lectie Van der Hoop hare plaats gevoaden.
Verwonderlijk mag het genoemd worden,
dat men den grooten auteur niet op deze
wyze vereeuwigde voor ongeveer veertig jaren,
toen hy Dog in de kracht van z\jn leven was,
en menigeen gaarne een straatje omliep ten
einde den blik van dat guitige (geestige) oog
te ontmoeten.
En zoude in onzen tyd, nu meer belang
stelling als voorheen in de beeldende kunst
bestaat, het niet waardiger geweest zyn, Beet's
buste te laten creëeren door een kunstenaar,
die bewezen heeft het moeielyke portretyak te
beheerschen ? Ongetwijfeld, en zoo behoort
het nieuwe stuk beeldhouwwerk onder de
zwakkere bezittingen der verzameling.
Het ontstond in 1894; bekijkt men het ge
laat en face is de weergegwvene uitdrukking
ni*t zonder verdienste. Vervolgt men echter
den schedel naar achteren, en beziet men het
boord, dat de nek omsluit, en de deelen van
schouders en borst, zoo is de indruk onbe
vredigend, daar de vertolking dezer genoemde
deelen niets artistieks hebben,
Vergeten mag men niet, dat de schepper van
de Beets-buste predikant is te Arnhem en dus
dilettant in het vak, en voor een niet rjjp
kunstenaar kan het werk zeer goed genoemd
worden. Want hfit portretvak is het moeielijkste
deel der beeldende kunst, en hij die met de
teekenstiff, of' met het penceel, of met den
beitel een beeltenis pittig, intiem boeiend als
geheel en in. alle onderdeelen creëert, moet
steeds als een kunstenoar van ongewone gaven
beschouwd worden. In het schildervak
beheerscht dit onze groote jwintre dts ombres et
des doit.leurs, in het teekenvak Jan Veth en in
de plastieke kunst is mij niemand in Nederland
bekend die Bart v. Hove overtreft.
J. H. S.
Eten en drinken in Amsterdam, door
JANTJE VAN LEIJDEN. Amsterdam,
Schalekamp, Van de Grampel en Bakker.
Het is onbegrijpelijk floe de auteur, zonder
een ongeneeslijke indigestie op te loopen, al
het eten en drinken dat in zijn boek beschreven
wordt heeft kunnen verorberen. Maar hu
schijnt er zich goed bjj te hebben bevonden,
want zyn portret in de voorrede ziet er zeer
welgedaan uit. 't Is een leuk reclameboek
dat zich aangenaam laat lezen, vooral door
liefhebbers van goed eten en drinken en
pleiziermaken. v. M.
De Stoomvaart-Maatsehappy »Zeeland" heeft
weer hare handige reisgidsen doen verschijnen,
die denreizigers langsde
Vlissingen-QueenboroRoute alle mogelijke inlichtingen geven over
deze zeer gewaardeerde lijn en over hare aan
sluitingen in Engeland en op het Continent.
De reisgidsen zijn in drie talen Engelsen,
Fransen of Duitsch bij de Maatschappij
gratis verkrijgbaar.
NIEUWE UITGAVEN.
De Dweper, roman VAN HAI.L GAINE, vertaald
j door HERMISA. Amsterdam, L. J. Veen.
Een Nestje, uit het Italiaansch van NEEHA,
door dr. P. EPKEMA, H. J. van de Garde en
Co. Zalt-Bommel.
Ocer den Alcohol en Zijne Werking, door
F. U. SCUJIIDT. J. Kuiken Jzn. St. Anna
Parochie.
Verslag der Vereniging tot Opvoeding van
half-verweesde, verwaarloosde of verlaten kin
deren, in het huisgezin. Amsterdam, 1898.
Cotalogut de livres anciens et modernes. rares
et cuntux. 0-uerages d'oecasion etc. C. L. van
Langenhuyzen, Amsterdam.
CAMILLE FLAMAHION. De Wonderen des
Hemels, 2e geheel omgewerkt goedkoepe druk,
door dr. B. C. GOUUSMIT, 12 afi. Thieme &
Co., Zutfen.
't Doet me innig leed te zien, hoe je juist een kroeg verlaat, Gilles.
Nou joffronw, 'n mensch kan d'r niet eeuwig blijven zitten.
BOEKAANKONDIGING.
De seuen wjjse mannen van Romen".
Bij de Erven F. Bohn te Haarlem is
verschenen een herdruk naar een incunabel
van 't jaar 14T9 inhoudende »die hystorie van
de seuen wijse mannen van Romen", met een
los daaraan toegevoegden apparatus criticus,
het geheel als academisch proefschrift van
den heer A. J. Botermans. Dr. Botermans
heeft met de uitgave van dit oude volksboek
een goed werk gedaan. Niet alleen is de
historie zelve overwaard om in onze dagen
nog eens gelezen te worden, maar ook de
wijze van uitgaaf, maakt dit boekje in hooge
mate belangrijk voor ieder, die eens kennis
wil maken met een buitengewoon fraa'e
navolgirg van oude boekdrukkunst. Bijzondere
omstandigheden hebben medegewerkt om dezen
herdruk zoo wel te doen slagen. De firma
Joh. Enschedéen Zonen te Haarlem is n.l.
in 't bezit van de matrijzen van een lettertype
dat tusschen 1470 en 1480 moet gesneden
zijn. In de XVIe Eeuw was dit type heel
veel in gebruik, doch het verdween allengs
en, gel\jk dr. B. in zijn voorwoord zegt, zijn
deze matrijzen, voor zooverre bekend is, nige
overblijfselen van het lettergietersbedrijf in de
XVe Eeuw hier te lande. Toevallig komt dit
type eenigszinó o rei "en met dat waarmede de
oudst bekende tekst op de bibliotheek te
Götüngen, in 1479 te Gouda bij Gerard Leen
is gedrukt. Een nieuw afgietsel van deze
matrijzen is voor de uitgave gebruikt, terwijl
ook het papier afzonderlijk naar dat van den
incunabel is vervaardigd. Zoodoende mocht
dr. B. er in slagen het origineel met zijn
reproductie zeer nabij te komen. Een paar
aardige houtgravures ontleend aan een Haagsch
exemplaar zijn achter den tekst opganomeu,
terwijl de ontbrekende Waden aan een anderen
druk van 1480 zijn ontleend.
De firma Enschedéheeft hiermede een fraai
stuk drukwerk geleverd.
De historie zelve, of liever deze verzameling
van Mstoiiën, vroeger over gansch Europa
verspreid, lag thans, evenals die van de meeste
volk-boeken niet order ieders bereik. Wel
vindt men dezelfde verhalen in bet
middelnederl. gedicht »van den VII vroeden van
binnen K ,me", uitgegeven door K. Stallaert,
doch middel-nederl. verzen zijn over 't alge
meen zoo erg smakelijk niet om te lezen en
bovendien is deze uitgave verre van nauwkeurig
te noemen.
liet is hier de plaats niet om over het
kritisch apparaat, de eigenlijke dissertatie uit
te weidon. Velen die zich met lezen alleen
niet tevreden ste.üen, maar tekst en geschie
denis van dit volksboek ook willen bastutleeren,
kan ik dit proefschrift warm aanbevelen.
Moge hot voorbeeld van dr. IJ. door anderen
gevolgd worden. Er is in de schat onzer
volksboeken nog heel wat te vinden en ze
zijn Let zeker waard. T.
Ili-niitni'.f <?<:>/e -cercin, door A, J. VAX
l!i.i!-: en E. C. llorn»i.T. Amsteruarn,
Allert de Lange.
Het gei re -Mairyat" is nog steeds gezocht
\i\j oiixo Ihdlandseheknapen, on geen wonder!
Kike leesgrage jongen van tien tot vijftien
j:i!ir, die eezond en frisch is r.aar lichaam en
geest, voelt zien getrokken tot de zee, tot
hare gevaren en avonturen, en waar hij dio
op lioi'ieiule wijze door een bekwame pfiri
ziet weergegeven, daar geniet hij ten volle,
alsof hij die avonturen zelf médoorleefde.
De auteurs van >llerman's eerste zeereis"
hebben hun dankbaar historisch onderwerp
»0e avontuurlijke reis van den kapitein
1'iontekoe". die' in den jare lUls met den
Oostinjevaarder De Nicnir-lloorn naar ,lavu
uifzeildc. op zér onderhoudende, [lastische
wijze behandeld, en niet spanning volgen wij
den wakkeren schipper en zijn kajuilsjongen
op du rampspoedige reis, waarvan ze gelukkig
behouden en wel terug komen.
We twijfelen dan ook niet aan het succes
van bet werkjf, dat bovendien duidelijk gedrukt
is en verlucht werd door verdienstelijke plaatjes.
ME.VA.
])c Miifsnrenes, '2 deelen., door Ouin.v.
Haarlem, E. Bohn.
Dit uit het Engelsen vertaalde werk, dat
voor eeiiigen tijd in het Handelsblad als feuil
leton verscheen, laat zich zeer aangenaam
lezen. De vertaling is vloeiend, de sproektoon
natuurlijk weergegeven, terwijl de inhoud tot
het einde blijft boeien. Niet zonder sarcasme
schildert Ouida het leven der Engelsche
aristocratie, waarvan het meerendeel maar al
te gaarne den trotschen rug buigt voor schat
rijke parvenu's, als de ouders van Katberine
Massarece. v. M.
Gladstone's eerste kiezer.
De eerste kiezer, die Gladstone's naam op
een stembriefje heeft geschreven, behoort nog
tot de levenden. Een te Londen verschijnend
blad heeft zijn portret gepubliceerd. Da
bedoelde persoon, zekere heer Cooper, geeft
de volgende bewijzen voor zijne eigenaardige
aanspraken. »Er waren te A'ewark, in September
113:2, vier stembureaus. Ik was een ijverig
conservatief en wachtte in grootte spanning
voor het stadhuis het oogenblik af waarop de
stemming zou beginnen, want ik wilde de
eerste zy'n, die zijn stem uitbracht. En dat
ik feitelijk als eerste voor Gladstone stemde,
is buiten twijfel, daar de stemming in mijn
stembureau bij vergissing vier minuten vóór
den bepaalden tijd begon. Ik had dus reeds
mijne stem uitgebracht, toen de andere bureaux
werden geopend/'
Er moeten te Xewark nog een dozijn oude
heeren zijn, die in 183"2 op den toenmaals
'24-jarigen Gladstone hebben gestemd. Ofschoon
de grijze staatsman zijn conservatisme reeds
sedert lange jaren heefc afgezworen, hield
bij die politieke vrienden uit zijn eerste periode
steeds in eere. Een paar jaren geleden zond
Lij elk hunner, als bewijs van zijn dankbaar
heid, een groote plumpudding. Men mag dus
aannemen, dat deze »eerste kiezers" zich op
hun hoogen leeftijd nog in 't bezit van een
exstra gezonde en sterke maag verheugen.
De TDorlaalste leeuwin,
Niinr /tri Fmiifrli
van REM'; BA/IX.
Zooals men weet, bestaat er een vereeniging
tot bescherming van wilde olifanten. Ik ben
geen werkend lid van die vereenigiug, zelfs geen
eerelid; maar ik wil er daarom toch niet den
draak mte steken. Jk wil zelfs niet eens vragen,
met welke middelen zij haar doel tracht te be
reiken in een land, waar de veldwachters niet
overvloedig zijn eu waar de processen-verbaal
waarschijnlijk niet, veel zullen uitwerken. Inte
gendeel, liet verwondert mij, dat vooruitziende
geesten, zooals de koloniale specialiteiten zijn,
die tegenwoordig op alie deelen van ons grond
gebied opduiken, er nog tiict aan gedacht
hehben den //koning der dieren" evenzeer te be
schermen als den belangwtkkenden dikhuid.
Welk een wankelend koningschap! Bedenk u
eens goed: kent gij iemaul, die eeu leeuw
gedood of zelfs maar gezien beeft, niet een leeuw
van wie weet waar, een :iamaaksel of een leeuw
op kleine schaal, maar een leeuw van de echte
soort, een van die wflke );ct noorden van Afrika
bewoonden, en waarvan de vertooners in de
menygerii en ons iu onze kindsheid vertelden:
//Dit dier is het meest verschrikkelijke van de
schepping. Niets haalt bij zijne majesteit. Zijn
gebrul vervult de Sa!:ar;i, waar hij ah lieer en
mefs'er rondwandelt, /ij n kraeht is zoo groot,
dat hij eeu rund bij de lendenen pakken eu
daarmede over de hoogste iiekken en lieggen
springen kan, met even veel gemak alsof hij eeu
konijntje in den bek had.1'
Ik heb een aantal uit Aigitrs teruggekeerde
ollicicresi, cu versc-ieideu geograplieu, die iu de
wouden van liet Atlas-gebergte l'a;hieu ge
kampeerd, over dat., onderwerp oudei vraagd, en
de im-usten hebben mij ten autwoovd gegeven:
,/Nooit," l'Jiki'U'ii liebbe.'i ge/egii: Op een
avond hoorde ik in de ven e een dof gebrul;
de Arabieren, die bij ons waicn, ver.-tijfden van
schnk, en fluisterden: /,Sidi! De metsier'." en
den volgenden morgen vond ik het spoor van
een leeuw op nog geen Kilometer alVtancls van
den t/r,"/r." Ken enkele deed r>ij een verhaal
over een toevallige out moei ing -'.iet een
A!;:crijnsehe leeuwin, en de bescheiden)»- d, waar
mede hij zijn avontuur vertelde, ;'--?r>.'".t,!T1 ila.t
ik geen oogeublik aan de, wa.iriieia erv.-.a
twijfelde.
Het was een oude officier van gezondheid,
die van zijn pensioen leefde in eeu stadje in
Champagne. Achter zijn neergelaten
zonuebündeti, waardoor het dansende licht-en-schaduw
vr,n een on/.ichtbarcn tui» schemerde, gezeten
achter een glas bier niet losgeknoopt vest,
de wenkbrauwen gefronst door het wakker
roepen van die oude emoties, vertelde hij
mij het volgende verhaal dat, hij geheel van
buiten kende, alleen doordat liij het zoo dikwijls
bad verteld:
»Iïet zal zoowat twintig jaar geleden zijn, dat
ik iu garnizoen lag iu de provincie Constautine.
Nu ben ik beelemaal Krijs, rheumatisch en be
zadigd, maar toen had ik den naam van een
behendig eu stoutmoedig jager te zijn, en ik
geloof wel, dat ik dien naam verdiende. Ik heb
geen gebrek gehad aan gevaarlijke avonturen en
ik durf gerust zeggen, dat ik het gevaar altijd
met kalmte en opgewektheid on-der de oogen
heb gezien, behalve n keer. En dien keer was
ik aiet de eesige, die beefd*.
rln het midden van Maart waren wij op eea
keer met ons drieën een officier van de
spahis, een kolonist en ik uitgereden, om,
jacht te maken op de wilde zwijnen, die groote
verwoestingen aanrichtten in eenige gejstvelden
midden iu de bosschen, ongeveer 30 Kilometers
vau ons garnizoen af. Tegen zonsondergang be
reikten wij eene Arabische hoeve, een armzalige
leemen hut en een sta), omringd door vier dichte
cactus-heggen. Wij sprongen van onze paarden
af en wilden naar binuen gaan. L)e paarden ver
zetten zich daartegen, en wij moesten ze slaan,
om ie den ingang door te krijgen. Zoodra zij
bianen de omheining waren begonnen zij te trillen
en te beven. //Zij ruiken den leeuw", zeide de
Arabier, //tlie vannacht om mijn huis heeft
loopeu dwalen. Het is verkeerd van u, niet
bang voor hem te ziju, hij zal uw paard of
dat van uw vrienden verscheuren. Gij zoudt
beter doen, met terug Ie gaan.".
//Wij hadden te dikwijls ondervindingen op
gedaan omtrent de kwaadwilligheid en de ver
dichte verhalen der Arabieren, om iets anders
te doen, dan de schouders op te halen. De
duisteri.is was ingevallen. Ue maan was op het
punt vau op te komeu. Een kwartier later,
nog lachend over de schrikaacjsgende verhalen
van den Arabier, bereikten wij, met onze jacht
geweren over den schouder, het gerstveld, waar
de wikte zwijnen eiken avond kwamen
fourrageeren. Het was een uitgestrekte open plek in,
het bosch, op een helling gelegen, waarvau
het laagste gedeelte begrensd werd door eea
beek, waarvan de andere oever weer steil iu
de hoogte ging.
»Wij hadden ou omgeveer honderd meter van
elkaar verwijderd op n lijn opgesteld, op
den langen, met kreupelhout begroeiden heuvel,
van waar wij het uitzicht hadden op het
gerstveld. De betk stroomde een paar meter onder
mij en ik rook den scherpen geur vau de
oleanders, die in groote menigte aan den
oever groeiden; manr het gebladerte was
zóódicht, dat ik het water niet kon zien. Gij
kunt u geen denkbeeld vormen van het genot
vau dat eerste in eenzaamheid, stilte en af
wachting doorgebrachte halve uur. Ik herinner
mij 110^ duidelijk, dat ik rijmlooze verzeil
maakte, ja wel, mijnheer, echte verzen ! ik
die zoo weimg dichterlijk gevoel heb tcrwijl
ik keek naar de maan, die groot en rood boven
de boonien opkwam.
,,Op het oogenblik, dat de maan geheel uit
de Leveltu was opgerezen en begon t<3
veibleeken, weerklouk plotseling een gebrul, dat
veel op het loeien van een stier geleek. Htt
kwarn uit het dichte geboomte, waarmee de
verst verwijderde top van den berg aan mijn
recbternand, was begroeid, en dat op het
oogenblik helder verlicht was. Mijn eerste gewaar
wording was eea gevoel vaa spijt: //Dat is een
verdwaalde stier", dacht ik, die onze jacht
giheel zal bederven. Ais hij onzen kant uit
komt, zullen de wilde zwijnen wel wegblijijen'1.
//Maar die illusie duurde nitt lang, en mijn
gevoel van ergernis maakte plaats voor iets anders,
voor eeu gevoel van klemmeuden onrust. Het
geluid, dat Moe langer hoe dichter bij eu boe langer
hce sterker klonk, ging mij door merg eu been, als
het geroffel van vijftig tamboers tegelijk op een
manoeuvre-veld. Het eindigde telkens niet een
machtig gerochel, waarna het bosch leeg en
uitgestorven letk, eu zelfs de bladeren zich
niet meer durfden bewegen. Ik voelde al geeu
twijfel meer. Ik hield mijn adem in, den vinger
aan den trekker vau miju geweer, slechts met
n weiivch bezield, namelijk dat de geduchte
vijand zich zou ersvijderen, en ons den tijd
zou guuueu, de 'ut van den Arabier weer te
bereiken. Ik verbeeldde mij, het dier in de
takken te hooreu litseleu, zelfs aan die zijde?
waar bet onmogelijk kon zijn. En het duurde
niet lang, of ik zag het iu liet volle licht, p
de open p.'ek van het bosch verscheen kalm
en lang/aam eeu leeuwin met hoog opgeheven
kop, uit volle kracht brullende.
Ik gevoelde niet de minste lust om af te
drukken. Ik bukte mij eeu weiuig. De leeuwin
kwam met kleine schreden nader, zonder eeu
oogesiblik van riclitiüg te vtraudereu. /ij ging
driiiktu. Ik was slechts door eenige meters vau
haar gescheiden, tosii de oleauders en het kreupel
hout op de glooiing haar aan mijn blik onttrokken .
Ik hoorde het lichte gedruisch van eeu dier,
dat een sprong neemt eu op de knieeu op deu
grond gaat liggen, en daarna het klappen vau
eeu tong m het water.
Nooit heb ik mij iu het gelid zóó onbewege
lijk gehouden. E,k oogeublik verwachtte ik
den reusacdtigen kop met, deu uog haif
geopeudeu en druipenden miil en de phosp
oruskleurige oogeu uit het kreupelhout aan mijn
voeten te ziea oprijzen JViaar dat, gebeurde
niet. De leeuwin sprong de oeek weer over,
en liep bedaard den oever langs, in de richting
\au miju vriendeu. '/ij moest beurtelings ouder
lu,t bereik vau iuui beide gewertu voorbijgaan,
/ij schoten niet. Het, gebrul verwijderde zicii
langzaam Ka een kwartier hoorde ik een
zaehien kreet aan mijn linkerkant: Hou;
Hou!" tosu nog een, wat verder af. Ik.
antwoordde op deaelfde wijie, ro/t sofi/i/io. W ii
waren precies drie patrijzen, die elkaar achter
deu jagtr toeroepen.
yAIijnheer, toen wij weer bij elkaar waren
in het gersl veld, de clücier, de kolonist en ik,
toen drukten wij elkaar de hand met een harte
lijkheid, waarvau de hcriuueiing mij nog ont
roert.
\\~ij zullen maar weggaan, niet waar'r'" zeidc
de, kolonist. Natuurlijk." antwoordde ik, //onze
jacht, is toch bedorven. \Vc zullen niets meer
vinden."
/onder gedruisch te maken, goed midden in
de open plek, begonnen wij de helling te be
klimmen. Maar wij keken meer achter ons dan
vwr ous. Kii dat was maar goed ook, want wij
hadden de greus van het bosch nog niet bereikt,
of de leeuwin, gewaarjchuwd door deu wind,
verliet het kreupelhout langs den oever en begon
ons te volgen.
'L.'*] was ongeveer zestig schreden van ons af.
Wij bleven stilstaan, zij bleef ook stilstaan.
Wij zetten ODS weer in beweging en zij
volgde ons weer, denzelfdcn afstand bewarende.
\Vij zijn verloren, wanneer zij rnet ons onder
de boomcn komt," zeide de spa/ii, //Het is
beter iu het open veld en iu het volle licht
op haar te schieten.1' v'V'ij draaiden ons om, en
de leeuwin, door het zilveren maanlicht beschenen,
bleef dadelijk onbewegelijk staan, alleen met der,
staart op den grond slaande, en sloeg ons
rustig gade.
*üe officier en de kolonist knielden neer om
beter te kunneu mikken. Ik bleef staan. Als ik
drie zeg, zullen wij gelijktijdig afdrukken," zeide
ik. En op gedempten toon begon ik : Een,
twee ". Op dat oogenblik hief de kolonist zijn
geweer op en fluisterde : //Ik zal mijn schot missen,
ik voe!, dat ik het zal missen."
En ik zie het eind van den loop van mijn
geweer niet," zeide de cüicier.