De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 29 mei pagina 8

29 mei 1898 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

l DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, No. 10&2 (The Journal.) Zijne Helsche Majesteit: «Kan je geen kofen krijgen ? , als je b\j mij terecht komt, vindt je brandstof genoeg." Büfle clairyoyante. (Simplicissimus ) »Ik zie in het Westen . .. twee grimmige vijanden .. . strijdend ... in een zee van bloed ... nog zie ik niet... wiens hoofd de lauwer der overwinning zal sieren.. . doch duidelijk zie ik... dat wie ook overwint... een telegram uit Berlijn zal krijgen .'" Eene bistorisclie Waiziile, OF De Ainerilaansclie intemewer liii Bismarcl (Forain in den Figaro.) BISMAWK: t.l'n' oorlo? is ongerechtvaardigd. Maar er is nog eene gerechtigheid, Si r '.'.'' Buste van Nic. Beets. De buste van Nicolaas Baets, deor diens zoon CornelU vervaardigd, is onder de schatten van bet Rijksmuseum te Amsterdam ingelijfd, en heeft in de buurt van de vermaarde col lectie Van der Hoop hare plaats gevoaden. Verwonderlijk mag het genoemd worden, dat men den grooten auteur niet op deze wyze vereeuwigde voor ongeveer veertig jaren, toen hy Dog in de kracht van z\jn leven was, en menigeen gaarne een straatje omliep ten einde den blik van dat guitige (geestige) oog te ontmoeten. En zoude in onzen tyd, nu meer belang stelling als voorheen in de beeldende kunst bestaat, het niet waardiger geweest zyn, Beet's buste te laten creëeren door een kunstenaar, die bewezen heeft het moeielyke portretyak te beheerschen ? Ongetwijfeld, en zoo behoort het nieuwe stuk beeldhouwwerk onder de zwakkere bezittingen der verzameling. Het ontstond in 1894; bekijkt men het ge laat en face is de weergegwvene uitdrukking ni*t zonder verdienste. Vervolgt men echter den schedel naar achteren, en beziet men het boord, dat de nek omsluit, en de deelen van schouders en borst, zoo is de indruk onbe vredigend, daar de vertolking dezer genoemde deelen niets artistieks hebben, Vergeten mag men niet, dat de schepper van de Beets-buste predikant is te Arnhem en dus dilettant in het vak, en voor een niet rjjp kunstenaar kan het werk zeer goed genoemd worden. Want hfit portretvak is het moeielijkste deel der beeldende kunst, en hij die met de teekenstiff, of' met het penceel, of met den beitel een beeltenis pittig, intiem boeiend als geheel en in. alle onderdeelen creëert, moet steeds als een kunstenoar van ongewone gaven beschouwd worden. In het schildervak beheerscht dit onze groote jwintre dts ombres et des doit.leurs, in het teekenvak Jan Veth en in de plastieke kunst is mij niemand in Nederland bekend die Bart v. Hove overtreft. J. H. S. Eten en drinken in Amsterdam, door JANTJE VAN LEIJDEN. Amsterdam, Schalekamp, Van de Grampel en Bakker. Het is onbegrijpelijk floe de auteur, zonder een ongeneeslijke indigestie op te loopen, al het eten en drinken dat in zijn boek beschreven wordt heeft kunnen verorberen. Maar hu schijnt er zich goed bjj te hebben bevonden, want zyn portret in de voorrede ziet er zeer welgedaan uit. 't Is een leuk reclameboek dat zich aangenaam laat lezen, vooral door liefhebbers van goed eten en drinken en pleiziermaken. v. M. De Stoomvaart-Maatsehappy »Zeeland" heeft weer hare handige reisgidsen doen verschijnen, die denreizigers langsde Vlissingen-QueenboroRoute alle mogelijke inlichtingen geven over deze zeer gewaardeerde lijn en over hare aan sluitingen in Engeland en op het Continent. De reisgidsen zijn in drie talen Engelsen, Fransen of Duitsch bij de Maatschappij gratis verkrijgbaar. NIEUWE UITGAVEN. De Dweper, roman VAN HAI.L GAINE, vertaald j door HERMISA. Amsterdam, L. J. Veen. Een Nestje, uit het Italiaansch van NEEHA, door dr. P. EPKEMA, H. J. van de Garde en Co. Zalt-Bommel. Ocer den Alcohol en Zijne Werking, door F. U. SCUJIIDT. J. Kuiken Jzn. St. Anna Parochie. Verslag der Vereniging tot Opvoeding van half-verweesde, verwaarloosde of verlaten kin deren, in het huisgezin. Amsterdam, 1898. Cotalogut de livres anciens et modernes. rares et cuntux. 0-uerages d'oecasion etc. C. L. van Langenhuyzen, Amsterdam. CAMILLE FLAMAHION. De Wonderen des Hemels, 2e geheel omgewerkt goedkoepe druk, door dr. B. C. GOUUSMIT, 12 afi. Thieme & Co., Zutfen. 't Doet me innig leed te zien, hoe je juist een kroeg verlaat, Gilles. Nou joffronw, 'n mensch kan d'r niet eeuwig blijven zitten. BOEKAANKONDIGING. De seuen wjjse mannen van Romen". Bij de Erven F. Bohn te Haarlem is verschenen een herdruk naar een incunabel van 't jaar 14T9 inhoudende »die hystorie van de seuen wijse mannen van Romen", met een los daaraan toegevoegden apparatus criticus, het geheel als academisch proefschrift van den heer A. J. Botermans. Dr. Botermans heeft met de uitgave van dit oude volksboek een goed werk gedaan. Niet alleen is de historie zelve overwaard om in onze dagen nog eens gelezen te worden, maar ook de wijze van uitgaaf, maakt dit boekje in hooge mate belangrijk voor ieder, die eens kennis wil maken met een buitengewoon fraa'e navolgirg van oude boekdrukkunst. Bijzondere omstandigheden hebben medegewerkt om dezen herdruk zoo wel te doen slagen. De firma Joh. Enschedéen Zonen te Haarlem is n.l. in 't bezit van de matrijzen van een lettertype dat tusschen 1470 en 1480 moet gesneden zijn. In de XVIe Eeuw was dit type heel veel in gebruik, doch het verdween allengs en, gel\jk dr. B. in zijn voorwoord zegt, zijn deze matrijzen, voor zooverre bekend is, nige overblijfselen van het lettergietersbedrijf in de XVe Eeuw hier te lande. Toevallig komt dit type eenigszinó o rei "en met dat waarmede de oudst bekende tekst op de bibliotheek te Götüngen, in 1479 te Gouda bij Gerard Leen is gedrukt. Een nieuw afgietsel van deze matrijzen is voor de uitgave gebruikt, terwijl ook het papier afzonderlijk naar dat van den incunabel is vervaardigd. Zoodoende mocht dr. B. er in slagen het origineel met zijn reproductie zeer nabij te komen. Een paar aardige houtgravures ontleend aan een Haagsch exemplaar zijn achter den tekst opganomeu, terwijl de ontbrekende Waden aan een anderen druk van 1480 zijn ontleend. De firma Enschedéheeft hiermede een fraai stuk drukwerk geleverd. De historie zelve, of liever deze verzameling van Mstoiiën, vroeger over gansch Europa verspreid, lag thans, evenals die van de meeste volk-boeken niet order ieders bereik. Wel vindt men dezelfde verhalen in bet middelnederl. gedicht »van den VII vroeden van binnen K ,me", uitgegeven door K. Stallaert, doch middel-nederl. verzen zijn over 't alge meen zoo erg smakelijk niet om te lezen en bovendien is deze uitgave verre van nauwkeurig te noemen. liet is hier de plaats niet om over het kritisch apparaat, de eigenlijke dissertatie uit te weidon. Velen die zich met lezen alleen niet tevreden ste.üen, maar tekst en geschie denis van dit volksboek ook willen bastutleeren, kan ik dit proefschrift warm aanbevelen. Moge hot voorbeeld van dr. IJ. door anderen gevolgd worden. Er is in de schat onzer volksboeken nog heel wat te vinden en ze zijn Let zeker waard. T. Ili-niitni'.f <?<:>/e -cercin, door A, J. VAX l!i.i!-: en E. C. llorn»i.T. Amsteruarn, Allert de Lange. Het gei re -Mairyat" is nog steeds gezocht \i\j oiixo Ihdlandseheknapen, on geen wonder! Kike leesgrage jongen van tien tot vijftien j:i!ir, die eezond en frisch is r.aar lichaam en geest, voelt zien getrokken tot de zee, tot hare gevaren en avonturen, en waar hij dio op lioi'ieiule wijze door een bekwame pfiri ziet weergegeven, daar geniet hij ten volle, alsof hij die avonturen zelf médoorleefde. De auteurs van >llerman's eerste zeereis" hebben hun dankbaar historisch onderwerp »0e avontuurlijke reis van den kapitein 1'iontekoe". die' in den jare lUls met den Oostinjevaarder De Nicnir-lloorn naar ,lavu uifzeildc. op zér onderhoudende, [lastische wijze behandeld, en niet spanning volgen wij den wakkeren schipper en zijn kajuilsjongen op du rampspoedige reis, waarvan ze gelukkig behouden en wel terug komen. We twijfelen dan ook niet aan het succes van bet werkjf, dat bovendien duidelijk gedrukt is en verlucht werd door verdienstelijke plaatjes. ME.VA. ])c Miifsnrenes, '2 deelen., door Ouin.v. Haarlem, E. Bohn. Dit uit het Engelsen vertaalde werk, dat voor eeiiigen tijd in het Handelsblad als feuil leton verscheen, laat zich zeer aangenaam lezen. De vertaling is vloeiend, de sproektoon natuurlijk weergegeven, terwijl de inhoud tot het einde blijft boeien. Niet zonder sarcasme schildert Ouida het leven der Engelsche aristocratie, waarvan het meerendeel maar al te gaarne den trotschen rug buigt voor schat rijke parvenu's, als de ouders van Katberine Massarece. v. M. Gladstone's eerste kiezer. De eerste kiezer, die Gladstone's naam op een stembriefje heeft geschreven, behoort nog tot de levenden. Een te Londen verschijnend blad heeft zijn portret gepubliceerd. Da bedoelde persoon, zekere heer Cooper, geeft de volgende bewijzen voor zijne eigenaardige aanspraken. »Er waren te A'ewark, in September 113:2, vier stembureaus. Ik was een ijverig conservatief en wachtte in grootte spanning voor het stadhuis het oogenblik af waarop de stemming zou beginnen, want ik wilde de eerste zy'n, die zijn stem uitbracht. En dat ik feitelijk als eerste voor Gladstone stemde, is buiten twijfel, daar de stemming in mijn stembureau bij vergissing vier minuten vóór den bepaalden tijd begon. Ik had dus reeds mijne stem uitgebracht, toen de andere bureaux werden geopend/' Er moeten te Xewark nog een dozijn oude heeren zijn, die in 183"2 op den toenmaals '24-jarigen Gladstone hebben gestemd. Ofschoon de grijze staatsman zijn conservatisme reeds sedert lange jaren heefc afgezworen, hield bij die politieke vrienden uit zijn eerste periode steeds in eere. Een paar jaren geleden zond Lij elk hunner, als bewijs van zijn dankbaar heid, een groote plumpudding. Men mag dus aannemen, dat deze »eerste kiezers" zich op hun hoogen leeftijd nog in 't bezit van een exstra gezonde en sterke maag verheugen. De TDorlaalste leeuwin, Niinr /tri Fmiifrli van REM'; BA/IX. Zooals men weet, bestaat er een vereeniging tot bescherming van wilde olifanten. Ik ben geen werkend lid van die vereenigiug, zelfs geen eerelid; maar ik wil er daarom toch niet den draak mte steken. Jk wil zelfs niet eens vragen, met welke middelen zij haar doel tracht te be reiken in een land, waar de veldwachters niet overvloedig zijn eu waar de processen-verbaal waarschijnlijk niet, veel zullen uitwerken. Inte gendeel, liet verwondert mij, dat vooruitziende geesten, zooals de koloniale specialiteiten zijn, die tegenwoordig op alie deelen van ons grond gebied opduiken, er nog tiict aan gedacht hehben den //koning der dieren" evenzeer te be schermen als den belangwtkkenden dikhuid. Welk een wankelend koningschap! Bedenk u eens goed: kent gij iemaul, die eeu leeuw gedood of zelfs maar gezien beeft, niet een leeuw van wie weet waar, een :iamaaksel of een leeuw op kleine schaal, maar een leeuw van de echte soort, een van die wflke );ct noorden van Afrika bewoonden, en waarvan de vertooners in de menygerii en ons iu onze kindsheid vertelden: //Dit dier is het meest verschrikkelijke van de schepping. Niets haalt bij zijne majesteit. Zijn gebrul vervult de Sa!:ar;i, waar hij ah lieer en mefs'er rondwandelt, /ij n kraeht is zoo groot, dat hij eeu rund bij de lendenen pakken eu daarmede over de hoogste iiekken en lieggen springen kan, met even veel gemak alsof hij eeu konijntje in den bek had.1' Ik heb een aantal uit Aigitrs teruggekeerde ollicicresi, cu versc-ieideu geograplieu, die iu de wouden van liet Atlas-gebergte l'a;hieu ge kampeerd, over dat., onderwerp oudei vraagd, en de im-usten hebben mij ten autwoovd gegeven: ,/Nooit," l'Jiki'U'ii liebbe.'i ge/egii: Op een avond hoorde ik in de ven e een dof gebrul; de Arabieren, die bij ons waicn, ver.-tijfden van schnk, en fluisterden: /,Sidi! De metsier'." en den volgenden morgen vond ik het spoor van een leeuw op nog geen Kilometer alVtancls van den t/r,"/r." Ken enkele deed r>ij een verhaal over een toevallige out moei ing -'.iet een A!;:crijnsehe leeuwin, en de bescheiden)»- d, waar mede hij zijn avontuur vertelde, ;'--?r>.'".t,!T1 ila.t ik geen oogeublik aan de, wa.iriieia erv.-.a twijfelde. Het was een oude officier van gezondheid, die van zijn pensioen leefde in eeu stadje in Champagne. Achter zijn neergelaten zonuebündeti, waardoor het dansende licht-en-schaduw vr,n een on/.ichtbarcn tui» schemerde, gezeten achter een glas bier niet losgeknoopt vest, de wenkbrauwen gefronst door het wakker roepen van die oude emoties, vertelde hij mij het volgende verhaal dat, hij geheel van buiten kende, alleen doordat liij het zoo dikwijls bad verteld: »Iïet zal zoowat twintig jaar geleden zijn, dat ik iu garnizoen lag iu de provincie Constautine. Nu ben ik beelemaal Krijs, rheumatisch en be zadigd, maar toen had ik den naam van een behendig eu stoutmoedig jager te zijn, en ik geloof wel, dat ik dien naam verdiende. Ik heb geen gebrek gehad aan gevaarlijke avonturen en ik durf gerust zeggen, dat ik het gevaar altijd met kalmte en opgewektheid on-der de oogen heb gezien, behalve n keer. En dien keer was ik aiet de eesige, die beefd*. rln het midden van Maart waren wij op eea keer met ons drieën een officier van de spahis, een kolonist en ik uitgereden, om, jacht te maken op de wilde zwijnen, die groote verwoestingen aanrichtten in eenige gejstvelden midden iu de bosschen, ongeveer 30 Kilometers vau ons garnizoen af. Tegen zonsondergang be reikten wij eene Arabische hoeve, een armzalige leemen hut en een sta), omringd door vier dichte cactus-heggen. Wij sprongen van onze paarden af en wilden naar binuen gaan. L)e paarden ver zetten zich daartegen, en wij moesten ze slaan, om ie den ingang door te krijgen. Zoodra zij bianen de omheining waren begonnen zij te trillen en te beven. //Zij ruiken den leeuw", zeide de Arabier, //tlie vannacht om mijn huis heeft loopeu dwalen. Het is verkeerd van u, niet bang voor hem te ziju, hij zal uw paard of dat van uw vrienden verscheuren. Gij zoudt beter doen, met terug Ie gaan.". //Wij hadden te dikwijls ondervindingen op gedaan omtrent de kwaadwilligheid en de ver dichte verhalen der Arabieren, om iets anders te doen, dan de schouders op te halen. De duisteri.is was ingevallen. Ue maan was op het punt vau op te komeu. Een kwartier later, nog lachend over de schrikaacjsgende verhalen van den Arabier, bereikten wij, met onze jacht geweren over den schouder, het gerstveld, waar de wikte zwijnen eiken avond kwamen fourrageeren. Het was een uitgestrekte open plek in, het bosch, op een helling gelegen, waarvau het laagste gedeelte begrensd werd door eea beek, waarvan de andere oever weer steil iu de hoogte ging. »Wij hadden ou omgeveer honderd meter van elkaar verwijderd op n lijn opgesteld, op den langen, met kreupelhout begroeiden heuvel, van waar wij het uitzicht hadden op het gerstveld. De betk stroomde een paar meter onder mij en ik rook den scherpen geur vau de oleanders, die in groote menigte aan den oever groeiden; manr het gebladerte was zóódicht, dat ik het water niet kon zien. Gij kunt u geen denkbeeld vormen van het genot vau dat eerste in eenzaamheid, stilte en af wachting doorgebrachte halve uur. Ik herinner mij 110^ duidelijk, dat ik rijmlooze verzeil maakte, ja wel, mijnheer, echte verzen ! ik die zoo weimg dichterlijk gevoel heb tcrwijl ik keek naar de maan, die groot en rood boven de boonien opkwam. ,,Op het oogenblik, dat de maan geheel uit de Leveltu was opgerezen en begon t<3 veibleeken, weerklouk plotseling een gebrul, dat veel op het loeien van een stier geleek. Htt kwarn uit het dichte geboomte, waarmee de verst verwijderde top van den berg aan mijn recbternand, was begroeid, en dat op het oogenblik helder verlicht was. Mijn eerste gewaar wording was eea gevoel vaa spijt: //Dat is een verdwaalde stier", dacht ik, die onze jacht giheel zal bederven. Ais hij onzen kant uit komt, zullen de wilde zwijnen wel wegblijijen'1. //Maar die illusie duurde nitt lang, en mijn gevoel van ergernis maakte plaats voor iets anders, voor eeu gevoel van klemmeuden onrust. Het geluid, dat Moe langer hoe dichter bij eu boe langer hce sterker klonk, ging mij door merg eu been, als het geroffel van vijftig tamboers tegelijk op een manoeuvre-veld. Het eindigde telkens niet een machtig gerochel, waarna het bosch leeg en uitgestorven letk, eu zelfs de bladeren zich niet meer durfden bewegen. Ik voelde al geeu twijfel meer. Ik hield mijn adem in, den vinger aan den trekker vau miju geweer, slechts met n weiivch bezield, namelijk dat de geduchte vijand zich zou ersvijderen, en ons den tijd zou guuueu, de 'ut van den Arabier weer te bereiken. Ik verbeeldde mij, het dier in de takken te hooreu litseleu, zelfs aan die zijde? waar bet onmogelijk kon zijn. En het duurde niet lang, of ik zag het iu liet volle licht, p de open p.'ek van het bosch verscheen kalm en lang/aam eeu leeuwin met hoog opgeheven kop, uit volle kracht brullende. Ik gevoelde niet de minste lust om af te drukken. Ik bukte mij eeu weiuig. De leeuwin kwam met kleine schreden nader, zonder eeu oogesiblik van riclitiüg te vtraudereu. /ij ging driiiktu. Ik was slechts door eenige meters vau haar gescheiden, tosii de oleauders en het kreupel hout op de glooiing haar aan mijn blik onttrokken . Ik hoorde het lichte gedruisch van eeu dier, dat een sprong neemt eu op de knieeu op deu grond gaat liggen, en daarna het klappen vau eeu tong m het water. Nooit heb ik mij iu het gelid zóó onbewege lijk gehouden. E,k oogeublik verwachtte ik den reusacdtigen kop met, deu uog haif geopeudeu en druipenden miil en de phosp oruskleurige oogeu uit het kreupelhout aan mijn voeten te ziea oprijzen JViaar dat, gebeurde niet. De leeuwin sprong de oeek weer over, en liep bedaard den oever langs, in de richting \au miju vriendeu. '/ij moest beurtelings ouder lu,t bereik vau iuui beide gewertu voorbijgaan, /ij schoten niet. Het, gebrul verwijderde zicii langzaam Ka een kwartier hoorde ik een zaehien kreet aan mijn linkerkant: Hou; Hou!" tosu nog een, wat verder af. Ik. antwoordde op deaelfde wijie, ro/t sofi/i/io. W ii waren precies drie patrijzen, die elkaar achter deu jagtr toeroepen. yAIijnheer, toen wij weer bij elkaar waren in het gersl veld, de clücier, de kolonist en ik, toen drukten wij elkaar de hand met een harte lijkheid, waarvau de hcriuueiing mij nog ont roert. \\~ij zullen maar weggaan, niet waar'r'" zeidc de, kolonist. Natuurlijk." antwoordde ik, //onze jacht, is toch bedorven. \Vc zullen niets meer vinden." /onder gedruisch te maken, goed midden in de open plek, begonnen wij de helling te be klimmen. Maar wij keken meer achter ons dan vwr ous. Kii dat was maar goed ook, want wij hadden de greus van het bosch nog niet bereikt, of de leeuwin, gewaarjchuwd door deu wind, verliet het kreupelhout langs den oever en begon ons te volgen. 'L.'*] was ongeveer zestig schreden van ons af. Wij bleven stilstaan, zij bleef ook stilstaan. Wij zetten ODS weer in beweging en zij volgde ons weer, denzelfdcn afstand bewarende. \Vij zijn verloren, wanneer zij rnet ons onder de boomcn komt," zeide de spa/ii, //Het is beter iu het open veld en iu het volle licht op haar te schieten.1' v'V'ij draaiden ons om, en de leeuwin, door het zilveren maanlicht beschenen, bleef dadelijk onbewegelijk staan, alleen met der, staart op den grond slaande, en sloeg ons rustig gade. *üe officier en de kolonist knielden neer om beter te kunneu mikken. Ik bleef staan. Als ik drie zeg, zullen wij gelijktijdig afdrukken," zeide ik. En op gedempten toon begon ik : Een, twee ". Op dat oogenblik hief de kolonist zijn geweer op en fluisterde : //Ik zal mijn schot missen, ik voe!, dat ik het zal missen." En ik zie het eind van den loop van mijn geweer niet," zeide de cüicier.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl