Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1093
PMliipe!
(Judge.)
(Judy.)
UNCLB SAM : sik heb hier een krachtig wapen, John !'
JOHN BUI.L : »Wat dan ?''
UNCLE SAJI : tGraan !'"
Cöafflberlain's sensatie-speecL
(Punch.)
JOE : »Zeg, baas, wat zijn ze daarvan geschrikt!"
SALJSIH i;v : »Ja, ja. Maar . . . heb je hem niet wat al
te verschrikkelijk gemaakt V"
Vóór de yerMszinpii.
(rik.)
Kif-'»!»;..
Cecil RIMes in néilip.
Vorst Ilohenlohe in angst.
Hij doet weer druk van zich spreken, de
groote man, indertijd de ongekroonde koning
van Zuid-Afrika genoemd. Kleine korte zin
netjes in de dagbladen van de kleinste
europeesche landen houden de wereld op de hoogte
van zy'n doen en laten, als waren hij een
optiina-forma regeerder,* en zoo hadden onze
bladen dezer dagen de tyding »Rhodes keert
waarschynly'k den 21sten naar de Kaap terug".
Op dien datum van Mei zou bij dus zyn
bezoek in Engeland, zijn jaarlyksch be
zoek, mogen we wel zegden, besluiten, om
waarschijnlijk aan de Kaap zijn functies
te hervatten, 't Succes is ook bij deze voor
hem belangrijke visite met de groote aandeel
houdersvergadering van de »Chartered
Company" op 21 April niet van zijn zijde geweken.
Herkozen tot commissaris van de gecharterde
maatschappij, heeft hy' voor zijn speech over
het land, dat zijn naam draagt, een uiterst
welwillend gehoor gevonden, dat gehoorzaam
slikte wat hy het ingaf over zy'n grootsche
plannen met de maatschappy, wier inkomsten
en uitgaven hij in vyftien maanden aan elkander
gelijk zou maken, over den goudrijkdom van
dat Land van Belofte, voor welker nu nog
onvervulde beloften hij scheen te willen instaan,
en over de spoorwegen, waarvan hy' de stalen
lijnen van noord en zuid elkaar in Afrika's
diepste diepte deed ontmoeten.
Die vergadering in Cannon Street Hotel in
de City met de dringende joelende menigte
buiten, die geen toegang meer kon krijgen, en
de lange perstafels onder de estrade, waar wel
een 150 reporters van alle nationaliteiten bijeen
waren, wat zal ze lang in de herinnering bewaard
blyven van den held, wien de cheers golden
en die als jolly good fdlow door de schare
werd bejubeld! In Afrika's donkere wilder
nissen, reizend en trekkend met ossenwagen
of ezelkar, jagend met vriend Selous, of onder
pingelen en dreigen de negervorsten naar zijn
hand zettend, zal hij die Engelsche bewonde
raars glimlachend herdenken en kalm ver
genoegd in zijn handen wrijven.
En naast dat tooneel van succes zal voor
zijn geest verryzen de zitting van het Lager
huis, op G Mei gehouden, met de harde woorden
aan zy'n adres gericht door Sir William
Harcourt, John Morley en anderen, vonnis vellend
over het bestuur van Rhodesiëen over de
kuiperyen van de leiders der «Chartered "
Doch ook daar ziet hij de schaduwen
weggly'den voor het licht, dat van Chamberlain's
gunst afstraalt en zijn nieuwe
bestuursregeling wordt erdoor gehaald, zoo goed als
de voor het land van den vrijhandel zoo
kwalijk te verdedigen bepaling, die Engelsche
goederen, wat invoerrechten betreft, op ue
lijn stelt met de Kaapsche, ze daardoor be
voorrechtend boven die van andere naties.
Met plein pmiroir bekleed, gaat Rhodes naar
Zuid-Al'rika terug. De eenvoudige
domino'szoon uit Bishop- S tortford, op 5 Juli 1853
geboren als vierde van des domino's negental
kinderen, bracht om gezondheidsredenen een
deel van zijn jeugd aan de Kaap door, voltooide
later zijn studiën te Oxford, maar keerdenaarde
kolonie terug, om er de belangen der stad
Barkly in 't Kaapsche parlement en zyn eigene
in de door hem gestichte De Beers-maatschappy,
die zich de ontginning der diamantmijnen van
Kimberley ten tloel stelde, te behartigen. Li
1889 werd de administratie van de door den
Matabelenkoning Lobengula afgestane
territoriën aan een koninklijke gecharterde- maat
schappij gegund en Rhodes, een der directeuren,
bleek de ziel dei »Chartered Company", de
grondlegger van Salisbury, Victoria en Umtali,
de man, die Boeloewayo en Gwelo deed ver
ryzen op de puinhopen van katferkraals, en naar
wien het land bij decreet van 3 Maart 18Ü5
Rhodesia werd genoemd.
De latere gebeurtenissen, Jameson's inval,
Rhodes aftreden als eerste minister in 't begin
van 1890, hebben aan zijn invloed feitelijk
weinig afbreuk gedaan; zijn succes, steeds na
allerlei bedreigingen en aanvallen zegevierend
te voorschijn gekumen, oefent telkens weer de
oude bekoring uit. Zelfs toen hij in 't begin
van 1897 den tocht naar Engeland deed om
voor de enquête-commissie in zake den inval
in Transvaal te verschijnen, tocht die iedereen
in zijn omstandigheden oneindig zwaar zou
zijn gevallen, liet hij zich blijkbaar welbehagen
de uitbundige hulde aanleunen, hem gebracht
op de reis van Boeloewayo naar 't zuiden en
de toejuichingen der geestdriftige menigte, die
te Port Elizabeth en te Kaapstad de Dii-rnegtin
Citatie met den heros aan boord zag vertrekken.
En toen de Ttintullon Citatie hem terug
voerde op 20 April was het te Kaapstad p.iet
anders. Een fakkeloptocht werd gehouden ter
eere van den man, die zijn zetel in 't Parle
ment weer kwam innemen, en alles jubelde
hem tegen, ook te Boeloewayo, waar hij op 5
Juli zijn vier-en-veertigstcn verjaardag vierde
met het aanrichten van groote feesten voor de
Matabelenvorsten. Op 4 November j.l. bij de
inwijding van den spoorweg, bleef luj op zijn
mooie hoeve -te Ir.yaga en woonde de plechtig
heid niet bij. Bij iets wat zoo luid voor zich
zelf spreekt, scheen de groote man te
oordeelen, dat men op den achtergrond nog 't
allermeest effect maakt.
liet is ook niet altijd zaak, naar voren te
treden en misschien ware het hem bijvoorbeeld
liever geweest, als in het reisverhaal, dat een
metgezel van een paar zijner tochten heeft
gegeven, wat minder helder licht ware ge
worpen op enkele zijtier daden en woorden.
Die meneer D. C. de Waal, collega-lid der
wetgevende vergadering in de Kaapkolonie,
heeft in zijn «Reizen rnet Cecil Rhodes door
de wilde wereld van Zuid-Afrika' . duor
Africanus in 't Nederlandsen bewerkt naar den
oorspronkelijken tekst in het Zuid-Afrikaansch
Tijdschrift, de rol van een enfant- terrible ge
speeld, een rol, niet willens aanvaard en met
geest of vernuft gegeven, maar in onnoozele
naïviteit als onwillekeurig opgenomen.
Rhodes was ten tijde van die beide reizen
in 't najaar van 181)1 en dat, van 1 8i).'i, waarbij
Mafeking, Palapye en Fort Tuli, Victoria,
Salisbury en Umtali werden aangedaan en 't
Purtugeesch gebied van Beira af werd gepas
seerd, eerste minister van de Kaapkolonie
>>0nze l'remier'', zegt de Afrikaander de Waal,
soms op een eerbiedigen toor, maar vaak ook
met zekere wangunst op de meerdere gemak
ken, die Rhodes zich op reis permitteerde en
met een niet altijd zich gelijk blijvende wel
willendheid voor de zwakheden van dea
grooten nian, die trouwens na het gebeurde
van de jaren '1H1 en '97 in de oogen van de
Waal's Afrikaanderpartij al heel weinig groot
heid heeft overgehouden.
Als een beminnelijk mensch komt Rhodes,
ook toen hij door den reisgezel bewonderd
werd, niet voor den dag. Wat een vervelende
pedanterie in dat antwoord aan de Waal, die
in zijn kajuit lag te pruttelen over de menigte
»kakkerlakkies" en hem vroeg, hoe 't hem be
viel : »Wel, ik houd er niet van, maar daar
ik het in my'n leven veel erger ondervonden
heb, stoor ik er mij niet meer aan." En hoe
klein lijkt de groote man, die dag op dag er
over jammert, dat in de portmanteau van de
' Waal een zware palmnoot was geborgen, een
merkwaardigheid die deze man nu eenmaal
graag mee thuis wou brengen en dis, volgens
Rhodes onderweg had moeten achterblyven.
Heel leelijk komt »onze Premier" voor den
dag in dit gevalletje, donr den schrijver aldus
verhaald: »Don volgenden morgen was mijn
jongen niet haastig genoeg, om de ezels en
paardon te brengen. De heer Rodes gaf hem
eenige raspen (slagen) au een geweldigen schop
op zijn maag, die hem deed neervallen. Wij
dacht 3n in het begin dat, het een doodely'ke
schop was, doch later kwam de jongen bij zich
zelven. Wij moesten hem echter op den wagen
dragen en hem zoo goed bezorgen, als wij
konden, om hem niet te laten doodgaan. Het
smartte mij zeer, dat hij zoo bezeerd was en
ik gevoelde mij ook in 't geheel niet gunstig
gestemd tegen den heer Rodes, die hiervan de
oorzaak was en volstrekt geen reden had, zich
met het inspannen in te laten."
Nu, het zegt wat, als deze goedige Afri
kaander praat van »in 't geheel niet gunstig
gestemd te zijn tegen den heer Rhodes!'" Hij,
de Waal, verdroeg nog al zoo het een en an ier
van »onzen premier", en het is
allervermakelijkst, hoe hij in zijne naïefheid soms niet
bemerkt, dat hy wordt beetgenomen. De andere
heeren mede-reizigers hebben er pleizier in
den braven Boer op allerlei af te sturen, ze
tarten hem, om dit en dat te wagen en lachen
hem frisch uit, als hij bekaaid terug komt.
Ook schijnt onze vriend niet van de snugger
ste ; hij ziet hoog op tegen menschen, die een
thermometer een bruikbaar instrument achten.
Wij zijn tot blz. 239 genaderd, eer de
schryver eens in graden wat van de temperatuur
vertelt. »De hoogste warmtegraad, dien men
in Mashonaland gedurende den zomer kry'gf,
is 87 in de schaduw ; het laagste koudepuut
buiten de deur in den winter 41 graden. In
G;iq>ialand, Kimberley district, is de warmte
graad binnenshuis tot 100 graden in den zomer
en buitenshuis in den winter tot beneden het
vriespunt, dat is tot 25 graden, terwijl het
vriespunt 32 is. Al deze waarnemingen zijn
door den heer Selous gemaakt, die
allemogelyke toestellen by' zich heeft, door hem van
Europa meegebracht."
En als het zwaar geregend en gedonderd
heelt, heet het: »Na hyt zware weer was het
klimit d zeer afgekoeld." Als er bij een station
met succes een put is gegraven, luidt het:
»En dat is in den drogen zomer gedaan, dus
kan men in deze werdddeelen overal water
hebben, als men maar graven wil." Sjms
wordt hij op eens getroffen d >or de dingen,
die hij ziet, en dan waagt hij zich aan een
natuurbeschrijving. »Het is toch al te in
teressant alles in zijn origineelen staat te zien,
de fraaie boomen en struiken, de wilde dieren
en apen, de hemelen en dalen, de groote
rivier, dan wij.i en dan weer nauw, dan
rechtuit, dan kronkelend; hier en daar de
krokodillen op de zandbanken in de rivier.
Alles is romantisch en wild."
Dat wilde en die wilde wereld treft hem
zeer, zoo zelfs, dat hij by wy'^3 van contrast
van een plaat>, waar eenige tenten zijn
opges'agen en een telegraafkantoor is opgericht,
zegt, dat de plaats »er heel te maal mak uitzag.''
Net iets voor iemand die praat van »rechtuit3
boomen, zeer geschikt voor het bouwen van
huizen," van die »iomme dormahaarossen" en
van een »rechtuitboom van goed hout"; van
enkele dragers, die »wat weekpootig" begonnen
te worden, en die ons vertelt, dat »jen
uitgehongtrde wolf is een pest van een last en
zeer hinderlijk bij een, kamp," als ook van
het zoete kweekgras, dat »paard, os, ezel, bok
en schaap er veidold g^k op zijn en er spekvet
van worden" en van »een heerlijk groote kalbas
niet bier, waaraan wij," dat zijn Rhodes,
Selous, Dr. Jameson en hijzelf, »ons
kuuppeldik dronken."
Nu en dan heeft hij grappige verlengingen
van woorden. Zoo gaat hij een oude ruiuatie
zien, die op een kleine schaal op een tempel
van Zimbabye lijkt en bij Zimbabye zelf is
hij verrukt van de mooie oude »:uuraties."
eheol eigen Zuid-Afrikaansche woorden,
waarvan wij belangstellend kennis nemen, zijn
bijvoorbeeld u-ulkoiiilMurxen voor wollen de
kens ; ijKïontcn paarden en ezels voor dieren,
die de paardenziektu gehad hebben ; de ,~te
nerijcn (wencrten'!1} voor het landschap ; iemand
die a\-t<i<'.kci(d is, voor die e»n hoogen hoed
op heelt; ullu mattie ! voor wel almachtig!
Eon paar boeren, met hun wagens onderweg
ontmoet, worden door de heeren vriendschap
pelijk aangeklampt tn 't eind is, dat een
Trausvah'.r in verrukking over de aardige Engelschen
of Rooduekken, besluit met een »Lieve machtig,
dit is wat ik nou noem eerste klas rooijea"
en dat de Engelschen bij hun eigen wagens
d^n boeren een »paar liukscbe supies" gaven,
wat.rna *Jie ou span" zeer opgeruimd vertrok.
In de portugeesche havens is meneer niet
al te best te spreken. »De Portugeezen, de
zoogenaamde blanke menschen staan in kleur
en ook in beschaving bij onze kleuring?*! aan
de Knap ver ten achteren. Zij ziin le^l'ik.
zwak en verdierüjkt; hun levensaard kan ik
niet beschrijven, want de zedelijkheid en
welvoegeiijkheid verbieden het mij". »0m de
politie en de militairen hier te zien, is om je
buik vast te houden '.
Na'uirlyk gevoelt hij zich boven de zwarten
nog veel verder verheven. A's hij een hon
derdtal m<>oie goedgebouwde Kaffers ziet, heet
het: »Ik dacht bij mij zelven, welk een schoone
natie, om tot arbeiders voor de blanke men
schen te dienen. Waar die honderd vandaan
komen zijn nog duizenden en welk een zegen
zal het niet zijn, als het eenmaal zoover komt,
dat die menschen het leeren, dat het tot hun
eigen best zal strekken, om onder de blanke
menschen te arbeiden."
En ergens anders »Uet is voor mij een waar
genot met Kaffers te werken, want met alles
zijn zij tevreden en wat de baas zegt of doet
is bij hen j-i en amen. Maar dan zijn die
schepsels niet bij zendeling-staties opgevoed
en zij weten, dat de witmensch eerst gemaakt is
en dan de zwarten." De paar keeren, dat hij
den negervorst Khama ontmoet, schiet hij best
met hem op. »Khama woont in een net
Kafferhuis en heeft een aanzienlijke, doch zeer
vette kall'rirvrouw ! Zijn zoon is oen lange,
schrale, aanzienlijke, we'.gekleede jongen van
20 of 21 jaren oud; bij is de aanstaande
Koning en zal de opvolger van zijn vader zijn,
maar hij lijkt maar pop en een niksnut".
De Hollanders komen er uitstekend af'tegen
over du nlooierige natie" der Portugeezen.
^Goddank, dat onze kusten later in handen
der Hollanders vielen, die daar scboone steden
en dorpen aanlegden en die van de Kaap
kolonie een prachtig witmansland maakten".
Trots dat complimentje kunnen wri niet veel
welbehagen vinden in dezen treurigen
ZuidAfrikaander. Als er gastvrijheid wordt ge
oefend en zy'n reisgenoot Lange vriendelijk
van den meegenomen voorraad uitdeelt, hooren
wy : «Zooals den avond te voren hadden w
weer een groot gezelschap, maar ik verwijderde
my vroeg naar den wagen en had geen lust
om met al de Salisburysche kommandants,
kapiteins, kolonels, luitenants, sergeants en
wat al meer mijn tyd te verkwisten, en buiten
dien zag ik al hun eten en drinken met
ergerlyke oogen aan en wist ik wel, dat er
voor ons zooveel minder op onze verdere reis
zou overschieten".
»De heer Tyson had ons intu^schen een zeer
kostelyk diner bereid, maar het stond mij niet
aan, dat hij er zoo'n groot getal gasten had
bij genoodigd. Ik dacht, ja lieve vader, als.
het zoo gaat, dan zal js provisie voorraad
spoedig gedaan wezen. Te meer ergerde ik
mij, toen ik zag, hoe gretig onze whisky op
gedronken werd door vreemdelingen, voor wie
ik geen cent gaf. Ik sprak maar weinig dien
avond . ..."
Geen wonder, dat de anderen hem voor den
gek houden en dat hy, als er bij Victoria kan
worden getelegrafeerd, op zy'n vraag naar een
vriend den heer de Graaff ten antwoord kry'gt,
dat deze op den 17den November naar Enge
land was vertrokken, ^nieuws, dat my niet
aanstond en dat ik een weinig onbeleefd vond,
want wij hadden afgesproken met elkander
samen te reizen". Later weer: »Wy' waren
voor een winkel van den heer Howman, een
Engelschman, uitgespannen en deze kwam de
heeren Rhodes, Tyson en Lange vragen om
by hem koffie te komen drinken ; doch alhoe
wel ik bij de andere heeren stond, vroeg de
ploert my riet. Waarom hy dat deed, weet
ik niet. Ik was immers even welgekleed en
zag er net zoo fatsoenly'k uit als de andere
heeren. Dit maakte my zeer boos. Eerstens
had ik erg lust voor koffie en tweedens ge
voelde ik mij zeer beleedigd. Ik dacht bij mij
zelven : »Howman, bergen en dalen ontmoeten
elkander niet, maar menschen wel, de dag zal
komen vroeg of laat, dat ik met u zal afrekenen."
Vaak is het bij het rijden langs moeilyke
paden: »De heeren stoorden zich niets aan
my en ik durf zeggen, dat ik maar alles behalve
met hun voortrijden zonder zich aan my' te
storen tevreden was." En ook wel: »De leid
selhouder stuurde te laag ; de kar ging door
een gat en ik vloog als een bal eruit en viel
in een diepen poel water. Gelukkig kwam ik
er met den schrik van af. Dit gevalletje
baarde veel pret by' de andere heeren."
Men kan het zich zoo voorstellen ! En dan
de jachtpartijen, die zoo'n groote rol spelen,
wat is hij daar alty'd de ridder van de droevige
figuur ! Onze vriend Rhodes, van wien wij
zoetj>saan ver zijn afgedwaald, maar die tocb
feitelijk dit alles meemaakte, moet zich wel
eens geërgerd hebben. Hy wordt allerleukst
soms geteekend door den naïeven schrijver:
»Wij gingen oaden en eindelijk kwam de heer
Rhodes met twee snippen terug, doch hijzelf
was van top tot teen doornat en bevuild door
modder, do:h hij is nu eenmaal zoo, als hij
zy'n oog op iets heeft, dan kijkt hy niet om,
voordat hy zijn oogmerk bereik heeft."
En heel oneerbiedig teekent hij den grooten
man in de volgende regels : «Met schemerdag
stond de heer Rhodes op en ging een eindje
van het kamp weg, maar kwam, kort nadat
hij uit de tent was, hard aangeloopen en
snelde met een vaart de tent in. Wij schrokken
beide wakker erf vroegen wat hem scheelde.
»Een leeuw heeft mij gejaagd," was het ant
woord. Zijn nachtbroek hing onder zy'n knieën
en hij stond buiten adem ons de geschiedenis
te vertellen. Wij hoorden spoedig daarna een
leeuw brullen. De heer Rhodes meende ook,,
nadat hij, toen hij buiten was, het gebrul ge
hoord had. den leeuw dicht by zich gezien
te hebben. Maar wij zijn tot de conclusie
gekomen, dat de leeuw minstens een paar
honderd tredon van hem af moet geweest
zijn . . . Deze kleine gebeurtenis gaf ons veel
pret. Ik zou 'k weet niet wat geven, een
portret van den heer Rhodes te hebben, toen
hij de tent met zijn hangende nachtbroek
binnensnelde."
't Was anders zoo vreemd niet, dat Rhodes
een beetje bang was; Sdlous was er niet meer
bij en de heer de Waal zelf vertelt ons immers.
«wij hadden geen enkelen leeuwschutter bij
ons, allen waren met leeuwenmaniereri onbe
kend ! ' Nu, dat ge'ooven we graa*; heel
veel koninklijks valt er in de daden van R lodes
en zijn gecharterde vrienden niet op te merker.
en deze rei -.igers door de »wilde wereld" g ;ven
ons ook niet veel groots te aanschouwen.
F. J. VAX Ul].]>KiK<.
ALLERLEI.
Ontdekkingstochten op den omnibus.
| Uit Parijs sebrijft men aan de FnuJijnrtcr
' Zt'ttititfj: Eriiest Blurn is op zijn ouden dag
reislustig geworden, d. w. z hij gebruikt de
j omnibussen of liever nog de trams, om wijken
| van Parijs te bezoeken, die hij i;i meer dar,
' een kwart eeuw niet gezien heefr. Daarbij
i merkt hij de wonderlijkste dingen op, bijv.
dat op den linker oever bijna alle zeelieden
watten in de ooren dragen. Daar. zooals
! bekend is, Victor Ihtgo een bijzondere
voor| liefde had voor het rijden boven op een omnibus.
geloofde lüuin langen tijd, dat de omnibus
den dichter de «Légendes des Siècles" bad
ingegeven ; hij probeerde daarom, een pendant
er voor te dichten, maar tevergeefs. Een
avontuur, dat Victor Ilugo op een van zijn
omnibusreizen had, is door den dichter zelf
aan Blum verteld. Op zekeren dag sprak een
welgedaan rentenier, die naast Victor Ilugo
zat, hem plotseling aan met de vraag :
»IIoudt u van verzen '.?"'
Victor Ilugo meende, dat zijn buurman hem
had herkend en antwoordde: »Ja, zoo nu en
dan. niet altijd.''
»Maar ik houd er veel van." En de goede
man begon te declameeren :
»T<ji dont la coitrbe uu lo'm pur Ie concliunt iTori'
S't'iiijilit (1'a-znr céleste, arche (li'mesttrt'n . . ."
»Dat is mooi, nietwaar V" zeide llugo's reis
genoot.
»Z -o, vindt u," antwoorde de dichter, die
zijn »0de a la colonne" wel moest kennen.
»Zeker ! Maar weet u wel, van wien dat
gedicht is ?"
»0p mijn woord niet."
»IIet is van licm, van den eenigen grooten
dichter van den tegenwoordigen tijd !"
»En die heet ?"
»Lamartine !"
>;Bent u daar zeker van !"
«Volkomen zeker." En de man klopte Hugo
vertrouwelijk op den schouder en zeide: