Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1094
HapolBon-MacKinley op oen nitlijt naar de Spaansche vloot.
(La SüJiouette.)
Geprffl!
(Pucl:)
Vóór
De onflerliaiiflelinp o?er flen Ansgleicli" in Oostenrijk?Hongarije.
' (UU;.)
4~,
Jeugdige Vaderlandsliefde.
(Judge.)
»0cb, agent, kunt u mij zeggen waar de oorlog is ?
Papa zegt, dat ze alle schepen noodig hebben, en nu
wou ik het mijne biengen."
Ken n zetten,
(Ptmch.)
Engdsclie Fietsrgdster (in een S
): AVat een belachelijk cobtuurn '."
VIII.
Beste jongen,
Als ik mij goed herinner, zou ik de
plaatsvervanging nog eens op schrift behandelen,
daar ons gesprek er over afgebroken werd
en mijn laatste brief was er al te lang voor.
Ik meer, dat het laatste, wat je tot mij zeide,
ongeveer hierop neerkwam: »dat je het geheel
met mij eens was, dat een eind moest komea
aan dat slechte stelsel van plaatsvervanging,
maar dat je toch als 't ware inet je mond vol
tanden zou staar, als een vóórstander van dat
stelsel je vroeg, waarom of je dan niet even
hard ijverde tegen het feit, dat politie
agenten in weer of geen weer, in nacht en
koude voor de veiligheid loopin te waken,
terwijl wij in ons bed liggen; of tegen het
feit, dat wij de straf voor een overtreding met
geldboete kunnen afkoopen, terwijl een arme
drommel de gevangenis ingaat, omdat hij voor
die boete geen geld heeft!"
Dat niet weten wat te antwoorden, mijn
jonger, begrijp ik volkomen; het is ook een
lastig geval; maar heb ik het wél, dan zit
hem de moeielijkheid alleen in het juist
uitdrukken van je gedachten en gevoel je wel
degelijk het onderscheid tusschen de genoemde
zaken. Zonder nu een bepaalde verhandeling
van dezen brief te maken, zal ik je in het
kort meedeelen, wat ik er van denk, er bij
voegende, dat ik het voor beter geef. Wat
betreft de rechtvaardigheid of liever onrecht
vaardigheid, staan mijns inziens deze zaken
gelijk; van dit oogpnnt beschouwd, is de
wereld vol onrechtvaardigheid en ongelijkheid
en ik moet er helaas bijvoegen, dit zal nog
lang, zeer lang zoo blijven, al zien wij dan ook
eenigen langzamen vooruitgang in de wereld
geschiedenis op dat gebied; vooruitgang zeker!
Denk maar eens aan de slaventoestanden van
vroeger en vergelijk dan hiermede eens de
plaats, die de werkmansstand in de tegen
woordige maatschappij inneemt; is dat niet
een heerlijke, bemoedigende vooruitgang! ?
Maar ter zake. Nu dus niet gezien uit een
rechtvaardigheids-oogpunt, zou ik willen
aanaanmerken, dat de pikht, om zich te oefenen
in de verschillende zaken, die een bruikbaar
soldaat van iemand maken, m. a. w. een man,
die als het noodig is, in staat is zelf, met de
wapens in de vuist, het vaderland te helpen
verdedigen, dat die plicht, zeg ik, voor elk
werkelijk mannelijk man, een heilige plicht is .'
Een ieder moest dus te trotsch zijn, dien
heiligen plicht af te koopen, als zijn lichaam
hem in staat stelt, dien te vervullen; een,
ieder, die voor geld een ander zich in zjjn
plaats laat bekwamen in het gebruik van de
wapenen, zoodat bij zelf in tijden van nood
onbruikbaar is, maakt zich schuldig aan groot
plichti-erzuitti en ten sjotte vind ik, dat de
regeering niet de gelegenheid mag openstellen.
voor zoodamig plichtsverzuim ?
Geheel iets anders vind ik het voor geld
laten aanstellen van politieagenten of veld
wachters ; dat, n.l. het zorfen voor de openbare
veiligheid, is geen heilige plicht, maar een
voudig een gewone betrekking, naast de vele
andere betrekkingen, ambten en waardigheden
in de maatschappij en waarin men zeer nut
tig is voor de maatschappij, zeker, maar
dat wij nu volstrekt, niet allemaal behoeven
te worden, om de eenvoudige reden, dat de
n nuttig is in deze, de ander in die betrek
king, hetzij men politie-agent, professor,
timmerman, advocaat of bakker is.
Wat de boete betreft, hierover durf ik mij
niet zoo zeker uitlaten, aangezien ik geen
rechtsgeleerde ben; alleen wil ik opmerken,
dat de boete alleen mogelijk is bij overtre
dingen, terwijl bij misdaden wij allen gelijk
staan voor de wet. Ik wil hiermede maar
zeggen, dat, al blijft het onrechtvaardig, een
arme man, die een dag gevangenisstraf heeft
ondergaan, evenmin geschandvlekt is als een
rijke, die 50 ets. boete betaald heeft, m. a. w.
dat men het erger kan laten klinken, dan het
in waarheid wiel is.
Je oom Piet, die, zooals je weet,
antirevolutionnair is, houdt maar vol, dat de vraag
over al of niet plaatsvervanging in hoofdzaak
betreft het moreel van den soSdaat; ik ben
echter zoo vrij geweest, als mijn persoonlijke
opinie staande te houden, dat het meer een
sociaal vraagstuk is, al is het genoemde moretl
ook een groote factor.
En nu, beste jongen, genoeg over politiek;
tot ziens en na vele hartelijke groeten en een
hand, blijf ik je liefhebbende vader
Den Haag, 3 Nov. 'Ü7. '
DON.YK.
umimiiimimiDiiiuijiiMiiilimillMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiii
tTENSCHAP
Tellende dieren.
Zouden de dieren kunnen tellen? De heer
Michel Delines deelt in den Elereur van Pierre
Mégriin eenige merkwaardige dingen hierover
mede. Toen de bekende ornitholoog Audubon
eens met vier vrienden uit zijn cLiilet kwam,
om een wandeling te maken, zag hij, dat een
papegaai het huis binnenging. Audubon en
een van zijn vrienden gingen ook weer naar
binnen, en dadelijk ging de papegaai naar
buiten, waar hij om het huis bleef huppelen.
Audubon's vriend ging het eerst naar buiten, '
de papegaai aarzelde even en wachtte toen. |
Zoodra Audubon ook buiten kwam, ging het
dier weer naar binnen. De papegaai scheen
zich dus rekenschap er van to hebben gege
ven, dat twee menschen in het huis waren
gegaan, en dat hij dus moest wachten, tot .
beiden weer er uit waren. Audubon wilde j
weten, hoever het begrip van getallen bij den
papegaai ging, en ging verscheidene keeren
met eenige vrienden het huis binnen. Op die i
wijze ontdekte hij, dat de papegaai niet verder
kon tellen dan l. Audubon ging met drie
anderen het huis binnen, een voor een kwa- :
men zij er uit, en de papegaai ging niet bui- '
ten, voordat de vierde bezoeker uit liet huis
was. Maar met vijf personen mislukte de
proef: de vogel vergiste zich Oen. Een Uussisch j
geneesheer, dokter Timoiien", heeft onlangs j
Audubon's proef herhaaldelijk toegepast op ,
vogel?, honden, katten en paarden en hij heeft '
er uit besloten, dat een kraai tot 10 kan tellen;
op dat punt staat zij hooger dan de bevolking [
van Polynesic, die het in het rekenen nog
minder ver brengt.
De waarnemingen, die men bij honden heeft
gedaan, zijn zeer belangrijk.
De hond van den heer Timofiefl' was gewoon,
de beenderen, die hij kreeg, te begraven, niet
alle bij elkaar, zooals honden gewoonlijk doen,
maar in afzonderlijke bergplaatsen. Eens
gaf de dokter hem zes en twintig beenderen,
die de hond dadelijk op zes en twintig ver
schillende plaatsen ging begraven. Den vol
genden dag gaf Timofieff zijn hond geen
eten, het dier moest nu uit zijn provisiekamers
putten. Hij groef achtereenvolgens tien been
deren op; toen wachtte hij een oogenblik,
alsof hij uitrekende, hoeveel er nu nog over
bleven. Na eenige minuten ging hij weer aan
het werk. Deze keer haalde hij negen beenderen
te voorschijn, en na weer een oogenblik te
hebben nagedacht, groef hij er nog zes op.
Toen hij hiermede klaar was, ging hij liggen en
sliep spoedig in. Maar plotseling stond hij
weer op, liep naar den tuin en haaide het
zesentwintigste en laatste been. De heer
Timoiieff besloot hieruit, dat het getal zesen
twintig boven het begrip van den hond was,
en dat hij het daarom in drie deelen had
verdeeld, die hij ieder afzonderlijk telde.
Niettegenstaande deze voorzorg, had de hond
zich toch vergist, en eerst na rijpe overden
king had hij zijn fout gevonden en hersteld.
Het is niet zeker, of de gevolgtrekking goed
gemaakt i», want de hond zou met het zoeken
van de beenderen kunnen ophouden, eenvoudig
omdat zij niet alle aan denzelfden kant waren
begraven. De hond heeft een geheugen, en
door zijn reuk geleid, heeft hij ze opgegraven,
totdat hij met zijn werk klaar was. De proef
behoeft dus niet zooveel te bewijzen, als het
den proc-fnemers toescheen. Maar in ieder
geval moet men er rekening mee houden.
De kat schijnt in dit opzicht minder be
gaafd te zijn dan de hond. Zij kan zelfs niet
tot 10 tellen, zooals de kraai. Voordat hij
zijn kat eten gaf, hield de Russische genees
heer het haar eenise malen voor en trok het
dan weer terug. Zoo gewende hij de kat er
aan, dat zij haar maal niet kreeg, voor het
haar zesmaal was voorgehouden. Het dier was
hieraan zoo gewoon, dat het onverschillig
bleef bij de eerste vijf keeren eerst bij de zesde
sprong het op, om zijn voedsel op te eten.
Deze proef bewijst wel iets. maar is toch niet
boven kritiek verheven.
Hoe het ook zij, de heer Timofieff ging
gedurende twee weken er mede voort, en de
kat vergiste zich nooit. Maar toen hij be
proefde verder te gaan, en het eten meer dan
(j maal weg te nemen, kon de kat het gunstige
oogenblik niet vinden en sprong te vroeg op.
Hier is de proefneming echter verkeerd, want
de kat was er zoo aan gewoon op den zesden
keer te wachten, dat het moeilijk was, haar
te doen begrijpen, dat zij nu tot den tienden
moest wachten. Dit bewijst niet, dat zij niet
even goed tot 10 als tot (j zou kunnen tellen.
Men zou moeten beginnen met een andere
kat er dadelijk aan te wennen, het voedsel
pas den tienden keer te nemen.
De proeven, die men op paarden heeft ge
nomen, zijn nog opmerkelijker.
In een dorp in het gouvernement Ptkov,
zag de heer Timotiett' een boerenpaard, dat
gewoon was onder zijn werk halt te maken,
wanneer hij twintig voren had gemaakt. Het
dier rustte niet uit, wanneer het vermoeid
was, maar wachtte, tot hij zijn twintig voren
had gemaakt en stond dan stil. En hij rekende
dit zoo nauwkeurig uit, dat de boer zelf zijn
voren telde naar het aantal malen, dat het
paard ophield. Het was dus eigenlijk het dier,
dat voor den mensch telde.
In een ander dorp zag Timofieff een paard,
die de afgelegde wersten berekende naar de
palen, en den tijd naar de slagen van de klok.
Eens ging Timofieff naar Waldaï, toen bij de
twee en twintigste werst een van de paarden
van de troika plotseling stilstond. De postillon
stapte van zijn plaats, gaf hot paard hooi, en
men ging weer op weg. Toen het paard nog jong
was, had het zich er aan gewend, om de vijf
en twintig wersten wat hooi te krijgen van zijn
meester. Het paard lette dus onderweg op
de palen, die zij voorbij kwamen. Maar deze
keer had het zich drie wersten vergist. Dit
was echter niet zijn schuld. Op den \veg stonden
behalve de mijlpalen, nog drie andere palen,
die er veel op leken, en die dienden, om den
grens van de bosschen van den Staat aan te
duiden. Vandaar de vergissing. Wanneer dit
verhaal waar is, zou het veel bewijzen, en zou
men wel kunnen aannemen, dat dieren kunnen
tellen. Hetzelfde paard was, altijd volgens
Delines, gewoon, zijn voedsel in de stal te
krijgen, zoodra de naburige klok twaalf uur
had geslagen. De heer Timofieff heeft zelf
waargenomen, dat telkens als de klok sloeg,
het paard de ooren opstak en luisterde; hij
boog teleurgesteld het hoofd, als de klok
minder dan twaalf sloeg, en wanneer hij ein
delijk twaalf slagen hoorde, gaf hij duidelijk
zijn voldoening te kennen. liet paard zou
dus werkelijk kunnen tellen. En als een paard
dit kan: is er geen reden voor, dat andere die
ren het ook niet zouden doen. Maar toch
kan men er nog niet volkomen zeker van zijr.
De vraag is belangrijk genoeg, om haar verder
te onderzoeken. Kunstenmakende honden tellen
ook wel, zal men zeggen. Ja, maar raen heeft
liet hun geleerd, en met hoeveel moeite. Men
heeft hier te doen met een zeer complexe
aangeboren eigenschap, die zelfs b'i enkele
wilde volken geheel ontbreekt, -7iettegensb.anc',3
alles waf er over gezegd is, laten ~,:j het
probleem nog altijd onopgelost: Kunnen do
dieren tellen of niet 'f
Bericht.
In het begin van het jaar 1809 zal
wrederom, op voordracht van de Koninklijke
Akadeinie van Wetenschappen, aan een Nederlandsch
plantkundige de gelegenheid worden gegeven
om, o]) kosten van het Buitenzorgfonds, ver
meerderd met het daarvoor toegestane Rijks
subsidie, volgens de bestaande bepalingen,
gedurende vier maanden aan's Lands
plantentuin te vertoeven voor het doen van botani
sche onderzoekingen.
Zij, die hiervoor in aanmerking wenschen
te komen, worden verzocht zich vóór 10 Juli
181)8 schriftelijk aan te melden bij een der
hoogleeraren in de botanie aan de Rijks
universiteiten: dr. W. l''. R. Suringar te
Leiden, dr. F. A. K. C. Went te Utrecht of
dr. J. W. Moll te Groningen.
iiiiiMiliiiiitimuiiiHilllimillMiiillllliliiiiiilllltllillirilllllfflftllHtlttlfW
Scficbjcs.
miiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiHiuiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiwiiiiiiinttiu
De Impsario,
Xuiir In-t Duil^i.
van ALEXAXDIUI MOSZKO \VbKi.
Op een goeden dag ontmoette ik hem in het
CaféAragna in Home. Wij begroetten elkaar
ah oude bekenden en verheugden ons beiden
zeer over de ontmoeting.
Hij zag er deftig uit, bijna imposant, eu
niemand zou het den intereesanten impresario ?
hebben kunnen aanzien, dat hij indertijd met
den eenvoudisen naam van Ludwig Kramer zijn
intrede als wereldburger had gedaan. Sedert
jaren noemt bij zied met een geestige wijziging
Lukas Cranacb, en die naam staat hem uitstekend.
Ik opende het gesprek met de iu lloine ge
bruikelijke vraag:
Vóór alles hoe lang blijft ge in Rome?"
//Ik ben een uur geleden aangekomen, en
denk vanavond om aciit uur weer verder te
reizen, naar Palermo."
Dat is al een heel kort oponthoud, dan
zult ge niet veel kunnen bezichtigen."
Als iemand zoo dikwijls in Home komt als
ik, dan bezichtigt hij lieelemaal niets meer, dat
wordt op den duur vervelend. Ik kan tocl:
niet voor de dertigste maal den hestus van
Benvenuto Celliui gaan bekijken."
Gij bedoelt zeker den Perseus ...."
Ja, juist deu Perseus van Benvenuto
Cellini."
Maar die staat in 't geheel niet hier, die
is in Florence."
Oeb, die beelden zijn nu eens hier en dan
daar; ik heb den Perseus al gekend, toen hij
nog ia Rome te zien was."
Onmogelijk, mijnheer Cranacll, de Perseus
is nooit in Rome geweest.''
Maar gisteren was ik nog in Florence, dus
dat komt op hetzelfde neer."
Met andere woorden: gij zijt hier slechts op
uw doorreis . ..."
Met een oponthoud van veertien uur, die
ik natuurlijk gebruiken moet om een reeks van
belangrijke zaken af te doen."
Gij wilt zeker wser iemand engageeren."
Wat denkt gij wel daarbij, als ge zoo iemand'
zegt? Wanneer ik engageer en iK engageer
voortdurend, dan betreft het altijd persoon
lijkheden, voor wie het onbepaalde icinana" uu.
niet bepaald de juiste benaming is."
Ik weet wei, dat ge u nooit met kleinig
heden bezighoudt. Het spreekt dus vanzelf, dat
ik de een of andere beroemdheid van den eersten
rang meende, eeu ster aan den internationalen
kuusthemtl. Bavendien begrijp ik wel, dat liet
u waarschijnlijk te doen is om dea beroemden
zanger Tamaguo."
Ik meende hiermede iets zeer scherpzinnigs
te hebben gezegd, terwijl mijn uitlating feitelijk
liet toppunt ven naïviteit was. Met den vrien
delijke , proft'ssoraleu glimlach, die de neerbui
gende superioriteit aanneemt om de hulpeloos
oüwetendlieid te verbeteren, antwoordde Cranacll:
Wat voor imprtsario zou ik wel ziju, als ik
er uu pas aan dacht, Tamagao vast te leggen r
Die behoort mij al sedert acht jaar tor, en blijft
nog twaalf jaar in mijn bezit. Tegenwoordig
laat ik Jiem zingen in Valparaiso."
Wat bedoelt u daarmee, >iat u hem laat
zingen?1'
Wel, met mijn eigen troep, dien ik expres
voor hem heb samengesteld: compleet personeel
voor alle opera's, koor, ballet, orkest van
houderdtwintig man met diie kapelmeesters, decoraties.
rcquisiten en costuums, veertig tooueelkueclitf,
twee doctoren, twaalf ambtenaren van de admi
nistratie, kortom een gehuel leger niet een.
volledigen legertros."
En betaalt gij dat geheel alleen 'i"
Ik heb natuurlijk nog een paar geldmannen.
achter de hand, den joiigsten Vandtrbilt, dca
oudsten Astor, den hertog van JSJorfolk en nog
een stuk of wat, andereu. Het zaakje getft
door elkaar honderd-vijftig percent per jaar."
Dat is merkwaardig, en dat bij die enorme
OLkosten! De overtocht alleen moet, dunkt mij,
al een vermogen verslinden."
Ja, daarvoor moet je slim zijn; een gewone
salonboot zou mij daarvoor ongeveer
zeveutigduizeud francs hebbeu berekend. Maar toevallig
ging juist de pantserkruiser Gavour" dieii kant
uit., relaties met de regeeriug heb ik natuur
lijk, met den minister van marine ben ik zeer
intiem, kortom wat zal ik u zeggen, rie
Cavour" heeft deu heelen troep overgebracht,
eu ik spaar den overtocht uit."
Men kan gerust aannemen, dat ik bij deze
mededeeliog een zeer ongeloovig gezicht zette
Nooit van te voren had ik ervan gehoord, dat
de een of andere regeering om de een of andere
reden het een of ander voor niets had gedaan.
De beminnelijke impresario bemerkte miju twij
fel en hielp mij met eeu ophelderende toelich
ting weer op den weg des geloofs terug :
Gij vergeet, dat het hier eeu nationale zaak
geldt: wanneer Tamaguo eeu zijner groote rol
len zingt, bijvoorbeeld den Romeo, dan is dat
voor eiken Italiaan een nationale daad."
Dat is moeilijk in te zien" antwoordde ik...
gij noemt daar een optra, die, zooals algemeen
bekend is, door Gouuud is gecomponeerd, een
l'rausch werk, dat de Italianen evenmin als
nationaal beschouweu als wij Duitschers
Gouiiod's Faust."
*llet is nog algemeener bekend, dat Belliui
dezelfde stof heeft gebruikt, ? ik ineen
natuu:lijk Belliui's opera."
Neetn mij «iet kwalijk, Bellini's Romeo is
voor eeu altstem geschreven en wordt altijd door
een dame gespeeld."
Och, gij hebt eigenlijk geen flauw denkbeeld
van Tauiagno's talent. Geloof mij : ainaguu
zingt, alles en kan alles, vandaar het onge
hoorde succes, dat ik tegenwoordig met hem
heb in Peru."
In Peru r Zooeven zeidet gij toch in Chili?"
Ik heb het woord Chili zelfs niet in mijn
mond gehad."
Ja maar, bedenk u eveneven gij hebt tocb.
gezegd: iu Valparaiso."
Dan heb ik mij versproken, ik meende
natuurlijk Buenos-Avros."
Dat is dus nöoli in Chili, noch in Peru, maar
in Argentinië."
Nu ja, daar ergens in Let Westen, de
naam doet er niet veel toe. Maar, zooals ik
reeds zeide, ik ben op 't oogenblik iu Rome
voor lieel andere zaken ; ik wil het u in ver
trouwen wel mededeeleu : ik kom hier voor de
premiere van een nieuwe opera."
Hoe interessant! Ik wist volstrekt niet, dat
er vandaag een prem.cre was."
//Zoo ver zijn wij eigenlijk ook nog niet; ik
moet vandaag alleen maar het succes van het
werk orgauiseerei), door de pers te bewerken.
Alles op zijn tijd, eerst moet het succes
muurvast staan, dan komt de opera.'1
Van wien is die opera r"'
j. Van mij."
Wat drommel, componeert gij ook al ?"
Ue hemel beware me'. ik heb deu tekst
geschreven; de titel alleen is al een vermogen
waard ; ik kaïi liem u wel verraden, want tuorgeu
staat hij toch iu alle couranten: liij'unteriu,
ruftifoua"
Dus waarschijnlijk een pendant van de
CaoalIcriti rtistieaitu, ?"
Ja, om zoo te zeggen wel, maar het staat
feitelijk veel hooger. De liifuiitei'ia zal de
Cuculliïia eenvoudig doodslaan, daarvoor sta ik u in."