De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 19 juni pagina 3

19 juni 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1095 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een nieuw boet van Ml Ossit, de begaafde baronne Deslandes, is niet meer eene onbekende ten onzent. Haar eerste succes had zij te danken met haar tweede boek, »Ilse", dit delicate en ge voelige, te korte verhaal, bijna zonder intrigue, maar z.oo fijn omly'nd dat het hier en daar aan een potloodteekening van Toorop doet denken. »Ilse" werd in vele talen vertaald, ook in 't Hollandsch, en zoo kreeg de schrijfster eene grootere bekendheid in Nederland dan zy met 't origineele alleen zou hebben bereikt. Al wie Ossit genaderd heeft of kent, be wondert haar uitgebreid, voor «en vrouw zeld zaam gecultiveerd intellect en haar precieuse smaak. Haar keurig »hotel", dicht bij de Caamps Elysées gelegen, is een wonder van eenvoudige, uiterst gedistingeerde weelde. Haar met witte zijde bespannen salon, wit «comme de la neige tiède", waar het licht door wit-mousseline gordijnen slechts diffuus binnendringt, zonder dat men iets van het rauwe der straat bemeikt, heeft als tapy't blanke astrakhan-vachten, waarop hier en daar, in glad-zilveren potten, statige witte lelies ryzen, terwijl op tafels en tagères, dof zilveren, door artiesten kunstig geboet seerde vazen andere bloemen bevatten, want bloemen zyn een der passies van de intelli gente vrouw. Hier ontvangt zy, minzaam en pénétrant vriendelyk, de bevoorrechten die tot haar toe gang hebben, meestal gekleed in' eenigzins aan Primitieven of Praeraphaëliten herinnerende toiletten. Veel werd reeds over haar geschreven, ook in ons land, een paar jaren geleden, maar toch verdient 't opgemerkt te worden dat eene ultra-mondaine als zij, die slechts enkele maan den in haar home doorbrengt, en de rest van het jaar te Londen en Bayreuth, in Bohemen of Italiënog tijd kan vinden, in haar absorbeerend milieu, om romans en novellen te schrijven ! Maar Ossit is eene mondaine zooals er niet veel bestaan. Zij is artiest van nature en heeft hierbij een zeer uitgebreide intellectueele ontwikkeling, een enorme cultuur. Terwijl zij al wat kunst en litteratuur is, werkelijk innig voelt door middel van haar aangeboren gaven, is zij ook ongemeen op de hoogte van zeer inge wikkelde metaphysische of kunsthistorische quaesties, en zy zal over Emerson ofNietzsche, over Piero della Francesca of Burne Jones discuteeren met een grondige kennis en een gevoeligen tact die altijd, en bij een vrouw in 't bizonder, uiterst zelden voorkomen. Aan banden gelegd door de eischen van haar wereld, produceert zij natuurlijk niet veel, maar wat van haar pen komt is smaakvol, ongemeen. Na haar eerste deel : »A. quoi bon ?" kwam »Ilse". Nu komt een nieuw deeltje zich bij deze voegen, waarvan sommige novellen hier en daar vroeger verschenen zijn. De titel van dit laatste deel: »Il n'y a plus d'Iles bienheureuses", aan een uiting van Nietzsche ontleend, is zeer melodieus en toont de ontmoedigde en zacht pessimistische stemming der schryfster. iiiiiiiimiiMiiiimiiiiiimmimiJiimiMMii Stroomden en Tepstrooaiiiien. i. Op het feministen-congres te Parijs, April '96. zei de journalist en trouwe congresbezoekster Hilda Sachs, naar aanleiding van ik weet met meer welke discussies, ongeveer het \olgende: »Ik begrijp niet waarom gij, ransche vrouwen, toch zoo met het moederschap coquetteert. Ik heb óók kinderen, maar ik beroem mij niet op dat feit. Het komt bij u zeker daar vandaan, dat gij in al uwe kerken de Moeder Gods ziet afgebeeld met haar kind op den arm; ik moet u zeggen dat ik voor mij de Venus vau Milo, met baar afgebroken armen, die geen kind kunnen vasthouden, veel schooner vind dan al uwe Maria's te zamen ..." enz. enz. Deze woorden waren mij niet sympathiek, misschien nog minder om den toon dan om den inhoud. Ik kan niet beoordeelen, in hoeverre de Fransche vrouwen, al of niet in verband met Moeder-Gods-beelden, coquetteeren met het moederschap; wat ik wél weet is. dat m alle lauden, ja over de geheele wereld, men niet ernstig genoeg streven kan naar een duidelijk begrip van de beteekenis en de diepte van dj*. woord en deze zaak, en dat de menschheid er voorloopig slechts bij proflteeren kan wanneer n het woord u de zaak op de rechte wijze worden geïdealiseerd. En zeer, zér zou ik het betreuren, indien het feminisme een aantal ver standige en gevoelige vrouwen zou voeren tot een al te koude, nuchtere, prozaïsche opvatting van het moederschap. In dat deel der tijdschrift-litteratuur dat mij onder de oogen komt, nam ik in de laatste weken eigenaardige stroomingen en tegenstroomingen waar. Allereerst trof mij in het Weekblad De Amsterdammer het ,Pleidooi eener jong-ouderwetsche vrouw," waarin met yeel warmte en talent het groote, drukke gezin verdedigd wordt tegen de aanvallen van het N w. Malthusianisme; een pleidooi dat mij terwijl ik het zooeven uog overlas, in menig opzicht sympathiek treft. Immers, indien ik slechts t<; spreken heb van een tweetal, dan is dit niet omdat ik slechts twee kinderen hebben wilde, maar omdat ik mijn viertal niet compleet mocht houden. En hoe menigmalen betreur ik het- voor de opvoeding mijner kinderen, dat het oudere zoontje niet moclit blijven als natuurlijke speelkameraad voor mijn dochtertje, en ik, in No. 3, den verbindenden schakel ver loor tusschen het meisje van 12 en het jongetje van 7, leeftijden die te veel en te weinig uit elkander IL'gen om van eenig in het oog vallend nut te zijn in de opvo. ding der kinderen. Inderdaad, ik zie niet iu waarom, wanneer een gezin beperkt moet worden, die beperking altoos moet woriieu voorgesteld door n of twee en niet meer. Drie of vier komt mij om opvoed kundige redenen mter gewenscht voor. Toch zou ik het geheele pleidooi, hoe warm en treffend ook, niet gaarne onderschrijven; want ik sta een beetje perplex voor de vraag: waar zou het heen moeten, indien alle getrouwde paren de wereld verrijkten met S tot 12 spruiten?" Daarenboven, men zou tegen het Pleidooi" in kwistie kunnen aanvoeren dat uige en twee-ige kinderen niet per se behoeven op te groeien tot grooter egoïsten dan leden van een acht- of twaalftal. Waar de ouders ware opvoeders zijn, kan een uig kind opgroeien tot een edel inensch, een altruïst van den eersten rang; waar zij het niet zijn, kan een twaalftal kin deren opgroeien tot een dozijn schavuiten, liet zwaartepunt der kwestie ligt niet in het ue kind of iiet groote aantal kinderen, maar in de innerlijke reilen waarom men er twaalf wil hebben of slechts n of twee. Dat is gewetenszaak. Aan de beperking tot twee kan dezelfde gemoedsadel ten grondslag liggen die aan het ^Pleidooi" der jonge moeder zijn eigenaardige distinctie geeft-, maar omgekeerd kan het twaalftal en mér getuigen vau eenzelfde be redeneerd egoïsme. Dat het getal twee niet wil overschrijden. Wat mij daarna trof was het hoofdartikel in J\o. 5 jl. van Ecolutie. //Het zich-zelf-bewuste moeder.-fhap." In de Fronde, die ik niet lees, schijnt i en zekere Mej. Jaue S.iunier een pro baat recept aan de haud te hebben gedaan tot het pr< pareeren vau uitstekende moeders ; een recept dat niet in den smaak valt van Kcolutie, en waartegenover zij de bovenaangehaalde woor den (n.aar in eeuigszins anderen vorm) van Hilda Sachs stelt als de meest ware uiting van de meest ware opvatting der kwestie. Het is mijne bedoeling niet partij te kiezen vóór of tegen Fronde ot Evolutie; ik wijs slechts op beide bladen om aan te tooneu hoe dikwijls denkbeelden, behoorende tot n en dezelfde groep, soms in allerlei bladen te gelijkertijd op het tapijt wordt gebracht. En om de wel niet lange, maar veelzeggende reeks te sluiten, geeft het weekblad De Am sterdammer in zijn nummer vau Zaterdag 5 Juni eea artikeltje, getiteld: //De 11 ts en de pop", waarin ongeveer het volgende betoogd wordt: dat aan het kleine meisje de pop beter past dan de li^ts; dat de vrouw die haar roeping wél verstaat en behartigt heelemaal niet denkt aan. de fl<;t&; en dat alle huiselijkheid, alle vrouwelijkheid op dit eeuweinde bezig is ... de wereld uit te fietsen met eene snel'ieid van zooveel kilometer per uur. Arme fiets, daclit ik, dat artikeltje lezende, nu heb jij het alweer gedaan! Eu je bent toch werkelijk zoo'n uitkomst, zoo'u gezonde afleiding, zoo'n troost voor zenuwachtige, overwerkte personen, dat men op velerlei gronden, physische en psychische, ]; uitvinding zegenen moest! Wat heeft de fijts nu te maken met de meer of mindere huis-elijkheid der vrouwen? Ik rijd zelve fiets, maar ik ben er mij niet van bewust dat de fidts mij minder huiselijk of moederlijk heeft gemaakt, of mij ooit verleidde tot ontrouw aan wat ik mijn plichten acht. En ik keu een paar 'rouwen, die dolgaarne zouden fUtsen, maar overwegende plichten verbieden het haar; en ; ij Betten de gedachte aan de fijts uit het hoofd. Ik voor mij durf gerust beweren dat de vrouwen die zoo druk fiets rijden of geen overwegende plichten hebben die het haar verbieden, of indie.n zij daarmee plicht opofferen aan genot, zij dit bij gebreke van de fiets op een andere manier zouden hebben gedaan, Theekransjcs, toiletaangelegenheden, romans, straatslenteren, Let naloopen van alle mogelijke pretjes, er is van alles te kust en te keur wat een vrouw, die haar »naastbijliggende plichtjes" niet doen wil, gelegenheid biedt om ze te verzuimen. Niet de onschuldige fiets doet schade aan 't karakter van vrouwen en meisjes; maar het karakter van vrouwen en meisjes bepaalt het gebruik of het misbruik van dit instrument, dit veel minder een mode-artikel dau een veelbeteekeuend maat schappelijk verschijnsel mag worden genoemd. IK ken een groote meid van 12 jaar die, eer zij met haar mama uit fietsen gaat, nog eens eventjes gaat kijken of lr»ar pop wel soed is toegedekt"; die ook wel eens niet mee wou fi ;tKeu »omdat zij liever met het jonggeboren .kindje van de buurvrouw in het zonnetje ging wandelen". Ik vind dat dit kind zeer aardig de moderne vrouw typeert, die sport en plicht in harmonie weet te brengen. Toen ik dit :tsartikeltjt) «relezen en wMoverwogen liad, kreeg ik een visioen : Ik zag een groote massa mensclien rijdende; en wie, niet reden op de fi/t,s, d e deden liet op een stokpaardje. En 't staartj : van het pair-ije kwam allerkomiekst te voorschijn vau onder deftige sleepjaponneu en statige rokspauden. Maar rijden (leden ze allemaal. Aywaille, Juni 9S. NI-XLIE. De dienstboden in Toitije. Op het eerste gezicht schijnt de titel zonderling; het lijkt zoo vanzelf sprekend dut wie in Turkije bediend wil zijn, raar de slavenmarkt gaat, er een dozijn lijt'eigenen van verschillenden leeftijd koopt, en zijn Nubischen haremwachter met de zweep zendt om het vrachtje thuis te hakn. De werkelijk heid is intusschen anders. Er zijn in Turkije burgermenschen, die een dienstmeisje huren. en liefst zoo goedkoop mogelijk, niet anders dan te Londen of te Berlijn. De meeste dienstmeisjes in Turkije worden geleverd door de arme, talrijk met kinderen gezegende, joodsche gezinnen. 7,'Hvlra de meisjes daar maar eenigermate »in de hand komen'1, worden ze uit dienen gszonden; het loon van zulke kinderen ia met kost on afgelegde kleeren per week l a L' »metalik" ((> a \'l cent); maar er zijn er ook bij die al met haar zesde jaar beginnen, en dan reeds haar brood gaan verdienen niet het aandragen van drinkwater, het boodschappen doen bij de kruidenier en den slager, het schoonmaken van huis en hof, en vooral het urenlang wiegen van zuigelingen, met wie ze natuurlijk om het hardst huilen en slapen. Een goede zijde intusschen is, dat deze Ossit heeft dan ook veel ondervonden in haar betrekkelijk kort leven, en zy is in veel opzichten levensmoede. Het is hier niet de plaats om deze ver halen te ontleden, maar reeds de motto's, meest van Nietzsche genomen geven de m lancolische, zacht désespérante toon aan die dit werk karakteriseert. Dikwijls komen uitdruk kingen voor die zeer gelukkig en gevoelig zijn, als »on dirait que du parfum entre dans tout son corps", het hierboven even aange haalde »de la neige tièIe", »c'était joli comme une fleur qui s'ouvre, l'épanouissement de son c«'ur," enz. Ossit zoekt, evenals de Goncourt, naar de sépithète rare," en vindt die meermalen zeer gelukkig. Een bizondere, ranke elegance, een aristo cratische dinstinctie doorweven deze korte verhalen, geheel den indruk gevend van de elegante, teere, subtiele, in den waren zin aristokratische persoonlijkheid der schrijfster. PIJ. Z. III1IIIIIIIIIIIIUIIIIIIMI IIIIIIIIIIIIHIIIUIIIIII Tentoonstelling oüGefir. Scnröder. De heer Jac. van den Bosch hield dezer dagen een kleine expositie van ontwerpen voor kamerbetimmer- en beschilderingen bij de firma Gebr. Schröder, waarvoor hy een circulaire rondzond met een houtsnede er boven, waaruit zeer duidelijk blijkt dat ge noemde heer nog niet die vastheid en vaardig heid heeft bereikt, die noodig, als men de houtsnede als artistiek procédéwil verheffen. De tentoonstelling zelf viel my eenigszins tegen, daar ze helaas weinig uitgevoerde meu belen te zien geeft; enkele photographiön uit mr. Viotta's studeerkamer uitgezonderd, bestaan de overige meubelen nog slechts in teekening, waardoor men er altyd een eenigszins anderen indruk van krygt. De behang en zoldering motieven zijn, voor zoover we uit de kleine teekeningen hier kunnen > oordeelen, ook niet zeer gelukkig geslaagd, vooral waar de teekenaar zich waagt aan menschfiguren of gezichten en blijken geeft hiervoor geen model te hebben bestudeerd, terwyl hy ook eenigszins onder den alles tegen woordig overheerachenden Bngelsche invloed schijnt te staan Een klein kamerschermpje op zijde geschil derd heeft wel eenige allure» van voornaamheid, maar mist het vast bewuste van ornamentaal opgevatte beesten, die bijvoorbeeld die van Dijsselhoff kenmerken, aan wiens werk het door enkele kleuren, wellicht zonder bedoeling, vaag herinnert. Op het eerste gezicht maakt het echter een aangenamen indruk en de pauwen zijn niet onaardig opgevat, doch zonder ouderlingen samenhang met de andere motieven. In deze teekeningen van den heer van den Bosch zyn voor mij onmiskenbare sporen van goede constructeurs en decoratieve teekenaars te bespeuren, waarvan het navolgen, door artisten zonder persoonlijke opvatting, toch nog goede resultaten kan geven, die dan myns inziens wel lager staan die voortbrengselen van eigen inventie, maar ons toch een schrede verder kunnen brengen op den weg tot logi sche verbetering van ons meubilair. R. W. P. JK. 1I1IIIIIIIMIIII iiiiiiimiiiHMMiiiiim iiiimiiliiMiiiiiiiiiiiMiiii DAMEjS. «dienstboden" door de ouders niet buiten toezicht gelaten worden ; want vooreerst steken deze zorgvuldig hut loon op, dat met den leeftijd en de verrichtingen van het kind overeenstemt, ten tweede nemen zij hot, wegens den sabbath, .van Vrijdagavond tot Zaterdag avond thuis. Behoudens deze lastige gewoonte, hebben de meesteressen niet ongaarnejoodsche meisjes, die vrij hard werken en met weinig tevreden zijn. Men heeft het wel eens geproluord te conditioneeren dat de meisjes ook Vrijdagavonds in dienst bleven, maar ze mogen gedurende den sabbath noch vuur noch licht. noch iets zelfs dat te vuur staat aanraken; soep en melk mocht dus overkoken, de lamp stoomen, walmen, het glas springen; de dienst bode mag alleen roepen en er niets aan doen. Een tweede bezwaar, dat ook zijne goede zijde heeft,?is, dat de joodsche dienstiueis-jes niets mogen eten of drinken van de spijzen of zelfs uit bet vaatwe;''< van de niet-jodui. Daardoor snoepen ze dus niet; maar men moet haar geld geven voor d« kost. Zij koopen dan in een joodsche gaarkeuken een heel klein vischje of e n miniem stukje vlee-cb, verdwijnend onder een booj je in olie gekookte groente, alles op een blikken poppenschoteltje. Haar kopje zwarte koffie 's morgens koken zij zelf; met het brood der heidenen nemen ze het zoo nauw niet. Voorts mag bet meisje voor haar meesteres geen varkensvleesch balen ; en moet ter gele genheid van het Paaschfeest eene vacantie van negen dagen hebben. Met dat alles hebben de Turkinnen niet ongaarne joodsche dienstmeisjes, en de jodinnen dienen liever in Turksche huizen dan elders, omdat het personeel er talrijker en dus de dienst lichter is. Soms gaan ze ook tot den Islam over. Minder begeerd zijn de Bulgaarsche en Grieksche hoerenkinderen; deze worden ook al op haar achtste of negende jaar door de vaders naar de stad gebracht en voor een jaar verhuurd. De vader neemt dan het loon mee en komt na een jaar terug. De half wilde Bülgarenkinderen intusschen moeten nog geheel opgevoed worden, en daar dit niet altoos even zachtzinning gaat, is voor beide partijen de handel niet aangenaam. Veel aardiger, talentvoller, intelligenter zijn de Griekinnen, maar als die een paar jaar in dienst zijn en de aandacht g;ian trekken, willen ze geen boodschappen meer doen, niet meer met een mand op straat loopen, en hebben honderd pretenties. Het best is men natuurlijk af met een «orphar.o", een weeskind ; iLiar hoeft men met de ouders die telkers geld komen halen, niet te maken ; of de torph.-mo" z..-lf er beter aan toe is. is de vraag. Vooits zijn er zigeuner meisjes die dienen, mue.-t bij Ue Torkeri; zij hebben tegen, dat zij behahe huar eigen taal en Turksch, niets leeren spreken; zij zijn daarenboven lui. vülseli en uitgeleerde dieteggen. Negerinnen zijn me.tr betrouwbaar, maar de K u re-pennen nemen ze niet. E:i Turkinnen zelf g;i:m muit bij lieden vun een ander geloof in dienst. ?VIIHIIHIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllll nilllllMIIMIIIIItllllllllll Vóór de eigen'ijke zomerhitte, en terwijl de dagen r.og lang zijn, is hot de tijd voorvoetreizen. Jüinmer genoeg beeft raen in bijna geen enkel vak in ons land ooi desen tij l verlof of vacantie ; maar met ruilen en schikken is er allicht wat vrije tijd te krijgen. O'.a de voetreis aangenaam te maken intusschon is heel wat noodig. Eene kleine hindernis o t' ergernis wordt, na weinige dagen een onuitstaanbare kwelling. Men zorge dus eerst voer niet te nauwe, niet te losse klneding; hygiënisch en gemakkelijk. Het beste daarvoor is de stof die in Beieren door de boeren ge dragen wordt en Loden' heet ; 7.ij is zoowel bij regen als bij plotselinge nfkoeling zeer prarhtisch, warm en luchtig tegelijk. Voor hemden is 11 mei of zijde hot best; stijve kragen en manchetten doet ir.cn best te ver mijden ('if'schoon -/ij aan een dot' costuum een helder en zindelijk uiterlijk geven) ; nauw corset en te lange of' te wijde rok zijn natuur lijk uitgesloten. Schoenen moet men vooral niet nieuw voor de voetreis bestemmen; halfsleet is het beste ; de vorm, rijgschoenen, elastieken, breede j Engelsche, lage Duitsche hakken, hangt van ieders gewoonte af. Wie last heeft van ge zwollen voeten neemt best rijgschoenen; in elk geval is voor voetreizen de oude gewoonte, dat men eenzelfde laars, nu eens aan den linker, dan aan den rechter voet aantrok, geheel onmogelijk ; de voeten zijn evenmin gelijk als de handen. Zeer geschikt is het, eenige weken vóór de reis de voeten te harden, door ze iederen avond met lauw en iederen morgen met wat kouder water te wasschen ; voor sommigen is wassching met spiritus of eau-de-cologne aan te bevelen; maar na iedere wassching moet er heel zorgvuldig afgedroogd en afgewreven worden. Is men op de wandeling bang, dat men de voeten door zal loopen, dan wrijft men ze 's morgens met vaseline in en weer zoo goed als geheel uit; is de voet reeds doorgeloopen, dan legge men watten met vaseline op de wonde plekken en doe er 's avonds op de rust plaats compressen met azijnzure kleiaarde op. Sommigen hebben in de eerste dagen van een voetreis weinig eetlust; dan moetwn zij zich niet forceeren met de gedachte: wie veel kracht noodig heeft moet veel eten. Integendeel, de honger zal wel terugkomen wanneer er aanleiding toe is; dan ete men goed en Hink. Over het drinken is men het niet eens; sommigen raden aan zoo weinig mogelijk onderweg te drinken, anderen willen dat men geregeld nu en dan drinkt. Som migen raden enkel water aan ; anderen water met cognac. Het gebruik van melk, van kwast, van bier, van wijn, is aan ieders gewoonte t>f ondervinding overgelaten. IJsKoud drinken kan, gelijk men weet, heel verderfelijk zijn. 's Avonds na een langen uiarsch en een goed maal wat bij bier of bowl of wijn te blijven zitten, is heel vergecihjk ; maar voor den voetreiz'ger meer dan vour een ander nog geldt het spreekwoord, dat de morgenstond goud in den mond heeft. Onder de vragen, die de redactie van LM jMude jiralK/ne van tijd tot tijd aan de bere deneering van haar lezeressen onderwerpt, was deze: »ls het beter oude vrijster te worden of een middelmatig huwelijk te doen '/'' Het is niet verwonderlijk, dat daarop honderden antwoorden ingekomen zijn ; iedere vrouw heeft er hare meening over. Indertijd, bij de beantwoording van: >Is marria^e a failure V" merkte de redactie van bet Engelsche blad, dat de vraag gestold bad, op, dat de meeste dames en heeren die haar beantwoord hadden, blijkbaar bedoelden : »Mary is mij tegengevallen," ot' »,Iohn is geen ideaal echtgenoot." Jiij de hier gestelde viaag, zullen ook de meeste lezeressen w.el aan een bepaald huwelijk gedacht hebben, en gezegd, «vaneen middelmatig huwelijk zou ik met mijn slimheid nog wel behoorlijk partij trekken." Zij zeggen dat echter niet; de overheerschende toon in de brieven is die van toe wijding, zelfverloochening. De meeste vrouwen wenscben een «middelmatig huwelijk" om daarin haar zachtheid, energie, tact, kortom al de goede eigenschappen, die zij meenon te bezitten, ten toon te spreiden. De meesten schijnen daarin oprecht te zijn, maar toch duet het goed van een verstandige vrouw deze meening te lezen, dat het «moeielijk gaat een ander te geven, wat men niet heeft, en zijne omgeving gelukkig te maken, als men net zelf niet is." Een andere concurrente vindt, dat i-eene vrouw, die een middelmatig huwelijk beeft aangegaan, al genoeg slachtdier is. en niet nog daarenboven toewijding of zelfverlooche ning behoeft te toonen." Deze belooft geen aangename wederhelft te worden; zij schijnt te rneenen, enkel voor ornament ten huwelijk gevraagd te worden. Vrij velen willen wel het «middelmatig huwelyk," maar «eerst op den leeidjd wanneer de hoop op een ander voorbij is;'' uit de meerderheid der brieven schijnt te blijken, dat dertig jaar als die leeftijd beschouwd wordt. »Verscheiden huwbare zustars" schrijven samen een brief; zij grijpen gaarne het»middelniatig huwelijk'' aan. «Alles ksn mee- en tegenvallen," schrijven zij, »geef maar eon middelmatigen man als er geen ander is ; over een jaar of wat kan men pas zien, wat de beste keus zou geweest zijn." Wat de redactrice in veel van de meisjes trof, was hare overtuiging, dat zij oneindig ver boven haar man zouden staan; van een F. Roosiorp. (In memoriam.) De kunst was hem bovenal. Hij kon vereeren, misprijzen, haten en liefhebben, maar hoe hij handelde, het bleef de kunst die hem dreef. Er waren die zich verbaasden, die zich verwonderden, ook wel die zich ergerden over zijn scherpklare wijze waarmee hij boekbeoordeeling en overzicht tijdschriften in het "Weekblad schreef. Maar, allen, hoe zij dan ook over hem dachten, erkenden, dat zyn meening maar niet zoo was weggeschreven klakkeloos, dat het was gevormd na ernstig overwegen, in overtuiging, en met de zeer bijzondere eigenschap van een preciese zegging en vlymscherpe karakteriezeering. Wat men las was het oordeel van iemand, die zich ztlf de hoogste eischen stelt, ook bij anderen alleen het hoogste kan waardeeren. .Niet als een wijze die de dingen kalm over ziet, en dan uit die overdaad van wijsheid een mildheid van oordeel sprenkelt, zoo was zijn meening-zeggen niet. Consideraties en overwegingen waren hem vreem 1. Wat hij goed meende werd gezegd, wat maar even beneden zijn toets ging, kreeg felle kritiek. liet was hem moeielijk volkomen objectief te büjven. Daarvoor was hij zelf een te gepas sioneerd woordkunstenaar. De eigenaardige preciesheid zijner zinnen, het altijd zoeken naar het juiste woord, naar de scherpste omschrijving gaf aan zijn critiek vaak den schijn van neteligheid, aan zyn litte rair werk een gümp van mooie gedwor.genheid. Men kon voelen, dat zijn schrijven niet spon taan kwarn, dat het ontstond onder den drang van het bewuste stroven naar h t hoogste. Maar onder deze preciese woordschikking die misschien kon hinderen, kwam altyd het het mooie sentiment de prachtige o .servaüe doortrillen, dat zyn werk weer maakt het werk van eersten rang. De critiek heeft ook hem niet gespaard. Dat kon niet anders, die felle critieken las hij met plezier. In elk oordeel, hoe si cht en onjuist ook, zit een kern va, waarheid. U moet kunnen zii'ten, zei hij. Men heeft meer aan n scherpzinnige critiek dan aan tien loftrompettende. En zijn eerste woord was gewoonlijk bij een ongunstig oordeel, dat er misschien wel wat van waar zou kunnen zijn. Als vriend onder den indruk van zijn toch hartelijke samenwerking was meestal geen sprake ; de meeste meisjes beschouwden zich als heiligen en engelen, en den eventueelen man als een erg vulgair, egoïstisch prozamensch ; »wanneer men ze er toe kon krijgen, hieraan wat meer te twijfelen zou er al veel gewonnen zijn", schrijft de redactrice. Zij knoopt intusschen aan deze geheele geschiedenis een aardige en nuttige preek vast. »Wat wij betreuren is, dat die wensch om getrouwd te zijn, en de vrees, geen man te vinden, de mooiste jaren bederft. Al hun belangstelling, al hun vermogens, al hun ge dachten worden geabsorbeerd door dat zuch ten en dat zoeken. Eu helaas, de mama's moedigen dat aan, en vinden, uit vrees dat haar meisjes aan iets anders zouden denken, maar het best, dat ze in 't geheel niet denken. Met het oog op den man ook kweekt men een dozijn halve talentps aan, piano, zingen, teekenen, op hoop, dat n er van hem vangen zal; maar den tijd en de vermogens aan een werkelijken aanleg te besteden, om de kunst zelve, daarvoor is menjbang. Voor sommigen is dan de teleurstelling nog i alleen, dat zij geen huiselijken haar.l vinden, ' dat zij niet gekozen worden, hoigeen toch ] ook al een vernedering is, maar hoeveel erger is het voor de meisjes, die in den man tevens den levensverzorger zoeken, bij wie dus de jacht naar liefde ook een jacht naar geld is... Kan men zich iets treurigers den ken, dan hiernaar te dingen met vertoon van schoonheid, van bekoring, van gevoeligheid, van lieïde ? En wanneer deze meisjes energie hebben, wanneer zij willen werken, onafhankelijk wor den, dan komt alles om haar heen, wat meent een recht op haar te hebben, en praat van zich te declasseeren, van alle kans op eene voordeelige partij te verliepen. Helaas, de raadgevers zullen er het verdriet en de ver nedering niet van hebben, maar wel het meisje zelf, dat ze hare beste jaren laten verbeuzelen. Wenschen zou ik, dat de meisjes, die onaf hankelijk zij , eene bezigheid zochten, die, in afwachting, haar gedachten bezig hield ; ze zouden dan inet minder ho >ghartigheid op den man wachten en respect krijgen voor arbeid ; en dat de meisjes, voor wier brood moet ge zorgd worden, er zelf voor zorgden; het is lang niet zeker, dat daardoor haar kansen minder zouden worden op een braven kerel, die met haar de zorgen van het leven deelen wil.'! * * Naar aanleiding van de levende schildpadden, met juweelen geïncrusteerd. die, evenals te Amsterdam, ook te Berlijn verkocht worden, geeft L'lk het denkbeeld aan, meer gedierten tot toiletversiering te ntiliseeren. Als diadeem wil het den boomkikvorsch met zijn laddertje aanwenden, waar hij bij regenachtig weer op klimt: als oorhangers flinke spinnen met hun webben, die zij aan de wenkbrauwen en da kin kunnen vastmaken; als broche een mei kever op een nagebootst blad: als armband een hagedis aan een gouden ring geketend, met liito watersalamander voor het ceintuur. Kingadders en ratelslangen kunnen als collier dienen; iedere kleurige worm als ring om den vinger; ee:i paling als kouseband is reeds door de volkstaal vooruit gezien, men spreekt immers bij afgezakte kousen reeds van »aal in de kousen"; »aal om de kousen" zal dus niet vreemd zijn. * * * Ean zeker nuttig, zeer eenvoudig en zeer bevattelijk boekje «Eenige wenken voor jonge moeders", door Octavia. is door dr A. Vu van een voorwoord voorzien, waarin men o. a. leest: »ln dit werkje zullen de ouders, vooral de moeders, eenvoudige aanwijzingen vinden, boe zij hare kleine kinderen moeten groot brengen. Ook zal hun door de schrijfster er op worden gewezen, dat er kleine gebreken zijn, die gemakdelijk door oplettendheid kunnen worden vermeden of verholpen, en andere, «schijnbaar" kleine, die terstond de hulp van een deskundige noodig maken." De stijl vnn het boekje doet in zijn harte lijkheid heel aangenaam aan; »0ctavia" heeft niet enkel aan de kleinen gedacht die op >.zijde en satijn gebed" worden, maar ook voor schamele toestanden haar wenken ingericht. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl