Historisch Archief 1877-1940
No. 1095
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een nieuw boet van Ml
Ossit, de begaafde baronne Deslandes, is
niet meer eene onbekende ten onzent.
Haar eerste succes had zij te danken met
haar tweede boek, »Ilse", dit delicate en ge
voelige, te korte verhaal, bijna zonder intrigue,
maar z.oo fijn omly'nd dat het hier en daar aan
een potloodteekening van Toorop doet denken.
»Ilse" werd in vele talen vertaald, ook in
't Hollandsch, en zoo kreeg de schrijfster eene
grootere bekendheid in Nederland dan zy met
't origineele alleen zou hebben bereikt.
Al wie Ossit genaderd heeft of kent, be
wondert haar uitgebreid, voor «en vrouw zeld
zaam gecultiveerd intellect en haar precieuse
smaak.
Haar keurig »hotel", dicht bij de Caamps
Elysées gelegen, is een wonder van eenvoudige,
uiterst gedistingeerde weelde.
Haar met witte zijde bespannen salon, wit
«comme de la neige tiède", waar het
licht door wit-mousseline gordijnen slechts
diffuus binnendringt, zonder dat men iets
van het rauwe der straat bemeikt, heeft
als tapy't blanke astrakhan-vachten, waarop
hier en daar, in glad-zilveren potten, statige
witte lelies ryzen, terwijl op tafels en tagères,
dof zilveren, door artiesten kunstig geboet
seerde vazen andere bloemen bevatten, want
bloemen zyn een der passies van de intelli
gente vrouw.
Hier ontvangt zy, minzaam en pénétrant
vriendelyk, de bevoorrechten die tot haar toe
gang hebben, meestal gekleed in' eenigzins
aan Primitieven of Praeraphaëliten herinnerende
toiletten.
Veel werd reeds over haar geschreven, ook
in ons land, een paar jaren geleden, maar toch
verdient 't opgemerkt te worden dat eene
ultra-mondaine als zij, die slechts enkele maan
den in haar home doorbrengt, en de rest van
het jaar te Londen en Bayreuth, in Bohemen
of Italiënog tijd kan vinden, in haar
absorbeerend milieu, om romans en novellen
te schrijven !
Maar Ossit is eene mondaine zooals er niet
veel bestaan.
Zij is artiest van nature en heeft hierbij een
zeer uitgebreide intellectueele ontwikkeling,
een enorme cultuur. Terwijl zij al wat kunst
en litteratuur is, werkelijk innig voelt door
middel van haar aangeboren gaven, is zij
ook ongemeen op de hoogte van zeer inge
wikkelde metaphysische of kunsthistorische
quaesties, en zy zal over Emerson ofNietzsche,
over Piero della Francesca of Burne Jones
discuteeren met een grondige kennis en een
gevoeligen tact die altijd, en bij een vrouw in
't bizonder, uiterst zelden voorkomen.
Aan banden gelegd door de eischen van haar
wereld, produceert zij natuurlijk niet veel,
maar wat van haar pen komt is smaakvol,
ongemeen.
Na haar eerste deel : »A. quoi bon ?" kwam
»Ilse". Nu komt een nieuw deeltje zich bij
deze voegen, waarvan sommige novellen hier
en daar vroeger verschenen zijn.
De titel van dit laatste deel: »Il n'y a plus
d'Iles bienheureuses", aan een uiting van
Nietzsche ontleend, is zeer melodieus en toont de
ontmoedigde en zacht pessimistische stemming
der schryfster.
iiiiiiiimiiMiiiimiiiiiimmimiJiimiMMii
Stroomden en Tepstrooaiiiien.
i.
Op het feministen-congres te Parijs, April '96.
zei de journalist en trouwe congresbezoekster
Hilda Sachs, naar aanleiding van ik weet met
meer welke discussies, ongeveer het \olgende:
»Ik begrijp niet waarom gij, ransche vrouwen,
toch zoo met het moederschap coquetteert. Ik
heb óók kinderen, maar ik beroem mij niet op
dat feit. Het komt bij u zeker daar vandaan,
dat gij in al uwe kerken de Moeder Gods ziet
afgebeeld met haar kind op den arm; ik moet
u zeggen dat ik voor mij de Venus vau Milo,
met baar afgebroken armen, die geen kind
kunnen vasthouden, veel schooner vind dan al
uwe Maria's te zamen ..." enz. enz.
Deze woorden waren mij niet sympathiek,
misschien nog minder om den toon dan om
den inhoud. Ik kan niet beoordeelen, in hoeverre
de Fransche vrouwen, al of niet in verband
met Moeder-Gods-beelden, coquetteeren met het
moederschap; wat ik wél weet is. dat m alle
lauden, ja over de geheele wereld, men niet
ernstig genoeg streven kan naar een duidelijk
begrip van de beteekenis en de diepte van dj*.
woord en deze zaak, en dat de menschheid er
voorloopig slechts bij proflteeren kan wanneer
n het woord u de zaak op de rechte wijze
worden geïdealiseerd. En zeer, zér zou ik het
betreuren, indien het feminisme een aantal ver
standige en gevoelige vrouwen zou voeren tot
een al te koude, nuchtere, prozaïsche opvatting
van het moederschap.
In dat deel der tijdschrift-litteratuur dat
mij onder de oogen komt, nam ik in de laatste
weken eigenaardige stroomingen en
tegenstroomingen waar. Allereerst trof mij in het
Weekblad De Amsterdammer het ,Pleidooi
eener jong-ouderwetsche vrouw," waarin met
yeel warmte en talent het groote, drukke gezin
verdedigd wordt tegen de aanvallen van het
N w. Malthusianisme; een pleidooi dat mij
terwijl ik het zooeven uog overlas, in menig
opzicht sympathiek treft. Immers, indien ik
slechts t<; spreken heb van een tweetal, dan is
dit niet omdat ik slechts twee kinderen hebben
wilde, maar omdat ik mijn viertal niet compleet
mocht houden. En hoe menigmalen betreur ik
het- voor de opvoeding mijner kinderen, dat
het oudere zoontje niet moclit blijven als
natuurlijke speelkameraad voor mijn dochtertje,
en ik, in No. 3, den verbindenden schakel ver
loor tusschen het meisje van 12 en het jongetje
van 7, leeftijden die te veel en te weinig
uit elkander IL'gen om van eenig in het oog
vallend nut te zijn in de opvo. ding der kinderen.
Inderdaad, ik zie niet iu waarom, wanneer een
gezin beperkt moet worden, die beperking altoos
moet woriieu voorgesteld door n of twee en
niet meer. Drie of vier komt mij om opvoed
kundige redenen mter gewenscht voor. Toch
zou ik het geheele pleidooi, hoe warm en
treffend ook, niet gaarne onderschrijven; want
ik sta een beetje perplex voor de vraag: waar
zou het heen moeten, indien alle getrouwde
paren de wereld verrijkten met S tot 12 spruiten?"
Daarenboven, men zou tegen het Pleidooi" in
kwistie kunnen aanvoeren dat uige en twee-ige
kinderen niet per se behoeven op te groeien tot
grooter egoïsten dan leden van een acht- of
twaalftal. Waar de ouders ware opvoeders zijn,
kan een uig kind opgroeien tot een edel
inensch, een altruïst van den eersten rang;
waar zij het niet zijn, kan een twaalftal kin
deren opgroeien tot een dozijn schavuiten, liet
zwaartepunt der kwestie ligt niet in het ue
kind of iiet groote aantal kinderen, maar in de
innerlijke reilen waarom men er twaalf wil hebben
of slechts n of twee. Dat is gewetenszaak.
Aan de beperking tot twee kan dezelfde
gemoedsadel ten grondslag liggen die aan het
^Pleidooi" der jonge moeder zijn eigenaardige
distinctie geeft-, maar omgekeerd kan het
twaalftal en mér getuigen vau eenzelfde be
redeneerd egoïsme. Dat het getal twee niet wil
overschrijden.
Wat mij daarna trof was het hoofdartikel in
J\o. 5 jl. van Ecolutie. //Het zich-zelf-bewuste
moeder.-fhap." In de Fronde, die ik niet lees,
schijnt i en zekere Mej. Jaue S.iunier een pro
baat recept aan de haud te hebben gedaan tot
het pr< pareeren vau uitstekende moeders ; een
recept dat niet in den smaak valt van Kcolutie,
en waartegenover zij de bovenaangehaalde woor
den (n.aar in eeuigszins anderen vorm) van
Hilda Sachs stelt als de meest ware uiting
van de meest ware opvatting der kwestie.
Het is mijne bedoeling niet partij te kiezen
vóór of tegen Fronde ot Evolutie; ik wijs slechts
op beide bladen om aan te tooneu hoe dikwijls
denkbeelden, behoorende tot n en dezelfde
groep, soms in allerlei bladen te gelijkertijd op
het tapijt wordt gebracht.
En om de wel niet lange, maar veelzeggende
reeks te sluiten, geeft het weekblad De Am
sterdammer in zijn nummer vau Zaterdag 5
Juni eea artikeltje, getiteld: //De 11 ts en de
pop", waarin ongeveer het volgende betoogd
wordt: dat aan het kleine meisje de pop beter
past dan de li^ts; dat de vrouw die haar roeping
wél verstaat en behartigt heelemaal niet denkt
aan. de fl<;t&; en dat alle huiselijkheid, alle
vrouwelijkheid op dit eeuweinde bezig is ... de
wereld uit te fietsen met eene snel'ieid van
zooveel kilometer per uur.
Arme fiets, daclit ik, dat artikeltje lezende,
nu heb jij het alweer gedaan! Eu je bent toch
werkelijk zoo'n uitkomst, zoo'u gezonde afleiding,
zoo'n troost voor zenuwachtige, overwerkte
personen, dat men op velerlei gronden, physische
en psychische, ]; uitvinding zegenen moest! Wat
heeft de fijts nu te maken met de meer of
mindere huis-elijkheid der vrouwen? Ik rijd zelve
fiets, maar ik ben er mij niet van bewust dat
de fidts mij minder huiselijk of moederlijk heeft
gemaakt, of mij ooit verleidde tot ontrouw aan
wat ik mijn plichten acht. En ik keu een paar
'rouwen, die dolgaarne zouden fUtsen, maar
overwegende plichten verbieden het haar; en
; ij Betten de gedachte aan de fijts uit het hoofd.
Ik voor mij durf gerust beweren dat de vrouwen
die zoo druk fiets rijden of geen overwegende
plichten hebben die het haar verbieden, of indie.n
zij daarmee plicht opofferen aan genot, zij dit
bij gebreke van de fiets op een andere manier
zouden hebben gedaan, Theekransjcs,
toiletaangelegenheden, romans, straatslenteren, Let
naloopen van alle mogelijke pretjes, er is van
alles te kust en te keur wat een vrouw, die
haar »naastbijliggende plichtjes" niet doen wil,
gelegenheid biedt om ze te verzuimen. Niet de
onschuldige fiets doet schade aan 't karakter van
vrouwen en meisjes; maar het karakter van
vrouwen en meisjes bepaalt het gebruik of het
misbruik van dit instrument, dit veel minder
een mode-artikel dau een veelbeteekeuend maat
schappelijk verschijnsel mag worden genoemd.
IK ken een groote meid van 12 jaar die, eer
zij met haar mama uit fietsen gaat, nog eens
eventjes gaat kijken of lr»ar pop wel soed is
toegedekt"; die ook wel eens niet mee wou
fi ;tKeu »omdat zij liever met het jonggeboren
.kindje van de buurvrouw in het zonnetje ging
wandelen". Ik vind dat dit kind zeer aardig
de moderne vrouw typeert, die sport en plicht
in harmonie weet te brengen.
Toen ik dit :tsartikeltjt) «relezen en
wMoverwogen liad, kreeg ik een visioen : Ik zag
een groote massa mensclien rijdende; en wie,
niet reden op de fi/t,s, d e deden liet op een
stokpaardje. En 't staartj : van het pair-ije
kwam allerkomiekst te voorschijn vau onder
deftige sleepjaponneu en statige rokspauden.
Maar rijden (leden ze allemaal.
Aywaille, Juni 9S. NI-XLIE.
De dienstboden in Toitije.
Op het eerste gezicht schijnt de titel
zonderling; het lijkt zoo vanzelf sprekend dut
wie in Turkije bediend wil zijn, raar de
slavenmarkt gaat, er een dozijn lijt'eigenen
van verschillenden leeftijd koopt, en zijn
Nubischen haremwachter met de zweep zendt
om het vrachtje thuis te hakn. De werkelijk
heid is intusschen anders. Er zijn in Turkije
burgermenschen, die een dienstmeisje huren.
en liefst zoo goedkoop mogelijk, niet anders
dan te Londen of te Berlijn.
De meeste dienstmeisjes in Turkije worden
geleverd door de arme, talrijk met kinderen
gezegende, joodsche gezinnen. 7,'Hvlra de
meisjes daar maar eenigermate »in de hand
komen'1, worden ze uit dienen gszonden; het
loon van zulke kinderen ia met kost on
afgelegde kleeren per week l a L' »metalik"
((> a \'l cent); maar er zijn er ook bij die
al met haar zesde jaar beginnen, en dan reeds
haar brood gaan verdienen niet het aandragen
van drinkwater, het boodschappen doen bij
de kruidenier en den slager, het schoonmaken
van huis en hof, en vooral het urenlang wiegen
van zuigelingen, met wie ze natuurlijk om
het hardst huilen en slapen.
Een goede zijde intusschen is, dat deze
Ossit heeft dan ook veel ondervonden in
haar betrekkelijk kort leven, en zy is in veel
opzichten levensmoede.
Het is hier niet de plaats om deze ver
halen te ontleden, maar reeds de motto's,
meest van Nietzsche genomen geven de m
lancolische, zacht désespérante toon aan die dit
werk karakteriseert. Dikwijls komen uitdruk
kingen voor die zeer gelukkig en gevoelig
zijn, als »on dirait que du parfum entre dans
tout son corps", het hierboven even aange
haalde »de la neige tièIe", »c'était joli comme
une fleur qui s'ouvre, l'épanouissement de
son c«'ur," enz.
Ossit zoekt, evenals de Goncourt, naar de
sépithète rare," en vindt die meermalen zeer
gelukkig.
Een bizondere, ranke elegance, een aristo
cratische dinstinctie doorweven deze korte
verhalen, geheel den indruk gevend van de
elegante, teere, subtiele, in den waren zin
aristokratische persoonlijkheid der schrijfster.
PIJ. Z.
III1IIIIIIIIIIIIUIIIIIIMI
IIIIIIIIIIIIHIIIUIIIIII
Tentoonstelling oüGefir. Scnröder.
De heer Jac. van den Bosch hield dezer
dagen een kleine expositie van ontwerpen
voor kamerbetimmer- en beschilderingen bij
de firma Gebr. Schröder, waarvoor hy een
circulaire rondzond met een houtsnede er
boven, waaruit zeer duidelijk blijkt dat ge
noemde heer nog niet die vastheid en vaardig
heid heeft bereikt, die noodig, als men de
houtsnede als artistiek procédéwil verheffen.
De tentoonstelling zelf viel my eenigszins
tegen, daar ze helaas weinig uitgevoerde meu
belen te zien geeft; enkele photographiön uit
mr. Viotta's studeerkamer uitgezonderd,
bestaan de overige meubelen nog slechts in
teekening, waardoor men er altyd een
eenigszins anderen indruk van krygt.
De behang en zoldering motieven zijn, voor
zoover we uit de kleine teekeningen hier kunnen >
oordeelen, ook niet zeer gelukkig geslaagd,
vooral waar de teekenaar zich waagt aan
menschfiguren of gezichten en blijken geeft
hiervoor geen model te hebben bestudeerd,
terwyl hy ook eenigszins onder den alles tegen
woordig overheerachenden Bngelsche invloed
schijnt te staan
Een klein kamerschermpje op zijde geschil
derd heeft wel eenige allure» van voornaamheid,
maar mist het vast bewuste van ornamentaal
opgevatte beesten, die bijvoorbeeld die van
Dijsselhoff kenmerken, aan wiens werk het
door enkele kleuren, wellicht zonder bedoeling,
vaag herinnert. Op het eerste gezicht maakt
het echter een aangenamen indruk en de
pauwen zijn niet onaardig opgevat, doch zonder
ouderlingen samenhang met de andere motieven.
In deze teekeningen van den heer van den
Bosch zyn voor mij onmiskenbare sporen van
goede constructeurs en decoratieve teekenaars
te bespeuren, waarvan het navolgen, door
artisten zonder persoonlijke opvatting, toch
nog goede resultaten kan geven, die dan myns
inziens wel lager staan die voortbrengselen
van eigen inventie, maar ons toch een schrede
verder kunnen brengen op den weg tot logi
sche verbetering van ons meubilair.
R. W. P. JK.
1I1IIIIIIIMIIII
iiiiiiimiiiHMMiiiiim
iiiimiiliiMiiiiiiiiiiiMiiii
DAMEjS.
«dienstboden" door de ouders niet buiten
toezicht gelaten worden ; want vooreerst steken
deze zorgvuldig hut loon op, dat met den
leeftijd en de verrichtingen van het kind
overeenstemt, ten tweede nemen zij hot, wegens
den sabbath, .van Vrijdagavond tot Zaterdag
avond thuis. Behoudens deze lastige gewoonte,
hebben de meesteressen niet ongaarnejoodsche
meisjes, die vrij hard werken en met weinig
tevreden zijn. Men heeft het wel eens
geproluord te conditioneeren dat de meisjes ook
Vrijdagavonds in dienst bleven, maar ze mogen
gedurende den sabbath noch vuur noch licht.
noch iets zelfs dat te vuur staat aanraken;
soep en melk mocht dus overkoken, de lamp
stoomen, walmen, het glas springen; de dienst
bode mag alleen roepen en er niets aan doen.
Een tweede bezwaar, dat ook zijne goede
zijde heeft,?is, dat de joodsche dienstiueis-jes
niets mogen eten of drinken van de spijzen
of zelfs uit bet vaatwe;''< van de niet-jodui.
Daardoor snoepen ze dus niet; maar men
moet haar geld geven voor d« kost. Zij koopen
dan in een joodsche gaarkeuken een heel
klein vischje of e n miniem stukje vlee-cb,
verdwijnend onder een booj je in olie gekookte
groente, alles op een blikken poppenschoteltje.
Haar kopje zwarte koffie 's morgens koken zij
zelf; met het brood der heidenen nemen ze
het zoo nauw niet.
Voorts mag bet meisje voor haar meesteres
geen varkensvleesch balen ; en moet ter gele
genheid van het Paaschfeest eene vacantie
van negen dagen hebben.
Met dat alles hebben de Turkinnen niet
ongaarne joodsche dienstmeisjes, en de jodinnen
dienen liever in Turksche huizen dan elders,
omdat het personeel er talrijker en dus de
dienst lichter is. Soms gaan ze ook tot den
Islam over.
Minder begeerd zijn de Bulgaarsche en
Grieksche hoerenkinderen; deze worden ook
al op haar achtste of negende jaar door de
vaders naar de stad gebracht en voor een
jaar verhuurd. De vader neemt dan het loon
mee en komt na een jaar terug. De half
wilde Bülgarenkinderen intusschen moeten nog
geheel opgevoed worden, en daar dit niet
altoos even zachtzinning gaat, is voor beide
partijen de handel niet aangenaam. Veel
aardiger, talentvoller, intelligenter zijn de
Griekinnen, maar als die een paar jaar in
dienst zijn en de aandacht g;ian trekken,
willen ze geen boodschappen meer doen, niet
meer met een mand op straat loopen, en
hebben honderd pretenties.
Het best is men natuurlijk af met een
«orphar.o", een weeskind ; iLiar hoeft men met
de ouders die telkers geld komen halen, niet
te maken ; of de torph.-mo" z..-lf er beter aan
toe is. is de vraag. Vooits zijn er zigeuner
meisjes die dienen, mue.-t bij Ue Torkeri; zij
hebben tegen, dat zij behahe huar eigen taal
en Turksch, niets leeren spreken; zij zijn
daarenboven lui. vülseli en uitgeleerde
dieteggen. Negerinnen zijn me.tr betrouwbaar,
maar de K u re-pennen nemen ze niet. E:i
Turkinnen zelf g;i:m muit bij lieden vun een
ander geloof in dienst.
?VIIHIIHIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllll
nilllllMIIMIIIIItllllllllll
Vóór de eigen'ijke zomerhitte, en terwijl de
dagen r.og lang zijn, is hot de tijd
voorvoetreizen. Jüinmer genoeg beeft raen in bijna
geen enkel vak in ons land ooi desen tij l
verlof of vacantie ; maar met ruilen en schikken
is er allicht wat vrije tijd te krijgen.
O'.a de voetreis aangenaam te maken
intusschon is heel wat noodig. Eene kleine
hindernis o t' ergernis wordt, na weinige dagen
een onuitstaanbare kwelling. Men zorge dus
eerst voer niet te nauwe, niet te losse klneding;
hygiënisch en gemakkelijk. Het beste daarvoor
is de stof die in Beieren door de boeren ge
dragen wordt en Loden' heet ; 7.ij is zoowel
bij regen als bij plotselinge nfkoeling zeer
prarhtisch, warm en luchtig tegelijk. Voor
hemden is 11 mei of zijde hot best; stijve
kragen en manchetten doet ir.cn best te ver
mijden ('if'schoon -/ij aan een dot' costuum een
helder en zindelijk uiterlijk geven) ; nauw
corset en te lange of' te wijde rok zijn natuur
lijk uitgesloten.
Schoenen moet men vooral niet nieuw voor
de voetreis bestemmen; halfsleet is het beste ;
de vorm, rijgschoenen, elastieken, breede
j Engelsche, lage Duitsche hakken, hangt van
ieders gewoonte af. Wie last heeft van ge
zwollen voeten neemt best rijgschoenen; in
elk geval is voor voetreizen de oude gewoonte,
dat men eenzelfde laars, nu eens aan den
linker, dan aan den rechter voet aantrok,
geheel onmogelijk ; de voeten zijn evenmin
gelijk als de handen.
Zeer geschikt is het, eenige weken vóór de
reis de voeten te harden, door ze iederen
avond met lauw en iederen morgen met wat
kouder water te wasschen ; voor sommigen is
wassching met spiritus of eau-de-cologne aan
te bevelen; maar na iedere wassching moet
er heel zorgvuldig afgedroogd en afgewreven
worden. Is men op de wandeling bang, dat
men de voeten door zal loopen, dan wrijft
men ze 's morgens met vaseline in en weer zoo
goed als geheel uit; is de voet reeds
doorgeloopen, dan legge men watten met vaseline op
de wonde plekken en doe er 's avonds op de rust
plaats compressen met azijnzure kleiaarde op.
Sommigen hebben in de eerste dagen van
een voetreis weinig eetlust; dan moetwn zij
zich niet forceeren met de gedachte: wie
veel kracht noodig heeft moet veel eten.
Integendeel, de honger zal wel terugkomen
wanneer er aanleiding toe is; dan ete men
goed en Hink. Over het drinken is men het
niet eens; sommigen raden aan zoo weinig
mogelijk onderweg te drinken, anderen willen
dat men geregeld nu en dan drinkt. Som
migen raden enkel water aan ; anderen water
met cognac. Het gebruik van melk, van kwast,
van bier, van wijn, is aan ieders gewoonte t>f
ondervinding overgelaten. IJsKoud drinken
kan, gelijk men weet, heel verderfelijk zijn.
's Avonds na een langen uiarsch en een goed
maal wat bij bier of bowl of wijn te blijven
zitten, is heel vergecihjk ; maar voor den
voetreiz'ger meer dan vour een ander nog geldt
het spreekwoord, dat de morgenstond goud in
den mond heeft.
Onder de vragen, die de redactie van LM
jMude jiralK/ne van tijd tot tijd aan de bere
deneering van haar lezeressen onderwerpt, was
deze: »ls het beter oude vrijster te worden
of een middelmatig huwelijk te doen '/'' Het
is niet verwonderlijk, dat daarop honderden
antwoorden ingekomen zijn ; iedere vrouw heeft
er hare meening over.
Indertijd, bij de beantwoording van: >Is
marria^e a failure V" merkte de redactie van
bet Engelsche blad, dat de vraag gestold bad,
op, dat de meeste dames en heeren die haar
beantwoord hadden, blijkbaar bedoelden : »Mary
is mij tegengevallen," ot' »,Iohn is geen ideaal
echtgenoot." Jiij de hier gestelde viaag, zullen
ook de meeste lezeressen w.el aan een bepaald
huwelijk gedacht hebben, en gezegd, «vaneen
middelmatig huwelijk zou ik met mijn slimheid
nog wel behoorlijk partij trekken."
Zij zeggen dat echter niet; de
overheerschende toon in de brieven is die van toe
wijding, zelfverloochening. De meeste vrouwen
wenscben een «middelmatig huwelijk" om
daarin haar zachtheid, energie, tact, kortom
al de goede eigenschappen, die zij meenon te
bezitten, ten toon te spreiden. De meesten
schijnen daarin oprecht te zijn, maar toch
duet het goed van een verstandige vrouw deze
meening te lezen, dat het «moeielijk gaat een
ander te geven, wat men niet heeft, en zijne
omgeving gelukkig te maken, als men net
zelf niet is."
Een andere concurrente vindt, dat i-eene
vrouw, die een middelmatig huwelijk beeft
aangegaan, al genoeg slachtdier is. en niet
nog daarenboven toewijding of zelfverlooche
ning behoeft te toonen." Deze belooft geen
aangename wederhelft te worden; zij schijnt
te rneenen, enkel voor ornament ten huwelijk
gevraagd te worden.
Vrij velen willen wel het «middelmatig
huwelyk," maar «eerst op den leeidjd wanneer
de hoop op een ander voorbij is;'' uit de
meerderheid der brieven schijnt te blijken, dat
dertig jaar als die leeftijd beschouwd wordt.
»Verscheiden huwbare zustars" schrijven
samen een brief; zij grijpen gaarne
het»middelniatig huwelijk'' aan. «Alles ksn mee- en
tegenvallen," schrijven zij, »geef maar eon
middelmatigen man als er geen ander is ; over
een jaar of wat kan men pas zien, wat de
beste keus zou geweest zijn."
Wat de redactrice in veel van de meisjes
trof, was hare overtuiging, dat zij oneindig
ver boven haar man zouden staan; van een
F. Roosiorp.
(In memoriam.)
De kunst was hem bovenal. Hij kon vereeren,
misprijzen, haten en liefhebben, maar hoe hij
handelde, het bleef de kunst die hem dreef.
Er waren die zich verbaasden, die zich
verwonderden, ook wel die zich ergerden over
zijn scherpklare wijze waarmee hij
boekbeoordeeling en overzicht tijdschriften in het
"Weekblad schreef. Maar, allen, hoe zij dan
ook over hem dachten, erkenden, dat zyn
meening maar niet zoo was weggeschreven
klakkeloos, dat het was gevormd na ernstig
overwegen, in overtuiging, en met de zeer
bijzondere eigenschap van een preciese zegging
en vlymscherpe karakteriezeering. Wat men las
was het oordeel van iemand, die zich ztlf de
hoogste eischen stelt, ook bij anderen alleen
het hoogste kan waardeeren.
.Niet als een wijze die de dingen kalm over
ziet, en dan uit die overdaad van wijsheid
een mildheid van oordeel sprenkelt, zoo was
zijn meening-zeggen niet. Consideraties en
overwegingen waren hem vreem 1. Wat hij
goed meende werd gezegd, wat maar even
beneden zijn toets ging, kreeg felle kritiek.
liet was hem moeielijk volkomen objectief te
büjven. Daarvoor was hij zelf een te gepas
sioneerd woordkunstenaar.
De eigenaardige preciesheid zijner zinnen,
het altijd zoeken naar het juiste woord, naar
de scherpste omschrijving gaf aan zijn critiek
vaak den schijn van neteligheid, aan zyn litte
rair werk een gümp van mooie gedwor.genheid.
Men kon voelen, dat zijn schrijven niet spon
taan kwarn, dat het ontstond onder den drang
van het bewuste stroven naar h t hoogste.
Maar onder deze preciese woordschikking
die misschien kon hinderen, kwam altyd het
het mooie sentiment de prachtige o .servaüe
doortrillen, dat zyn werk weer maakt het werk
van eersten rang.
De critiek heeft ook hem niet gespaard.
Dat kon niet anders, die felle critieken las
hij met plezier. In elk oordeel, hoe si cht
en onjuist ook, zit een kern va, waarheid.
U moet kunnen zii'ten, zei hij. Men heeft
meer aan n scherpzinnige critiek dan aan
tien loftrompettende. En zijn eerste woord
was gewoonlijk bij een ongunstig oordeel, dat
er misschien wel wat van waar zou kunnen zijn.
Als vriend onder den indruk van zijn toch
hartelijke samenwerking was meestal geen
sprake ; de meeste meisjes beschouwden zich
als heiligen en engelen, en den eventueelen
man als een erg vulgair, egoïstisch
prozamensch ; »wanneer men ze er toe kon krijgen,
hieraan wat meer te twijfelen zou er al veel
gewonnen zijn", schrijft de redactrice.
Zij knoopt intusschen aan deze geheele
geschiedenis een aardige en nuttige preek vast.
»Wat wij betreuren is, dat die wensch om
getrouwd te zijn, en de vrees, geen man
te vinden, de mooiste jaren bederft. Al hun
belangstelling, al hun vermogens, al hun ge
dachten worden geabsorbeerd door dat zuch
ten en dat zoeken. Eu helaas, de mama's
moedigen dat aan, en vinden, uit vrees dat
haar meisjes aan iets anders zouden denken,
maar het best, dat ze in 't geheel niet denken.
Met het oog op den man ook kweekt men
een dozijn halve talentps aan, piano, zingen,
teekenen, op hoop, dat n er van hem vangen
zal; maar den tijd en de vermogens aan een
werkelijken aanleg te besteden, om de kunst
zelve, daarvoor is menjbang.
Voor sommigen is dan de teleurstelling nog
i alleen, dat zij geen huiselijken haar.l vinden,
' dat zij niet gekozen worden, hoigeen toch
] ook al een vernedering is, maar hoeveel
erger is het voor de meisjes, die in den man
tevens den levensverzorger zoeken, bij wie
dus de jacht naar liefde ook een jacht naar
geld is... Kan men zich iets treurigers den
ken, dan hiernaar te dingen met vertoon van
schoonheid, van bekoring, van gevoeligheid,
van lieïde ?
En wanneer deze meisjes energie hebben,
wanneer zij willen werken, onafhankelijk wor
den, dan komt alles om haar heen, wat meent
een recht op haar te hebben, en praat van
zich te declasseeren, van alle kans op eene
voordeelige partij te verliepen. Helaas, de
raadgevers zullen er het verdriet en de ver
nedering niet van hebben, maar wel het
meisje zelf, dat ze hare beste jaren laten
verbeuzelen.
Wenschen zou ik, dat de meisjes, die onaf
hankelijk zij , eene bezigheid zochten, die,
in afwachting, haar gedachten bezig hield ; ze
zouden dan inet minder ho >ghartigheid op den
man wachten en respect krijgen voor arbeid ;
en dat de meisjes, voor wier brood moet ge
zorgd worden, er zelf voor zorgden; het is
lang niet zeker, dat daardoor haar kansen
minder zouden worden op een braven kerel,
die met haar de zorgen van het leven
deelen wil.'!
* *
Naar aanleiding van de levende schildpadden,
met juweelen geïncrusteerd. die, evenals te
Amsterdam, ook te Berlijn verkocht worden,
geeft L'lk het denkbeeld aan, meer gedierten
tot toiletversiering te ntiliseeren. Als diadeem
wil het den boomkikvorsch met zijn laddertje
aanwenden, waar hij bij regenachtig weer op
klimt: als oorhangers flinke spinnen met hun
webben, die zij aan de wenkbrauwen en da
kin kunnen vastmaken; als broche een mei
kever op een nagebootst blad: als armband
een hagedis aan een gouden ring geketend,
met liito watersalamander voor het ceintuur.
Kingadders en ratelslangen kunnen als collier
dienen; iedere kleurige worm als ring om
den vinger; ee:i paling als kouseband is reeds
door de volkstaal vooruit gezien, men spreekt
immers bij afgezakte kousen reeds van »aal
in de kousen"; »aal om de kousen" zal dus
niet vreemd zijn.
* *
*
Ean zeker nuttig, zeer eenvoudig en zeer
bevattelijk boekje «Eenige wenken voor jonge
moeders", door Octavia. is door dr A. Vu
van een voorwoord voorzien, waarin men
o. a. leest:
»ln dit werkje zullen de ouders, vooral
de moeders, eenvoudige aanwijzingen vinden,
boe zij hare kleine kinderen moeten groot
brengen. Ook zal hun door de schrijfster er
op worden gewezen, dat er kleine gebreken
zijn, die gemakdelijk door oplettendheid kunnen
worden vermeden of verholpen, en andere,
«schijnbaar" kleine, die terstond de hulp van
een deskundige noodig maken."
De stijl vnn het boekje doet in zijn harte
lijkheid heel aangenaam aan; »0ctavia" heeft
niet enkel aan de kleinen gedacht die op
>.zijde en satijn gebed" worden, maar ook voor
schamele toestanden haar wenken ingericht.
E-e.