De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 26 juni pagina 1

26 juni 1898 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1096 DE AMSÏEEDAMMEE A°. 1898. WEEKBLAD VOOB NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . » Q.121/» Zondag 26 Juni Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O U D VAN VERRE EN VAN NABIJ : Verkiezing Prof. Staten. Uitoefening der geneeskunst in de grensgemeenten, door Dr. G-. W. B. Op en om de Philippijnen. SOCIALE AANGELEGENHE DEN, door D. Stigter. KUNST ES LETTEREN: Toonkunst-Mnziekfeest, door Ant. Averkamp. Sir Edward Burne Jones, door J. G. V. Ten toonstelling van schilderijen, aquarellen en teekeningen, door A. van Veen. Voor de kunst", door v. M. Amsterdamsen kunstnieuws, door J. H. S. Naar aanleiding vau een nieuw Tijd schrift, door R. A. Kollewijn. In memoriam. Frits Roosdorp, door J. K. Rensburg. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door B. Stigter. RECLAMES. VOOR DAMES: Stroomingen en tegenstroomingen, door Nellie. (II.) Allerlei, door E-e. Feuilleton: Zijn vrouwen schriel in geldzaken? INGEZONDEN.?Losse reisschetsen, door Justus van Maurik. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. iiiiiiiiniiiiiiiitniiiiiiMiiilH ?>?ss:Miezins Prov. Toen wij, in ons artikel Veel leven om niets, in het licht stelden, dat de verkie zing voor de Provinciale Staten hier, te Amsterdam, moeilijk de liberale kiezers tot groote krachtsinspanning kon nopen, omdat bij de overgroote liberale meerder heid in dat vertegenwoordigend lichaam de uitslag der stemming^rac^'se/i van geen gevolg kan zijn, rekenden wij niet op de instemming der liberale leidslieden, die steeds den kiezers hebben trachten te be duiden, hoe er gewichtige belangen op het fpel stonden. Het Handelsblad gaf, in een antwoordje aan de Standaard, welk orgaan van Politiek Egoïsme had gesproken, ons eenig bescheid. Dat luidde als volgt: »Nu reeds vijf provinciën 19 anti-liberale leden naar de Eerste Kamer hebben afge vaardigd en nog maar 7 zetels zijn te veroveren om er de meerderheid te ver plaatsen, is het de plicht van de liberalen in de andere gewesten, met name in Noord en Zuid-Holland, om met alle kracht te werken, dat hun meerderheid niet nog meer wordt verzwakt. Daarom is het dringend noodig, dat bij de herstemmingen voor de Provinciale Staten de liberalen in den lande allerwege herinnerd worden aan het dreigend gevaar. Ia het volgend jaar treedt een derde deel der Eerste Kamer af. Er moet dus thans door trouwe opkomst der vooruitstrevenden gewaakt worden dat niet meer zetels in de Staten verloren gaan. »Wie beweert, dat zulk alarmgeroep is »veel leven om niets," vergeet dat de kiezers alleen wat te zeggen hebben in hun eigen district en er niet op mogen rekenen dat andere districten wel zullen goedmaken wat zij door lauwheid en onver schilligheid bedreven" (bedierven.) Maar welk een zonderlinge verwarring van denkbeelden! Zuid-Holland en NoordHolland moeten er voor waken, dat er door de Prov. Staten niet meer antiliberale leden in de Eerste Kamer ver kozen worden. Zuid-Holland, zeker. In een provincie, waar de verhouding der partijen in de Prov. Staten onzeker is; waar door krachts inspanning de anti-klericalen er voor kun nen zorgen, dat hun tegenpartij niet de meerderheid verkrijgt; waar de strijd dus werkelijk loopt over de bezetting der Eerste-Kamerzetels is het natuurlijk der liberalen plicht met allen mogelijken ijver den katholieken of anti-revolutionairen de zege te betwisten. In zulk een pro vincie is de Staten-verkiezing een zaak van belang. Maar Noord-IIolland, waar steeds een meerderheid van minstens twee-derden der stemmen aan de zijde der liberalen zal zijn; waar onmogelijk ooit een Eerste-Kamerzetel een anti-revolutionair of katholiek zal kunnen toevallen; waar de liberalen dus volstrekt zeker zijn van een benoe ming hunner partijgenooten voor de Eerste Kamer; hoe kan »met name NoordHolland" worden opgeroepen, om met alle kracht te werken, dat hun meerderheid, (die der liberalen in de Eerste Kamer) niet nog meer wordt verzwakt? De woorden moeten toch een zin heb ben. Welnu, wat verstaat het Handels blad daaronder, als het schrijft: »Er moet dus*) thans door trouwe opkomst der voor uitstrevenden (te Amsterdam!) gewaakt worden dat niet meer zetels in de Staten verloren gaan." We zouden van dat »dus" iets begrij pen, als het aantal liberale Staten-leden voor Noord-Holland ook tot versterking strekte van het aantal liberale leden in *) Wij onderstrepen. Zuid-Holland of in andere provinciën, m. a. w., wanneer de gezamenlijke Staten leden der verschillende provinciën als een eenheid de leden der Eerste Kamer kozen. Dan zoude, zoo er van de 77 NoordHollandsche leden 60 liberaal waren, door deze provincie en dus ook door de Am sterdamsche burgers meer invloed op de samen stelling der Eerste Kamer kunnen worden uitgeoefend, dan wanneer van die 77 leden slechts 40 of 50 de liberale meerderheid uitmaakten. Doch, dit is geenszins het geval. Elke provincie vormt een op zichzelf staand kiescollege voor de Eerste Kamer; en wordt, gelijk in Noord-Holland, in zulk een kiescollege de liberale meerderheid op geen enkele wijs bedreigd, waarom zal men dan verplicht zijn de katholieken en anti-revolutionairen enkele van de 36 Amsterdamsche mandaten te misgunnen? Maar, zoo schrijft het Handelsblad, gij vergeet dat de kiezers alleen iets te zeggen hebben in hun eigen district, m. a. w. als de Amsterdamsche liberale kiezers niet alle 36 zetels in de Staten voor hun partij opvorderen ... zou de meerderheid in de Prov. Staten van NoordHolland zich kunnen verplaatsen. ieder echter weet, dat dit onmogelijk is. De katholieken en de anti-revolutionairen zijn als anti-liberale partij in deze pro vincie zóó zwak, dat zij nooit meer dan een beperkt aantal plaatsen kunnen winnen. Immers zelfs in de negen districten der Hoofdstad mochten zij bij de verkiezing voor de Tweede Kamt r niet n hunner candidaten zien slagen. Wanneer het Handelsblad Zuid-Holland en Noord-Holland in n adem noemt, alsof deze beide provinciën te samen er voor moesten zorgen dat de Eerste Kamer in het volgende jaar niet zal worden om gezet, zegt het eenvoudig iets, dat vol strekt geen zin heeft. Zeker, het klinkt heel aardig ter aansporing van een soort liberale kiezers, die nog niet eens weten, hoe de Eerste Kamer gekozen wordt. Best mogelijk, dat er ook nu weer eenige hon derden, die dan toch de Eerste Kamer wilden redden, onder deze voorstelling van hooge plichtsvervulling, naar de stembus zijn gehold; maar is het toch niet be denkelijk, dat men zulke redeneeringen zich veroorlooft te houden ... eenvoudig om een zoo groot mogelijk aantal van de 36 «bewijzen van goed gedrag" voor zijn partij en de aftredende leden te ver krijgen. . . en daarmee het bewijs te leveren, dat het liberalisme in de hoofdstad bloeit? * * * De schok, waardoor sommige gemoe deren zijn opgeschrikt, nu van ds 36 Amsterdamsche Staten-zetels eenige door niet-liberalen zijn vermeesterd, was zóó groot, dat men de woorden door sommigen geschreven of gesproken, niet al te nauw lettend mag keuren. Men moet de ge loofsbelijdenis van een geslagene niet naar zijn zuchten en vloeken afrekenen. Zoo is het dan ook wenschelijk, nu dit Amster damsche verkiezingskoortsje tot het ver leden behoort, met de stembiljetten de gedrukte stukken en stukjes maar te ver zegelen en er niet weder naar om te zien. Indien wij van die aanbevolen gedrags lijn nog even afwijken, is dit, wijl de positie van n der betoogers aan zijn woorden een meer dan gewoon gewicht verleende. We hebben het oog op het optreden van professor Van Hamel. De hoogleeraar achtte den toestand, waarin de liberale partij, ten gevolge van den uitslag der verkiezing te Amsterdam verkeerde, zóó ernstig, dat hij, ofschoon om gezondheidsredenen liever zich terug houdende, toch spreken moest. Hij be handelde de zaak principieel. De geheele geschiedenis der liberale partij, zoo ver zekerde hij, is evolutie. Zij moet worden de groote hervormingspartij. Zij moet zich versterken om zich sociaal krachtiger te kun nen ontwikkelen. Nu is het haar plicht, bij de groote verantwoordelijkheid, waar er een liberaal ministerie is gekomen, te trachten de innerlijke kracht te bewaren groote indrukwekkende kracht te vertoonen, door aaneengesloten op te trekken ... Die kracht bestaat in stemmen. Verleden jaar werd er meer gestemd, en was de kracht der evolutie-partij dus grooter... De soetaZe-hervormingspartij en de Pro vinciale Staten van Noord-Holland ..; 16 aftredende sociale hervormers, die allen herkozen hadden behooren te zijn! Zie hier een nieuw gezichtspunt voor de Staten-verkiezingen. Geheel in overeen stemming met deze inderdaad hoogere opvatting van dit verkiezingswerk, wees de Hoogleeraar op de onmisbare voor waarde, om te komen tot »een optreden met indrukwekkende kracht" ... Noodig was het geloof in een ideaal... een ideaal dat voor de hand lag... n.l. te worden de groote hervormingspartij in het Vader land Evolutie sociale hervormingspartij indrukwekkend optrekken innerlijke kracht! Wanneer de liberale partij, van conservatief tot radicaal, die woorden nu maar zich in het geheugen prent, zal zij weten, dat zij voor de Provinciale Staten van Noord-Holland de aftredenden moet kiezen. En wee haar, wanneer zij daarin nalatig blijft, want en nu komen de eigen lijke argumenten »als nu de herstemmin gen voor de vrijzinnigen niet goed uit vielen dan zouden aan het provinciaal bestuur krachten onttrokken worden van beteekenis. Het zou een grool verlies zijn in verband met de verkiezing van leden der Eerste Kamer; verzwakt KOU worden de kern van hen, die deze Kamerleden kiezen. Maar nog grooter zou het verlies zijn voor de vrijzinnige partij zelf, omdat zij zou verliezen aan innerlijke kracht, misschien zich een doodelijke wonde zou toebrengen." Zij zou krachten van beteekenis ver liezen ... nu, dat zou o.i. nog te boven te komen zijn. Ook zonder enkele van de aftredenden, zou de kracht van beteekenis in het corps der 77 wel niet ontbreken. Maar er is een ander bezwaar: de kern van hen, die Eerste Kamerleden kiezen, zou verzwakt worden. Wat dat zeggen wil ? Is dat kiezen van een Eerste Kamerlid zoo'n bijster moeilijk werk, dat b.v. 60 liberale Staten-leden daarin sterker zouden zijn dan 50 ? En wat nog wonder baarlijker is... wanneer de herstemming niet geheel naar den zin der vrijzinnigen uit liep dan zou de evolutie-partij, de sociale hervormingspartij, zich misschien een doodelijke wonde hebben toegebracht! Een paar zetels minder in een college, dat ongeveer niets te doen heeft en de evolutie in gevaar; de innerlijke kracht zoek; het ideaal verduisterd; de sociale hervormingspartij om zeep! Wat een wereld om in te leven, waar al die groote zaken van zulk een kleinigheid afhangen, en hetgeen de ziel verrukt, 'en in geest drift doet ontgloeien, niet steviger is ge plant dan een bloem des velds! Toch, ook dit heeft ons niet het meest getroifen. Geheel onverklaarbaar kwam het ons voor, dat een hoogleeraar, die van innerlijke kracht en van het ideaal der sociale hervormingspartij spreekt, geen politicus van professie, maar een drager van denkbeelden, een prediker vau be ginselen, zelf in zijn hart overtuigd van de billijkheid eener evenredige vertegen woordiging zich heeft kunnen weer houden zijn gehoor allereerst te verzeke ren, dat hij zich schaamt voor het ver leden eener zoogenaamd liberale partij, die, zoo lang ze er maar kans toe heeft gezien, in een stad waar honderd duizend katholieken en misschien vijftig duizend calvinisten wonen al de 36 «bewijzen van goed gedrag" naar zich toe te halen ... als ware in de «liberale" politiek zelfzucht de eerste, de eenige deugd. Man van het ideaal hoe kondt gij zoo kleinzielig zijn ? Waar bleef uw be sef van «innerlijke kracht?1'' De uitslag der herstemming, heeft onze meening bevestigd, dat de liberalen, zelfs ondanks het sterkste alarmgeroep, niet warm te maken waren, eenvoudig omdat zij wel wisten, dat de Amsterdamache ver kiezing voor de Provinciale Staten van Noord-IIolland volstrekt niet van invloed kan zijn op de. samenstelling der Eerste Kamer. Had men met eenigen schijn van waarheid kunnen beweren : indien gij niet op uw post zijt, gaan de Staten van Noord-Holland om, geen enkele clericaal ware verkozen. Intusschen met deze Staten-verkie zing dient er op gewezen te worden, hoe ook nu weer de slimmiglicid in de politiek zich wreekt. »Slim" als altijd heeft men, toen het nieuwe kiesrecht kwam, alleen de Tweede Kamer ontbonden, maar de Eerste Kamer en de Provinciale Staten, naar het oude kieerecht verkozen, laten voortbestaan. Daar stak dit voordeeltje in : als het nieuwe kiesrecht, men kon niet weten, eens een kerkelijke meerderheid in de Tweede Kamer bracht zou men met een liberale Eerste Kamer jaren lang nog die kerkelijke meerderheid machteloos kunnen maken, m. a. w. met die uit het afgedankte kiesrecht ontspro ten Eerste Kamer het land kunnen regeeren. Edoch deze leepheid heeft haar schaduwzijde. Niet in Amsterdam, of Noord-Holland, maar over het geheele land houden de kerkelijke partijen en de niet-kerkelijke elkander vrijwel in even wicht en het is zeer goed mogelijk, dat niet door Amsterdam of Noord-Holland, maar door de andere provinciën de kerkelijken een meerderheid verkrijgen in de Eerste Kamer, terwijl zij in de Tweede Kamer in de minderheid zijn. Het voor deel dat de liberalen zich beloofd hadden, dreigt nu voor hen een nadeel te worden, want is er eenmaal een kerkelijke Eerste Kamer, dan kan het jaren duren, vóór ook deze Kamer weder om is. En zouden nu de oogen niet open gaan? Wat is voor een goede werking van het parlementair stelsel meer noodig, dan dat de Eerste en de Tweede Kamer naar n zelfde kiesrecht n zelfde beeld \ geven van de politieke gesteldheid des lands opdat, als er een liberaal mini sterie aan het roer staat ook liberaal, en als er een kerkelijk kabinet is, ook kerke lijk kunne geregeerd worden dat beide richtingen zich kunnen vertoonen in haar volle kracht? Uitoefening der geneeskunst in de grensgemeenten. »Een wetsontwerp is ingediend ter goed keuring van de overeenkomst op den 23sten Februari l SOS te 's-Gravenhage tusschen Nederland en Duitschland gesloten, waarbij die, op den Uden December 1S73 te Berlijn tusschen beide Rijken gesloten, tot regeling van de uitoefening der geneeskunst in de grensgemeenten wordt uitgebreid tot de veeartsen." Een dergelijke overeenkomst, als hier genoemd wordt, bestaat ook tusschen Nederland en België(7 Dec. 1868) en bepaalt, dat de geneeskundigen, gevestigd in wederzijdsche grensgemeenten het recht hebben tot het uitoefenen aldaar van de geneeskunst of een harer takken. Een uitmuntende bepaling, voor het meerendeel zeer ten goede komende aan de bewoners van vele plattelands streken. De omschrij ving van het artikel geeft echter aanleiding, dat somwijlen vreemde geneesheeren [kun nen praktiseeren in eene omgeving, waar hunne hulp volstrekt niet noodig is en aan den anderen kant, dat de bedoeling der wet om ten nutte te zijn van geïsoleerd wonende grensbewoners, volstrekt niet bereikt wordt. Er zijn toch gemeenten, van eenige uitgestrektheid in ons land, die met een uithoekje toevallig de grenzen raken; de vreemde geueesheeren, ook tandmeesters daaronder gerekend, hebben nu het recht in de geheele gemeente soms uren ver van de grenzen, geneeskundige praktijk uit te oefenen, zitdagen te hou den enz., niettegenstaande een voldoend aantal Nederlandsche geneeskundigen in deze plaats gevestigd zijn of er bij den tegenwoordigen overvloed van jonge artsen (en tandmeesters) allicht zich zouden vestigen of zitting houden, indien dit verlof aan buitenlandsche titularissen geen overwegend bezwaar opleverde. Aan den anderen kant is niet zelden langs de grenzen van Nederland voor de plattelandsbewoners groote behoefte aan geneeskundige hulp, die over de grenzen ook gemakkelijk verkrijgbaar is; zonder wetsovertreding kan deze echter niet worden ingeroepen, omdat de gemeente, waar deze zieken woonachtig zijn, niet onmiddelijk aan de grenzen gelegen is, maar toevallig een smal strookje eener andere Nederlandsche gemeente hen scheidt van de gsenslijn. Bij eene andere wettelijke overeenkomst, waar eene dergelijke omstandigheid aan goede werking der wet beletselen in den weg zoude kunnen stellen, hebben de wederzijdsche regeeringen hierin voorzien. Op 15 Nov. 1892 is namelijk tot stand gekomen eene schikking tusschen Neder land en België, betreffende maatregelen te nemen bij het voorkomen van honds dolheid op de wederzijdsche grenzen, waarbij aan burgemeesters de verplichting tot wederkeerige kennisgeving is opgelegd bij ieder geval van hondsdolheid waarge nomen: dans ime commune néerlandaise limitrophe ou sitiiée d une dislance de moins de quatre kilomètres du Royaume de Belfjique en omgekeerd. De bepaling der overeenkomst blijft dus van kracht ook al raakt de gemeente, waarin het geval van hondsdolheid voorkomt niet onmiddelijk aan de grenzen. Uit den aard der zaak ondervinden slechts enkele deelen van het land de bezwaren aan deze overeenkomsten ver bonden en zullen zij slechts zelden de aandacht der wetgevende macht trekken in die mate, om zich in 't bijzonder met de herzienning en verbetering bezig te houden. Nu deze echter geroepen wordt er hare aandacht aan te schenken door het indie nen van het bovenbedoelde wetsontwerp, ten doel hebbende eene uitbreiding tot stand te brengen, wat betreft de uitoefe ning der veeartsenijkunde, zou het hoogst wenschelijk zijn deze gelegenheid te baat te nemen en de noodige verbetering aan te brengen, door het woord »gemeente'' als grensbepaling weg te nemen. Het zou veel meer overeenkomen met de bedoeling, waarmede deze verlofs bepaling voor vreemde geneeskundigen is in het leven geroepen, veel meer ook de belangen der plattelands grensbewoners baten en de rechten en bevoegdheden der Nederlandsche geneeskundigen, tand meesters, vroedvrouwen en veeartsen waar borgen, indien in al zulke overeenkomsten werd vastgesteld, dat wederzijdsche praktijk wordt toegelaten binnen een strook vau b.v. vijf kilometers, onverschillig op welke wijze de gemeenten daarbinnen zijn verdeeld. Het is waarschijnlijk alleen de gewoonte, die indertijd er toe geleid heeft bij de regeling dezer aangelegenheid de ligging, precies aan de grenslijn van het Rijk, en de omlijsting der geheele gemeente als criterium te nemen, overigens bestond daarvoor geen enkele noodzakelijkheid en het is om die reden te hopen, dat een der leden van de Kamer deze gelegenheid niet ongebruikt zal laten, de aandacht van de regeering er op te vestigen. Bezwaren tegen het vaststellen van zulk een strook langs de grenzen zullen moeielijk als overwegend kunnen gelden, wanneer men ziet, dat ten behoeve van de accijns wetten herhaaldelijk zoogenaamde verboden rayons en onder bijzondere bepalingen gestelde strooken langs de grenzen zijn aangegeven, waarbij evenmin de omlijsting der gemeenten tot maatstaf wordt genomen. Br. Dr. G. W. B. Op en om de Philippijnen. M l l V «Terwijl Willem Jansz. met zijne vloot in l622 voor Manila lag, was de toestand, waarin de Spanjaarden zich bevonden, oogenschijnlijk verre van rooskleurig. De inwoners van Cagayan in het noorden van Lu9on en Zanbales op de westkust van dat eiland waren tegen hen in opstand,; in Manila waren de levensbehoeften tot ongekend hoogen prijs gestegen, hoofd zakelijk omdat wij de haven geblokkeerd hielden, en over hun gouverneur Fajardo hadden zij volstrekt geen redenen om tevreden te zijn. Integendeel, de Audiencia van Manila had reeds in 1621 herhaal delijk haar beklag over hem ingediend bij den koning. Zij verweet hem in drie jaren tijds driejinillioen onnut te hebben verspild, zonder dat hij iets tegen den vijand had uitgericht en daartegenover een millioen als particulier eigendom naar Spanje had gezonden." ') De geschiedenis herhaalt zich. Lees voor Willem Jansz., den Hollandschen vlootvoogd, admiraal Dewey met zijn Amerikaansch eskader; voor den Spaanschen gouverneur Fajardo den generaal Primo de Rivera en zijn handlanger Paterno, en de geschiedenis van 1622 zou kunnen door gaan voor die van 1898. Reeds voorjaren hebben de Spanjaarden ingezien, dat het voor hen niet doenlijk was, twee groote koloniale oorlogen tegelijk te voeren. Daarom hebben zij, toen het hun onmogelijk scheen op Cuba een ander stelsel dan eene gewelddadige onderdruk king van den opstand toe te passen, op de Philippijnen een systeem van valsche voorspiegelingen en omkooperij georgani seerd. Hoe dit iji zijn werk is gegaan, hebben dezer dagen de republikeinsche afgevaardigden in de Spaansche Cortes aan het licht gebracht. Het is een onver kwikkelijke historie. Wie het eerst het plan heeft gemaakt om de opstandelingen op de Philippijnen om te koopen en hen tegelijk op de gemeenste manier te bedriegen, is niet uit te maken. Zeker is het, dat Primo de Rivera het plan heeft uitgevoerd met medeweten en instemming van het conservatieve en van het daarna opgetreden liberale ministerie. Het laatste bedrijf is onder den tegen woordigen premier Sagasta afgespeeld, en deze kan van de zaak niet onkundig zijn gebleven, daar Primo de Rivera de zes millioen peseta's, die zij kostte, en waarvan een goed deel hem aan de vingers is blijven hangen, natuurlijk niet uit zijn eigen zak heefc betaald, maar ze uit de staatskas heeft genomen. Als onderhandelaar tusschen den Philippijnschen gouverneur en het insurgentenhoofd Aguinaldo trad de advokaat Paterno op, een der goede vrienden van den afge treden minister van koloniën Moret. Paterno begaf zich, door Primo de Rivera van eene volmacht voorzien, naar het hoofdkwartier der opstandelingen te Biacnabato en slaag de er in, Aguinaldo te overtuigen, dat deze in zijn eigen belang en in dat van zijne zaak zou handelen door vrede te slui ten. Natuurlijk stelde Aguinaldo zijne voor waarden ; de Spanjaarden kwamen dan ook niet slechts met geld, maar tevens metbelof ten van hervormingen. Drie millioen zouden worden gegeven, naar het heette om de nood lijdende opstandelingen te ondersteunen, maar verder eisch te Aguinaldo de verdrijving of althans de ontbinding der monniksorden, de vertegenwoordiging der Philippijnen in de Cortes; de invoering van eene recht') D. A. SLOOS. De Nederlanders in dePh>lifpijnsche wateren vóór 1626.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl