De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 26 juni pagina 3

26 juni 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1096 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. setti, die daar teekenlessen gaf, kennis maakte; een kennismaking die tot gevolg had, dat de groote meester hem onder zijn leiding nam ; terwijl Rossetti met de hem eigen goedhartig heid tevens den jongen schilder werk bezorgde, opdat deze in eijne dagelyksche nooddruft zou kunnen voorzien. Zoo verscheen, door zijn leermeesters toedoen, in de lllustrated London News van hem een zwart-en-wit-teekening, naar een schilderij van den Prae-Raphaëliet Windus". In 1857, drie jaar na Burne-Jones'meerdsrjarigbeid, kwaai William Morris met hem samen wonen en van meet af aan is de invloed van den grooten dichter-werkman merkbaar. In datzelide jaar werden reeds de eerste groote teekeningen voor gebrand glas gemnakt. Het wil ons voorkomen dat de kunstenaar zich in zijne decoratieve ontwerpen, schilderijen etc. altijd zuiverder en meer volmaakt heeft uitgesproken dan in de dingen die meer gemaakt werden om het uitsluitend picturale van het geval. Strikt genomen is Burne Jones altyd aan den decoratieven kant gebleven, maar om 'cjuister uit te drukken: in zijne toegepaste kunst, als tapijten, gebrand glas, is hy altijd vollediger geweest, en vooral ook omdat hij in dit laatste een krachtiger harmonieuzer coloriet liet zien dan in zijn schilderirgen, die voor ons Hollanders, van huis uit meer coloristen, niet die sonore kleurengamma hebben, die we er zoo gaarne in zouden wille i zien. Onder zyn glasech Ideringen behooren die in Christ-Chutch te Oxford en in St.-Philip-Church te Birmingham tot de allerbesten, terwijl van zyne gobelins de Star of Bethlehem" en cenige wandtapijten, met een enkel teeder \rou«eiifi^uur tegen een decorati f fond van ranken en bladen en randversieringen naar ontwerpen vaa Morris, tot de voornaamsten behooren. Tot zijne bekende sch lieringen behooren King Cophefua and the Beggar Maid", dat sterk de kenmerken van den invloed van Rosetti met zich draagt, the Angels of Creation", the Golden Stairs", the Wheel of Fortune" en anderen. In vereeniging met Morris maakte hij teeke Stroomingen en Tepstrooiinp, ii. Zoo plaste ik ia een stroom en tegenstroom, zoekend naar het goede vaarwater. Gemakkelijk is dit niet te vinden, waar zoovele krachtige stroomingen op elkander stuiten, en draaikolken vormen, waarin een gewoon mensch gevaar loopt zijn verstand te zien meesleepen naar de diepste diepten vaa den watertrechter, om het wie weet? tot duizend splinters gestooten weer Laar boven te zien dwarrelen. Om eenig houvast te hebben neem ik de toevlucht tot mijn oude redmiddel: het axioma of eenige daarmfêgelijkstaande waarheid. In den dool hof der opinies, waarvan de laatst, verkondigde altoos de meest ware lijkt, geeft het iemand het veilige gevoel van niet te kunnen verdwalen, althans niet reddeloos verloren te kunnen loopen, wanneer hij, strevend Baar een eigen oordeel, het uitgangspunt zijuer redeneering vastmeett aan den stevigen bodem eeniger moeilijk te ontkennen waarheden. Ziehier wat ik vond: 1. Het menschdom wil zich voortplanten. Hét beweert zelfs dat het zich krachtens overheerschende instincten moet voortplanten. Of het menschdom daarin gelijk heeft en daaraan wijs doet is tene kwestie op zichzelf; maar het fait is dat het zich voortplantte, voortplant en nog een wen lang zal voortplanten. 2. Tot de voortplanting is onmisbaar de moeder. Zelfs is, in het hoogere dierleven, de moeder doorgaans onmisbaar tot de voeding der jong geborenen gedurende de eerste levensweken of maanden. Tevens hebben zich, hetzij tengevolge van aangeboren aanleg en voorbeschikking, hetzij tengevolge van eeuwenlange lotsbestemming en erfelijkheid, bij het vrouwelijk menschdier eenige eigenschappen ontwikkeld, die het mér dan den man geschikt maken om zeer jonge levens ook intellectueel en zedelijk te leiden en te vormen. Wat daarvan zij, het oordeel der eeuwen, afge zien van alle vernederende opvattingen ten opzichte der vrouw, kent aan haar de speciale geschiktheid toe om het zeer jonge leven te verplegen en te kweeken. 3. Naast de zucht en den wil tot voortplanten is in de menschheid, als geheel beschouwd, een drang naar hooger zedelijk leven, naar grooter volmaking te bespeuren. Bij liet individu kan die drang, door aanleg en erfelijkheid, in meer dere of mindere mate aanwezig zijn. Door de opvoeding zal hij bij het indicidit worden gedempt of aangewakkerd. IIIIIIIIIIUllMIIIIIIMIIIImillllllllllllllllllllllllMllllllllllltlllllHUWntllIM FEUILLETON. tttutittiitiiiiitiiiiiiuiiiiitnnttmtiiii iiiimtiiiuiniim Zün yiwen schriel in geldzaken? ningen en versieringen voor the Golden Legend", The dream of John Buil". Zijn grootste arbeid op boekversieringsgebied is wel geweest de illustratie by Morris gedichten en bij de vertaling van The Aeneid" die door Morris' dood niet geheel op de Kelmscott Press zijn uitgevoerd geworden. In 1894 werd hem het baronetschap door de Koningin verleend, een eer die hy deelde met Sir Frederick Leighton, Sir John Millais en Sir Edgar Boehm. Afgezien van de vraag, of dergelijke onder scheidingen voor den betrokkene wel veel waarde hebben, mag het toch opmerkelijk heeten, hoe andere landen hunne groote burgers eeren en hoe daar niet bijna uitsluitend de aan de staatsruif staanden voor eerbewijzen van regeeringswege in aanmerking komen. J. G. V. IIIMHIlimlIMIIIMIIIMMMIIHIIHMIIllllllllllllMIlllllllltll Tentoonstelling m Schilderijen, Aparellen en Teelrap, door H. I. Haverman, Is. Israëls, Ed. Karsen, I. Toorop, Fl. Verster, J. Veerman, bij Oldenzeel. Ilaverman, Israëls, Karsen, Toorop, Verster, Voerman, als we die namen hooren, en de de kleine expositie in de kunstzalen aan de Leuvehaven zien, zijn we dan niet onmid dellijk er van overtuigd, dat zy' de kunst van hun land waardiger vertegenwoordigen, dan de talrijke bende kunstproleten (de enkele goeden niet te na gesproken) die in de akademie de wanden van een heele reeks zalen bedekken ? Voelen we den wrevel en de moedeloosheid, opgewekt door de honderden wafelkraamdoeken, die ons .als nederlandsche kunst werden opgedrongen, niet uit ons weg vloeien ? Zij, de jongeren, erfgenamen van den Eliasmantel der oude generatie van impressionnisten, die hun laatste woord gezegd hebben, zij, de stemmingsdichters, de d oorners, de verfijners, zij houden hoog de traditie dezer De vraag is gesteld in The Woman at home; «rnean" beteekent hier, naar de schrijvers en schrijfsters het opgevat hebben, vooral kleingeestig, schriel in het fooien geven; eenigen sleepen er ook het »op koopjes loopen'', het afdingen en beknibbelen bij, tut de grens waar het een deugd begint te worden, die zuinigheid heet. Een vijftal schrijvers en schrijfsters hebben er opstellen over ingezonden; de meeste zy'n het er over eens, dat vrouwen zuiniger zijn dan mannen, en inderdaad in het fooien geven gierig. Gertrude Atherton merkt op dat de Amerikaansche veel royaler is dan de Engel sche, omdat zij meestal op reis meer geld bij zich heeft, en gewoon is zich als man te gedragen. Ook komt in Amerika voor, wat in Europa weinig geschiedt, dat dames elkaar inviteeren en tracteeren. Ook maakt zelfs in Amerika nog West en Oost een groot verschil; de Californiërs bv. hebben feitelijk geen idee van de waarde van het geld; het leven is er heel goedkoop, eten en drinken en zon heeft men haast voor niet; maar de minste munt is er 121A cent waard ^% dollarcent), en hiervoor heeft men een langen tramrit of een krant of iets nog geringers. W. Pett Riggs en Adeline Sergeant zijn het er over eens, dat de vrouw geen begrip heeft van de waarde van werk, misschien omdat zij als vrouw en huismoeder zooveel werk doet dat niet op geld waardeerbaar is. Het loon van een kruier, van een naaister, van een onderwyzeres vinden ze altoos te duur, omdat deze er zelf niets voor uitgeven, zelf geen kosten maken; dit j 4. Na aftrek van aanleg en erfelijkheid, wordt het jeugdige individu geheel en al gevormd door de hem omringende invloeden. Die invloeden zijn, gedurende de allereerste levensjaren, van schier uitsluitend huhelijkeu aard. Daaren boven staat in de meeste gezinnen, althans in wat men noemt de normale gezinnen, het jonge kind bijna uitsluitend bloot aan den invloed der moeder en van vrouwelijke dienstboden en huisgenooten. Zelfs gedurende de eerste school jaren staat het kind bij voorkeur onder vrouwelijken invloed. Op grond van dit alles durf ik beweren: 1. Dat de moeder de spil is waaromheen de wereld draait. 2. Dat het geluk der wereld verzekerd zou zijn indien a) alle vrouwen //moeders" wareu iu den hoogeren zin; indien b) alle moeders opvoedsters waren, en iudien c) alle opvoedsters een helder inzicht hadden in de meest belang rijke levenskwestics, o. a. de innige verhouding tusschen het individu en d.e maatschappij. 3. Dat men de waarde der echte moeders nooit hoog genoeg schatten en het moederschap nooit te ideëel opvatten kan. 4. Dat, al voedt men de meisjes niet op voor de huwelijksmarkt, men ia de vrouw nooit genoeg het principe der moederlij'klieid tot ont wikkeling kan brengen. Tot een andere, maar tot al het voorafgaande in nauw verband staande orde van gevolgtrek kingen behooren de volgende: 1. Intellectueel is het menschdom steeds vooruitgegaan, sedert de eerste oermensch den eersten steen in een gespleten tak bevestigde om een wapen te vormen. 2. De intellectueele vooruitgang bracht steeds nieuwe waarheden (op allerlei gebied) te voor schijn, en met deze nieuwe deukrichtingen, levens toestanden en bestaande vormen. Eu zóó innig is het verba'id tusschen nieuwe idetën en nieuwe vormen, dat een groote geest met het oog daarop het onsterfelijke beeld kon scheppen; vmen doet geen nieuwen wijn iu oude iederzakken, anders zoo bersten de zakken eii de wijn wordt uitgestort." 3. Ondanks allen intellectueelen en zedelijken vooruitgang bleef het innerlijke wezen van den mensch zich zelven alle eeuwen door gelijk, en springt ook de innerlijke nheid van alle waarheid den detikenden mensch in het oog ; is het ook een onbetwistbaar feit dat, op geestelijk gebied de ontwikkelde raenscli van heden deüontwikkelden meusch vau vóór eeuwen volkomen verstaat, en dat er, vóór gemis aan waardeering leidt vanzelf tot schriel heid in het fooien geven. Annie S. Swan stemt toe, dat vrouwen minder royaal zijn; maar voert als verzachtende omstandigheid aan, dat gewoonlijk van haar verwacht wordt, met betrekkelijk geringe middelen niet enkel comfort, maar zelfs den schijn van weelde te geven, en zij daarenboven voor zich zelf ook zuinig zijn. Eene vrouw van stand zal vaak een straat ver wandelen om een tram uit te sparen, ofschoon zij moede is; dan is het toch ook niet verwonderlijk, wanneer zij den conducteur een andermaal niet de halve vracht extra toegeeft. Het opstel van Jerome K. Jeroine geven wij in zijn geheel. * * »In de rookkamer van de een of andere club kwam ditzelfde onderwerp eens ter sprake. De meesten van ons waren jong en wij had den de vraagstukken van het heelal besproken met die beslistheid en die alwetendheid, zoo karakteristiek in de tegenwoordige jeugd. Wij hadden de sociale vraagstukken opgelost. Ook hadden wij de tien geboden herzien. Toen kwamen wij op het idee eens over de vrouw te spreken. Ik stelde, meer voor de aardig heid, de vraag: «Zijn vrouwen slechter of beter dan mannen" ? Een jonge man, juist van Cambridge, zeide: slechter. »IIaar deugden liggen aan de oppervlakte, «verklaarde hij, «en vallen daarom meer in het oog. Als sexe zijn zij niet in staat tot edelmoedigheid, rechtvaardigheid of standvastigheid." «Wat zijn haar deugden ?" vroeg een heel lange jongeman, die een heel lange sigaar rookte. «Zij gaan 's Zondags naar de kerk om elkanders hoeden te zien. Zij drinken geen whiskey omdat zij geen whiskey lusten. Zij bidden omdat zij geleerd hebben dat zij in den Hemel komen als zij het doen. Afwe zigheid van ondeugden is haar deugd". «Ik vind dat je ze wel wat hard beoordeelt," landen aan de zee, waar de kunst van het penseel zoo dikwijls de bewondering der geheele beschaafde wereld afdwong. Ed. Karsen en Isaac Israëls, beiden lief hebbend het wondermooie Amsterdam, met zijn oude buurten, zijn grachten, zy'n monumenten, maar en hier houdt de overeenkomst op ieder op zy'n wijze. Zie maar eens van Karsen No. 16, «Avond in Amsterdam", waar niets anders gegeven is dan de rustige ernst van een gracht met oude huizen en boomen, pittig donker, waarboven een stille lucht, een rust zóó stoorloos plechtig en indrukwekkend als in een katakombe. En Is. Israëls met zijn Leliegracht: ook d:iar de oude huizen en een gracht niet overhuivende brug; maar tevens een eindelooze beweging van menschen en wagens: dat is het bedrijvige Amsterdamsche dagleven op de daad betrapt. En «Zwarte Jane" van Israëls, verwaarloosd vrouwenkopje tegen fond van oude huizen, hoe voelen we ook hier de atmosfeer van die nige stad, waar heele buurten zijn die zóó als door een tooverwoord overgeplaatst schijnen uit den bloeitijd van de Nederlandsche Repu bliek. Karsen is ook met zijn vier overige inzen dingen bizonder gelukkig geweest. Hij weet zoo goed wat hij wil, hij kan zoo volkomen geven met rustige zekerheid wat hij voelf, en ik ken weinig artisten, die zichzelf zoo gelijk bly'ven. «Bloeiende appelboom" (14) is een wonder van innig-intiem, fleurig leven, «Tuintje" behoeft voor werk in dit genre van den Delftschen Vermeer niet onder te doen ; «Enkhuizen" (15) en «Molen"" (12) bevatten kwaliteiten van kleur en stemmi .g, die er niet minder de bewondering voor vragen, dan voor het eerstgenoemde. Karsen's werk ver toont ons in den regel den stillen, ernstigen schemer boven gractiten, tusschen oude ge bouwen en zware boomen, intieme, mooie hoekjes, innig waar, en licht aansprekend: ik geloof niet dat er veel superieure artisten zijn als hij, die zoo weinig concessies doe i aan het publiek en toch door datzelfde publiek betrekkelijk zóó algemeen gewaardeerd worden. Zijn kunst is de eenvoud zelve, weinig pre tentieus en tóch voornaam. Het is de voor naamheid van den aristokraat, die zijn mindere beleefd en vriendelijk behandelend, toch niet vergeet dat er een afstand tusschen hen bestaat. Voerman heeft met Karsen gemeen de sobere eenvoud van uitdrukking, maar die tóch minder toeschietely'k is dan bij zyn kunstbroeder. Beiden zoeken ze de schemering, maar waar Karsen stadshoekjes, stille grachten, hofjes en tuintjes afbeeldt, geeft Voerman voornamelijk de wijde velden met grazend vee, het vlakke Hollandsche land, met daarboven uitgespannen de hooge avondhemel. En dat zijn werk minder wordt, als hij eng begrensde onderwerpen behandelt, wordt aanstonds duidelijk, wanneer we 27, «Rozenlaantje" vergelijksn met «Drinkend paard" en «Avond" (28 en 29). »Rozenlaantje" is een grot van laag groen vol schaduw, waartusschen de bleeke kleuren schemeren van rozen. Aan het eind een huisje in vol daglicht, en een vrouw die by' het raam zit. Hoewel hst wjrk goede eigenschappen heeft, trekt het toch niet aan, worden we er niet door aangegrepen, voelen we bijna niets in ons er aan verwant. Het blijft dof en vaal, de kleuren leven niet, de loovergrot is doe zelig en het daglicht vreugdeloos. Neen, wil men den schilder in zijn volle kracht zien, dan weide men zijn aandacht aan de andere twee, reecU genoemde stukken. Dat is superieur werk, dat ons met bewondering slaat, hier voelen we een kunst, die onsterfelijk, zelfs onaantastbaar is. Zie eens in »Avond" achter de vlakke schemerweiden de nog nagloeiende westerkim, waarboven donkere wolkjes met fèl-goude randen; dat heele strakke landschap, fijn doorschijnend, droomend in het late licht. Zie ook de heerlijke schemerstemming in «Drinkend paard", waarin het mij evenwel voor wil komen, dat de gebogen neklijn van het paard niet volkomen juist waargenomen is. Echter in zulk soort stemmingswerk schaden kleine technische zonden maar heel weinig. Jan Toorop dwingt niet minder dan de anderen bewondering af; maar ik stel me voor, dat die bij niemand onverdeeld zal zijn. DAMEjg. eeuwen, zedelijke waarheden zijn gevonden en uitgesproken, die heden ten dage nog haar volle kracht, bezitten en in alle toekomst zullen handhaven. Uit dit alles volgt: 4. dat de moederliefde in wezen nog is wat zij reeds was toen het menschdom tot eenige zedelijke ontwikkeling was gekomen, en dat de intellectueele ontwikkeling dit haar wezen niet bij machte is te verkracliten, wM het te ont wikkelen en het ie gieten in andere vormen. Eu d H, t is het wat, dunkt mij, zoo vaak over het hoofd wordt gezien: dat. de liefde der vrouw en der moeder voor de haren in wezen nog de zelfde kan zijn wat zij in haar beste openbaringen altoos was: trouw, rein, oppfferend en opbouwend, terwijl zij zich in de vormen schikt naar de eischeu, de toestanden, en ook de gemakken en genietingen van het moderne leven. Eu zoo moge de fiets, om uu maar ee'.s ie. blijven bij dat evenzeer geprezene als belasterde moderne ver voermiddel, de uiterlijke levensvormen wijzigen in het moderne gezin, zij behoeft daarom nog niet de waarachtige liefde en het waarachtige plichtsgevoel aan te tasten in de hartader; en de nattiur van de fels brengt volstrekt niet mede dat zij den haard vereenzaamt, het budget iu de war brengt en het huishouden op stelten zet. Als het op vergelijken aankomt, dan wordt er zeker evenveel gezelligheid eu waarachtig huiselijk geluk wegyeiwaaf en wept/esc'irobl als vrepffejietst. Wanneer zullen wij menscheu ons toch eens toeleggen op de juiste appreciatie der dingen ? Ay w ai l Ie, Juni 1S9S. NELLIE. (Wordt vervolgd.} iiiiiiniiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimimnmiiiiiiMiiniiiiiiHiiiiiiiiiiiu Union des arts décoratifs. Aard beien. Nationale lilxur. Menu's. Voor bruidsmeisjes. Geen ijskast. De vrouwen-afdeeling van de Union des Arts décoratifs te Parys heeft weer eene ten toonstelling geopend, die van ernstig en smaak vol werken getuigt. De ingezonden voorraad is groot; wij zullen alleen de vakken noemen, om te doen zien welk een rang de vrouw daar in de kunst-industrie inneemt; drie groote zalen van de oude Chancellerie d'Orléans, rue des Bons-Enfants, zijn met de werken gevuld. Men ziet er naast elkaar het werk van de aristocratische dames-patronessen en haar vriendinnen, en dat van de jonge handwerk «iiiiitiiiiiiiiMiiiiiliiliiiimiiiiiiiititHiiiiiiMiiiiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiitiiitiii zeide een jonge man die aar, het Ministerie van Buitenlandsche Zaken was. «Denk eens hoe gehecht een vrouw aan hare kinderen is". «Instinct" antwoordde het jonge mensch van Cambridge, «Er zijn honden en slangen ge weest, die zich zelf hebben opgeotterd voor hun welpen." «Het is alleen een vorm van zelfzucht," lispte de lange jonge man. »Aan haar kinderen offeren zij alles op. Kijk eens hoe zij de gouvernante afsnauwen en hoe lastig zij het arme naaistertjes maken, j op dat hun dierbaar kind een mooier veer op l zijn hoed zal krijgen." j »Zij zijn beter van zeden dan wij," bracht | de jonge man van Buitenlandsche Zaken in. l «Zij hebben geen hartstocht, en minder ver leiding," beweerde het jonge mensch van Cam bridge. Ik wendde mij tot een ouder lid van de club, die zonder iets te zeggen er bij had gezeten met zijn pijp tusschen zijn lippen en de Ninetecnth ('entnry open op zijn knie. Ik dacht dat hij geluisterd had, maar hij had ge slapen. Hij verzocht ons de vraag te herhalen. »De quaestie is" zei bet jonge mensch van Cambridge, «zijn vrouwen slechter of beter dan mannen". Het oudere lid nam zijn. pijp uit den mond. «Ik ben van meening," zeide hij bedaard, als iemand die een vraag nauwkeurig heeft over wogen, «dat sommige vrouwen beter zijn dan sommige mannen. Ik ben ook van meening dat sommige mannen beter zijn dan sommige vrouwen." Voortdurend opmerken en nadenken heeft mij tot de overtuiging gebracht, dat de uit spraak van het oudere lid veel waars bevat. Sommige vrouwen zijn erg schriel. In Oxfordstreet zag ik onlangs een dame die een cab aanriep; zij stond juist bij Marshall en Snelgrove. De aandacht van den koetsier was echter totaal ingenomen door het stukje lucht sters, die trachten in de kunst-industrie een plaatsje te veroveren. Mjn vindt er dus: kanten van allerlei stijl, kussens, zakdoeken, waaiers; stoffen, geschilderd (aquarel, gouache, olie), geborduurd (au passé, Oostersch), geweven, met goud doorregen, gepailleteerd, gebrocheerd, met kralen bezet; artistiek leer, repoussé, ver guld, geschilderd ; bind werk, gebrand, en relief; brandwerk of pyrogravure ; geschilderd porcelein en aardewerk; tin; gedecoreerd glas; aquarellen, gekleurde missalen, miniatnurportretten, ernails ; behangselpapieren ; artistiek goudsniidswerk en geslepen steenen. In ieder van deze vakken is wat moois te zien, en sommige dames hebben weer aardige combi naties gevonden. Er is onder anderen een vuurscherm var. rood en donker goud, waarop een bloemdessin gebrand is, maar de grond ingevuld met een dessin van opgeplakte vlokjes zijde, met goudpoeder bestrooid. * * * Eon romaneske aardbeiengeschiedenis van koning Otto van Beieren, komt juist in deze aardbeiendagen de aandacht vragen. Zooals men weet is de koning krankzinnig; men meende dezer dagen dat hij sterven zou. Eene week lang had hij r.iets gedaan dan zuchten en schreien, bijna niet gegeten of geslapen. Op een ochtend vond men hem weder goedsmoeds. Hy had een zilveren doosje in de hand en zei: «Het is met gravin L. weer betar; zij is buiten gevaar !'' In het doosja waren twee verdroogde aardbeien, en men dacht toen aan eene geschiedenis uit vroeger tijd. In 1867 nam prins Otto deel aan een pic-iiic, waarbij veel werk maakte van de zeventienjarige gravin L. Na het landelijk dcjeuuer was hij met haar verdwenen in de lanen van bet bosch. Men zond den een en ander om hen te zoeken, en zij weiden gevonden, boschaardbeien plukkend. De koninklijke familie achtte het noodig het mei^e naar een klooster te doen zenden, waar zij nog vertoeft. Dezer dagen is zij zeer ernstig ziek geweest en op der. dag waarop Otto van Wittelbbach met het doosje gezien werd, was inderdaad de beter schap ingetreden. * * *? De firma Van Bijsterveld, bekend door haar »advokaat", die men evenals Wijnand Fockink's half-en-half, tegenwoordig ongeveer heel Europa door ziet drinken (in Duitschland vooral 's avonds, als «slaapmutsje") heeft een paar nieuwe artikelen in den handel gebracht, en die dat boven Crystal Palace hangt. Een bediende van Marshall en Snelgrove kwam naar buiten en rtoot hard. De koetsier scheen zoo geheel in beslag genomen door zijn luchtbeschouwing, dat hij den weg overstak, een zijstraat insloeg, alles klaarblijkelijk met het voornemen nu recht op Crystal Palace toe te rijden en van daar het luchtverschijnsel gade te slaan. Eenige minuten later kwam ik uit den boekwinkel er tegenover en bij het aanroepen van een cab, reed dezelfde man voor. Ik vond zijn gedrag van zooeven zoo vreemd dat ik een uitlegging vroeg. >;Ik kan het niet bekostigen mijnheer," ant woordde hij fluisterend. «Als ik jong en on getrouwd was, zou ik wel dames willen rijden, bless'ein, maar met cabs van zestien shillings per dag, om niet te spreken van de belastingen, een vrouw en kinderen om te onderhouden wel, ik kan het niet doen". Maar ik heb ook royale vrouwen ontmoet. Een vriend vsn mij bewaart op zijn schoor steenmantel een vuile shilling, in een zilveren lijstje. De geschiedenis ervan laat ik bier volgen: Het was in den tijd toen ik het nog erg krap had, zeide hij, en ik was in Londen zonder n vriend. De meesten van ons heb ben zulke omstandigheden gekend. Het is interessant het zich later te herinneren, maar onaangenaam bet te beleven. Ik was juist uit het London Hospital gekomen, na een operatie. Ik weet dat ik er ellendig uitzag en ik was zoo zwak als een man maar wezen, en als hij uithouden kan. Ik leunde tegen een lantaarn paal en dacht er over hoe ik ooit in Old Ford Koad zou komen waar ik mijn kamer had, en ook of eenig menschelijk wezen er iets om zou geven als ik den anderen kant opging en in de rivier een einde aan alles maakte, toen er een vrouw voorbijging, zich om keerde en mij aankeek. Er was niets merkwaar digs aan haar, zij was een gewone vrouw uit het East End,met de stompe vuile handen die het geZouden er nog velen gevonden worden, die geheel te goeder trouw een stuk als «Verlangen en bevrediging" mede voelen en begrijpen ? Afgezien van de voortreffelijke techniek, zullen niet velen met mij ds eeuwig-eendere snit der gezichten, als uit karton gesneden, ver velend gaan vinden ? Is oudbakken filosfie nu een veld, waar men inspiratie te zoeken heeft voor kunst van alle ty'den ? Ig het te verwachten, dat latere geslachten over 't alge meen veel zullen voelen voor vrouwen met gebroken kruisen, en beierende klokken en leliën, waar de verklaring in staat is alleen koel begrip te brengen, daar de gedachte ons onverschillig laat. Dat symboliek evenwel van goeden huize kan zijn, aansprekend door kleur en lijn, zoodat een verklaring gerust achter wegen kan blijven, bewijst de schilder ons onmiddellijk door No. 24, «iets van eeuwige jeugd", als kleurgamma, zoo heerlyk rein en luchtig als blauwglanzend maanlicht; zóó wonder subtiel van teekening der slanke, jeugdige fleuren, dat we erkennen door zulk werk nader te komen tot den artist. Dit geld ook voor het «Vrouwenkopje" (23) en het «Kinderkopje" (22). Als portretschilder zoekt hij in gevoeligheid van lyn zijn ekivalenten vier eeuwen terug, by de Vlaamsche en Hol landsche Gothieken. «Landschap in Dernaw" (18) een droomerig ding, dat verdiensten heeft van kleur, en de opmerking trekt, omdat het procédéheel bizonder is, doende denken aan een gobelin. Van Floris Versier zijn er twee aquarellen, waarvan No. 25 «Winter" bespreking vraagt, maar dan ook zeer nadrukkelyk, want nog nooit is mij deze kleurentoovenaar mij zoo superieur toegeschenen als in dit fijne, voor name winterlandschap. Zie die schaduwsneeuw op den voorgrond, doorschynend violet, en daarop boomen, met kronkelende, kale takken, tegen de fijnblauwe lucht als een orgie van dronken bacchanten. En op den achtergrond glanzend zonlicht, roodgoud, goudgeel, gloeiend op lage huizen . . . Dat alles een syinphonie van blij, feestend licht, als een goud ;njubel zang van vol orchest, met zonnescbyu van fagotten, boomtakkenspreiding van violen en naar de aanstaande Kroningsfeesten betiteld. Beide zijn zeer welsmakend ; of een van beiden, de «Koninginne Van Bijsterveld's Nationale likeur", of de dito «Kronings-bitter" zooveel fortuin zal hebben als de «advokaat", is natuurlijk de vraag. Ieder jaar worden er eenige likeuren en bitters uitgevonden; waar om, een paar jaar geleden, de «triple sec Cointreau" het gewonnen heeft van de anderen, en een tijdlang met succes tegen Chartreuse en BénéHetine concurreerde, is zeker niet gemakkelijk na te gaan. Van Kirschwasser, Maratquiri, Kummel, hoort men nu weer min der ; misschien hoort men over een jaar enkel van «Van Bijsterveld's Nationale likeur." * * * Met het oog op dejeuners of diners gedu rende de kroningsfeesten heeft de firma Van Mantgem (?de Fakkel", Singel bij de Munt), een paar heel sieriy'ke menu's in den handel gebracht, het eene met het portret der Ko ningin voluit, met kroon en nationaal wapen versierd, het andere met de buste in een ronde lijst met gekleurde wapens; de beide beelden met hermelijnen mantel en diadeem. Beide kaarten zien er smaakvol uit; onze eenige aanmerking zou zijn, dat ons de vergulde kroon in evenredigheid wat groot genomen schy'nt. Op het menu-blad is plaats voor en voldoend aantal gerechten. De bladen zullen wel duur zijn, want de uitvoering is uitstekend, maar het is ook een heel uiooi souvenir. * * # Een aardig souvenir voor bruidsmeisjes, dat in Engeland in de mode komt, is een waaier, waarop de miniatuurportretten van bruidegom en bruid. Als de waaier er naar ingericht is, kan het bruidsmeisje er ook de bandteekening van bloedverwanten en gasten en andere herinneringen op doen aanteekenen. * * * In een Duitsch blad wordt aanbevolen, wanneer men geen kelder en geen ijskast heeft, in den zomer spijzen te bewaren in eene kist, waarvan de bodem en binnenwanden geheel met briquetten bekleed zijn. Ook is het noodig al de ruimte die niet door de spijzen wordt ingenomen, met briquetten te vullen. De kist moet goed gesloten worden; spijzen en dranken blijven er verrassend laag frisch in. E-e. iHiMiiiiiiiimiiuHiniMmiimii! volg zy'n van ruw werk zonder einde Eenige passen verder stond zij stil, keek mij weer aan en ging terug. »Wat scheelt er aan?" vroeg zij. Haar stem was ruw als zij zelf, maar er was iets sympathieks, in dat ze voor mij de liefelijkste muziek maakte die ik ooit had gehoord. Ik vertelde het haar. »En er gaat geen omnibns ook hier langs,1' zei ze nadenkend. «Neen, was dat maar zoo," antwoordde ik, «maar het zal wel gaan als ik het langzaam doe". «Hoe ver is het ?" was haar volgende vraag. »0, maar anderhalve mijl," antwoordde ik. «Als ik mij beter voelde zou ik het in twintig minuten kunnen loopen." Zij grabbelde tusschen de plooien van haar slordige japon. «Neem dit," zei ze, «en roep een cab. Ik weet hoe het is als je je zoo voelt;" en voor ik goed begreep wat er gebeurde, was zij twintig meter ver. «Toch nam je geen cab" merkte ik op. «Neen," antwoordde hij. >>Ik wilde den shilling liever bewaren. Ik kijk er dikwijls naar wan neer ik ontevreden ben, het stamt mij zachter als ik dat doe." Dit is nu toch een voorbeeld van een royale vrouw, die van verdiensten van misschien negen shillings in de week, rijtuiggeld geeft aan iemand die haar totaal vreemd is. Daarom vind ik het moeilijk deze vraag te beantwoorden. Zijn vrouwen «schriel''? De vrouw als soort genomen is lastig te beoordeelen, want op het oogenblik dat ge meent ze te begrijpen, zal de eene of andere vrouw iets doen, zoo weinig vrouwelijk, dat al uwe berekeningen verkeerd zijn; en als ge ze ver beterd hebt, waarschijnlijk nog verkeerd, zal die zelfde vrouw zich weer echt vrouwelijk gedragen, zoodat het raadsel altijd blyft. «Hoe is de vrouw eigenly'k!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl