Historisch Archief 1877-1940
N°. 1097
DB AMSTERDAMMER
A°. 1898.
WEEKBLAD VOOB NEDEKLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel büde Vijzelstraat, 542.
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/»
Zondag 3 Juli,
Advertenliën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.10
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O V D
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het internationaal
Congres tot behandeling van vragen betreffende
het patronaat over ontslagen gevangenen en de
bescherming van zedelijk verwaarloosde kinderen,
door Mr. M. C. Nijland. (I.) Dnislere zaken.
Staten verkiezing. ? Het Ministerie-Brisson.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN, door D.
Stigtar. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. Av'erkamp. De
Wieneckemedaille. Tydschriften voor bouw- en sierkunst,
door B. W. P. Jr. Schoppenboer, door G. van
Halzen. - PINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KBONIEK, door D. Stigter. FEUILLETON: Ver
tellingen van een oud-student. RECLAMES.
SCHAAKSPEL. VOOR DAMES: Stroomingen
en tegenstroomingen, door Nellie. (III.) De ten
toonstelling te Neuwied. Allerlei, door E-e.
Ingezonden. SCBETSJES: Als de kinderen
spelen, naar liet Duitsch van Otto Ernst. (Slot.)
ALLERLEI. PEN- EN POTLOODKRASSEN.
ADVEHTENTIEN.
HMIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllMlllllllltlHHIHIUI
Het internationaal Congres tot
behandeling van vragen betref
. fende het patronaat over ont
slagen gevangenen en de
bescherming van zedelijk
verwaarloosde
kinderen.
In de eerste helft van Juni kwamen
de afgevaardigden van verscheiden
Regeeringen en andere belangstellenden te
Antwerpen bijeen om over verschillende
onderwerpen, het patronaat betreffend, te
beraadslagen en te trachten op vele punten
tot, overeenstemming te geraken.
Dat dit congres permanent te Antwer
pen bijeenkomt, heeft zijn goeden grond.
Dank zij den oud-Minister Ie Jeune, die
zich zoozeer aan het vraagstuk «bestrijding
van bedelarij en landlooperij en bescher
ming van verwaarloosde kinderen" heeft
laten gelegen liggen, is het patronaat over
verschillende categorieën van hulpbehoe
venden in Belgiëtot een volkomenheid
gebracht, welke men elders misschien te
vergeefs zal zoeken.
Het congres was in drie secties verdeeld,
welke zich respectievelijk met de bescher
ming van kinderen, het patronaat over
ontslagen gevangenen, bedelarij en
landJooperij en patronaat over krankzinnigen
bezighielden.
Het ligt niet in mijn bedoeling alles
te behandelen, wat in deze secties en de
daaropvolgende algemeene vergaderingen
werd besproken. Voor 't oogenblik houdt
mij het vraagstuk van de bescherming der
verwaarloosde kinderen, dus de eerste sectie,
bezig, terwijl ik spoedig gelegenheid zal
hebben in de Vragen des Ttj'ds op het
verhandelde in de andere secties terug te
komen.
Hoe moet het ambachtsonderwijs zijn in
de inrichtingen M opneming van kinderen
die onder administratieve voogd/) gesteld
zijn ? luidde de eerste vraag, aan 't oordeel
van het congres onderworpen.
Hierover voerde voornamelijk 't woord
de heer Campioni, juge de paix
teSchaerbeek, terwijl o.a. de heer Simon van der
Aa, onze hoofd-inspecteur der gevange
nissen, een belangrijk rapport over het
ambachtsonderwijs op onze
Rijksopvoedingsgestichten had overgelegd.
De heer Campioni besprak het ambachts
onderwijs, dat op de
Rijksweldadigheidsscholen in Belgiëgegeven wordt, en kwam
tot het besluit, dat het resultaat er van
over 't algemeen niet aan de verwachting
heeft beantwoord. Hij leidde dit af uit de
uitkomsten der enquête, welke gehouden
ia over de keuze van een ambacht door
de kinderen, voorwaardelijk in vrijheid en
onder toezicht van de patronaats-commissie
te Brussel gesteld. En dan zou hem ge
bleken zijn, dat de meeste kinderen, in
de vrije maatschappij teruggekeerd, een
ander ambacht kiezen dan zij in de
Rijksweldadigheidsscholen geleerd hebben.
Er ontspon zich hierover een levendige
maar wel wat verwarde discussie, volgens
de Antwerpsche Métropole omdat de meeste
sprekers niet op de hoogte van de quaestie
waren.
Ik meen te mogen gelooven, dat de
heer Campioni te veel heeft gegenera
liseerd. Want, er bestaan in Belgi
patronaats-commissies in de hoofdplaatsen
van alle rechterlijke arrondissementen, en,
wat voor Brussel geldt, is daarom nog
niet toepasselijk op »de provincie". Inte
gendeel. Maar bovendien: Is ook het
advies der directeuren van de
Rijksweldadigheidsscholen ingewonnen, gedachtig aan
het: hoor en wederhoor ? Ik zou het be
twijfelen, omdat ik indertijd door een
onderzoek in loco en door bericht van de
directeuren, tot andere resultaten ben ge
komen.
Als grondbeginsel stel ik voorop, dat
men in deze inrichtingen er op uit is om
de jongens van 't platteland het
landbouwvak en de jongens uit de stad een ander
ambacht te leeren. Nu is het een feit, dat
de lust om boerenarbeider te worden niet
groot is, dus zal een jongen, voor den
landbouw opgeleid en uit de School ont
slagen, veelal een ander ambacht kiezen
en het betreuren, dat hij niets anders
geleerd heeft. Maar, daar staat tegenover,
dat, zooals mij de directeur te Reckheim
verzekerde, juist de jongens, die zijn in
richting verlieten, om hun vlijt en vaar
digheid in hun ambacht door velen zeer
gezocht zijn.
Maar zij kunnen dan ook uit een groot
aantal ambachten kiezen, en de tijd van ver
blijf is meestal lang genoeg om bedreven
te worden.
De jongens die een ambacht zullen
leeren, worden eerst eenige weken »en
quarantaine" gehouden, opdat de directeur
hun aanleg kunne beoordeelen. Dan kun
nen zij een vak kiezen. Nu gebeurt het
natuurlijk wel, dat de keus van velen valt
op hetzelfde ambacht en zij zich een tijdje
met een ander moeten bezig houden tot er
plaats komt. Dit lijkt mij echter minder
foed, want zóó kan men óf in vele
vaken een kraan worden of in alle een
sukkel blijven.
In vele vakken , want op sommige
Rijksweldadigheidsscholen wordt in 25
ambachten onderricht gegeven. De School
te Ruysselede?Beernem is bekend om
haar fijn mandewerk en prachtige kant,
welke ik nergens mooier zag. Die te Namen
vormt bekwame metselaars, slotenmakers
en loodgieters. Het tapijtwerken is afge
schaft, niettegenstaande prof. Thiry (Revue
de Belgique 15 juin '89: Patronage des
Enfants) het noemt een der ambachten
»bien choisis et a l'aide desquels on
parvient toujours tl gagner sa vie." St. Hubert
levert goede hoefsmeden, blikslagers en
decoratie-schilders. De School te Reckheim
vormt vijlenmakers, kunstdraaiers, beeld
houwers en kuipers. Ook worden er lover
tjes en overschoenen gemaakt. Natuurlijk
wordt op al deze inrichtingen tevens onder
wijs gegeven in de gewone ambachten:
timmeren, schoenmaken, enz.
De tweede vraag was: Welke zijn de
middelen om verdediging en bescherming
te verzekeren aan kinderen, die voor den
rechter moeten verschijnen.
Bij de bantwoording dezer vraag trad
op den voorgrond de jonge Brusselsche
advocaat Henri Jaspar, ook in Amsterdam
bekend, omdat hij op 3 Nov. 1896 in de
vereeniging »Pro Juventute'' een schets
gaf van het »comitéde défense", waarvan
hij lid is. Dit bestaat uit 25 juristen.
Telkens wijst het een zijner leden aan
ter verdediging van een kind, dat voor den
rechter verschijnen muet. En dikwijls ver
zoekt het, om het kind aan een verderfe
lijke omgeving te onttrekken, aan den
rechter opzending naar een
Rijksweldadigheidsschool voor langen tijd.
De heer Jaspar stelde voor de besluiten
van het in Juni ISO-i te Antwerpen ge
houden congres te sanctionneeren. Daar
waren de volgende conclusies aangenomen :
Om de verdediging en de bescherming
van het voor den rechter gebrachte kind
te verzekeren, moet men: lo. zich uit
sluitend ten doel stellen het zedelijk te
verheffen en niet het te straften ; 2o. te dien
einde een bijzondere procedure volgen, welke
zich op deze twee stelregels grondt: a) het
misdrijf, dat het kind begaat, is niet op zich
zelf een strafwaardig feit, maar wijst op
een gevaarlijken moreelen toestand; b)
elke maatregel, ter bescherming van den
jongen delinquent genomen, moet zoo ge
heim mogelijk blijven; 3o. elke opsluiting
van een kind, zelfs in de cel, absoluut
veroordeelen. ')
De sectie vereenigde zich met deze
conclusies.
(Slot volgt). ME. M. C. NIJLAXD.
Wij ontvangen een afdruk van onder
staand artikel.
Duistere Zaken.
In de Tweede Kamer der Staten-Oeneraal werd
den ]0 December 18'.)?, op voorstel van den .Minister
van Binneiilandsche Zaken, aangenomen :
Subsidicn tot bestrijding van misbruik van ster
ken drank ? 10 000.''
Bij de behandeling van dit voorstel werd door
d', n heer Vermeulen, voorzitter der kommissie van
Rapporteurs, o.a. gezegd:
....Ook omtrent een arder punt zou eeue in
lichting haar (de kommissie) aangenaam zijn. liet
is 'bekend, dat er twee katcüoriën van drankbes' rij
ders bestaan: Gcliecl-outlioudcrs en voors!anders van
matigheid in het ahvmrcn. Ouder de eer-te kntceorie
worden sommigen, misschien velen aangetroffen, die
ir> de leden der tweede kategoric veeleer tegenstanders
dan vriiiiden en medestanders zien/'
De. kemnv.ssie van Rapporteurs, het streven ^ an
beide kafegoriën waarderende, zou, indien het moge
lijk is, gauniu de verzekering ontvangen dut bij het
verleenen van subsidie tusschen die beide katcgoricn
geen. verschil zal worden gemaakt." (Handelingen II.
Pag. 412).
Terwijl de heer Nolting opmerkte:
Indien de Minis'.er bereid mocht zijn om die
werkliedenvereenigingen te steunen in het tegengaat*
van het drankmisbruik, die kanker der maatschappij,
dan zou ik dat zeer toejuichen, wai t juist van uit
de klasse der werklieden moet de draukbestrijding
uitgaan." (Handelingen II. Pag. 413).
l)e heer Goeman Korgrsiua, Minister van
Binnenlandsche Zaken, antwoordde hierop:
Mijnheer de Voorzitter! Het verwondert mij niet,
dat deze post bij de kommissie van Rapportei rs
geen bezwaar heeft ontmoet. Immers de geheele
Kamer zal met mij instemmen dat, waar de schat
kist jaarlijks 25 millioen trekt \iit sterken drank,
de tijd wel gekomen mag beeten dat eenige steun
verleend wordt aan die vereeuigingen, welke zich zoo
veel moeite geven om het drankmisbruik te b. strijden.
De kommissie van Kapporteurs heeft tot mij de
vraag gericht of ik bij het toekennen van geldclijken
steun onderscheid zal maken tusschen
onthoudersen afschaffiiigsvereeuigingen of dezulken die alleen
misbruik bestrijden.
Mijn antwoord is, dat ik tusschen al die
vereenigiugen volstrekt geen onderscheid zal maken, dat ik
mij van eenzijdigheid iu dit opzicht geheel zal ont
houden, want al de genoemde soorten van
vereenigingen hebben mijne volle sympathie. Ook aan
verecnigingen die geen neutrale, maar zelfs een specifiek
godsdienstige kleur hebben, zal ik, wanneer blijkt
dat aan steun behoefte bestaat en het geld uuttig
besteed zal worden, mijn steun niet onthouden
De heer Nolting vroeg of ik voornemens ben
wcrklieden-verecnigingen, die het misbruik van ster
ken drank tegengaan, te steunen?
Waarom niet? Ik geloof dat wij allen met
daukbaarhe'd erkennen, dat werkliedenvereenigingen, tot
verschillende richtingen behoorende, het eens zijn
omtrent de noodzakelijkheid der bestrijding van
drankmisbruik. Ook in die richting acht ik mij
verplicht steun te verleenen (Handelingen II
pag. 413 en 414).
Is 't te verwonderen, dat de Socialistische
GeheelOnthouders-Propagandacliib n als
geheel-outhoudersn als werkliedeii-vereeniging zich per rekwest tot
den Minister van Binnenlandsche Zaken wendde, met
verzoek haar, voor de propaganda tegen het drank
misbruik, een zeker bedrag toe te staan ? Onvermoeid
strijdt de klub voor geheel onthouding, in woord en
hi schrift waar dit mogelijk is, en ze zon nog meer,
nog veel meer kunnen doen wanneer de finantiëa
beter waren.
Het antwoord van den minister was echter een
teleurstelling ! Tot hare groote verwondering kreeg
de klub het volgend schrijven :
De Minister van Biunenlandsche Zaken beschik
kende op het verzoek van het bestuur der Socialis
tische Geheel-Onthouders Propagandaclnb om een
geldelijke toelage ter bevordering van de propaganda
voor geheel onthouding.
Getft aan adressant te kennen, dat er geeiie t«
men zijn om aan zijn verzoek te voldoen.
's-Gi'dvenhflf/e, 9 Maart IS98 "
(Handteekeuing onleesbaar).
't Was voor de klub, gedachtig aan de
bovenaangehaalde woorden des Minister? een zeer duistere
zaak. Duister vooral, omdat in de beschikking hier
boven de redenen tot de weigering niet worden
eenoemd. Ze besloot daarom nogmaals een rekwest te
zenden, waarin o m. werd gezegd :
Dat zij als draukbestrijdeisvereeniging vermeent,
ook de Suc. Geh. Oiith. Prop. Club recht heefc tot
steun.
Dat echter naar aanleiding van een desbetreffend
rekwest in een antwoord d.l. 9 Maart 18'JS no. 1114
afdeeling BB, werd bericht dat er geen termen tot
inwilliging bestonden.
Dat zij zoo vrij zijn niet te weten welke tennea
als zoodanig voor haar, toch een
draukbcstrijdersvereenigitig, zouden moeten bestaan.
Redenen waarom de Hoc. Geh. Onth. Prop. Club
zich nogmaals tot u wendt, mei vcrzjck haar een
bedrag toe te staan, en in eik geval bij niet toeslaan
te vernemen welke redenen voor deze weigering
bestaan."
En 't antwoord van den Minister hierop?
Hier is't :
De Minister van Binnenlandsclie Zaken,
betchikkcnde op het herhaald verzoek van liet bestuur der
Socialist! ehe Geheel-Onthouders Propagamlaeliib om
een subsidie toe te staan en in ieder geval hij niet
toestirm te vernemen, welke re.lenen er voor deze
weiuvring bestaan ;
Gelet op de ingewonnen ambtsberichten ;
Geeft aan adressant te kennen, dat er geen termen
zijn om aan zijn verzoek tr voldoen.
's-Vratenhayn, 25 Mei 1S98'"
(Ilandteekening onleesbaar).
Ook nu nog loopt de klub in \ duister rond te
takten, nog altijd is ?.e even vvrr. V* ai zijn nu toch
de redenen van deze wrigerinir r Zijn ze uroot r Zijn
klein? Zijn ze gewichtig: Zijn ze minder güwichlig'r
Zijn ze misschien te verhelpen ? Alles is non' een
diep geheim. Eu rondloopend met een gemoed zoo
zwaar, zoo in-zwaar, besloot ze het geval bekend te
maken, opdat lirht ontsta, want gedeelde leed is
halve leed, en ze kraeht putte, en den moed ont
vangen... nogmaals ecu rekwest te solirijveu.
Namens df SM'. Geii.-Onll'. Prop. Cli'l
te .tiiut/mtain,
Jon. LODE*HK, Sekn'lc'ris.
Inderdaad er is iets duisters in deze
geschiedenis.
Dat uit een schatkist, die jaarlijks 25 mil
lioen uit sterken drank trekt, tien duizend
gulden voor subsidie aan vereenigingen
ter bestrijding van drankmisbruik gegeven
wordt, getuigt op zichzelf nog niet van een
propaganda-ij ver, die bewondering moet
wekken. Een ernstig gezicht te blijven
zetten bij deze Ilegeeringsmilheid kost
eenige moeite. Als men van iemand 2500
gld. heeft weten machtig te worden en
men geeft daarvan er een aan de kerk
b.v., om dat deze de zelfzucht bestrijdt
draagt de onbaatzuchtigheid nog geenszins
een verheven karakter. De Staat der
Xeclerlanden met zijn 25 millioen uit den
sterken-drank-accijns, zou, indien hij een
individu ware, niet gemakkelijk een fatsoen
lijk gezelschap kunnen vinden om er in te
verkeeren.
Maar wij weten nu eenmaal hoe het
met dien Staat geschapen is, en hebben
voor het oogenblik alleen onze aandacht
t* wijden aan de verdeeling van de tien
mille, die hij ter ^bestrijding van drank
misbruik" afstaat.
Het feit is, dat namens dien Staat,
Minister Borgesius 10.000 gld. heeft uit
te deelen aan vereenigingen gelijk hem
goeddunkt. Alleen de belofte bindt hem
dat hij geljjkelijk zijn gave zal schenken
aan matigheids-mannen, afschaffers en ge
heel-onthouders, want, zoo verzekerde hij,
alle die vereenigingen hebben mijne volle
sympathie. Hoe iemand volle sympathie
kan hebben zoowel voor een
matigheidsvereeniging als voor een
geheel-onthoudersvereeniging moge niet duidelijk zijn, daar
de eene soort van vereeniging hem toch
allicht sympathieker dan de andere zal
wezen, men vergete niet dat er een
Minister aan 't woord was, die gaarne
zich zoo vurig en krachtig mogelijk uit
drukt. Werklieden-vereenigingen tot ver
schillende richtingen behoorende, neutrale
vereenigingen, politieke en kerkelijke
als zij geld noodig hebben en dat nuttig
voor het gestelde doel, de bestrijding van
drankmisbruik, willen gebruiken, zoo was
de belofte, hun zal ik mijn steun niet
onthouden.
Nu zullen wel allen, die van het streven
tot beperking van drankmisbruik kennis
namen, moeten erkennen dat de socialisten
onder de werklieden in deze niet de
minstijverige propagandisten zijn. In dit opzicht
hebben de socialisten zich verdienstelijk
gemaakt. Waarom ontvangt nu juist de
Soc. Geheel-onthouders Prop.-club geen
steun ?
Waarom ?
Misschien geheel terecht misschien...
maar is het zooals het behoort, bij her
haling een verzoek daartoe te weigeren
zonder opgave van redenen?
In het antwoord op het tweede verzoek,
leest men als motief niets anders dan:
?ngelct op de ingewonnen ambtsberichten,"
maar de inhoud dezer ambtsberichten zelf
worden niet vermeld, en evenmin de ambte
naar genoemd, die de berichten verstrekte.
M. a. w. daar kan dus| zij 't al niet
met opzet, maar uit gebrekkige kennis en
tegeningenomenheid, bij ambtenaren aller
minst buitengesloten omtrent eene ver
eeniging allerlei worden gerapporteerd, dat
minder juist is, zonder dat de betrokkene
zich tegen verkeerde voorstellingen kan
verdedigen. Immers bij de Vereeniging
der Soc. Geh.-Ontlr Prop.-club zelve had
de Minister blijkbaar geene inlichtingen
ingewonnen.
Ons dunkt het stelsel, om een Minister
een zekere som toe Ie staan ter verdeeling
onder een aantal Vereenigingen en
dat zelfs zonder motiveering van zijn
gunstbetoon aan deze en van zijn weigering
van steun aan gene kan niet worden
besteadigd. Dit is zoo vicieus mogelijk.
Wil men Staatssubsidie voor de bedoelde
Vereenigingen beschikbaar stellen, dan
behoort dat alleen te geschieden bij de
begrooting in afzonderlijke posten voor
elke Vereeniging, opdat er van minslerieele
willekeur bij liet uitdeden van gelden geen
sprake kunne zijn en elke Vereeniging
zich bij de Kamer voor begunstiging kan
aanbevelen.
Beter gelooven wij, zou het zijn, dat
de Staat dat Vereenigingswerk niet gelde
lijk maar zedelijk steunde, door namelijk
niet tien duizend maar honderd duizenden,
ja millioenen op te ofl'eren, m. a. w. door
eene betere wetgeving ten krachtigste te
doen blijken, dat het hem waarlijk ernst
is met zijn afschuw voor
sterken-drankmisbruik.
Staten-Verkiezing.
Het Handelsblad meent te mogen be
twijfelen, dat de uitslag der Kamerver
kiezing in 1807 bewijst, hoe IS.oord-Hol!and,
dat is de hoofdstad en het overige gedeelte
der provincie, den antirevolutionairen en
katholieken nooit meer dan een beperkt
aantal zetels in de Prov. Staten kunnen
verschaffen.
«Slechts in Enihuizen, Zaandam, Hoorn
en Haarlem werden terstond liberalen ge
kozen, in Hilversum een antirevolutionair.
Maar voor al de overige 13 leden, die uit
Noord-Holland naar de Tweede Kamer af
gevaardigd worden, moest herstemd worden,
waarbij in 9 Amsterdamsche districten."
aaroy m u Amsteraamscne districten.
Wanneer men echter er op let, dat het
iemce kiesrecht, in Noord Holland, ge
geven heeft aan de antirevolutionairen en
katholieken lij uiterste krachtsinspanning
niet meer dan 3 van de 18 afgevaardig
den voor de Tweede Kamer en 8 van
de 37 afgevaardigden ter Prov. Staten,
had er te Amsterdam bij de Staten-ver
kiezing toch wel eenige «edelmoedigheid"
kunnen worden betoond.
Het Vaderland, melding makende van
den uitslag der Amsterdamsche verkiezin
gen erkent, dat deze geen aanleiding geeft
tot klagen; 13 anti-clericalen en 5
cleri-calen is volstrekt geen verontrustende
verhouding; en in elk geval kan, naar
het Vaderland opmerkt, op deze zetel ver
deeling, van liberale zijde, uit het oogpunt
van rechtvaardigheid, geen aanmerking
worden gemaakt.
Dit is o. i. juist. En aan die rechtvaar
digheid hadden de anti clericalen bij de
voorbereiding der verkiezing behooren te
denken.
Het Ministerie-Brisson,
Frankrijk heeft weder een ministerie,
en wel een radicaal ministerie, althans
een ministerie van radicalen. En onge
twijfeld heeft de President der Repu
bliek dit gewenscht. Want na slechts ne
enkele poging te hebben beproefd om met
den heer Ribot, die tot de gematigden
behoort, eene oplossing van de crisis te
verkrijgen, heeft hij achtereenvolgens de
radicalen Sarrien, Peytral en Brisson als
kabinetsformeerders aangewezen.
Het zou zeer gewaagd zijn hieruit af te
leiden, dat de heer Félix Faure radicale
neigingen of symphathieën bezit. Persoon
lijk behoort hij tot de gematigden, en van
het laatste radicale ministerie, dat van
den heer Bourgeois, heeft hij niet veel
genoegen beleefd. Men herinnert zich, in
welk een onaangename positie hij zich
bevond gedurende de voogdijschap, welke
het ministerie-Bourgeois over hem trachtte
uit te oefenen. Men herinnert zich, hoe hij
op zijn reis naar Lyon en Marseille, waar
heen de heeren Bourgeois en Mesureur
zich verplicht achtlen hem te vergezellen,
ontvangen werd met dekreten: »Leve het
ministerie!1' en »Weg met den Senaat!"
een enkele maal zelfs: »Leve de Sociale!'1
En men mag aannemen, dat de president
dit ministerie niet veel tranen heeft
nageweend. Toch gaf hij, nadat de heer Bour
geois zijn ontslag had aangenomen, de
opdracht tot samenstelling van een mini
sterie weder allereerst aan diens geest
verwant Sarrien, die het zou beproeven
met eene combinatie, waarin het radicale
element overheerschend zou zijn, doch
waarin ook andere republikeinsche partijen
zouden zijn vertegenwoordigd. Eerst toen
deze combinatie was mislukt, werd de alles
behalve radicale Méline op het Elysée
geroepen, en diens ministerie heeft zich
ruim twee jaar kunnen staande houden.
Thans is de volgorde juist omgekeerd
geweest. De heeren Sarrien en Peytral
kregen nog de opdracht, een ministerie
uit verschillende partijen samen te stellon ;
den heer Brisson blijkt het maken van
zoo'n allegaartje niet voorgeschreven te
zijn. Politieke allegaartjes zijn trouwens
door den heer Faure, nog voor hij als
president optrad, uitdrukkelijk veroordeeld.
Bij de verkiezingen van 1893 protesteerde
hij tegen de zoogenaamde
»concentratiepolitiek." Aan zijne toen voor zijne kiezers
gehouden rede ontleenen wij het volgende.
»Wat is eene regeering? Is het eene
vereeniging van mannen, samengekomen
van de vier windstreken der politiek, ieder
rnet zijn eigen traditiën en zijn eigtn
richting, die het met elkander eens trachten
te worden door alle quaestiën te ontduiken ?
Zal die overeenstemming tusschen hen tot
stand gekomen zijn omdat zij eene uiterst
vage gemeenschappelijke verklaring hebben
geteekend, welker verdienste daarin bestaat,
dat zij niemand ontstemt, en in welke
men iedereen tracht wijs te maken, dar,
men aan zijne meening voldoening zal
schenken ?
^Herinneren wij ons niet een radicaal
ministerie, welks meerderheid bestond uit
mannen, die in hun oorspronkelijk program
de eischen hadden opgenomen, welke aan
de geavanceerde partij dierbaar zijn ? En
wat is er van die plannen gekomen, toen
deze mannen, die toch volkomen te goeder
trouw waren, aan het roer kwamen? Hebben
zij die uitgevoerd? Neen, want in het
ministerie bevonden zich een of twee ge
matigden. En de radicale partij kreeg
geenerlei voldoening.
»Zouden wij niet van den anderen kant
kunnen wijzen op een liberaal ministerie,
waarin een radicaal minister zijn
ambtgenooten het ontslag van een ambtenaar
afdwong? En wat de solidariteit van de
regeering betreft, hebben wij nietsomiijds
(om niet te zeggen dikwijls) een minister
openlijk de staatkunde hooren critiseeren
van de regeering, van welke hij deel uit
maakte?''