Historisch Archief 1877-1940
Na. 1097
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Mnzieïin fle Hoofdstad,
Nu er in den loop dezer week berichten tot
ons gekomen zijn over liet enorme succes het
welk ons Concertgebouw-orchcst, in de hoofd
stad vaii Noorwegen behaald heeft, acht ik het
niet ongepast eenige regelen 1e wijden aan de
werken die onze wakkere musici aldaar hebben
moeten vertolken, ten minste voor zoover zij
die hier in hunne laatste auditie op 10 Juni
hebben ten beste gegeven.
De ons bekende meesters Edv. Grieg en
Chr. Saidiug, kwamen ditmaal niet op het
programma voor. Dit was zeer goed gezien
Tan den heer Mengelberg; daardoor toch had
men gelegenheid mtt bijna uitsluitend nieuwe
verschijningen kennis te maken. En dit is altoos
zeer interessant, zelfs waimeer die kennismaking
niet in allen deele eeue verblijdende is. Nu,
dat was zij juist niet en het kwam op dien
avond zeer ter dege uit, dat de beide boven
genoemde meesters hemelhoog boven hunne
landgenooten uitblinken.
Van Iver Holter werd uitgevoerd eene suite
yoor Goethe's //Göt.z voii Berlichingeu". Een
werk, gedeeltelijk triviaal, vooral in den
inleidingsmarsch, en voor de rest absoluut zonder
-persoonlijkheid, of zelfs nationale eigenaardig
heid. Het eenige wat meu er goeds in kou
opmerken was de routine in de
orchestbehandeling. Veel hooier staat de syrnphome
in D van Johan Sveudsen. Deze componist was
de eenige mij bekende verschijning van dien
avond. Door zijn octet gunstig aangeschreven
en door zijne viool-romance wereldberoemd ge
worden, behoort Svendten tot die componisten,
die de eer hunner natie weten hoog te houden.
En toch, ondanks zijne buperioriteit tegenover
Holter, kan ik de symponie van Svendten niet
iitiimiHiiiiimMiimiiiimmiiimiiiiii
rekenen tot die werken, welke hun bestaan ver
klaren uit den scheppingsdrang van den com
ponist. Met uitzondering vau In-1 Scherzo, een
zeer vlug, los daarheen geworpen btukje, vind
ik het thematisch materiaal te karakterloos, de
tegenstellingen te onbeduidend om de symphonie
anders te noemen dan een zeer flink en vaardig
maakwerk.
Een graad lager stelde ik een symphonijch
gedicht Asgaardsreien van Ole Olscn, waarin
de inspiratie al in zeer geringe mate bleek
aanwezig te i. ij n en ook de ontwikkeling der
gedachte niet veel zaaks was.
Het beste beviel mij Vasautascna", suite
van Johan Halvorsen. Hier stond naar mijne
meening de techniek het meest in dietst der
gedachte. Hier ook viel werkelijk muziek te
genieten. Dat men er het eigenaardige Noorsche
type niet in kon bespeuren, neem ik den com
ponist niet euvel. Zoo'n Indisch onderwerp
met Noorsche kleuren te gaan behandelen zou
ook weinig pas hebben. EeneNoorscheRhnpsodie
van Svendsen hoorde ik niet meer, vernam er
echter goeds var.
Men ineeue nu nitt dat ik met deze regelen
de verdienste der Noren in muzikaal opzicht
wil verkleinen. Ik deed het straks reeds uit
komen dat de coiypheëu niet op het programma
prijkten. Van Smding werd te Bergen nog
uitgevoerd zijne symphonie in D en een
klavierconcert in Des, benevens eenige liederen; van
Grieg, zijn klavierconcert in a-kl. 3, liederen met
orchest en zijne cantate Olav Tiygvason, ten
vorigen jare ook hier onder 's componisten
leiding uitgevoerd. Het zou mij niet bevreemden
als deze werken de meeste aantrekkingskracht
hebben uitgeoefend. Waar ter were'd mag men
overigens ook verlangen dat componisten van
minderen rang in staat zijn hun auditorium
mede te sleepen? Noorwegen bezit aan Grieg
en Sinding twee hoogst belangrijke figuren
waarop het trotsch mag zijn. Zij drukken
op hunne werken een eigenaardig, persoonlijk
stempel!
Het viertal einduitvoeringen, hetwelk in de
laatste beide weken door de combinatie van
Conservatorium en Okestschool gege en werd,
week in enkele opzichten belangrijk af van
vroegere einduitvoeringen, door beide lichamen
afzonderlijk gehouden. Reeds dadelijk sprong
in het oog, het groote vooideel der combinatie,
want eene uitvoering van Gade's Novelletten
voor strijkorchest als thans iu de groote Con
certzaal gegeven werd, zou vroeger wel niet
mogelijk geweest zijn. Deze vertolking toch
was in allen deele voortrell'elijk. Men behoefde
hier geen maatstaf aan te leggen, waarmede
leerlingen-uitvoeringen gemettu moeten worden.
Neen, zeer hooge eischen werden hier bevredigd.
Ook het eerste deel van Mozart's symphonie
in Bes werd kranig uitgevoerd en zoo men hier
en daar (bij de blaasinstrumenten) bekende
gezichten oi.tmoette uit het
cuneertgebouworchest, hartelijk wcu>ch ik het Conservatorium
toe dat, nu het in het volgende jaar de
orkestschool in zich opgenomen mag zien, ook die
instrumenten door leerlingen bezet kunnen wor
den. Het is voor deu heer Dan. de Lange
zeker een groote voldoening, de inrichting,
waarvan men hem in den volsteu zin des woords
het vaderschap mag toekennen, reeds tliaiis tot
eene dergelijke hoogte te hebben mogen bren
gen. Zijne groote energie en hoog artistiek
willen en kunnen zijn ons een waarborg dat
hij de man is die het Conservatorium zal bren
gen op dat punt hetwelk hem zeker steeds voor
den geest gezweefd heeft.
Jammer vond ik het dat ook in Beethoveu's
Es-dur concert, de blaasinstrumenten niet mede
werkten. Daar ik niet alle uitvoeringen bij
woonde zou ik onrechtvaardig zijn als ik alleen
de solo-vourdracliten bei-prak, die ik bijwoonde.
Ik wil dus volstaan met te verklaren, dat in
bijna alles wat ik hoorde, veel goeds en in
enkele voordrachten zelfs vooitriifoiijks viel op
te merken ; trouwens de uitstekende leerkrachten
aan beide inrichtingen verboiidrn, dom wel i.iet
anders verwachten, dan dat jonge lieden met
talent, daar hunne gaven gelukkig zulk n zien
ontwikkelen.
AM. AVEHKAMP.
Virtuozen onder elkaar.
Aan een artikel over Frans Liszt van Ilka
IIorovitz-Barnay in dl Dciitaclte Rerne
ontleenen wij het volgende verhaal over een
ontmoeang tusschen den piano-virtuoos Liszt en
den Noorsehen violist Ole Buil.
Op een middag ontmoette ik bij Liszt den
toen reeds zeventig-jarigen viool-virtuoos Ole
Buil, die bezig was aan zijn laatste
concerttournee door Europa. Hij wilde den meester
het een en ander voorspeler, en ten slotte
moest ik hem de Kreuzer-sonate van Beet
hoven accompagneeren. Liszt voorkwam mij
op zijn gewone bewegelijke, ridderlijke wijze,
zette zich zelf voor de piano en liet mij
omslaan.
Ik had Ole Buil nog nooit hooren spelen
en verheugde mij reeds op het zeldzame genot,
twee zulke groote kunstenaars samen te hooren
spelen.
Maar reeds na een paar maten ging het mis.
Liszt keek eenigszins verbaasd op, glimlachte,
knikte en volgde den ouden Arion met de
grootste gewilligheid. Ken tweede poging, om
eendrachtiglijk te musiceeren mislukte even
eens. De oude Seandinaviër, die altijd een
autodidactisch virtuoos was geweest, kon on
mogelijk streng in de maat blijven, en niet
tegenstaande het fabelachtige geduld en de
onverstoorbare vriendelijkheid van Frans Liszt
was reeds het eerse deel van de sonate een
serie van ontsporingen.
Ole Buil werd hoe langer hoe zenuwachtiger
en onrustiger. Liszt's kalme vriendelijkheid
scheen zijn onvastheid nog te vermeerderen ;
hij steunde en zweette, hij stiet
ongearticuleirde klanken uit, en kraste met zijn strijk
stok over Liszt's partij, om de plaats aan te
wijzen, waar hij weer wilde beginnen. Het
geheele geval, was byzonder komisch, en Liszt
zat te lachen als een straatjongen, maar
hij verloor zijn geduld niet en begon telkens
van voren at' aan.
Plotseling schreeuwde Ole Buil met een
vuurrood gelaat: Mais c'est impossible de
jouer avec vous, vous marquez la mesure et
vous touchez tonjours faux!''
Toen gebeurde er iets vreeselijks. Als een
donderslag uit een onbewolkten hemel, ver
scheen plotseling op het glimlachende gelaat
van Liszt een dreigende uitdrukking. Zijn
geheele gezicht veranderde in een oogenblik,
zijn oogen schoten vuur, zijn lange witte haren
rezen letterlyk te berge en omgaven als woeste
manen zijn verwrongen gelaat. Als een water
val vlogen de woorden over zijn lippen: «Vous
osez me dire ga, vieux farceur, a moi a
Frarcois Liszt!"
In plaats van te trachten den vrede weer te
herstellen, begon Ole Buil tegen Liszt in te
schreeuwen en bracht hem letterlijk buiten
zich zelven van woede. Ik zal maar niet alle
heftigheden, en alles behalve malsche uitdruk
kingen herhalen, die er gewisseld werden,
maar tot slot riep Liszt, terwijl Ole Buil zijne
viool krampachtig vastklemde: »Votro nom
sera déjfi oublié, et Ie monde se mettra e; core
a genoux devant ma mémoire !" En bij die
woorden pakte hij een stoel beet en gooide
dien in zijn blinde woede stuk op den grond.
Ole Buil nam de vlucht.
Het kostte mij niet weinig moeite, Liszt tot
kalmte te brengen: ik was bang, dat die aan
val van drift hem kwaad zou doen. Het
duurde lang, voordat de storm geheel en al
bedaard was, maar den volgenden morgen,
toen Ole Bull's concert in de zaal van den
»Mivfik-Verein' plaats vond, zat Liszt glim
lachend en goedgeluimd op de ee.ste rij. De
meeste concertbezoekers, die Ole Buil voor
het eerst hoorden, keken verbaasd op, want de
de oude virtuoos speelde jammerlijk slecht.
Op dat concert begroef hij zijn langjarigen
roem. Liszt applaudisseerde na elk nummer
op in het oog loopende wijze, en Ole Buil
maakte telkens voor hem speciaal een diepe
buiging.
»II a voulu me donner des lecins de piano,
ca vieux racleur a moi !" zeide Liszt lachend
tegen mij. Het totaal mislukte concert had
hem gewroken en hom weer geheel en al in
zijn humeur gebracht.
lllllfllllllllilllllllliiilililiiiiimiilililiili
De
Een nieuwe bijdrage tot de
inhuldigingsfeesten geeft de heer J. C. Wienecke, de
NeDAMEjg.
?l
i ff
*v^
6)
?»?ts«
0
Strooiinp en Tepstroomnpn.
in.
Niet alleen wordt de mensch door een
onweerstaanbare aandrift aangespoord tot
kennen en weten, tot kunnen en vermogen,
maar tevens wurdt bij door schier
onverbrekely'ke banden vastgehouden aan het oude,
reeds bestaande, datgene waarbij hij opgroeide
en wat hij dus kent en liefheeft, of waaraan
bij eenvoudig gewend is. Het verwondert mij
dus geenszins dat zoovele mannen en vrouwen,
ik zal niet zeggen van den ouden stempel,
maar mannen en vrouwen die aan de oude
dingen zeer lievp, zeer innige, zeer treffende
herinneringen hebben, de warme poëzie van
het oude stellen tegenover het dikwijls nuchtere
proza van het moderne. Ik virid het niet
meer dan natuurlijk dat mannen en vrouwen,
die in het heilige der heiligen hunner
kindsheidsherinneringen een vrouw zien, eenvoudig
van 00(T, stemmig van gewaad, zelden haar
huis verlatende, arbeidende van den vroegen
morgen tot den laten avond, zich met een
glimlach opofferend voor de haren, j.ooit
denkend aan zich zelf, altoos kalm en vrien
delijk, troostend en hoop gevend en vrede
stichtend, en daarby verstandig zonder ge
leerdheid en een opvoedster by intuïtie, ik
vind het volkomen natunrlyk dat degenen die
zulk een juweel tot moeder hadden, zich niet
kunnen neerleggen bij de eischen der moderne
vrouw noch zich verzoenen met de geheel
andere vormen van het moderne familieleven.
Ik vind het verder volkomen logisch, dat, hoe
verder zy zich verwijderen van hun prille
jeugd, des te schooner het herinneringsbeeld
hunner moeder wordt, des te heller de glans
waarin zij pry'kt, en zij ten slotte wordt de
heilige, die haar eigen tempeltje heeft in het
liefhebbende hart. Ik noem den mensch ge
lukkig die zulke herinneringen heeft, en zelfs
dat hij ze idealiseert ten koste der werkelijkeid,
spreekt in zekeren zin en vo< r hem n voor
de vrouw wie zyn vereering geldt. Maar ik,
tehoorende tot het geslacht dat den overgang
vormt van het vt-rleden tot het heden, het
oude tot het moderne, kim sommige dingen
anders zien en mag ze anders beoordeelen.
En dan zeg ik: de modclinoeder die ik schetste
zal in haren tijd evengoed een uitzondering
zijn geweest als zij het nog heden is; de
zorgende, zich voor het materieele welzijn der
haren afslovende huisvrouw echter, kan alleen
op hare plaats zijn in een tijd toen het mate
rieele leven, schoon veel eenvoudiger dan
tegenwoordig, veel meer zorg en omslag eischte
door de veel gebrekkiger hulpbronnen waarover
men destijds beschikte. Doch de liefde, die
toen menige vrouw maakte tot modelmoeder,
bestaat log; het waarachtige moederhart is
sedert dien tijd niet bevroren, en de zedelijke
invloed der moeder is niet minder geworden,
al neemt de moderne vrouw ruimschoots deel
aan het openbare leven, al stiijdt zij voor de
rechten welker gemis hare grootmoeders niet
zoozeer voelden of?durfden voelen, al eischt
zij haar deel van de genoegens, de gemakken
en de intellectueele bezigheden van het mo
derne leven.
Hoe ik, die leef als een slak in haar huisje,
dat zoo weet? Voor een groot deel door mijne
particuliere correspondenties. Tal van vrouwen
die ik nooit zag en misschien nooit zien zal,
schryven mij met zusterlijk vertrouwen, en
daaruit leer ik het hart kennen der ontwikkelde
moderne vrouw. En op grond daarvan beweer
ik: het hart, ook en vooral het moederhart
der moderne vrouw, is nog altijd warm; het
wezen der liefde is nog altoos hetzelfde ; maar
de levensvormen zijn gewijzigd. De moderne
vrouw voelt dat zij individueel haar krachten
niet meer behoeft te versnipperen aan huis
houdelijke beslommeringen van allerlei aard;
zij droomt van even rechtvaardige als oordeel
kundige arbeidsverdeeling en van coöperatieven
huiselyken arbeid, die het familieleven niet
vernietigen maar wijzigen zal; zij voelt zich
meer getrokken tot intellectueele bemoeienissen,
zeer dikwijls ten bate van de groote
menschenfamilie.
Natuurlijk vat niet iedere moderne vrouw
het tegenwoordige zoo hoog op. Naast de
groote massa dergenen die heelemaal niet
denken, die levend-dood meegaan met den
sleur, bestaat nog een al te groote schare van
lichtzinnigen, pretmaaksters, genotzoeksters,
die van het moderne leven niets zien of willen
zien dan het rumoer, den schijn, de sfleiding,
het zinnelijk genieten ... Maar ik betwijfel
of al onze groot- en overgrootmoeders heiligen
waren; de menschen die hun tijd, hun kring,
hun plaats sierden, zijn ten allen tijde uitzon
deringen geweest; zeer hooge levensopvatting
was altoos nog zeldzamer dan gewone,
alledaagsche trouwe plichtsvervulling. Evenmin
als men in kloosters al de liefde, den vrede,
de nederigheid en de matigheid vindt die men
er officieel behoorde te vinden, evenmin zou
men, konden de »oude tijden" nog eens als
een visioen aan ons voorbijgaan, daarin al de
deugden aantreffen die men er zoo gaarne aan
toeschrijft. In iederen tijd zal wel iedere stand
en iedere sekse zijn elite hebben gehad, maar
ook zyn zeer talrijke profanum vulgus.
En wat de rumoerigheid, de uithuizigheid,
de genotzucht van het moderne leven betreft,
zou zij niet eene reactie kunnen wezen ?
Ieder golfdal veronderstelt een golfberg, en
omgekeerd; en al wat ons, meer ernstigen en
stillen, hindert in de luidruchtigheid en de
lichtzinnigheid van het heden, is mogelijk de
onbewuste reactie op een bestaan van doodelijke
verveling, eentonigheid en saaiheid van het
kleinburgerly'k element der vorige geslachten.
Hoe dit zij, de liefde in al haar vormen
is iets dat nog altoos groeien en gedijen en
j tot grooteren wasdom komen kan; het inner
lijke, eigenlijke wezen van den mensch is iets
dat nog altoos meer tot z^n recht gebracht
worden kan, de mensch en met hem de
menschheid, is iets dat nog altoos verder
opgevoed worden kan, en niemand behoeft dus
met de handen in den schoot te zitten. Er is
werk en vruchtbaar werk, voor allen. En een
zeer voor de hand liggend en zeer nuttig werk
is stellig: het opruimen van velerlei verkeerde
en het invoeren van juiste, innige, ideëele
opvattingen omtrent het moederschap.
Aywaille, Juni '98. XEI.I.IE.
(Slot rolijt).
mmiiiMiiiiiiiiii
De Tentoonstelling te Nenwiefl,
De vorstin-moeder zu Wied heeft veel ge
noegen van hare poppententoonstellirig. waarvan
wij reeds melding maakten; aan de
onderdeelen ervan worden door alle bladen artikelen
gewijd ; hetgeen als betrekkelijk huiselijk be
doeld wt>s, is door de medewerking van allo
vorstinnen van Europa, omgeven door hare
hofdames en modisten, eene belangrijke
mondaire gebeurtenis geworden. Voor het weten
schappelijke gedeelte is in do omgeving der
vorstin zelve veel gedaan ; uit Straatsburg
is eene collectie echte Egyptische poppen
(die door de ouders aan gestorven kin
eieren in het graf' meegegeven worden) ge
komen, en in verband daarmede is de ver
zameling Assyrische en Egyptische costumen
bijzonder goed verzorgd. Van Griekenland
heeft men natuurlijk de Tanagra figuurtjes
nagevolgd, van Rome den keizertijd. Thusnelda
is er met de Germanen en Justinianus met de
Byzantijnen naar het mozaïek van Kiveniia.
Langs Merovingen en ('ardingen, door do
kruistochten, bereikt men de grens van de Mid
deleeuwen. Daarna heeft men vooral deDuitsche
richting der mode, de lani-knechten en de
reformatie genomen, tot de zeventiende
en achttiende eeuw de Fransche mode en hare
overheersching meebrachten.
De negentiende eeuw is zeer uitvoerig ver
tegenwoordigd; zij voert door crinoline, ballon
en tournure tot de wielrijdster van l S! is.
Maar buitengewoon voorzien is de at'deeling
landsdrachten. Uit Carmen Sylva's koninkrijk
is als panopticumgroep geplaatst, met ge
schilderd achterdoek, van de bergstreek van
Sinaia, waar het slot l'elesch, het gewone
verblijf der koningin van Roemeniëstaat. Men
ziet er een bruidsstoet op ossenwagen.
bergbewoners naar de markt reizend, jongelieden
op een Roemeensche schommel, boeren- en
bojarenhuizen. Voorts het prachtige kronings
rijtuig der koningin zelf, een lloemeensche
boerenschool, muzikanten, weefsto-elen, alles
natuurlijk met echte stoften en versieringen.
De andere landen zijn niet zoo rijk verte
genwoordigd, maar de Koninginnen van Neder
land, Zweden, Servië, Wurtemberg, de
kroonprinses van Griekenland, zonden fraaie
levensgroote poppen met boerinnen-costumen,
en van Duitschland is er ook veel.
De tentoonstelling is eigenlijk voor» en lief
dadig doel, maar de historische en
ethnographische waarde is zeer belangrijk geworden.
iiiiimiiiiiiiiiM
Motie. Jleiscoatiimn.
Vromocnaocietcü. Gekroond en ucldtien
juur. Keltisch borduurwerk.
De liiirmecsche vrome.
Bij de wedrennen, die dit jaar een onge
woon vroege sluiting van het l'arijsche saizoen
ten gevolge gehad hebben, is een zonderlinge
tegenspraak van de mode aan't licht gekomen
Gewoonlijk staan tegenover elkaar co/ijie en
versiering; in de tijdvakken waarin de elegance
der coupe alles overheerscht, is meestal de
versiering eenvoudig ; daarentegen brengt over
daad van versieringen gewoonlijk een
verwaarloozing van de zuivere iy.ien der coupe mede.
Met de wonderlijk tegennatuurlijke heerschappij
van de jupe en f arme, die de bekwame hand
van een zeer ervaren en smaakvolle knipster
noodig heeft om niet belachelijk te zijn, zou
men meenen dat eenvoud boven alles moest
gelden ; toch ziet men tegelijk rokken zoowel
als corsages zich gaan bedekken met oplegsels,
oprijgsels, strooken, niches, incrustaties, kanten
en passementen.
Velo van deze versieringen zijn betrekkelijk
goedkoop, als men ze zelf aanbrengt; het
lastige is, dat men den rok hoe langer hoe
noodzakelijker uit de hand der goede faiseuse
moet ontvangen. Van ruban comète kan men
voor een kleinigheid twintigtallen meters op
een rok rucheeren ; omzet met valenciennes of
afgewisseld met ruches van valenciennes is
het nog goedkoop, en de figuren zijn gemak
kelijk genoeg te leekenen, alleen : de rok, dien
men er mee bedekt, moet goed gemaakt zijn.
Een heel mooi arrangement bij de courscn was
dit: blauw foulard met witte moezen; col
drapévan wit satijn, waaruit een plissévan
wit zijden mousseline, als mediciskraag; de
rok in figuren bedekt met rijen gerucheerd
blauw satijn ruban con.ète en wit valenciennes,
en gevoerd met schel rose taf.
Een ander: wit crópe de rhinfi, doorstreept
met entredeux van zwart Chantillv; ceintuur
en kraag van pioenrose muire ; gi oote hoed,
capeline, van zwart en wit stroo, vol zwarte
struisveeren met witte veeren gevoerd, en aan
den eenen kant omhoog gehouden door een
tak rozen. Een ai der : zwart c r O p e de chine
plissésoleil. bedekt met niches van zwart
satijn, in onregelmatige festoenen, als geheel
par caprice, erover verspreid ; het corsage
geopend op een stuk Nijlgroen taf, geborduurd
met uitgeknipte bloemen van (.'hantil'y-kant,
omze't met niches van zwart-ruban-coaiète ;
hoed van zwart en wit met groenachtig witte
rozei'.
* *
Wat zal men voor reiscostnum laten maken ?
liet eenvoudigst, meest aangewezen, is natuur
lijk een costumo tailleur; maar het is bijna
jamnier voor bet stof der spoortreinen en den
rook der stoombooten een splinternieuw
reispak te laten maken, dat in drie dagen
evenzeer zijn glans en zijn coupe verliest als
thuis in drie maanden, liet meest practiscbe
dus on de Engelschen doen zoo. is een
tailleurcos'umn van het vooij-iar te nemen en
dat voor het eigenlijk tran-port te gebruiken.
Zoodra men ergens wat langer i«, kan men
met rokken, blouses en manteltjes bet een en
under arrangeeron, waar men zichzelf wat
frisscher in voorkomt. Ken rok met wit leeren
ceintuur, een paar eenvoudige blouses met
gesteven kraag en heeremias. een jacquette
of een schotsche cape, nemen al heel weinig
plaats in ; men kan ze zoowel voor een langer
oponthoud nis voor Mght-seeiiig gebiuiken, en
raakt een van de dec-ien van zulk een toilet
wat défritishi, men kan op reis v;at koopen
om het te vervangen en ontdoet zich van het
gebruikte.
Wie coquet is kan voor het jacquet mooie
losse revers meenemen van linou met valen
ciennes, en diverse chemisetten met entredeux
en kantjes ; zoo kan men zelfs met tlanelien
chemisette of gesteven overhemd een nacht in
den wagon doorbrengen en zich 's morgens in
een oogenblik fri&ch en sierlijk maken. Bij
den reishoed kan men een carlisten-muts mee
nemen, een jockeypet, een vilten toque of
iets anders, dat men des noods in een citybag
stoppen kan.
Te Berlijn is nu sedert Mei een echte
damessocieteit, de «Deutsche Frauencluh'' ge
opend, zonder vooruitstrevende tendenz. Presi
dente is Frau Geheimrath von Leyden ; de
Club lipt in een vrij stille straat ter zijde van
de Linden, de Schadowstrasse, en heeft het
huis van den overleden beeldhouwer Schadow
betrokken. Om een fraaie binnenplaats liggen
op de eerste verdieping de kamers, alle in
elkaar loopend, schrijfkamer, leeskamer, kleine
salon, bibliotheek, tuinsaion, terras ; de kun
stenaar had zich dat alles zeer mooi ingericht,
en de dames voelen er zich thuis. Voorts is
er een eetkamer, een rookkamer, (deze laatste
Turksch ingericht, met Smyrnaasch tapijt,
kussens, kleine tafeltjes) en een spe- Izaal,
waar kaarten, schaak, halma en reversi voor
handen zijn.
De overige ruimte van het gebouw bevat
bestuurskamer, fi tsloods, keuken, een paar
logeerkamers, kleedkamers, telephoonbureautje.
Men wordt lid door ballotage op voorstel van
twee der leden, tegen L'O mark contributie.';
buitenlandsehe dames kunnen gedurende drie
maanden lid worden; ieder lid mag driemaal
'sjaars een gast meebrergen.
* *
*
Het Engelsche tijdschrift The Young Womtin
voor l Juli bevat een groot artikel met veel
illustra'iën over Koningin Wilhelmina, onder
het opschrift: »Crowned at eighteen". Het arti
kel bevat, als altoos, waar en valsch door elkaar,
maar men vindt het een aardige overeenkomst,
dat Koningin Victoria, die zulk een lange en
gelukkige regeering achter zich heeft, ook zoo
vroeg begonnen is.
Over het huwelijk van de jonge Koningin
redeneert het jongedamestijdsi-hrift met veel
wijsheid. Het weet te vertellen dat Koningin
Wiihelmina zou gezegd hebben, nlleen hem te
willen trouwen, »dien zij kon liefhebben",
hetgeen zeer voorzichtig gezegd is. Overigens
bc-weert het blad, dat iu Holland in 't geheel
geen emat.cipatiedwikbeclden bestaan ; »de
Hollandsche vrouwen zijn er tevreden mee,
onder de heerschappij van haar manvolk te
blijven ; zij zijn ijverig, huiselijk en voldaan''.
De Hollandsche mannen zijn hierover ook zeer
voldaan, en dit is, volgens het blad, de reden,
dat een voorstel om de eventueeie rechten der
Koningin als vrouw tegenover haar man bij
eene afzonderlijke wet te regelen, geen bijval
gevonden heelt.
liet tijdschrift geeft voorts een overzicht
van de regeering van Koning Willem III. het
regentschap, de eedsall,;ggingen, en beschrijft
het paleis te Amsterdam en de aanstaande
plechtigheden. liet spreekt ook van de
voorlii fde der Koningin voor de provinciale
costumes, haar opvoeding, hare lessen, haar reizsn,
haar bezoek o.a. aan Engeland. -Zij zal toen
zeker een beteren indruk van het Er.gelsch
klimaat gekregen hebben, d:in vroeger, want
een van haar gelief koosde plagerijen voor Miss
Winter, haar Engelsche gouvernante, was,
Engeland op de kaart geel te kleuren, om
den Engelschen mist at te beelden."
liet artikel heeft nog heel wat bijzonder
heden over het poppenhuis op het Loo, de
confetti-snoeuwballen op de kinderpar;ijen,
het schaatsenrijden, de voorliefde der Koningin
voor paarden en honden, liet is in pretligen
toon geschreven.
Dezelfde allevering van het tijdschrift heeft
nog meer aardige artikelen. Mrs. Willard
raadt ieder jong meisje aap, nooJig of
niet, een specialiteit te hebben, ergens
voor te werken. Dat geeft uw broer zij:i
intellectueel voordeel boven u, hij werkt ergens
voor. Go zijt bevattelijker dan hij. vlugger
vau begrip, accurater, en toch merkt ge dat
wanneer ge met intellectueele wapens strijdt,
hij het zijne in de rechter hand. gij het uwe
in de linker schijnt te hebben. Waarom '/ Hij
weet iets, hij wil iets, hij heeft een centrum,
waarom zich alles groepeert. Heb dus een
specialiteit !"
* *
*
In Tltc fiirh (>an J\q>er van Juli komt een
geïllustreerd artikel voor over Keltisch bor
duurwerk, dat zeker ook invloed op de Engel
sche en lersche kunst zal hebben. Het zijn
patronen uit de achtste eeuw, bij de tentoon
stelling van het Donegal Industrial Fund
ingezonden, zeer origineel en zeer decoratief;
de belangrijkste motieven zijn dierenliguren.
Er is een rand van gestyliseerde uilen, van
oplegsel met enkele borduu-rsteken gemaakt,
die heel eenvoudig en zeer schilderachtig is;
en andere dito van gestyliseerde vissehcn. met
twee kleuren uitgevoerd en toch vol afwisse
ling. Uit den Durrowbijbel, achtste eeuw, zijn
prachtige origineele randen met monsters, op
olifanten en draken gelijkend, betrekkelijk
eenvoudig en toch als iets curieus en
monsterachtigs werkend, en altoos gestyliseerd.
* *
*
Eenigen tijd geleden vermeldden wij, op
gezag van een Fransch tijdschrift, dat op dat
oogenblik in het koningrijk Burma of Birma
de toestand der vrouw het gunstigs-t is. In The
Yoitrig l roman geeft mrs. Errest Hart een
overzicht in dienzelfJen zin. Zij schrijft het
vooral daaraan toe, dat de Burmeesche vrouw
ijverig, vernuftig, vlijtig is, en de Burmee
sche man lui en vadsig. Maar wat is hierin
oorzaak, wat gevolg? De vrouwen gaan naar
de markt, koopen en verkoopen, oefenen hand
werk en bedrijf uit; de man zit meestal thuis,
zorgt voor den huiselijken aard, is godsdien
stig, zedig, bescheiden zooals de huisvrouw
in Europa. E-e.
Zijn vrouwen slechter of beter dan
mannen ?
Vergun mij, naar aanleiding van deze vraag
(voorkomende in het feuilleton Zijn vrouwen
tchriel in geldzaken", .No. U'% van dit blad)
voor de aardigheid in de rookkamer van een
club gedaan en die, volgens den schrijver, h' t
best werd beantwoord door een ouder lid, dat
i iet geluisterd had en zich de oogen nog eens
goed uit moest wrijven om wakker te blijven
vergun mij naar aanleiding van. deze vraag,
een paar woorden te zeggen.
Om te beginnen zijn, naar mijn bescheiden
oordeel, twee door aanleg en bestemming zoo
geheel van elkander verschillende wezens niet
voor vergelijking vatbaar.
Het zedelijk standpunt kan natuurlijk bij
het indi idu honger of lager staan, al naarmate
de strijd tuss-chen ziel en lichaam werd be
slecht, maar dat gaat door voor het geheele
mcLsehengeslaeht.
Zola b.v. leidt ons in zijn Paris" binnen in
gezelschappen, waar het moeilijk is te bepalen
wie flcchtcr zijn, de vrouwen of de manier.
Miïbakken afgietsels van een hei-rli,k model,
waaraan Zoia i:kt meer schijnt te geloovcn !
Dus om op het onderwerp terug te komen :
do vraag is niet goed gesteld, wat heeft echter
de aanleiding daartoe gegeven ? Langs een
ornwcg vind ik daarop het antwoord.
ik kom op do tegenwoordige vrouwenbewe
ging ; een soort van door nood gedreven land
verhuizing, een inval op het gebied, dat tot
nu toe uitsluitend door mannen werd in beslag
genomen.
In don aartsvaderlijken tijd trokken do her
ders verder met hunne kudden, wanneer geen
voed&el meer ter plaatse was.
Alzoo komen de vrouwen nu uit hare
binneiikameren, ten strijde aans;egord, omdat zij
hongert n... niet alleen naar het lichaam,
maar ook naar den geest. Het helpt niet om
er vóór of tegen te zijn : de vrouwenbeweging,
door omstandigheden gedreven, langzamerhand
tot rijpheid gekomen, gaat voort op eenen
aangewezen weg.
De weinig vleiende opmerkingen over de
vrouwen, welke de schrijver zijne jongelui in
den mond legt, verraden te veel {jppikeerdheid
dan dat het noodig zoude zijn daar tegen op
te komen.
Het geval is, en zoo kom ik langs mijnen
omweg terug op de vraag wat de aanleiding
gegeven heeft tot het verkeerde stellen van
het vraagstuk, zijn viouwen slechter of beter
dan mannen.'
Wanneer zij met haar als gelijken moeten
omgaan, misser, de irannen bij de vrouwen
eigenschappen welke zij in elkander waardeeren.
Daar tegenover erkennen zij bij haar deugden
of afwezigheid van ondeugden die zij missen.
Moge het alzoo wtêr worden n samen
werkten, opdat de mistoon zich oplosse tot
harmonisch akkoord.
Hiertoe moge medehelpen het wedijveren om
elkander te overtrefl'en in uitwendige maar
vooral ook inwendige beschaving.
Mej. E. F.