Historisch Archief 1877-1940
F. 1098
DE AMSTERDAMMER
A'. 1898.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bjj de Vijzelstraat, 542.
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . B 0.121/!
Zondag 10 Juli,
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer. . . . ? . . f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
door
INHOUD
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Het internationaal
Congres tot behandeling van vragen betreffende
het patronaat over ontslagen gevangenen en de
bescherming van zedelyk verwaarloosde kinderen,
door Mr. M. C. Nijland. (Slot). Het Nederlandsen
Verbond. Na de tweede nederlaag. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN, door D. Stigter.
TOONEEL EN MUZIEK: De prijskamp der
tooneelschool, door Mr. J. E. Banck. KUNST ES
LETTEREN: De Heraldiek en de Inhuldigings
feesten, door C. W. H. Verster. Amsterdamsen
liuiistnienws door J. H. S F Boosdorp, door
L. v. D. en Willem Kloos. Een vrouwenleven,
door Elise Orzeszko, beoordeeld door C. H.
Boek- en Tijdschrift, door G. van Hnlzen.
Boekaankondiging. FINANCIEELE EN
OECOKOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. FEUIL
LETON: Een niet-alledaagsch middeï, door J.N.
Potapenko. RECLAMES. SCHAAKSPEL.
VOOR DAMES: Stroomingen en tegenstromingen,
door Nellie. (Slot.) De Spaansche Vorstinnen.
Allerlei, door E-e. ALLERLEI. INGEZON
DEN. PEN- EN POTLOODKRASSEN.
ADVERTENTIËN.
imiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinimiiiiiiiiiiiii iiuiiiiiu iiiiiiiui
Het internationaal Congres tot
behandeling van vragen betref
fende het patronaat over ont
slagen gevangenen en de
bescherming van zedelijk
verwaarloosde
kinderen.
(Slot.)
De derde vraag luidde: Vereischt het
belang van het patronaat niet, dat de leef
tijdsbepaling voor strafrechtelijke verant
woordelijkheid zoo laat mogelijk worde
gesteld, en voorts, dat het stellen onder
administratieve voogdij niet kan geschieden
foor karteren tijd dan tot aan de burger
lijke meerderjarigheid ?
Ook op dit congres weder, evenals overal
elders, waar de vraag der strafrechtelijke
verantwoordelijkheid ter sprake kwam, nog
al uiteenloopende meeningen. Een enkele
wilde dien leeftijd bepalen op 14 jaren,
anderen tusschen 16 en 18 jaren, omdat
dan de ergste misdrijven begaan worden
onder de meest verzwarende omstandig
heden. Weer anderen, de meerderheid,
noemden 18 jaren. Prof Thiry uit Luik was
van meening, dat het niet aanging om,
ten einde zekere gewenschte voordeelen van
het patronaat te verkrijgen, de leeftijdsbe
paling zoo laat mogelijk te stellen.
Toch ging de sectie ten slotte mede
met hen, die 18 jaren stelden, hoewel onder
eenig voorbehoud.
En dan de vierde vraag: Is er aanlei
ding om afzonderlijke gestichten te vestigen
voor jonge bedelaars en landloopers ?
Ernest Passez, lid van den Conseil d'Etat
in Frankrijk, deed een voorstel, dat ook
reeds op het penitentiair congres te Parijs
en het patronaats-congres te Bordeaux
was behandeld.
Hij wilde bijzondere inrichtingen onder
den naam van »Ecole de Préservation" in
't leven roepen, waarin kinderen, die
bedelende worden aangetroffen, zouden
komen, om daar een opvoeding naar hun
behoefte te krijgen.
Maar de andere Fransche afgevaardig
den, en ook de Belgische, verzetten zich
tegen dit voorstel, omdat zij het verkeerd
vonden een kind, dat een enkele maal
bedelde, als vagabond op te zenden.
Men moet m.i. juist, zooals inBelgi
geschiedt, een volstrekte scheiding maken tus
schen bedelaars en landloopers van beroep
profession) en die het een enkele maal
uit nood doen (d'occasion).
De eersten gaan naar het
bedelaarsgesticht te Merxplas; de laatsten naar het
toevluchtshuis te Wortel; voor vrouwen
van beide categorieën is het gesticht te
Brugge bestemd.
Ik wil even aanstippen, dat analoog
hiermede onze Rijkswerkinrichting te
Veenhuizen een flink »maison de refuge" en
die te Hoorn »dépöt de mendicité" kon
worden, Leiden kon dan voor de vrouwen
van bf.:- o a-'.csoïK . -i«ngewezen blijven.
Op
na de
zijn d.'
kort W'.
Wat
In '
<.:? r:aderingen, welke
:;-tm plaats hadden,
!"-:ies, welke ik
veraan,
' ,- ?.
theoretisch ?
perse ner ??'?.
legd zij.i. \
kiest, -. -ut
helper1, r!.-.1... ?
hij in,i:;l>;l'.''
reke;i] ???
Ei. . "' hL
den . ?'.?'.!?? - tv
resu .1' ?.i ::.
't :,!
nau .
moet
am: ' wi worden, en wel
vtiji-li, door bekwame
r.i v itisch goed
onderk< rling een ambacht
, He hem bij die keuze
nagegaan worden, of
p \ysiek daarvoor
be
?';: verschillende
lan? , k gedaan naar de
..VMihtsonderwijs in de
;? fa daarvan een zoo
1 statistiek gemaakt.
Ik zou, wat Belgiëbetreft, durven zeggen,
dat dit ambachtsonderwijs (gelukkig is er
geen sprake van gewoon lager onderwijs
dat nog al treurig is) vrij wel aan de
meeste dezer conclusies tegemoet komt.
Een statistiek is voorloopig echter niet wel te
maken, omdat eerst verleden jaar het eerste
drie-jaarlijksch Regeeringsrapport ver
scheen, een jaar te laat. In het theoretisch
ambacht-sonderwijs moet echter ongetwijfeld
verbetering gebracht worden. Ook zullen
enkele ambachten op de Scholen zeer goed
gemist kunnen worden.
Wat de andere landen betreft, werden
reeds enkele rapporten op dit congres
ingeleverd. Overigens kan de»Commission
internationale permanente", bij acclamatie
herkozen, veel doen. Daarin hebben zitting
voor ons land de heeren Rethaan Macar
en Simon van den Aa. Deze commissie
geeft uit een ^Bulletin de l'Union inter
nationale des Oeuvres de Patronage" en
houdt zich voortdurend in alle landen
bezig met de quaesties, welke in verband
staan met het patronaat over kinderen,
ontslagen gevangenen en landloopers.
Wat vraag II aangaat:
A. De besluiten van het op 8 Juni
1894 te Antwerpen gehouden congres (zie
boven) worden goedgekeurd.
B. Inplaats van hen in preventieve
hechtenis te nemen, moeten de kinderen,
die voor den rechter worden gebracht, zoo
spoedig mogelijk gedurende de instructie
aan de »assistance publique" 2) of aan een
patronaats-commissie worden toevertrouwd.
C. Er moeten in alle belangrijke plaatsen
commissies worden gevormd om zich met
de verdediging van voor den rechter ge
brachte kinderen te belasten. Daarin hebben
zitting: magistraatspersonen, advocaten,
commissarissen van politie, regenten van
gevangenissen, enz. Deze commissies, naar
's lands wijs ingericht, houden zich bezig
met a) het bestudeeren van rechts- en
andere quaesties, welke zich ten opzichte
van het voor den rechter gebrachte kind
voordoen; b) aan de autoriteiten voorstel
len te doen om practische verbeteringen
aan te brengen, waar het belang van het
kind dit eischt; c) toe te zien op de
richtige toepassing van die maatregelen, welke
eventueel genomen zullen worden; dj in
overleg met de administratie der gevange
nissen en de besturen der
liefdadigheidsgestichten de kinderen uit hun zedelijk ver
val op te heffen.
D. Die commissies zullen onderling
voeling houden.
Onze vereeniging »Pro Juventute" heeft
reeds afdeelingen te Amsterdam en te
's-Gravenhage, maar nog vele moeten
volgen.
En betrekkelijk vraag III:
Het Congres zou wenschen, dat de leef
tijd van 18 jaren werd aangenomen, tot
welken de rechter macht zal hebben den
minderjarigen delinquent ter beschikking
van de Regeering te stellen. De belangen
van het patronaat eischen, dat die admi
nistratieve voogdij niet ophoude vóór de
burgerlijke meerderjarigheid intreedt.
Bijzondere inrichtingen voor jonge bede
laars en laudloopers werden niet noodig
geoordeeld.
* *
*
En nu ten slotte de vraag: Is dit con
gres geslaagd? In enkele opzichten zeker
wel. Men is het er echter over eens, dat
de uitkomsten niet te vergelijken zijn met
die van het congres van Juni 1804. De
debatten waren soms verward, misten
algemeenheid. En men had twee secre
tariaten, volgens een der Antwerpsche
groote bladen een eere- en een
werksecretariaat, wat vele moeilijkheden met zich
bracht. De opzet was niet goed.
Maar wat v.n.m. teleurstelde, was, dat
de Voorzitter van 't congres, de heer Ie
Jeune »dont Ie nom est tout un programme",
zooals terecht een der afgevaardigden, hem
toesprekend zeide, op de sluitvergadering
geen rede uitsprak, waarop velen gehoopt
hadden. Zij konden zich echter troosten
met de rapporten op de algemeene verga
deringen uitgebracht door eminente jonge
mannen.
En men vergete niet, dat de heer Ie
Jeune in de derde sectie (Bedelarij en
Landlooperij) een zeer toegejuichte rede
hield, naar aanleiding van een rapport
van de Barones van Caloen de Basseghem
over de werking van de wet van 1891 ter
bestrijding van bedelarij en landlooperij,
waarvan hij de geestelijke vader mag ge
noemd worden.
Sneek.
MR, M. C. NIJLAXD.
') Prof. Tliiry zei op dit intern, congres:
/,Jamais uu enfant ne soit condamné;\ la prison;
pour l'enfant c'est l' ceole de hienfaisauoe de
l'Etat qui s'impose toujours."
-). De //loi sur l'assistanee publique" is van
27 Nov. ]b91; werd echter den 3 Juni jl. ge
wijzigd ten voordeele van onechte kinderen.
Het Merlamheh Verbond.
Wij ontvingen van het Bestuur van het
Nederl. Verbond het volgend artikel ter
plaatsing:
Bii koninklijk besluit van 13 Juni 11.
no. 55 ia rechtspersoonlijkheid verleend aan
het Algemeen Nederlandsch Verbond.
Daarmee is aan ons nationale gevoel een
bepaalde richting gegeven. Niet in feest
liederen en feestdronken behoeft men
voortaan zich te uiten; door aansluiting
kan men ook met zeer geringe opoffering,
bewijs geven van gehechtheid aan land
en volk.
Het Alg. Ned. Verb. toch wil handha
ving en verbreiding van den
Nederlandschen stam.
Wie onze taal wil als dagelijksch voertuig
zijner gedachten, die wil ook ons karakter.
Of dat zooveel beter is dan dat van andere
volken? Stel van neen, wat dan nog?
Waar men van houdt, dat trekt men voor,
omdat men er van houdt- Maar het
Nederlandsche karakter, ook zonder voorliefde
mag men dat hardop zeggen, staat in
doorsnee beslist boven dat van vele andere
naties, terwijl het zich gerust mag meten
met dat der overige. Niemand, of' hij moet
groeien in kleineering van eigen land en
volk, beweert met kennis van zaken het
tegendeel. En misschien is juist de klein
heid van ons grondgebied een waarborg
geweest voor het voortbestaan onzer
volksdeugden. Kleine naties met hun rustiger
leven, staan in ontwikkelingen eerlijkheid
mee vooraan; niemand ontzegt aan de
Denen, de Zwitsers, de Belgen en de
Nederlanders een eervolle plaats. Het zijn
de wiggen van Europa.
Maar klein zijn we, dat is zoo en behalve
de onmiskenbare voordeelen daaraan ver
bonden, ondervinden wij daarvan ook de
nadeelen. Een daarvan is dat wij vaak doen
alsof wij liever een ander waren. Ons Neder
land ontbreekt een gepast gevoel van natio
nale eigenwaarde. Dat blijkt vooral uit
de zorgeloosheid waarmee wij omgaan met
datgene waarmee ons volk staat of valt,
met onze taal.
Dat die ons nation»,!? plechtanker is, dat
komt bij de meesten niti op.
Taal doet hen deuken aau spraakkunst
en aan vervelende lessen.
Maar wat heeft dat alles met taal temaken
met het woord dat wij spreken, met de
klanken die uitdrukken wat er in ons om
gaat ? Die klanken, een vreemde hoort ze,
maar begrijpt ze niet; alleen een eigen.
En hoemeer er zijn die onze taal begrijpen,
des te beter voor ons. Want onze taal
houden dat willen wij allen; haar inruilen
voor een vreemde, nooit. Hoemeer er dus
zijn op de wereld die met ons dat willen,
des te grooter is het gebied waarop wij
ons kunnen verstaanbaar maken in eigen
klanken ; niet in geleende, waarin wij toch
nooit geheel onze gedachten en ons hart
leeren uitstorten. Oaze eigen taal, die is
als onze moeder ; elke andere is als de vrouw
die zonder liefde moeders plaats komt
innemen. Ze behoort aan ons leven ; zonder
haar kunnen wij niet denken, Zij is ons zelf'.
Nu vormt het Alg. Ned. Verb. een band
tusschen allen, die het Nederlandsch willen
als taal, onverschillig waar zij wonen of
tot welke natie zij behooren. Het is niet
tot de Vlamingen of Zuid Afrikanen de
vraag: wordt Nederlanders! Integendeel.
Laten de Vlamingen, Belgen en de
ZuidAf'rikanen,TransvalersofOranje-Vrijstaters
of' Kapenaars blijven. Zij willen dat en
wij denken niet anders. Maar als zij tot
ons zeggen: uwe taal is onze taal! dan
antwoorden wij: van harte graag! Dan
voelen wij dat dat voor ons land is een
onuitsprekelijk voordeel, geestelijk en stof
felijk; dan voelen wij dat we niet enkel
zijn een klein maar wakker volkje, maar
ook het hoofddeel van den Nederlandschen
stam, die waarborg geeft voor het voort
bestaan van het Nederlandsch volks
karakter.
En wij Nederlanders behoeven elkaar
daarbij niet nijdig aan te kijken of wie met
ons meedoet in het Alg. Ned. Verb. wel
van onze kerkelijke of staatkundige belij
denis is, of bij wel tot de kliek behoort, waar
van we zelf het sieraad zijn we zien
voortaan in eiken Nederlander een land
genoot, of hij man is of vrouw, heer of
knecht. Dat alleen al is een voordeel; we
hebben in ons klein landje, zoo onderver
deeld in klubjes en partijen, behoefte aan
een gemeenschappelijk ideaal, aan de erken
ning dat er boven ons dagelijksch gewiemel
in kleinere kringetjes b-langen zijn, die
ons allen raken. Dat op zich zelf al staalt
de volkseenheid.
In Belgiëen Zuid-Afrika wil een groote
partij het Nederlandsch. tegenover het op
dringende Fransch en Engelsch. Laat men
daar Gods water over Gods akker loopen,
dan raakt het Nederlandsch er vlot en
drijft weg. En met het Nederlandsch de
nauwe betrekking tot ons land, dat alieen
komt te staan op de wereld, als een die de
laatste is van zijn geslacht. Want van ons
geslacht zijn ze, in Belgiëen Zuid-Afrika.
Alleen, we zijn lang van elkander geschei
den geweest en hebben eigen manieren ge
kregen en vaak eigen woorden en uitspraak.
Het is ons aan te zien en aan te hooren
dat we van nen bloede zijn, maar lang
ons eigen huishouden hebben gehad. Nu
vinden we elkander weer, met opgewekt
heid, met ernstig willen, en we reiken
elkaar de hand, niet om samen te oorlogen,
niet om anderen te bedreigen, maar om
den vreedzamen strijd te strijden voor het
geen we bezitten in gemeenschap: Ome.
Taal.
Die samenwerking moet plaats vinden
door het Alg. Ned. Verb. De inrichting
van het Verbond is zoo eenvoudig mogelijk,
in aanmerking genomen de uitgestrektheid
van het terrein. Immers niet alleen waar
het Nederlandsch wordt bedreigd als lands
taal, treedt het op. maar ook waar het
geldt bij Nederlanders in den vreemde de
liefdevolle herinnering aan het moederland
levendig te houden. Overal zijn ze ver
spreid, in groepen en eenzaam, soms in
groote getale, als kolonies.
In en om Paterson, bij New-York, wonen
er omstreeks twintig duizend, te Chicago
ongeveer dertig duizend. In deVereenigde
Staten alleen verschijnt een zestigtal
Hollandsche Couranten. Daar wordt het
hollandsche leven en de hollandsche taal
in eere gehouden; daar kan een groot
verbond niet anders dan goed doen, als
het de voeling met het moederland oor
deelkundig en stelselmatig bevordert. Maar
ook in de Oost en in de West kan er
oneindig veel voor de belangen van onze
taal en onzen stam worden gedaan; in
China. Japan, Perzie, aan den Cpngo, overal
zijn Nederlanders die niets liever willen
dan dat blijven met hart en ziel. Hun is
het Verbond welkom; dezer dagen nog
meldden zich een vijftigtal leden aan uit
Oost-Azie; daaronder waren er die geheel
alleen te midden van Mongolen of
Mandschoes uit bijna nooit gehoorde plaatsen,
zich lieten inschrijven. Het terrein is dus
ruim, want het omvat alles wat zich Ne
derlander voelt en den pnberekenbaren
invloed beseft van de beginselen van het
Verbond op den bloei van den Neder
landschen stam.
Daarom was de inrichting moeielijk. Toch
is zij eenvoudig gebleven. Het Alg. Ned.
Verb. omvat drie groepen: Nederland,
Belgiëen Zuid Afrika. Tot Nederland be
hoort nog alles wat buiten de twee andere
groepen valt, dus Oost, West, Amerika enz.
Die drie groepen hebben een eigen bestuur
en eigen wetten ; ze zijn in de keus van hun
middelen geheel zelfstandig. Wij Neder
landers, b.v. kunnen niet uitmaken wat de
Vlamingen in hun strijd voor onze taal
noodig hebben, evenmin als wij mogen
ingrijpen in Zuid-Afrikaansche toestanden.
Boven de drie groepsbesturen, die dus heer
en meester zijn in eigen huis, staat het
hoofdbestuur, dat de algemeene leiding in
handen heeft, en bestaat uit vier Neder
landers, vier Belgen en vier in Nederland
wonende vertegenwoordigers van
ZuidAfrika, door deze groep zelf aangewezen.
De benoeming dezer vier kan met de eerste
mail worden te gemqet gezien. Voor Neder
land hebben zitting in het Hoofdbestuur:
prof. dr. H. Kern, voorzitter; dr. H. J. A.
M. Schaepman, on der-voorzitter; mr. W.
de Ridder, directeur der Dordtsche Bank,
penningmeester; dr. H. J. Kiewiet de Jonge,
te Dordrecht, secretaris. Voor België:
dr. Max Rooses ; prof. Paul Fredericq;
prof. Jules Obrie en H. Meert, welke laatste
de stichter was van een in Gent gevestigd
Verbond van denzelfden naam en dezelfde
strekking, en aan wiens opofferende toe
wijding het Alg. Ned. Verb. thans reeds
een groote vijftienhonderd leden dankt,
verspreid over de geheele wereld.
Het hoofdbestuur voor Nederland heeft
aan de heeren Burgemeesters het volgend
schrijven gezonden :
Zooals u bekend zal zijn is opgericht
»Het Algemeen Nederlandsch Verbond",
dat zich de handhaving en verbreiding ten
doel stelt van de Nederlandsche taal en
de behartiging van de belangen van den
Nederlandschen stam. Bijgaande statuten
zullen u den werkkring van het Verbond
doen zien.
Het geldt hier geen gewone vereeniging,
maar een groqtsche, echt nationale onder
neming, die, indien zij slaagt, zedelijk en
stoffelijk voor ons volk een weldaad zal
zijn. De ingenomenheid waarmee het Ver
bond in Zuid-Afrika en Belgiëis begroet,
en de steun die verder in en buiten Europa
reeds is toegezegd reeds ruim 1500 leden
traden toe lijdtgeen twijfel aan krachtige
levensvatbaarheid. Wie zich Nederlander
gevoelt en aan dat bewustzijn oogenblikken
van geluk en fierheid heeft ontleend, man
of vrouw, zal wenschen mede te werken
tot bereiking van een doel, dat, veelom
vattend als het is, algemeene samenwer
king noodig maakt. Overal in ons land,
ook in de kleinste plaatsen, ook echter
daarbuiten, waar Nederlanders wonen, moe
ten afdeelingen en correspondentschappen
worden opgericht. Daartoe vragen wij ook
uwen steun. Gaarne zouden wij dat schrif
telijk hebben gedaan, met gropten drang
van bewijzen voor de wenschelijkheid van
ons streven, maar tijd en werkkracht laten
dat niet toe. Wil dus aan dezen gedrukten
brief de aandacht schenken als aan een
die tot u persoonlijk is gericht.
Met vertrouwen vragen wij u in uwe
gemeente u aan het hoofd te stellen van
eene commissie, die zich de vorming eener
afdeeling ten doel stelt. Mocht u zelf dat
onmogelijk zijn, dan verzoeken wij u drin
gend iemand uit uwe omgeving daartoe
uit te noodigen. Zeker zult gij instemming
vinden bij velen; de krpningsdagen zullen
het opnieuw bewijzen, liefde voor land en
volk schuilt bij alle Nederlanders. Voort
aan echter zal ieder daaraan blijvend uiting
kunnen geven, door met geringe opoffering
mede te werken aan don bloei van den
Nederlandschen stam, die alle Nederlanders
zoozeer ter harte gaat.
Uw gunstig antwoord wordt aan het
secretariaat te Dordrecht tegemoet gezien.
De onvermijdelijke onkosten kunnen wor
den vergoed.
De raad van bijstand : jhr. mr. W. C. A.
Alberda van Ekenstein, lid der Eerste
Kamer S. G., Groningen ; R. W. J. C.
van de Wall Bake, dir. N. Z. A. S. M.,
Amsterdam; Mr. C. J. E. graaf van
ByJandt, lid Ged. Staten Zuid-Holland, den
Haag; mr. J. H. Geertsema, lid der Eerste
Kamer S. G-, den Haag; B. L. Gomperts,
bankier, Amsterdam ; S. M. Hugo van Gijn,
lid der Tweede Kamer S G., Dordrecht ?
mr. J. J. I. Harte van Tecklenburg, lid
der Tweede Kamer S. G., den Haag; F.
B. 's Jacob, burgemeester van Rottei dam ;
mgr. dr. J. A. H. G Jansen, pastoor te
Bunnik; M. A. D. Jolles, burgemeester
van Assen; A. G. Kiöiler (firma Wm. H.
Muller & Co.), Rotterdam ; dr. A. Kuyper,
lid der Tweede Kamer S. Gr., Amsterdam ;
jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman, lid
der Tweede Kamer S. G., den Haag; mr.
J. P. Moltzer, lid van den Hoogen Raad,
den Haag; mr. F. S. van Nierop, dir.der
Amst. Bank ; mr. N. G. Pierson, Min. v.
Finantiën, den Haag; mr. H. P. G. Quack,
dir. der Ned. Bank, Amsterdam; D. F.
Scheurleer, bankier, den Haag; J. F. M.
Sterck, lid van den gemeenteraad, Amster
dam ; A. S(oop, dir. der Dordtsche Petr.
Maatschij., Bloemendaal.
Het bestuur voor de groep Nederland:
prof. dr. H. Kern, Leiden, voorzitter; dr.
H. J. A. M. Schaepman, lid der Tweede
Kamer S. G., on der-voorzitter; dr. H. J.
Kiewiet de Jonge, Dordrecht, secretaris;
mr. W. de Ridder, Dordrecht, penning
meester; J. J. B. van der Chijsjr., Delft;
Mare. Emants, den Haag ; mr. J. A. Feith,
Groningen ; prof. dr. H. J. Gallée, Utrecht;
dr. F. Buitenrust Hettema. Zwolle; dr. J.
W. Muller, Leiden ; dr. Th. Nolen, R
>tterdam ; O. Kamerling Onnes, Amsterdam ;
prof. dr. J. te Winkel, Amsterdam; prof.
dr. J. Woltjer, Amsterdam, mej. Cornelie
van Zanten, Amsterdam.
Na de tweede nederlaag,
»Het is eene eigenaardigheid van den
Spanjaard, niet te weten wanneer hij over
wonnen is" zegt de Temps. Men zou
haast geneigd zijn, die uitspraak in letter
lijken zin op te nemen, wanneer men de
telegrammen uit Madrid leest. Een paar
dagen nadat de geheele wereld bekend
was geworden met het feit, dat de vloot
van admiraal Cervera vernietigd was, ver
klaarde de Spaansche regeering nog, dat
die vloot veilig en wel de baai van Santiago
had verlaten en op weg was naar Havana.
Doch van zulk eene materieele onwetend
heid kon natuurlijk geen sprake zijn; het
ministerie Sagasta heeft, na allerlei uitstel
en allerlei uitvluchten, de nederlaag moe
ten erkennen. Wat het niet erkent, is het
onvermijdelijk gevolg van deze tweede
groote nederlaag. Want de heer Sagasta
heeft de verzekering gegeven, dat Spanje
den oorlog zal voortzetten, zoolang nog
een Spaansch soldaat op Cuba aanwezig is.
Wanneer die verklaring geen ijdele groot
spraak is, dan is zij eene onvergefelijke
en onverantwoordelijke lichtzinnigheid.
Vriend en vijand zijn het er over eens,
dat de Spaansche troepen te land en ter
zee met heldenmoed en doodsverachting
hebben gestreden. De openbare meening
heeft dit erkend, en mér nog dan dat.
Volkomen toegevende, dat het Spaansch
wanbestuur op den langen duur niet onge
straft kon blijven, heeft zij weinig inge
nomenheid getoond met de wijze, waarop
de Vereenigde Staten den oorlog zijn be ?
gonnen, zonder eenig mandaat de rol der
wrekende gerechtigheid voor zich in beslag
nemend. Zij heeft de ter elfder ure door
Spanje gedane concessiën behoorlijk ge
waardeerd en der regeering te Washington
het verwijt niet gespaard, dat deze, door
telkens hooger eischen te stellen en zwaar
der offers te vragen, Spanje tot den oorlog
heeft gedwongen. Zij heeft toegegeven aan
eene ridderlijkheid, die in onzen
matter-offact-iï^A nog niet geheel verdwenen is, en
hare sympathie is in dezen ongelijken strijd
dikwijls uitgegaan naar den zwaksten van
de strijders.
Zoo zou er voor Spanje alle reden zijn
om te zeggen: »aan de eer is voldaan,"
en om een vrede te vragen, die, al gaat
hij gepaard met pijnlijke voorwaarden,
toch eervol zou kunnen zijn.
De Vereenigde Staten zullen ongetwij
feld gaarne onderhandelingen aanknoopen,
mits op een redelijken grondslag; immers
zij hebben op gevoelige wijze gemerkt,
hoe gevaarlijk het is een vijand te onder
schatten, en de offers door hen aan goed
en bloed gebracht, zijn zeker vél grooter
dan zij hadden verwacht. Of denkt men