Historisch Archief 1877-1940
. 1099
DE AMSTERDAMMER
A°. 1898.
WEEKBLAD VOOÏNEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542.
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12 V»
Zondag 17 Juli,
Advertenliën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLP MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O V D
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Is bezuiniging op
het budget van oorlog mogelijk? door X, I.
Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Duistere
zaken, door Joh J. Lodewp. SOCIALE AAN
GELEGENHEDEN, door D. Stigter.
WETEN. SCHAP: Vraagstukken der Zielkunde, door Van
der Wyck. KUNST EN LETTEREN: Cantate
van mej. van Oosterzee, door Wouter
Hutschenrnyter. Drukwerk en drukkunst, door J. V. G
Inleiding op dichterslndie, door J. L. C. A. Meyer.
Boek en TydSchrift, door G. van Hulzen.
FISTANCIEELE EN OECONOMTSCHE KRONIEK,
door D. Stigter. FEUILLETON: Een
niet-alledaagseli middel, door J. N. Potapenko. (Slot).
RECLAMES. VOOR DAMES: De Forestiera"
te Rome, door Yolanda. Tesselschade. Aller
lei, door E-e. SCHAAKSPEL. ALLERLEI.
INGEZONDEN. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN.
?«?mmMiiiiiniiiiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiiii iiiiiiiinnïi
Is bezuiniging op het budget
van oorlog mogelijk?
(Ingezonden.)
De K R. Ct. van 5 Februari bevatte
een ingezonden stuk over een Koninklijk
besluit, waarbij de formatie van
luit.kolonels der artillerie werd gewijzigd, en
vroeg er bij, of onze leger-inrichting ten
opzichte der getalsterkte als der bevolking
niet is een der duursten van Europa?
Als van zelf dringt zich nu de vraag
op, is bezuiniging in onze leger inrichting
mogelijk ?
Ons dunkt van wel. Wanneer wij de
getalsterkte van het officiers-korps verge
lijken met die der manschappen, komen
wij tot de conclusie dat er in het eerst
genoemde luxe bestaat.
Hoewel eene vergelijking van onze beide
legers in verband met hunne sterkte,
moeielijk is, en mank gaat, met het oog
op hunne bestemmingen, wiüen wij haar
toch maken, omdat er iets uit te leeren
valt, en het tot nadenken stemt; vooral
omdat men ten opzichte van de sterkte
van het Indisch officiers-korps zoo zuinig
mogelijk is.
Het Nederlandsch leger is op voet van
oorlog plm. 70,000, op voet van vrede
plm. 20,000 ('t kader er onder begrepen).
Alleen het blijvend gedeelte plm. 14,000
met het kader. Het Indische leger is in
den laatsten tijd steeds plm. 35,000 man
sterk.
Het Nederlandsche leger is sedert bijna
70 jaren op voet van vrede, met de daar
uit voortvloeiende gemakkelijke
garnizoensen inwendige diensten in een gezond kli
maat, zoodat er bijna geene officieren
absent zijn.
Het Indisch, leger is meest altijd ge
deeltelijk op voet van oorlog met de
daaraan verbonden afmattende en onge
zonde diensten in een tropisch klimaat,
.waardoor gemiddeld 1/4 der officieren af
wezig is, met verlof en door ziekte.
Nu zou men allicht tot de conclusie
komen, dat het aantal officieren' in beide
legers met die omstandigheden en met
hunne bestemmingen evenredig ware, doch
niets is minder waar.
Beide legers hebben op heden nagenoeg
de volgende sterkte aan officieren:
Nederlandsche leger. Indische leger.
Luit.-Generaals 2 l
Generaal-majoors 15 4
Kolonels 32 10
Luit.-kolonels 78 47
Majoors 88 C 7
Kapiteins 589 477
Ie Luitenants 950 710
2e » 432 220
Totaal plm. 2180 plm. 1519
De geneeskundige dienst, de militaire
administratie, de provinciale en plaatse
lijke Staf, zijn hieronder begrepen.
Het actieve Nederlandsche leger heeft
dus 17 opper-officieren, plm. 200 hoofd
officieren en plm. 1950 subalterne; hier
van zijn plm. 300 non-combattanten.
Het Indische leger heeft 5 opper-offi
cieren, plm. 130 hoofd-officieren en plm.
1400 subalternen; hieronder zijn 420
noncombattanten, waarvan plm. 280 officieren
van gezondheid (dit cijfer is welsprekend)
rest combattanten plm. 1000 officieren.
Trekt men hiervan af (min gerekend 1/4
voor verlof en ziekte) dan blijven er plm,
750 voor den actieven dienst te velde en in
garnizoen over.
Waar in Indië5 generaals voldoende
geacht worden, heeft Nederland 10 noodig.
Wij weten wel dat de sterkte van het
officiers-korps in Nederland berekend is
op oorlogstoestand, en ergo in vredestijd
geheel ongeëvenredigd aan het aantal
manschappen : l officier op plm. 7 il 10 man.
Wij weten wel, dat men zich al jaren
gereed maakt voor den oorlog, en duizende
millioenen uitgeeft voor doode en levende
weêrmiddelen.
Er bestaat een machtspreuk: »als je den
vrede wenschtj, maak je dan voor den
oorlog klaar," doch wij zijn al zoo lang
aan het klaarmaken, dat de vraag bij ons
opkomt, zouden wij wel ooit gereedkomen?
1870 heeft bewezen hoe klaar wij waren
na jaren lange gereedmaking. Wij blijven
maar millioenen offeren aan den God des
oorlogs, in plaats van te denken aan
productieve uitgaven, die de sociale nooden
kunnen lenigen en welvaart verspreiden,
waar nu armoede heerscht; 40 millioenen
offeren wij 's jaarlijks op voor militaire
doeleinden; voorwaar geen kleinigheid op
een bevolking van 4Vg millioen zielen.
Wij hebben natuurlijk een leger noodig,
maar geevi-nredigd aan onze draagkracht
en het te beoogen doel, d. i. verdedigend.
Wij moeten en kunnen onze buren niet
navolgen en zoo doende te veel gehoor
geven aan het militairisme.
Nederland te herscheppen in een ideaal
Staat, zooals Pruisen, waar »Das Mililar
vor allen Dingen" gaat. moge de wensch
zijn van vele onzer officieren, de wensch
der natie is het niet.
Wij zijn geen militaire natie; de oppo
sitie tegen de afschaffing der plaatsver
vangers bewijst dit weer voldoende; wij
zijn een handels en landbouwvolk. Wij
kunnen volstaan met een klein doch goed
geoefend leger met schutters als de
Transvaalsche boeren, en zijn wij dan niet klein
moedig en pessimistisch ten opzichte der
verdediging van ons land, dan zal het
een machtigen vijand niet gemakkelijk
vallen, ons uit ons polderland weg te
jagen; wij moeten hebben algemeenen dienst
plicht.
Laten wij echter elke weelde in het leger
vermijden; met het oog op de sociale noo
den, op de malaise van onze bronnen van
bestaan, »door invloeden van bu'iten," door
den conomischen oorlog dien onze naburen
ons aandoen.
Een weelde, die wel de uitgaven voor
het leger, doch niet de kracht ervan
verhoogt.
Hebben wij voor ons klein landje en
legertje 1G actief dienende generaals noodig?
Zou het niet voldoende zijn zoo wij
hadden: een luitenant-generaal opperbe
velhebber van het leger in tijd van vrede
en oorlog; een luitenant-generaal, 2e be
velhebber tevens inspecteur van het leger;
drie generaal majoors komraandanten der
drie divisiën van ons veldleger; drie
generaal-majoors respectievelijk kommandanten
der cavalerie, artillerie en genie, waarne
mend afdeelings en stellings kommandan
ten ; een generaal-majoor chef van den
staf? Waartoedienen vijf generaals-inspec
teurs met 20 aan hen toegevoegde officieren ?
Behalve den opper en tweeden bevelhebber,
hebben de infanterie, cavalerie, artillerie
en genie daarvoor hunne generaals en
kolonels; de geneeskundige dienst en de
militaire administratie hunne kolonels (chef
van diensten).
Het militair onderwijs zou onder toe
zicht van den inspecteur 2en bevelhebber
geplaatst kunnen worden, of onder den
chef van den staf.
Bij het Nederlandsche leger, wordt »faute
de mieux" veel te veel geïnspecteerd. De
tijden dat ;i kompagnies- n
bataillonskommandanten met rnaaijes in den zak
liepen om den afstand der knoopen te meten,
»en wee de schuldigen, die niet maszfühig
waren," is toch gelukkig voorbij.
Dat er aan het hoofd van den geneeskun
digen dienst en de militaire administratie
generaal-majoors zouden moeten staan,
geven wij niet toe.
Bij het Indisch leger met 272 officieren
van gezondheid en pharmaceuten, tegen
127 bij het Nederlandsche leger, wordt de
geneeskundige dienst en de
militaire-administratie altijd door een kolonel
gekorumandeerd:
Waar men daar zuinigheid toepast kan
men het gevoegelijk in Nederland even
goed doen. Wij moeten den weg der zuinig
heid op en waar een wil is, is een weg.
Wanneer die 9 bovengenoemde generaals
zijn jeitdige mannen, geen zestigjarigen,
gekozen uit de betten van ons officiers
korps, dan zal de qualiteit, de quantiteit
vergoeden.
Wij besparen zoo doende belangrijk, ook
op pensioenen, want veel actieven geven
veel gepensionneerden.
Is de provinciale staf noodig?
Kunnen die 10 hoofd-officieren, niet
gemakkelijk gemist worden? Hun werk
kring, «meestal het indeelen der miliciens,"
kan die niet evengoed verricht worden,
door den plaatselijken staf of door militie
commissarissen ?
Er zijn in ons leger zooveel sedentaire
betrekkingen, zooals plaatselijke en provin
ciale, groote en kleine staven, militiecom
missarissen, magazijnmeesters, hospitaal
meesters, kommandanten van hospitaal
soldaten enz. enz. bijna alles sinecures.
Wel beschouwd zijn het alle betrekkingen
om den titularissen, die anders zouden ge
pensioneerd zijn geworden, een bijslag bij
hun pensioen te geven, door hen nog in
dienst te houden.
Wij vinden den provincialen en
plaatselijken staf, als achterdeurtje voor gepas
seerde kapiteins om nog hoofd-officier te
worden, wel wat duur. Hunne diensten
kunnen gemakkelijk door officieren uit den
troep worden waargenomen.
In Indiëgeschiedt dit met plaatselijke
commando's veelal.
(Slot volgt.) X.
Tentoonstelling m Tromenartód.
Na een voorbereidende werkzaamheid
van twee jaren is de tentoonstelling van
vrouwenarbeid geopend.
Een monument van vrouwenarbeid, als
blijk van wat enkele vrouwen vermochten
tot stand te brengen, in de eerste plaats;
en voorts ook een tentoonstelling van den
arbeid veler vrouwen. Van die enkelen
voerde mevr. Goekoop?de Jong van
Beek en Donk het woord; de meest ge
rechtigde, daar deze tentoonstelling aan
haar krachtig initiatief en uitstekende
leiding haar aanzijn dankt.
Het is te begrijpen, dat Mevrouw Goe
koop in hare openingsrede met vreugd en
dankbaarheid getuigde van het aanvan
kelijk succes, door haar en hare mede
werksters behaald, waar zij tevens gewa
gen moest van hinderpalen die overwonnen
waren en van teleurstellingen die den
geestdriftigen ijver niet hadden bekoeld.
«Kranig is er gewerkt, prachtig is er ge
werkt, met een ernst, een zichzelf geheel
vergetende toewijding, waarvan het geden
ken gelukkig stemt" -- wie het recht heeft
zóó te spreken, A?en;f:rt. men met hare
help&ters gaarne en vaii harte geluk.
Het is zeker, over de beteekenis van
deze tentoonstelling voor de toekomst der
vrouw kan verschillend gedacht worden.
De vrouwen zoo lezen wij in een
toelichting tot de cantate van Mej. v.
Oosterzee leefden in 't donker. Maar het
licht wil doordringen, de dag wil dagen
en den nacht verwinnen; lichtschuw nog
wenden de vrouwen de oogen af. ^Sommige
van haar durven de oogen opslaan en den
luister aanzien van het victorieus naderende
licht. Zij is de heilbrengende in 't licht
geborene, die nieuwe onverwelkende bloe
men meebrengt. Nog vragen de vrouwen
angstig: is licht geluk? Der
hoop-brengende volgt een Hoogere stem, die de
vrouwen nog niet kunnen verstaan, doch
zij zal haar leeren naar die stem te luiste
ren en die te volgen. Knellende, verouderde
boeien zijn in het nieuwe jo:ige licht lot
stof gevallen, de voeten zijn vrij om te
volgen naar den hof van belofte, waar
heen de lange moeilijke weg leidt.
»Maar als Sirenen, lokkend, roepen de
zorgeloozen hare zustercn toe, liever met
haar te spelen en te schertsen, zich neer
te vlijen aan 't zeestrand, te stoeien met
de dartele zomergolfjes. ... Doch waar
schuwend klinkt een stem op, die de
bedriegelijke zee kent, liet water
datinsto'inm 't menschkind meesleurt naar de
diepte.
»De heilbrengende gaat rechtuit, sereen,
voor naar 't doel en weer hoort zij de
Hooge Stem, grooter en schoener dan de
lokkende sirenenzang.
»En nu, nu hooren allen de Hemelsche
stem van het groote mysterie dat in een
wonderpaleis den eeuwigen ongekenden,
ongezienen schat bewaart; het vervuld
Ideaal run de mrrtscJthcid.
«Daarheen wenkt de lieflijke gestalte,
gaat zij den vrouwen voor op den langen,
lichtenden, stijgenden weg.''
Het '.'vervuil! ideaal der mcnschhrid"
dat is het ongetwijfeld, waarnaar de stich
teressen dezer tentoonstelling streven, de
nobele gezindheid, die haar bij haar werk
geleid heeft kan niet worden ontkend,
ook niet door hen wie het licht iets te
hel schijnt, en die de hoogste schoonheid
zich niet denken kunnen bij een
ganschelijk ongetemperd licht. Maar hoe men
zich het ideaal der menschheid ook
voorstelle en welke middelen men meene te
moeten kiezen om het te bereiken, waar
een aantal Nederlandsche vrouwen haar
gansche ziel geschonken hebben aan een
pogen om de vrouwenwereld tot een hooger
peil van stoffelijke en zedelijke welvaart op
te voeren, met een ijver,welke niet alleen dien
van zoovele harer zusteren, maar ook van de
meesten harer broederen beschaamt, past
het allen haar de hulde te bieden, waarop
zclfverloochenende toewijding aan het al
gemeen belang aanspraak geeft.
Het is in deze overtuiging, dat de
opening der tentoonstelling van vrouwen
arbeid ons in n opzicht heeft teleur
gesteld.
Kleine Lilly, toekomstdraagstertje, wil
je de tentoonstelling openen ? Uit aller
naam geef ik je het woord," sprak de
voorzitster, en de achtjarige Lilly Stok
weigerde niet.
Lilly Stok, het kind, was hier de ver
persoonlijking van »de gemeenschap" ...
der toekomst. Zeker, dat kinderstemmetje,
het moge hoog geklonken hebben, gaf
aan de handeling een bescheiden karakter,
al getuigde het tevens van profetischen zin.
Toch, meenen wij, zouden dezelfde woor
den van andere lippen hebben kunnen
komen, en nog indrukwekkender zijn ge
weest.
De Koningin-Regentes, als verpersoon
lijking van »de gemeenschap" van het
heden ... hoe zouden de vrouwen van Ne
derland en ook de mannen haar hebben
toegejuicht, als zij de daad had kunnen
verrichten, het woord had mogen spre
ken ... thans toevertrouwd aan een kind.
De Regentes en de Koningin toonden
hare ingenomenheid, door het verstrekken
van eenige medailles, en het afvaardigen
van den kamerheer Baron Taets van
Amerongen. De heer Taets van
Amerongen verscheen zelfs in schitterend tenue.
De bedoeling van H.H. M.M. was dus uit
stekend. Het heeft voorzeker niet anders
gekund ; maar hoe jammer blijven wij
en velen met ons zeggen, dat H.M.,
ter opening van de tentoonstelling van
vrouwenarbeid niet een hofcfame heeft
kunnen afvaardigen, en nog meerjammer,
dat deze tentoonstelling, »de groote natio
nale zaak, gewijd aan de belangen van
al Harer Majesteits vrouwelijke onderda
nen" niet kon worden opgeluisterd door de
aanwezigheid van Regentes en Koningin.
De kleine Lilly, die reeds zulk een
groote rol in de vrouwenwereld heeft ge
speeld moge het ons vergeven ... op
den dag der opening hadden wij haar
liever gemist. Het strekke tot onze ver
ontschuldiging, hierin wij weten het
zeker, staan wij niet alleen!
Duistere zaken.
't Was ons natuurlijk aangenaam, dat uwe
redactie in bet Weekblad dd. 3 dezer ons artikel
«duistere zaken" aan een bespreking onder
wierp.
In elk geval was de zaak zelve wel eene
bespreking waard en kan er niet genoeg wor
den aangedrongen op het ontsteken van meerder
licht, ook aan de zyde des Ministers.
Want wat is het geval ? Dat rekbare, «gelet
op de ingewonnen ambtsberichten", wellicht
geplaatst om van de zaak af te zyn, is
natuurlyk voor elke uitlegging vatbaar en juist
daarom, afgezien van alle andere argumenten,
is licht noodig, juist daarom zal de Soc.
Geh.onth. Prop. Clul> in deze zaak niet stilzitten.
We zullen toch wel mogen weten, welke die
ambtsberichten zijn 'i
We zullen toch wel mogen weten, wat deze
of gpne ambtenaar, wellicht uit vijandschap,
betreffende het bestuur heeft medegedeeld.
Wat schrijft b. v. het weekblad Vooruitgang?
De Rijkssubsidie voor de
drankbestrijding.
Uit ons vorig nummer weten onze lezers,
dat de Minister van Binnenlandsche Zaken
afwijzend beschikt heeft op een verzoek van
de Sociaal-democratische geheelonthouders
propaganda-club, om haar, evenals andere
dergelijke vereenigingen, een subsidie te ver
strekken uit den post door de Kamer ten gunste
van de drankbestrijding gevoteerd en tevens
dat de Minister de club in het duister laat
omtrent de gronden, waarop zijn besluit rust.
Aanvankelijk konden wy ons dit niet ver
klaren.
Wél de mogelijkheid dat er afdoende rede
nen bestonden een subsidie aan de genoemde
club te weigeren (de heer v. d. Zwaag noemde
als zoodanig in De Klok het niet koninklijk
goedgekeurd zijn), maar niet de weigering van
den minister om die redenen te noemen.
Bij nogmaals doorlezen van het antwoord
van den minister, speciaal van den zin, »gelet
op de ingewonnen ambtsberichten ', veronder
stelden wij het volgende als mogelijk.
De bedoelde ambtsberichten, waarop de
minister blijkbaar is afgegaan, kunnen minder
gunstige rapporten bevatten omtrent den per
soon van een of meer bestuurders der club
en de minister kan op grond daarvan gemeend
hebben met het verstrekken van gelden aan
deze personen niet verantwoord te zijn
Wij herhalen, het is een veronderstelling
want wij hebben het rapport van den minister
niet onder de oogen gehad en bovendien wen
schen wij er nadruk op te leggen, dat al ware
dit wel het geval, wij nog buiten beoordeeling
zouden laten in hoeverre het juist is.
De bestuurders der S. D. G. O. P. club
kennen we niet, zelfs niet bij reputatie ; iets
te hunne nadeele is ons dus niet bekend.
Alleen releveeren we het, omdat dit o. i. de
eenige verklaring is zoowel voor weigering
vp de subsidie, als voor die om de redenen,
die daartoe hebben geleid, mede te deelen".
Juist, tot de meening van «Vooruitgang"
zal men allicht moeten komen. Daarom is 't
in het belang van de personen, die toemaaJs
het bestuur uitmaakten, in het belang van
het beginsel, dat wij voorstaan, hoog noodig,
wanneer wij ons tot de Tweede Kamer wenden,
dat niet wederom achter het: »gelet op de inge
wonnen ambtsberichten" worde verscholen,
maar op den man af worde meegedeeld waar
aan wy de weigering van subsidie hebben te
danken.
Dit eischen wy en buitendien : wy' zullen
niet stil zitten voor wy de redenen weten.
Daarvoor vragen wy ook de hulp van De
Amsterdammer. Zeker niet te vergeefs? !
Jon. J. LODEWIJK,
Secr. Soc Geh. Onth. Prop. Club
te Amsterdam.
Het verwondert ons inderdaad, dat in ons
land een minister zich gerechtigd acht tien
duizend gulden, in subsidies, onder eenige
vereenigingen tot bestrijding van drankmisbruik
te verdeelen, zonder iets te geven wat op
motiveering van weigering gelijkt, aan hen, die
vruchteloos om eenige ondersteuning voor dat
doel vragen. En meer nog, dat de pers van
welke politieke richting dan ook, dit gedoogt
zonder protest.
Mag zoo iets worden doodgezwegen, omdat
de geheel-onthouders die dit treft, socia
listen zyn ?
Welke party, welke groep, welke
vereeniging zou er vrede mee kunnen en mogen
hebben, dat een minister bij herhaling om
motiveering van zyn besluit verzocht, een
voudig antwoordt «gelet op ambtsberichten."
Tegenover wien ook : Nederlandsen is zulk een
handelwys niet. RED.
iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHitiiiiiiiiniiriiiiitiiimiii»
SociaU
iiiiiiiiiiiminiiiiHiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii ........ m
Op de tentoonstelling van vrouwenarbeid
te 's Gravenftage. De bond van de
naaisters. Werkstakingen, verzoe
ning en arbitrage in Frankrijk.
Maar juffrouw, is dat alles heusch waar,
vroeg ik 1.1. zondag, in de afdeeling maat
schappelijk werk van de tentoonstelling
van vrouwenarbeid te 's Gravenhage. Ja,
dat kon het vriendelijke commissielid ver
zekeren. En al spoedig volgde een ge
specificeerde opgave van de schandelijke
hongerloonen der in vrijheid ik bedoel in
vogelvrijheid ^arbeidende vrouwen en
meisjes, terwijl van al de goederen een exem
plaar getoond werd.
No. 4. Schortje. Naailoon 2 et. te Am
sterdam ; voor de 2 et. moet de werkster
ook nog het garen leveren. Werktijd voor
een schort je 1J4 uur.
No. 7. Bbezerpen. Naailoon te Amers
foort; zonder knippen 12'4 et. metknippen
15 et. Gewoonlijk kan do werkster met
moeite 2 stuks per dag afmaken.
No. 12. Manshemd. Naailoon te Haarlem
12;-2 et. ; grondstof 17X et.,
ondernemerswinst 15 et., verkoopprijs 45 et.
No. 15. Vrouwenhemd. Naailoon te
Haarlem 10 et. Ondernemerswinst 20,
grondstof 15, verkoopprijs 45 et.
No. 20 Boezeroen, Naailoon te Gronin
gen 434 et. Per dag kunnen er 10 worden
gemaakt, als een tweede persoon de draden
hecht en andere kleine diensten doet, dus
een verdienste van ± 45 et. per dag.
No. 24. Laken. Naailoon lüet. Twee
vlugge naaisters maken samen op een lan
gen dag 100 lakens af, dus 6234 et. ver
dienste voor ieder.
No. 27. Zakken. Loon voor het
repareeren van 30 zakken f 1,25. Hiervan moet
echter een streng touw van 1234 et. bekostigd
worden, dus zuivere verdienste ?1,1234. De
hierbij behoorende illustratie door mej. A.
Gildemeester, geeft een trtöVnd beeld van
ellende, ontbering en uitputting eener vrouw
die zoo vlijtig toepast het bedriegelijke :
arbeid adelt.
No, 33. V rouwenhemd. Naailoon te Breda
734 et., hiervan gaat bijna 2 et. voor garen
af. Een flinke naaister werkt er 2 M uur over.
Dames, lezeressen, aan u de beoordeeling.
Ik verwacht van u verpordeeling van het
deel der maatschappelijke organisatie dat
hierbij betrokken is. 'k Hoor u in edele
verontwaardiging uitroepen : maar dat is
schandelijk.
Ge voelt aandrang tot helpen, tot han
delen, tot doen, ge verlangt daarom meer
dere inlichtingen, ge wilt de producten dier
slavenarbeid zien. Welnu de vriendelijke
dames der tentoonstelling, aan den
scheveningschen weg te 's Gravenhage, zullen
uw verlangen met groote toewijding bevredi
gen. Ge zult dan medewerken aanhet goede
doel der groote sociale onderneming, d. i. ;
wakkerscnudden, opwekken lot belangstel
ling en medevoelen, tot onderzoeken en
nadenken.
Treffend vond ik de voorstelling van de
nalatigheid van sommige dames in de be
taling der naaisterrekeningen van 2 of 3
jaar geleden. Zij deed mij denken aan de
wijze waarop de naaistersgilden in de sociale
organisatie vóór de groote fransche revo
lutie dergelijke handelingen wisten te
straffen en tegen te gaan. Eenige weken
geleden gaf ik hiervan eenigszins uitvoerige
berichten.
Verandering, verbetering is hoog noodig.
Daarvan mogen steeds meer dames getuigen
met woord en daad. De naaisters van hare
zijde beginnen ook reeds ernstiger deel te
nemen aan den grooten socialen arbeid.
Daarvan getuigt ook de oproeping van de
naaistersbónd «Allen Eén" waaropik gaarne
de aandacht vestig. Het slotgedeelte hiervan
luidt:
»Wekt uw vrouwen, meisjes, zusters en
allen die, onverschillig in welk onderdeel