De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 17 juli pagina 1

17 juli 1898 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1099 DE AMSTERDAMMER A°. 1898. WEEKBLAD VOOÏNEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12 V» Zondag 17 Juli, Advertenliën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLP MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O V D VAN VEERE EN VAN NABIJ: Is bezuiniging op het budget van oorlog mogelijk? door X, I. Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Duistere zaken, door Joh J. Lodewp. SOCIALE AAN GELEGENHEDEN, door D. Stigter. WETEN. SCHAP: Vraagstukken der Zielkunde, door Van der Wyck. KUNST EN LETTEREN: Cantate van mej. van Oosterzee, door Wouter Hutschenrnyter. Drukwerk en drukkunst, door J. V. G Inleiding op dichterslndie, door J. L. C. A. Meyer. Boek en TydSchrift, door G. van Hulzen. FISTANCIEELE EN OECONOMTSCHE KRONIEK, door D. Stigter. FEUILLETON: Een niet-alledaagseli middel, door J. N. Potapenko. (Slot). RECLAMES. VOOR DAMES: De Forestiera" te Rome, door Yolanda. Tesselschade. Aller lei, door E-e. SCHAAKSPEL. ALLERLEI. INGEZONDEN. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN. ?«?mmMiiiiiniiiiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiiii iiiiiiiinnïi Is bezuiniging op het budget van oorlog mogelijk? (Ingezonden.) De K R. Ct. van 5 Februari bevatte een ingezonden stuk over een Koninklijk besluit, waarbij de formatie van luit.kolonels der artillerie werd gewijzigd, en vroeg er bij, of onze leger-inrichting ten opzichte der getalsterkte als der bevolking niet is een der duursten van Europa? Als van zelf dringt zich nu de vraag op, is bezuiniging in onze leger inrichting mogelijk ? Ons dunkt van wel. Wanneer wij de getalsterkte van het officiers-korps verge lijken met die der manschappen, komen wij tot de conclusie dat er in het eerst genoemde luxe bestaat. Hoewel eene vergelijking van onze beide legers in verband met hunne sterkte, moeielijk is, en mank gaat, met het oog op hunne bestemmingen, wiüen wij haar toch maken, omdat er iets uit te leeren valt, en het tot nadenken stemt; vooral omdat men ten opzichte van de sterkte van het Indisch officiers-korps zoo zuinig mogelijk is. Het Nederlandsch leger is op voet van oorlog plm. 70,000, op voet van vrede plm. 20,000 ('t kader er onder begrepen). Alleen het blijvend gedeelte plm. 14,000 met het kader. Het Indische leger is in den laatsten tijd steeds plm. 35,000 man sterk. Het Nederlandsche leger is sedert bijna 70 jaren op voet van vrede, met de daar uit voortvloeiende gemakkelijke garnizoensen inwendige diensten in een gezond kli maat, zoodat er bijna geene officieren absent zijn. Het Indisch, leger is meest altijd ge deeltelijk op voet van oorlog met de daaraan verbonden afmattende en onge zonde diensten in een tropisch klimaat, .waardoor gemiddeld 1/4 der officieren af wezig is, met verlof en door ziekte. Nu zou men allicht tot de conclusie komen, dat het aantal officieren' in beide legers met die omstandigheden en met hunne bestemmingen evenredig ware, doch niets is minder waar. Beide legers hebben op heden nagenoeg de volgende sterkte aan officieren: Nederlandsche leger. Indische leger. Luit.-Generaals 2 l Generaal-majoors 15 4 Kolonels 32 10 Luit.-kolonels 78 47 Majoors 88 C 7 Kapiteins 589 477 Ie Luitenants 950 710 2e » 432 220 Totaal plm. 2180 plm. 1519 De geneeskundige dienst, de militaire administratie, de provinciale en plaatse lijke Staf, zijn hieronder begrepen. Het actieve Nederlandsche leger heeft dus 17 opper-officieren, plm. 200 hoofd officieren en plm. 1950 subalterne; hier van zijn plm. 300 non-combattanten. Het Indische leger heeft 5 opper-offi cieren, plm. 130 hoofd-officieren en plm. 1400 subalternen; hieronder zijn 420 noncombattanten, waarvan plm. 280 officieren van gezondheid (dit cijfer is welsprekend) rest combattanten plm. 1000 officieren. Trekt men hiervan af (min gerekend 1/4 voor verlof en ziekte) dan blijven er plm, 750 voor den actieven dienst te velde en in garnizoen over. Waar in Indië5 generaals voldoende geacht worden, heeft Nederland 10 noodig. Wij weten wel dat de sterkte van het officiers-korps in Nederland berekend is op oorlogstoestand, en ergo in vredestijd geheel ongeëvenredigd aan het aantal manschappen : l officier op plm. 7 il 10 man. Wij weten wel, dat men zich al jaren gereed maakt voor den oorlog, en duizende millioenen uitgeeft voor doode en levende weêrmiddelen. Er bestaat een machtspreuk: »als je den vrede wenschtj, maak je dan voor den oorlog klaar," doch wij zijn al zoo lang aan het klaarmaken, dat de vraag bij ons opkomt, zouden wij wel ooit gereedkomen? 1870 heeft bewezen hoe klaar wij waren na jaren lange gereedmaking. Wij blijven maar millioenen offeren aan den God des oorlogs, in plaats van te denken aan productieve uitgaven, die de sociale nooden kunnen lenigen en welvaart verspreiden, waar nu armoede heerscht; 40 millioenen offeren wij 's jaarlijks op voor militaire doeleinden; voorwaar geen kleinigheid op een bevolking van 4Vg millioen zielen. Wij hebben natuurlijk een leger noodig, maar geevi-nredigd aan onze draagkracht en het te beoogen doel, d. i. verdedigend. Wij moeten en kunnen onze buren niet navolgen en zoo doende te veel gehoor geven aan het militairisme. Nederland te herscheppen in een ideaal Staat, zooals Pruisen, waar »Das Mililar vor allen Dingen" gaat. moge de wensch zijn van vele onzer officieren, de wensch der natie is het niet. Wij zijn geen militaire natie; de oppo sitie tegen de afschaffing der plaatsver vangers bewijst dit weer voldoende; wij zijn een handels en landbouwvolk. Wij kunnen volstaan met een klein doch goed geoefend leger met schutters als de Transvaalsche boeren, en zijn wij dan niet klein moedig en pessimistisch ten opzichte der verdediging van ons land, dan zal het een machtigen vijand niet gemakkelijk vallen, ons uit ons polderland weg te jagen; wij moeten hebben algemeenen dienst plicht. Laten wij echter elke weelde in het leger vermijden; met het oog op de sociale noo den, op de malaise van onze bronnen van bestaan, »door invloeden van bu'iten," door den conomischen oorlog dien onze naburen ons aandoen. Een weelde, die wel de uitgaven voor het leger, doch niet de kracht ervan verhoogt. Hebben wij voor ons klein landje en legertje 1G actief dienende generaals noodig? Zou het niet voldoende zijn zoo wij hadden: een luitenant-generaal opperbe velhebber van het leger in tijd van vrede en oorlog; een luitenant-generaal, 2e be velhebber tevens inspecteur van het leger; drie generaal majoors komraandanten der drie divisiën van ons veldleger; drie generaal-majoors respectievelijk kommandanten der cavalerie, artillerie en genie, waarne mend afdeelings en stellings kommandan ten ; een generaal-majoor chef van den staf? Waartoedienen vijf generaals-inspec teurs met 20 aan hen toegevoegde officieren ? Behalve den opper en tweeden bevelhebber, hebben de infanterie, cavalerie, artillerie en genie daarvoor hunne generaals en kolonels; de geneeskundige dienst en de militaire administratie hunne kolonels (chef van diensten). Het militair onderwijs zou onder toe zicht van den inspecteur 2en bevelhebber geplaatst kunnen worden, of onder den chef van den staf. Bij het Nederlandsche leger, wordt »faute de mieux" veel te veel geïnspecteerd. De tijden dat ;i kompagnies- n bataillonskommandanten met rnaaijes in den zak liepen om den afstand der knoopen te meten, »en wee de schuldigen, die niet maszfühig waren," is toch gelukkig voorbij. Dat er aan het hoofd van den geneeskun digen dienst en de militaire administratie generaal-majoors zouden moeten staan, geven wij niet toe. Bij het Indisch leger met 272 officieren van gezondheid en pharmaceuten, tegen 127 bij het Nederlandsche leger, wordt de geneeskundige dienst en de militaire-administratie altijd door een kolonel gekorumandeerd: Waar men daar zuinigheid toepast kan men het gevoegelijk in Nederland even goed doen. Wij moeten den weg der zuinig heid op en waar een wil is, is een weg. Wanneer die 9 bovengenoemde generaals zijn jeitdige mannen, geen zestigjarigen, gekozen uit de betten van ons officiers korps, dan zal de qualiteit, de quantiteit vergoeden. Wij besparen zoo doende belangrijk, ook op pensioenen, want veel actieven geven veel gepensionneerden. Is de provinciale staf noodig? Kunnen die 10 hoofd-officieren, niet gemakkelijk gemist worden? Hun werk kring, «meestal het indeelen der miliciens," kan die niet evengoed verricht worden, door den plaatselijken staf of door militie commissarissen ? Er zijn in ons leger zooveel sedentaire betrekkingen, zooals plaatselijke en provin ciale, groote en kleine staven, militiecom missarissen, magazijnmeesters, hospitaal meesters, kommandanten van hospitaal soldaten enz. enz. bijna alles sinecures. Wel beschouwd zijn het alle betrekkingen om den titularissen, die anders zouden ge pensioneerd zijn geworden, een bijslag bij hun pensioen te geven, door hen nog in dienst te houden. Wij vinden den provincialen en plaatselijken staf, als achterdeurtje voor gepas seerde kapiteins om nog hoofd-officier te worden, wel wat duur. Hunne diensten kunnen gemakkelijk door officieren uit den troep worden waargenomen. In Indiëgeschiedt dit met plaatselijke commando's veelal. (Slot volgt.) X. Tentoonstelling m Tromenartód. Na een voorbereidende werkzaamheid van twee jaren is de tentoonstelling van vrouwenarbeid geopend. Een monument van vrouwenarbeid, als blijk van wat enkele vrouwen vermochten tot stand te brengen, in de eerste plaats; en voorts ook een tentoonstelling van den arbeid veler vrouwen. Van die enkelen voerde mevr. Goekoop?de Jong van Beek en Donk het woord; de meest ge rechtigde, daar deze tentoonstelling aan haar krachtig initiatief en uitstekende leiding haar aanzijn dankt. Het is te begrijpen, dat Mevrouw Goe koop in hare openingsrede met vreugd en dankbaarheid getuigde van het aanvan kelijk succes, door haar en hare mede werksters behaald, waar zij tevens gewa gen moest van hinderpalen die overwonnen waren en van teleurstellingen die den geestdriftigen ijver niet hadden bekoeld. «Kranig is er gewerkt, prachtig is er ge werkt, met een ernst, een zichzelf geheel vergetende toewijding, waarvan het geden ken gelukkig stemt" -- wie het recht heeft zóó te spreken, A?en;f:rt. men met hare help&ters gaarne en vaii harte geluk. Het is zeker, over de beteekenis van deze tentoonstelling voor de toekomst der vrouw kan verschillend gedacht worden. De vrouwen zoo lezen wij in een toelichting tot de cantate van Mej. v. Oosterzee leefden in 't donker. Maar het licht wil doordringen, de dag wil dagen en den nacht verwinnen; lichtschuw nog wenden de vrouwen de oogen af. ^Sommige van haar durven de oogen opslaan en den luister aanzien van het victorieus naderende licht. Zij is de heilbrengende in 't licht geborene, die nieuwe onverwelkende bloe men meebrengt. Nog vragen de vrouwen angstig: is licht geluk? Der hoop-brengende volgt een Hoogere stem, die de vrouwen nog niet kunnen verstaan, doch zij zal haar leeren naar die stem te luiste ren en die te volgen. Knellende, verouderde boeien zijn in het nieuwe jo:ige licht lot stof gevallen, de voeten zijn vrij om te volgen naar den hof van belofte, waar heen de lange moeilijke weg leidt. »Maar als Sirenen, lokkend, roepen de zorgeloozen hare zustercn toe, liever met haar te spelen en te schertsen, zich neer te vlijen aan 't zeestrand, te stoeien met de dartele zomergolfjes. ... Doch waar schuwend klinkt een stem op, die de bedriegelijke zee kent, liet water datinsto'inm 't menschkind meesleurt naar de diepte. »De heilbrengende gaat rechtuit, sereen, voor naar 't doel en weer hoort zij de Hooge Stem, grooter en schoener dan de lokkende sirenenzang. »En nu, nu hooren allen de Hemelsche stem van het groote mysterie dat in een wonderpaleis den eeuwigen ongekenden, ongezienen schat bewaart; het vervuld Ideaal run de mrrtscJthcid. «Daarheen wenkt de lieflijke gestalte, gaat zij den vrouwen voor op den langen, lichtenden, stijgenden weg.'' Het '.'vervuil! ideaal der mcnschhrid" dat is het ongetwijfeld, waarnaar de stich teressen dezer tentoonstelling streven, de nobele gezindheid, die haar bij haar werk geleid heeft kan niet worden ontkend, ook niet door hen wie het licht iets te hel schijnt, en die de hoogste schoonheid zich niet denken kunnen bij een ganschelijk ongetemperd licht. Maar hoe men zich het ideaal der menschheid ook voorstelle en welke middelen men meene te moeten kiezen om het te bereiken, waar een aantal Nederlandsche vrouwen haar gansche ziel geschonken hebben aan een pogen om de vrouwenwereld tot een hooger peil van stoffelijke en zedelijke welvaart op te voeren, met een ijver,welke niet alleen dien van zoovele harer zusteren, maar ook van de meesten harer broederen beschaamt, past het allen haar de hulde te bieden, waarop zclfverloochenende toewijding aan het al gemeen belang aanspraak geeft. Het is in deze overtuiging, dat de opening der tentoonstelling van vrouwen arbeid ons in n opzicht heeft teleur gesteld. Kleine Lilly, toekomstdraagstertje, wil je de tentoonstelling openen ? Uit aller naam geef ik je het woord," sprak de voorzitster, en de achtjarige Lilly Stok weigerde niet. Lilly Stok, het kind, was hier de ver persoonlijking van »de gemeenschap" ... der toekomst. Zeker, dat kinderstemmetje, het moge hoog geklonken hebben, gaf aan de handeling een bescheiden karakter, al getuigde het tevens van profetischen zin. Toch, meenen wij, zouden dezelfde woor den van andere lippen hebben kunnen komen, en nog indrukwekkender zijn ge weest. De Koningin-Regentes, als verpersoon lijking van »de gemeenschap" van het heden ... hoe zouden de vrouwen van Ne derland en ook de mannen haar hebben toegejuicht, als zij de daad had kunnen verrichten, het woord had mogen spre ken ... thans toevertrouwd aan een kind. De Regentes en de Koningin toonden hare ingenomenheid, door het verstrekken van eenige medailles, en het afvaardigen van den kamerheer Baron Taets van Amerongen. De heer Taets van Amerongen verscheen zelfs in schitterend tenue. De bedoeling van H.H. M.M. was dus uit stekend. Het heeft voorzeker niet anders gekund ; maar hoe jammer blijven wij en velen met ons zeggen, dat H.M., ter opening van de tentoonstelling van vrouwenarbeid niet een hofcfame heeft kunnen afvaardigen, en nog meerjammer, dat deze tentoonstelling, »de groote natio nale zaak, gewijd aan de belangen van al Harer Majesteits vrouwelijke onderda nen" niet kon worden opgeluisterd door de aanwezigheid van Regentes en Koningin. De kleine Lilly, die reeds zulk een groote rol in de vrouwenwereld heeft ge speeld moge het ons vergeven ... op den dag der opening hadden wij haar liever gemist. Het strekke tot onze ver ontschuldiging, hierin wij weten het zeker, staan wij niet alleen! Duistere zaken. 't Was ons natuurlijk aangenaam, dat uwe redactie in bet Weekblad dd. 3 dezer ons artikel «duistere zaken" aan een bespreking onder wierp. In elk geval was de zaak zelve wel eene bespreking waard en kan er niet genoeg wor den aangedrongen op het ontsteken van meerder licht, ook aan de zyde des Ministers. Want wat is het geval ? Dat rekbare, «gelet op de ingewonnen ambtsberichten", wellicht geplaatst om van de zaak af te zyn, is natuurlyk voor elke uitlegging vatbaar en juist daarom, afgezien van alle andere argumenten, is licht noodig, juist daarom zal de Soc. Geh.onth. Prop. Clul> in deze zaak niet stilzitten. We zullen toch wel mogen weten, welke die ambtsberichten zijn 'i We zullen toch wel mogen weten, wat deze of gpne ambtenaar, wellicht uit vijandschap, betreffende het bestuur heeft medegedeeld. Wat schrijft b. v. het weekblad Vooruitgang? De Rijkssubsidie voor de drankbestrijding. Uit ons vorig nummer weten onze lezers, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken afwijzend beschikt heeft op een verzoek van de Sociaal-democratische geheelonthouders propaganda-club, om haar, evenals andere dergelijke vereenigingen, een subsidie te ver strekken uit den post door de Kamer ten gunste van de drankbestrijding gevoteerd en tevens dat de Minister de club in het duister laat omtrent de gronden, waarop zijn besluit rust. Aanvankelijk konden wy ons dit niet ver klaren. Wél de mogelijkheid dat er afdoende rede nen bestonden een subsidie aan de genoemde club te weigeren (de heer v. d. Zwaag noemde als zoodanig in De Klok het niet koninklijk goedgekeurd zijn), maar niet de weigering van den minister om die redenen te noemen. Bij nogmaals doorlezen van het antwoord van den minister, speciaal van den zin, »gelet op de ingewonnen ambtsberichten ', veronder stelden wij het volgende als mogelijk. De bedoelde ambtsberichten, waarop de minister blijkbaar is afgegaan, kunnen minder gunstige rapporten bevatten omtrent den per soon van een of meer bestuurders der club en de minister kan op grond daarvan gemeend hebben met het verstrekken van gelden aan deze personen niet verantwoord te zijn Wij herhalen, het is een veronderstelling want wij hebben het rapport van den minister niet onder de oogen gehad en bovendien wen schen wij er nadruk op te leggen, dat al ware dit wel het geval, wij nog buiten beoordeeling zouden laten in hoeverre het juist is. De bestuurders der S. D. G. O. P. club kennen we niet, zelfs niet bij reputatie ; iets te hunne nadeele is ons dus niet bekend. Alleen releveeren we het, omdat dit o. i. de eenige verklaring is zoowel voor weigering vp de subsidie, als voor die om de redenen, die daartoe hebben geleid, mede te deelen". Juist, tot de meening van «Vooruitgang" zal men allicht moeten komen. Daarom is 't in het belang van de personen, die toemaaJs het bestuur uitmaakten, in het belang van het beginsel, dat wij voorstaan, hoog noodig, wanneer wij ons tot de Tweede Kamer wenden, dat niet wederom achter het: »gelet op de inge wonnen ambtsberichten" worde verscholen, maar op den man af worde meegedeeld waar aan wy de weigering van subsidie hebben te danken. Dit eischen wy en buitendien : wy' zullen niet stil zitten voor wy de redenen weten. Daarvoor vragen wy ook de hulp van De Amsterdammer. Zeker niet te vergeefs? ! Jon. J. LODEWIJK, Secr. Soc Geh. Onth. Prop. Club te Amsterdam. Het verwondert ons inderdaad, dat in ons land een minister zich gerechtigd acht tien duizend gulden, in subsidies, onder eenige vereenigingen tot bestrijding van drankmisbruik te verdeelen, zonder iets te geven wat op motiveering van weigering gelijkt, aan hen, die vruchteloos om eenige ondersteuning voor dat doel vragen. En meer nog, dat de pers van welke politieke richting dan ook, dit gedoogt zonder protest. Mag zoo iets worden doodgezwegen, omdat de geheel-onthouders die dit treft, socia listen zyn ? Welke party, welke groep, welke vereeniging zou er vrede mee kunnen en mogen hebben, dat een minister bij herhaling om motiveering van zyn besluit verzocht, een voudig antwoordt «gelet op ambtsberichten." Tegenover wien ook : Nederlandsen is zulk een handelwys niet. RED. iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHitiiiiiiiiniiriiiiitiiimiii» SociaU iiiiiiiiiiiminiiiiHiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii ........ m Op de tentoonstelling van vrouwenarbeid te 's Gravenftage. De bond van de naaisters. Werkstakingen, verzoe ning en arbitrage in Frankrijk. Maar juffrouw, is dat alles heusch waar, vroeg ik 1.1. zondag, in de afdeeling maat schappelijk werk van de tentoonstelling van vrouwenarbeid te 's Gravenhage. Ja, dat kon het vriendelijke commissielid ver zekeren. En al spoedig volgde een ge specificeerde opgave van de schandelijke hongerloonen der in vrijheid ik bedoel in vogelvrijheid ^arbeidende vrouwen en meisjes, terwijl van al de goederen een exem plaar getoond werd. No. 4. Schortje. Naailoon 2 et. te Am sterdam ; voor de 2 et. moet de werkster ook nog het garen leveren. Werktijd voor een schort je 1J4 uur. No. 7. Bbezerpen. Naailoon te Amers foort; zonder knippen 12'4 et. metknippen 15 et. Gewoonlijk kan do werkster met moeite 2 stuks per dag afmaken. No. 12. Manshemd. Naailoon te Haarlem 12;-2 et. ; grondstof 17X et., ondernemerswinst 15 et., verkoopprijs 45 et. No. 15. Vrouwenhemd. Naailoon te Haarlem 10 et. Ondernemerswinst 20, grondstof 15, verkoopprijs 45 et. No. 20 Boezeroen, Naailoon te Gronin gen 434 et. Per dag kunnen er 10 worden gemaakt, als een tweede persoon de draden hecht en andere kleine diensten doet, dus een verdienste van ± 45 et. per dag. No. 24. Laken. Naailoon lüet. Twee vlugge naaisters maken samen op een lan gen dag 100 lakens af, dus 6234 et. ver dienste voor ieder. No. 27. Zakken. Loon voor het repareeren van 30 zakken f 1,25. Hiervan moet echter een streng touw van 1234 et. bekostigd worden, dus zuivere verdienste ?1,1234. De hierbij behoorende illustratie door mej. A. Gildemeester, geeft een trtöVnd beeld van ellende, ontbering en uitputting eener vrouw die zoo vlijtig toepast het bedriegelijke : arbeid adelt. No, 33. V rouwenhemd. Naailoon te Breda 734 et., hiervan gaat bijna 2 et. voor garen af. Een flinke naaister werkt er 2 M uur over. Dames, lezeressen, aan u de beoordeeling. Ik verwacht van u verpordeeling van het deel der maatschappelijke organisatie dat hierbij betrokken is. 'k Hoor u in edele verontwaardiging uitroepen : maar dat is schandelijk. Ge voelt aandrang tot helpen, tot han delen, tot doen, ge verlangt daarom meer dere inlichtingen, ge wilt de producten dier slavenarbeid zien. Welnu de vriendelijke dames der tentoonstelling, aan den scheveningschen weg te 's Gravenhage, zullen uw verlangen met groote toewijding bevredi gen. Ge zult dan medewerken aanhet goede doel der groote sociale onderneming, d. i. ; wakkerscnudden, opwekken lot belangstel ling en medevoelen, tot onderzoeken en nadenken. Treffend vond ik de voorstelling van de nalatigheid van sommige dames in de be taling der naaisterrekeningen van 2 of 3 jaar geleden. Zij deed mij denken aan de wijze waarop de naaistersgilden in de sociale organisatie vóór de groote fransche revo lutie dergelijke handelingen wisten te straffen en tegen te gaan. Eenige weken geleden gaf ik hiervan eenigszins uitvoerige berichten. Verandering, verbetering is hoog noodig. Daarvan mogen steeds meer dames getuigen met woord en daad. De naaisters van hare zijde beginnen ook reeds ernstiger deel te nemen aan den grooten socialen arbeid. Daarvan getuigt ook de oproeping van de naaistersbónd «Allen Eén" waaropik gaarne de aandacht vestig. Het slotgedeelte hiervan luidt: »Wekt uw vrouwen, meisjes, zusters en allen die, onverschillig in welk onderdeel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl