Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1099
Eene aneclote nit fte GrieMe geschiedenis,
(Simplicissimus).
Alexander de Groote was de zoon van koning Philippo8 van Makedonië.
Philippos bracht zyn staatswezen op een hoogen trap van volkomenheid, waartoe
niet weinig bedroegen de voortreffelijke redevoeringen en aanspraken, welke hij
dikwijls en gaarne placht te richten tot zijne troepen, zyne veldoversten en zijn
volk. Na zulk eene geestdriftvolle redevoering vond koning Philippos zijnen zoon
badende in tranen, en hij vroeg: »Mijn zonn, waarom weent Gij ?" »0,
koninklyke heer en vader," antwoordde Alexaader, »ik vrees, dat gij, als g\j nog lang
regeert, mij niets meer te spreken zult overlaten". (Plutarchus, Parallellen).
Geraatt.
(Jugend.)
Miss COLUMBIA : «Dat is ons nog niet vaak overkomen, Oldboy\"
Een Yrieiiflscliuplijle raas.
(Lustige Sluiter').
Mcvrowo. Die nieuwe hoed maakt me tien jaar jonger, zegt de modiste !
Mijnheer. Lieve schat, neem er dan twee asjeblieft!
Hoe 't
(Piek me
»Heeft u uw man nooit gesnapt dat hij flirtte?"
»Ja, juist zóó heb ik hem gesnapt."
NIEUWE UITGAVEN.
De VroMu in Ned.-Wcst-Indië. (West-Indi
sche Rubriek. Commissie van de Nationale
tentoenstelling van Vrouwenarbeid,
byeenverzameld door Jhr. L. C. v. PANHUYS. Amsterdam,
H. J. W. Becht.
Stille Wegen door E. S. Haarlem, Bohn.
Het Zondekind door H. J. SCHIMMEL. Schie
dam, Roelants.
Enkele Verzen door FHKD. v. EEDEN, Amst,
W. Versluys.
George Egerton, Grondtonen. Uit het
Engelsch door J. VÓTEL. Amst., W. Versluys.
Handboek voor den verzamelaar ran vlinders
door D. TUK HAAR. Amst., W. Versluys.
Handleiding voor het Notaris-ambt, in het
bijzonder ten dienste van hen, die zich voor
bereiden tot het notarieel examen, door W.
C. DE BOER, oud-notaris. Medemblik, K.
H. Idema.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard No. 29: Leonie, door Liuise
B. B., IX. Bronzen buste van H. M. de
Koningin, door J. H. Ph. Wortman, met af
beelding. Hr. Ms. pantserdekschip «Holland",
met afbeeldingen, I. Mr. A. van Delden,
door C. J. de Bruyn Kops en Dr. M. E. Houck.
(Slot). Luitenant J. Goldenberg, met portret.
Een streng hotel, naar het Duitsch van A.
Moszkowski. (Slot). , Het Sint-Janskerkhof te
Laren, door L. C. F. Bigor, met afbeeldingen
naar photo's van den heer E. Stark. Een
kijkje bij de Tien-ti-hoei, naar het Maleisch,
door S., I. Feuilleton.
liimiiiimiiiiiiiniiHiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiUHiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiiiiniiiii*
ALLEELEI.
Dickens-vereering in Engeland.
Een Londensch vereerder van Dickens is
op een interessant denkbeeld gekomen. Hij
organiseert wandelingen door Londen, waarbij
halt wordt gemaakt op alle plaatsen, die Char
les Dickens in zijn romans heeft beschreven,
en dat wel in chronologische volgorde, zoodat
men met »Pickwick" begint. Geen schrijver
heeft een stad zóó tot schouwtooneel van de
voortbrengselen zijner phantaisie gemaakt, als
»Boz" zijn geliefd Londen. Zijn heiden en
heldinnen, die ons allen zoo vertrouwd zijn
geworden, alsof zij werkelijk levende menschen
waren, goede kennissen uit vroeger dagen, zijn
onafscheidelijk verbonden met tallooze plaat
sen, hoeken en huizen vaa Londen. Juist
daarom is Londen menigeen zoo dierbaar,
menig oud, onaanzienlijk gebouw heeft een
eigenaardige wijding verkregen, omdat daar
een scène is afgespeeld, die ons bij het lezen
van »Dombey'' of »Copperfield" een lach of
een traan heeft ontlokt. Ja. verscheiden hui
zen worden, hoewel zij sinds langen tijd zeer
bouwvallig zijn, nog staande gehouden door
en ter wille van die Dickens-vereering. Achter
het indrukwekkende paleis van justitie aan
het Strand staat bij voorbeeld in een armoedig
zijstraatje een laag huifje, waarheen alle be
zoekers van buiten en alle Amerikanen bij
voorkeur een pelgrimstocht maken. Want
boven de deur staan de magische woorden:
Tlie Old Curiosüy Shop. Het is het huifje
waarin de »lieve kleine Neü" en haar groot
vader woonden, die wij zoo goed kennen uit
»Nelly". De oude rcRD, die nu in het lage,
bouwvallige krotje woont, betaalt een bijzonder
hooge huur, die hy echter met het grootste
gemak kan opbrengen, want de souvenirs aan
Little Nell, die hij dag aan dag aan enthou
siaste »Dickensianen" verkoopt, bezorgen hem
een nog veel grooter inkomen. De Engelschen
zijn nu eenmaal gewoon, hun vereering voor
hun groots mannsn ook op practische wijze
te uiten. Niet alleen dat Dickens' werken in
Engeland zooveel oplagen beleven, als in alle
andere landen van de wereld ongelooflijk zou
zijn, maar tot op den huldigen dag, byna der
tig jaar na Dickens' dood. gaat er geen sterf
dag van den geliefden schryver voorbij, zonder
dat zijn gedenksteen in Westmiaster Abbey
met tallooze bloemen en kransen wordt ver
sierd. En dan noemt men op het vaste land
de Engelschen nog al een »koopmansvolk''.!
Zeker, de Engelschman is een goed koopman,
maar hij ia toch nog veel meer ook, en op
zijn manier heeft hij veel meer gevoel, dan
menigeen, die hem van gebrek aan gevoel
beschuldigt.
Naar aanleiding van de beoordeeling van
Een Vrouwenleven deelt men ons mede dat
van Meir Ezofovitch in 18-0 by Joh. Ykema
te 's Gravenhage is uitgegeven een door dr.
J. A. Bruins overgebrachte vertaling naar de
derde Duitsche uitgave, geïllustreerd door M.
Andrioli.
Italiaansche Opera.
Men schrijft ons:
Naar wij vernemen, slaagt de directeur der
Italiaansche Opera uitnemend bij de samen
stelling van het Opera-personeel voor het a. s.
seizoen. Artisten van naam zijn reeds door
hem geëngageerd. Hij bezit thans de zeker
heid, dat hij naar het vaderland zal terug
keeren, in staat om aan de knnstvrienden in
Nederland het optreden in uitzicht te stellen
van een Italiaansch Opera-gezelschap, dat
strenge kunsteischen zal kunnen bevredigen.
Spoedig zullen de abonnementsvoorwaarden
en het tableau de la troupe worden bekend
gemaakt. Reeds nu kan worden medegedeeld
dat het repertoire is samengesteld als volgt ;
Andrea ('henier, Olello. Ugonotti, Manon
(l'ucini), Guglielmo Teil, L'At'ricana, La Gio- j
canda, Alefistoi'ele, Faust, Ebrea (La Juive),
Amleto (Hamlet), Ebreo (Le Juif), Rigoletto,
II Trovatore, Krnani, La Traviata, L'n Ballo
in Maschera, Nabuco, Carmen, Pagliacci,
Cavalleria Rusticana, Mignon, La Favorita,
Linda Di Chamouni, Lucia Di Lammermoor,
Maria Di Rohan, Fra Diavolo, II Barbiere Di
Seviglia, L'Assedio Di Leida, Don Giovanni,
en L'EIisire d'Amore.
Simplex.
De rijwielfabriek »>Simplex'? te Amsterdam
werd voor hare rijwielen bekroond
opdehondententooristelling te Amsterdam en op de
landbonwtentoonstelling te Stadskanaal ; zij
kreeg eene bestelling op '20 eerste klasse
rijwielen voor de verloting van de Vereeniging
voor landbouw, handel en nijverheid, en eene
bestelling; op een 20tal carriers voor de
Kannenbier-Maatschappij. Zij heeft weder ter
aflevering gereed staan !K) rijwielen voor het
Nederlaiidsche leger.
Vacantie-uitstapjes.
De speciale goedkoope uitstapjes, door de
Hollandsche Spoorweg Mij. sedert kort
verkrygbaar gesteld, wekken zeer de belangstelling
van het publiek, en dat vermoedelijk niet
alleen wegen» den goedkoopen prijs, maar
tevens omdat men op de biljetten de reis op
eiken dag (binnen hunnen geldigheidsduur)
kan aanvangen, ofschoon ze volgens de bepa
lingen slechts des Dinsdags en Vrijdags wor
den afgegeven.
IIIIIIIIIIMIItltHIIIIUIIHIIIIIllllllllHlllllllllllllllllUIIUMI
BOOB'S Letterkundige BibliotM,
Folksuitgaoe.
(Slot.)
Het Woord- vooraf van mij en het Prospectus
van den Uitgever blijven bier onbes; roken.
Alleen zij vermeld, dat wij getracht hebben
duidelijk te doen uitkomen, dat mei deze uit~
(/ace NIET (was) bedoeld eene VEIUSETEKIÜG i'un de
werken onzer Oud-hollundsclte schrijvers te geven.
Wie letterkundig voldoende ontwikkeld (was),
om onder de bekoring te geraken van het 17e
eeuwsche Holtun(/se,/i, werd uitdrukkelijk verzocht
deze beteer kin g ongelezen te laten.
De critiek liet zich niet wachten. Die van
enkel ongenoemden" laat ik terzijde. Slechts
het artikel ia TAAL EN LETTEREN (15 Mei) van
D. en dat ia ELZEVIERS MAANDSCHRIFT van
l Juni, door F. L(apidoth) wenschte ik in dit
blad te bespreken.
Het ongeluk heeft gewild, dat de beoordeeling
mijner eerste proeve van bewerking is toever
trouwd geworden aan twee heeren Kunst-critici,
niet aau minder letterkundig-ontwikkelden
of schoolmaanen. Waar dit laatste het geval is
geweest, (b. v. in De Kchoolwereld 12 Mei, van
M. J. K(oenen,) daar is het doel begrepen ge.
worden en luidde de beoordeeling gunstig. Maar
School en K unit zijn zeer verscheiden zaken.
Er is beweerd, dat ik, »iu mijn hooge
wijsheid", zoowaar //het werkje van Vondel korrektor
op mij genomen heb''. Wel zou mij dit
slecht passen, die wist wat Alberdingk Thijm
in IS/9, aarzelend, geschreven heeft voor zijne
ooneelbewerking van De Leeuwendalers: »lk
heb het gewaagd deze wijzigingen voor mijne
rekening te nemen. Men houde ze mij ten goede.
Tegenover een geest als Vondel kon er wel
geen sprake van verwaandheid zijn." Waar
A. T. zdó schreef, zou ik .... 't Is om te lachen!
Maar scherts terzijde. De tweede beschul
diging, bij beiden voorkomend, is, dat ik wer
kelijk deuk, dat het niets aan de mooiighewL
afdoet, als ik (dit of dat) aldus ver&nder".
Maar mijn hemel, als ik dat mooie niet
voelde, dan voelde ik ook zeker heel weinig voor
Vondel, dan inderdaad »kon ik Vondel niet
waardeeren met voldoenden eerbied en ootmoed,"
maar .... daa zou ik er toch zeker ook
niet zoo voor ijveren, om Vondel wat meer
populair te helpen worden !
Mag ik een vergelijking maken?
Iemand heeft een schilderstuk van hooge
kunstwaarde in zijn bezit, lu bewondering kan
hij er dikwijls lang op blijven turen en genie
ten. Zijn genot wil hij ook door anderen doeu
deelen. Maar veleu zijn te ver weg. om tot het
kunstwerk zelf te komen. Nu laat hij er een
ets naar maken, die weldra de salons der aristo
cratie siert. (Dat zijn de prachtuitgaven.) Een
gravure of houtsnee is voor minder prijs te
krijgen en komt in de kamers der burgerij. (Dat
zijn de schooluitgaven van Terwey, e. a.) Maar
't volk houdt van kleuren, dia 't zien kan. De
eigenaar staat toe, werkt zelf mede, dat er een
zoo goed mogelijk bewerkte oleografu in den
handel komt, voor luttelen prijs.
Welnu, voor den minderen man, die van
schilderkunst weinig weet, en die het origineel
niet kent, is ook deze een bron van genot in
zijn kleine woning, al haalt de kitnstkonper er
de schouders voor op. Die oleografie is
m ij 11 e uitga v e. Is 't nu duidelijk genoeg, dat
ik dezen Gijsbrecht niet voor een kunstwerk,
voor een Vondel-correctie heb willen doen
doorgaan? Ea dat het ook geeae verwaandheid
is geweest, om te pronken met iets nieuws,
maar slechts om een beeld van iets, dat schoon
is, te brengen daar, waar het niet gekend
werd?
Want zie, het kunstwerk zelf blijft ongerept.
Wie den eenigen Vondel genieten wil (en kan !)
hij vindt hem in zijn boekenkast bij de hand:
hij late deze uitgave ongelezen, was immers
verzocht ?
Maar met het maken van een oleografie
gaat veel van het schoone verloren. Helaas, ja ;
om duidelijk te zijn, moest menige iijne toets
verdwijnen; menige heerlijk gebogen lijn werd
een streep, dat is waar. ')
Bij de beoordeeliug heeft menig deskundige
het leerboek der stijlleer er bij opgeslagen, en
mij dit, soms vrij onzacht, even onder den neus
gehouden; naar het schijnt, ontbreekt (mij)
zelfs voldoende keunis vaa prosodie!" Luister
slechts:
Het hemclsi'he gev
Ontf'Timl nvcr mij
Eilieve, bestaat het rhytmus voor het o9ff of
voor het oor 'f Lees dezen regel eens tegen den
voetmaat, zoo 't, u mogelijk is! Waarom dau
't oog gekweld door een leelijkeu vorm?
Waar vergissing mogelijk was, is de overtollige
e behouden, zoo in: Ilait'iemmerciijk, liar/ruas,"
e. d, m. Elders weer heb ik durven schrijven:
Het Oosten offert wierook, goud
Ka mirrhe, tot leveiisoiulcriionJ. . .
zonder te hooren, dat het niet klopt."
Ja, keuze was hier niet. Myr is totaal niet
te begrijpen zender verklaring; mie rite kan uit
den Bijbel bekend wezen. Maar nog iets: hoor
deze regels eens voordragen, correct: moet ge
dan niet, bij den klank uirt liet woord als
uiirrhe voor den geest krijgen, om het te kunnen
vatten?
Gaarne wil ik erkennen, dat menige omzet
ting of verandering juister had kunnen zijn.
Dit zal wel door iederen vertaler van welk werk
ook, beaamd worden. En m zooverre ben ik
inderdaad erkentelijk voor menigeu goeden
wenk. Toch is het opmerkelijk, dat zij, die het
hardst roepen: ne toucliez pas ?i la reine!
zelve aangeven, hoe ik dan wM had moeten
vertalen, of 't mij kwalijk nemen dat ik niet
mér gewijzigd heb. Mijns inziens straalt hier
eeue inconsequentie in door, die het denkbeeld
doet vermoeden: »we voelen toch wel iets voor
het goed recht uwer poging." Mijn dank daar
voor, maar niet tevens de erkenning, dat ik elke
aangegeven wijziging daarom altijd beter vind. j
Dat de vijand, zonder slag of stoot het veld
outloopen is", [zooals . L. voorstelt], (V.
heelt: ,/verloopeu"), mag dichterlijker klinken,
maar is niet juister. Men ontloopt een vijand,
een naderend gevaar, iets dreigends, een onaan
genaam onderhoud, maar niet: een veld. 't Zal
wel aan mij liggen, maar: de vijand is afge
dropen" lijkt mij tetkenachtiger en beter. (Vgl.
ook vs. 2D7, waar Gijsbrecht hetzelfde beeld
brecder uitwerkt).
cht heeft zich tt'ii lanireu leste
en mij» benauwde viVir. . .
Vermakelijk is het, dat men mij wijzigingen
toeschrijft, die?niet van mij zijn.
Het hemelsche gerecht heeft zich ten langen leste
Eirbarremt over mij
De heer F. L. zegt: Erbarreml is, dunkt
ons, al heel duidelijk. Wie dat woord niet kent,
begrijpt evenmin ontfermd:'1 Dat rinüik ook,
maar een literator moest, dunkt mij, weten, dat,
V. zelf van den Gijsbrecht, uitgegeven in 1637
(bij Wilhelm Blaeu), een herdruk bezorgd beeft
in 1G59 (»bij de weduwe van Abraham de Wees,
op den Middeldam,") door den dichter zelf
,/verrntert en verbetert," ea daar staat het woord
ontferremt duidelijk te lezen. (Vgl.verder v?. 080 9
en 1SG4-S). f) Daar ik geen critisehe uitgave in
bewerking had, koos ik uit bside drukken wat
mij het duidelijkst scheen of 't best in de ooren
klonk, of vertaalde, waar het mij voor mijn
oogmerk iioudig voorkwam.
En hiermede kan ik volstaan. Wat ik gewaagd
heb, is door anderen, verreweg hoogeren dan
ik, ook soms gewild; ten deele, aarzelend,
beproefd. In zooverre was 't vermetel var, mij,
iets dergelijks te bestaan, en men heeft er
mij voor doen boeten. Toch blijft het woord van
A. Pierson waar (zie zijn Fondeliana): Ik vrees
,cdat sommigen, aan bijbelvergodmg ontgroeid,
ten aanzien van klassieke schrijvers zich aan
nieuwe en waarlijk niet minder zonderlinge
superstitie schuldig maken." Mijne veront
schuldiging viud ik in het doel, dat ik beoogde.
Dat was anders dan bij hen. Ik heb gewerkt
voor de zwakkeren op de middelbare scholen,
die evenals de anderen, dezelfde examens, met
hunne voorgeschreven eisenen, in 't verschiet
hebben, en tevens voor die breede schare,
die, als de volkssctiool is doorloopen, op eigen
krachten maar verder moet zien te komen, en
bij wie (misschien vaker dan de hooger ontwik
keiden wel vermoeden), wel eens de lust
ontstaat, ook iets te lezen van wat hij ge
schreven heeft, wiens naam en beeld (althans
in de hoofdstad) zoo populair, wiens werken
zóó onbekend r.ijn.
Alkmaar, 9-6-'9S. J. A. VEKKUYL.
J) Kn eea /M; een Ifrlijke vink werd het, in den
eerste-n re^el van den reizang: Nu stelt liet puiek
der zoete keelen," te Irzen: Wij zijn gereed met
zoete kelen," wat dau ook, terecht, ieocreen aanstoot
heelt u'egeven.
Hoe die fout echter ontstaan is, (of liever: is
blijven staan,) kan ik hier niet vertellen.
t) I>e heer L. troostu zich : Zelfs der
redactievan Dt Gtds was deze uitgaaf blijkbaar onbekend..
(zie 't nummer van Juli). De variant, vvnar mr.
J. N. van H(all) zich zuo vroolijk over maakt, is
vfttt Vondel zelf.
IHIIMIIIHIIIIMIIIIIIIIIIUUIItulllllllllllllMlIIIIIUIIIIIIMIIIIIUHMII
Geachte Reductie.
Met dankbetuiging voor de welwillende
aandacht door u aan mijn brochure over
minimum loon en maximum arbeidsduur ge
schonken, kom ik u verzoeken mij toe te
laten tot een kort verweer. Daar ik mij' van
»Judenhetze" vrij ken, is de bedoeling tot
beleediging aan het adres der Joden niet in
mij opgekomen ea mag ik d«zen toeleg dan
ook niet zondsr protest op mya rekening
laten staan, ook om den wille van de corpo
ratie waar de brochure van uitgaat (Jer Ned.
II. K. Volksbond). Schrijvende in den
volkstoon heb ik mij vsroorloofJ vergelykeader
wijze mij te bedienen van de populaire uit
drukkingen «jodanbod" 8n «jodenlawaai", zie
daar mijn zonde. Mijns inziens zyn
dezewoorden niet beleedigend; de eigenschappen
waaraan deze uitdrnkking«ti hnn ontstaan dan
ken behooren tot déIsraëlitische handelstactiek
en zijn waarschijnlijk vour deze handeldrijvende
natie koopmansdeugden of althans eigenschap
pen die niet laakbaar zijn, die zy dan ook niet
verbergen of in het duistw ontplooien, maar
openlijk ter markt, ter beurze, met een vrij
heid die allo schuldbesef uitsluit 1). Mag
dezinspeling op zoodanige algemeen bekende en
niet veroordeelde eigenschappen wel
beJeediging of aantal op de joden of aan hun
adres heeten ?
Maar heeft de recensent hier wel fijn ge
voeld ? De vergelijking keert zich niet t"gen
de joden, maar tegen hen die deze handels
tactiek, loopende over stoffelijke waarde, toe
passen bij het aangaan van
arbeidsvoorwaardeop den mensch-werknemer; hier is zelfs geen
plaats voor een aanval op de joden; ook al
ware deze bedoeld. '2)
Wat de aanval op het liberalisme aangaat,
daarvan zal ik mij minder vrij pleiten omdat
het niet goed mogelyk is, de wonden van ons
volksbestaan, de fouten onzer samenleving te
bespreken zonder neer te komen op de partij
die doctrines aannam en toepaste wier uit
komsten de wereld in beroering brengen, de
maatschappij wonden sloeg waarvoor de genees
middelen nog gezocht moeten worden. ;>)
Maar ik schreef ook : *3Tie: zonder strijd",
maar geen strijd tegen personen, geen strijd
ook van stand tegen stand, maar een strijd
van alle goedgezinden (uit eiken stand) tegen
de fouten en misstanden voortgekomen uit
leerstellingen die tegen de gemeenschap zon
digden (pag. li'-lo). Sta ik hier niet dichter
bij den recensent dan hij heeft gemerkt ? Had
ik hier niet op het oog de goedge/inden,
komende uit alle partijen en zich opmakende
»om de ongebreidelde werking van vraag en
aanbod te beperken, te noraaliseeren" 't Maar
noemen deze >:goedg»zinden" zich nog wel
liberalen of conservatieven? i) Gaf de geachte
recensent ze niet zelf een anderen naam ?
Ressorteeren de heeren Treub of Gerritsen nog
wei onder de liberalen V Mij dunkt zij, die
breken met de liberale doctriues, zouden zich
minstens »nieuw liberaal'' moeten noemen
zoo zij niet willen deelen in het misprijzen
dat de liberalen der oude school beloopen
hebben.
U, geachte Redactie, dank zeggende voor de
welwillendheid mij betoond verblijf ik
Uw Dienaar:
Amst, 5 Juni ".18. W. C. J. PA^TOOKS.
1) tën de christenen dan'?
i?) Juist; daarom moest zelfs de schijn
vermeden zijn. Dat zou fijn gevoeld wezen,
naar ik meen.
:;) En de andere partijen ; waren die onfeil
baar? Mag de schrijver bovendien wel spreken
uitsluitend van de liberalen, in den door hem
bedoelden zin, als hij verwijtingsn aan de
zoogei. manchesterschool doet V
4) Bedoelt de schrijver werkelijk, dat onder
de liberalen zulke goedgezinden niet voor
komen 'i Dan mag hij het program der Liberale
Unie wel eens aandachtig lezen.
Niettemin constateer ik gaarne, dat, ook
van roomsche zijde, op samenwerking met
andere arbeidersgroepen allengs meer mag
worden gehoopt. Medewerking in die richting,
zal des heeren Passtoors' arbeid meer vrucht
dragend maken.
D. S.