Historisch Archief 1877-1940
N*. 1100
DE AMSTERDAMMER
A*. 1898.
WEEKBLAD YOOK NEDEELAND
Dit nummer bevat een bfyroegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTUS YAN MAÜRIK Jr.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgever»: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bq "de Vijzelstraat, 542.
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12l/«
Zondag 24 Juli.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O V D
VAN VEBRE EN VAN NABIJ: Merenrius ten
Paleize. De oud-stryders van '80 en '31. Is
bezuiniging op het budget van oorlog mogelyk?
door X. (Slot) Cosas do E»p»na. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN : De volkshuisvesting, door
D. Stigter. KUNST EN LETTEBEN: Eene
dissertatie over Dumas père et Damas fils. De
parochie van St. Jan bQ Laren, door K. W. P..Jr.
Tweede Jaarboek der Scalden; Tentoonst. St.Lucaa
door J. G. V. Boek en Tijdschrift, door G. van
Hulzen.?FEUILLETON: Voorpret, door Tyra.
RECLAMES. SCHAAKSPEL. VOOR DAMES:
Vrouwenbelangen in Berlijn, door C. Allerlei,
door E-e. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KBONtEK, door D. Stigter. SCHETSJE: De
Mexicaangche gelieim-gevolmachtigde. INGE
ZONDEN. PEN- EN POTLOODKRASSEN.
AOVERTENTEEN.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIItttllindllllllltllllHHIlllllllllH
MprpnrinQ ton
flluibluillo IDU
De 15de Juli van dit jaar is een dag
van beteekenis geweest voor ons land.
Veertien heeren, vertegenwoordigers van
de Kamers van Koophandel en Fabrieken
te Amsterdam, Enschedé, Groningen,
Arnhem, 's Gravenhage, Haarlem, Utrecht,
Leeuwarden, Zwolle, Assen en Tilburg,
begaven zich naar het Paleis te Soestdijk,
om in het belang van Handel en Nijver
heid Hare Majesteit een verzoekschrift te
overhandigen.
Wat dat verzoekschrift inhield, hebben
de dagbladen medegedeeld.
De Kamers van Koophandel en Fabrie
ken, oorspronkelijk bij kon. besluit van
Willem I, ter vertegenwoordiging van
Handel en Nijverheid ingesteld, zijn steeds
gebleven plaatselijke, onderling onsamen
hangende, adviseerende lichamen, die weinig
invloed konden oefenen ter ontwikkeling
van die beide hoofdbronnen van volks
welvaart. En als vertegenwoordiging van
Handel en Nijverheid hebben zij het nooit
verder kunnen brengen dan tot een
schijnvertooning, waarvan niemand dupe werd.
Reeds lang gevoelde men, dat deze
toestand herziening eischte. Dientengevolge
?werd in 1896 een. vergadering gehouden
te 's Gravenhage, waar een groot aantal
Kamers vertegenwoordigd waren, en op
voorstel van Amsterdam eene commissie
werd benoemd, die tot taak had een ont
werp samen te stellen, ten einde te komen
tot eene voor ons land passende Organi
satie der Handel- en Nijverkeids vertegen
woordiging. Die commissie nam
nauw? keurig kennis van de wijze hoe in andere
landen deze aangelegenheid is geregeld,
vervaardigde een wetsontwerp, of zoo als
zij het zelf noemt, een *Schema voor het
organiseeren van Kamers van Handel en
, Nijverheid, en van Districtskamers van Han
del en Nijverheid;1' met een Centraal-Bureau
voor de laatstgenoemden. Een ontwerp, dat
wij later nader wenschen te bespreken, maar
waarvan de strekking is, de plaatselijke
en districts-kamers te vormen tot lichamen,
die niet alleen adviseerend kunnen op
treden, maar die tevens de bevoegdheid en
het vermogen zullen hebben om ook door
daden de belangen van Handel en
Jijverheid te bevorderen; een Vertegenwoordi
ging van Handel en Nijverheid vormende,
waarmede door staat en gemeenten reke
ning zal moeten worden gehouden.
Ter aanbeveling van dit plan versche
nen de veertien heeren bij de Regentes
ten Paleize; verstoutten zich daartoe,
al was het dan ook niet precies een
waagstuk.
Immers, het spreekt van zelf, zij konden
op een heusche ontvangst rekenen. H.M.
verklaarde bij het scheiden, dat het haar
aangenaam was geweest, vertegenwoordi
gers van Handel en Nijverheid uit ver
schillende deelen des lands bij zich te
ontvangen. Wij begrijpen dat. Ten
gevolge de traditioneele opvatting van het
Koningschap, van den ochtend tot den avond
omringd van militair vertoon, moest de zoo
exceptioneele verschijning van Handel
en Nijverheidsmannen H. M. reeds een wel
kome afwisseling zijn; en aangezien der
Regentes de hooge beteekenis van Handel
en Nijverheid niet kan ontgaan, zal
niejnand zich er over verwonderen, dat zij
op hoogst waardeerende wijze zich over
den arbeid, door de commissie verricht,
heeft uitgelaten, en de belofte heeft af
gelegd het verzoek der adressanten in
ernstige overweging te zullen nemen.
Maar al viel er nu niet zoo groote on
verschrokkenheid te prijzen, toch, het
initiatief om naar Soestdijk te gaan, ge
tuigde van meer zedelijken moed en vuriger
geestdrift, dan waardoor Handel en Nijver
heid zich tot dusverre hebben onderscheiden.
Mercurius ten onzent was zorgeloos, vadzig
en onverschillig.... geen, die met minder
hartzeer Jupyns water over Jupyns akker
liet loopen.
In de toelichting toTOet concept erken
nen de heeren dat ruiterlijk.
»De Regeering kwam bij de regeling
van tal van onderwerpen telkens met de
belangen van handel en nijverheid in aan
raking en bij de wetenschap, dat die
belangen niet straffeloos kunnen worden
verwaarloosd, voelde zij behoefte aan voor
lichting door personen uit den handel en
uit de nijverheid, van wie kon worden
ondersteld, dat zij wisten, wat ter ontwik
keling dezer takken van volkswelvaart
behoorde te worden gedaan en nagelaten.
Zoo werden hier te lande de Kamers van
Koophandel en Fabrieken bij Koninklijk
besluit ingesteld en zoo werd ook het
reglement dier Kamers in 1851 en in
1896 herzien bij algemeenen maatregel
van bestuur. Voor een deel is het zeker
aan deze regeling door het Uitvoerend
gezag toe te schrijven, dat aan de Kamers
het karakter van uitsluitend adviseerende
colleges is geschonken, voor een ander deel
echter daaraan, dat handel en nijverheid
xelf er nooit op hebben aangedrongen om
vertegenwoordigd te worden door licJiamen
met eene in het Staatsverband krachtiger
positie. ') Dat de invloed der Kamers,
behalve met betrekking tot de plaatselijke
belangen, uiterst gering is, werd spoedig
fenoeg opgemerkt en dat het aanzien
ezer veelvuldig, doch meestal vruchte
loos adviseerende, adresseerende en
petitioneerende Kamers daardoor niet is verhoogd,
wie zal het ontkennen ? Eoenwel met ernst
en aandrang is de eisch tot verbetering van
dien toestand nooit gesteld." l)
Deze bekentenis omtrent een verleden,
dat thans voor goed afgesloten moge
wezen! laat aan duidelijkheid niets te
wenschen over. En zelfs nu nog is er
iets aandoenlijks in de vermelding, hoe
de Regeering, begrijpende dat Handels- en
Nijverheidsbelangen »niet straffeloos ver
waarloosd kunnen worden, behoefte aan
voorlichting gevoelde!
De Regeering ?...
De Regeering, die niet straffeloos de
hoogste belangen wil verwaarloozen, maar
reeds twintig jaar lang te vergeefs is aan
gezocht om het Consulaatwezen te organi
seeren en het ook maar eenigermate te
doen beantwoorden aan de eischen van
onzen tijd, terwijl alle landen van betee
kenis wedijveren om elkander de
buitenlandsche markten te betwisten!
De Regeering, die het niet georganiseerd
Consulaatwezen, dat een voortdurende
bedreiging is van Nederland's handels
belangen, onder een ministerie van
Buitenlandsche Zaken plaatst; de Regeering, die
er een q\ia,si-iïlplomatieke vertegenwoor
diging op na houdt, waaraan zij ruim
3% ton ten koste legt!
De Regeering die, om met een stel
buitenlandsche diplomaten te kunnen
geuren, de consulaten als van minder
fewicht beschouwt, en bij tientallen
liefebberij consuls aanstelt, in plaats van
beroeps-consuls, die alleen leven kunnen
voor de belangen van handel en nijverheid!
De Regeering... conservatief, clericaal,
liberaal, of zoogenaamd vooruitstrevend
't is precies hetzelfde hoe zij zich doopt
de Regeering, die het hart heeft Handel
en Nijverheid in het bestuurs-departement
als een toegift aan Waterstaat te schenken.
De Regeering, die niet straffeloos de hoogste
belangen wil verwaarloozen... en een in
genieur aan het hoofd van Handel en
Nijverheid!
Is 't niet om er om te huilen of om
te lachen? Leefden wij nog dertig jaren
vroeger het zou te vergeven zijn als
wij de dwaasheid van dit alles niet inzagen.
Maar thans, nu alle Rijken tot eersten eisch
zich stellen te zorgen voor de malerieeel
welvaart van het volk!
Terecht schrijft de Commissie in haar
rapport: »Zij die in het handelsbedrijf en
de nijverheid hun levenstaak en hun
levensonderhoud vinden, vormen verreweg
het grootste deel der bevolking" en,
zoo voegen wij hierbij, die bevolking is
niet meer als vroeger, eene welke
spreekwoordelijk rijk is. Integendeel. De
landbouw geeft een sober bestaan, de
veeteelt brengt geen rijkdom, de
vischvangst, de scheepvaart evenmin. De
Nijverheid kan alleen staande blijven en
zich uitbreiden bij uiterste krachtsinspan
ning. Nederland is betrekkelijk een
arm land geworden, nu de natuurlijke
rijkdom van den bodem, door de productie
van zoovele in cultuur gebrachte streken
elders, in waarde is gedaald; Nederland
teert voor een goed deel op zijn vroegere
welvaart en hoe zou dat in 't oog
vallen, als Indiëmet nog schatten aan
bracht en een leger van goed gesalarieerde
ambtenaren en dienaren plaats verschafte!
Wij cursiveeren.
Maar wat is onzekerder in onzen tijd dan
hot bezit van koloniën, die tegen groote
Mogendheden niet te verdedigen zijn! Ons
land zonder nijverheidsgrondstoffen, ver
keert economisch in veel minder gunstigen
of gezonden toestand dan België, Frankrijk,
Duitschland of Engeland. En toch juist
deze reppen in den wereldwedloop veel
meer zich dan wij. Wij zetten, schier
zonder eenige verandering, en zeker alleen
met zulke verandering als de nood ons
afdwingt het oude renteniers-leventje
voort. Voor de Wetenschap drie of vier
universiteiten; voor gezanten drie en een
kwart ton, voor het leger en de vloot
circa veertig millioen; onverdedigbare
weelde in velerlei richting. Zeker, wij
gaven schatten uit voor onze water- en
landwegen, maar om er voor te zorgen,
dat Handel en Nijverheid langs die wegen
de oude welvaart zullen terugvoeren
van werkzaamheid in deze richting, schier
geen spoor. Terwijl Duitschland over de
geheele wereld een net van
stoomvaartlijnen schiep dacht de Nederlandsche
Regeering, die niet straffeloos belangen
wil verwaarloozen, zelfs aan Zuid-Afrika
niet!
Indien n land het noodig' heeft te
woekeren met zijn kapitaal om Handel,
Nijverheid, Kunst en Techniek op alle
mogelijke wijze, ook door hulp en voor
lichting, te bevorderen, dan is dat zeker
het onze. En toch in vergelijking met
onze naburen '.geschiedt door ons ten dezen
opzichte zoo goed als niets; en met dat
niets doen heeft men vrede. Ook de
Regeering, die heet te weten, dat niet
straffeloos de belangen van Handel en
Nijverheid kunnen worden verwaarloosd.
De diplomaat, de Beaufort blijft, blijkbaar
zonder eenige gewetensknaging, zich met
de behartiging van onze consulaire zaken
belasten, en de ingenieur Lely acht zich
volstrekt niet onbekwaam om voor Handel
en Nijverheid te zorgen! Wat meer zegt,
het geheele zoogenaamde vooruitstrevend
Ministerie geniet in deze de meest moge
lijke kalmte; van een opruiming van het
Departement Buitenlandsyhe zaken, van een
indeeling van Openbare Werken bij
Binnenlandsche Zaken en van de zoo onmisbare
stichting van een ministrieel Departement
van Handel en Nijverheid, waaronder dan
ook natuurlijkerwijze het consulaatwezen
zou moeten ressorteeren geen sprake.
De heer Borgesius heeft ons alleen met
een directeur-generaal voor Landbouw ge
zegend, en na dit groot hervormingswerk
was, althans vooreerst, de vurigheid zij as
geestes, om ons land voor stoffelijken achter
uitgang te behoeden, gedoofd. Inmiddels
gaan de anderen ons vooruit en zij
hebben ons reeds zóó ver achter zich gelaten!
Onder deze omstandigheden verheugt
ons de gang der veertien nijverheids- en
handelsmannen naar het Hof bovenmate.
Daar komt een kentering in het getij.
Mercurius wordt wakker.
Eere den mannen, die hem uit den dut
hebben gewekt. Aug. Hendrichs de voor
zitter onzer Kamer van Koophandel;
Hubrecht, sedert, vele jaren een ijverig
voorstander van de reorganisatie van ons
consulaatwezen, en nu ook, zoo wij ons
niet vergissen, degene die den stoot heeft
gegeven tot deze beweging; en de overige
twaalf, waaronder meer op den voorgrond
treden Mr. Fokker het kamerlid, H. A.
v. Heek, A. J. Cohen Stuart en R. Feith,
de Commissie van het rapport waartoe ook
nog de heer J. Enschedébehoort.
Dat hun eerste bezoek ten paleize niet
het laatste zij! Met alle kracht moet er
worden ingegrepen om te waken, zooals
in het adres wordt gezegd: »dat ons land
van ouds een land van handel en nijver
heid, in den wedloop der volken niet
achterblijve''; of juister nog, dat ons
land zoo achterlijk reeds, de schade althans
een weinig inhale.
En dit zal naar onzo overtuiging eerst
mogelijk worden, wanneer de Regeering,
de behartiging van Handel en Nijverheid
begint op te vatten als een ernstige zaak,
door hun een eigen Departement te geven,
met opheffing van het belachelijke Depar
tement van Buitenlandsche Zaken, en
hetvolstrekt onnoodig Departement van Open
bare werken.
Daarom, dat Mercurius weldra weer ten
Paleize verschijne, en dan om eerherstel
vrage ! Handel en Nijverheid zijn voor ons,
gelijk voor alle overige volkeren, naast
Landbouw, de groote bronnen van volkswel
vaart, die geen verwaarloozing gedoogen.
De oudslrijders \an '30 en '3i,
In het Maandschrift »Z)0 Landsverde
diging, bestemd voor militairen en voor
allen, die in de weerbaarheid en de onaf
hankelijkheid van Nederland belang stel
len," onder redactie van Investigatores,
komt in een artikel over «Een nationaal
feest" het volgende voor:
De Nederlandsche natie, die zich opmaakt
tot een kroningsfetst, die schatten bijeenbrengt
voor versieringen en feesttooi, die
Wilhelmina1 inden plant om het nageslacht levende getuigen
achter te laten van het n en onverdeelde
volk, die zelfde natie laat haar oud-strijders ge
brek lijden.
«>Is het geen schande, dat er ten bate van
die oudjes geschreven is: »Wie spoedig help*,
helpt dubbel," want bet aantal hunner, dat ge
brek lijdt, wordt steeds kleiner, hunne houding
steeds meer gebogen, bij velen hunner bedekt
het zilverwit der haren de eervolle Jitteekenen
niet meer; de een na den ander daalt in het
kille graf met een' zucht op de lippen, die een'
klacht inhoudt ttgen het Vaderland!"
Het is heden niet voor 'teerst, dat er ge
wezen wordt op de plicht, den oud-strijders
een pensioen toe te kennen.
Met dankbaarheid wijzen wij o. m. op de
Amsterdammer de Groene waarvan de
redactie niet alleen met het woord, maar ook
met behulp van de teekenstift van den bekwa
men Braakensiek, zoo krachtig heeft geijverd
voor een pensioen aan de oud-strijders.
Maar dat alles is vergeefs geweest, de
E,efeering heeft die plicht nog niet gevoeld, de
tateu-Geueraal evenmin, eu de natie heeft haar
volksvertegenwoordiding nooit aangespoord tot
het vervullen van die plicht.
Nog slechts luttele jaren en het zal te laat zijn.
» Mogen wij feestvieren en het Wilhelmus laten
weerklinken, terwijl zij, die eenmaal gehoor
zaamden aan het te wapen" voor hun vorst,
van giften voortsukkelen?
»Neen, dat mag niet!
,Laten we dan toonen, dat we inderdaad
doordrongen zijn van de hooge en edele betee
kenis van de aanstaande kroningsfeesten, laten
we er met kracht op aandringen, dat nog vóór
die feesten aan de oud-strijders een pensioen
wordt toegekend.
Want nog eens, een nationaal feest zij de
uiting van een hoog nationaal bewustzijn en
niet een pretjesdag met
vaderlandslievendheidgeschetter.
We kunnen de aanstaande kroningsfeesten
ontheiligen door genietingen en bedwelmingen
der laagste orde, maar we kunnen ze ook wijden
door nationale daden en waardige feestvreugde.
Het lag o. i. op den weg der Landsverdedi
ging hare meening te zeggen over de beteekenis
der aanstaande plechtigheid, omdat de verdedi
ging van het vaderland niet het minst afhangt
van het zedelijk bewustzijn van het volk."
Natuurlijk, zijn wij het eens met deze
woorden.
Mogen wij feestvieren, terwijl die oud
strijders »van giften voortsukkelen"?
't is reeds zoo menigmaal gevraagd ! Het
eene teest na het andere werd gehouden
en men heeft zich niet geschaamd die
oudjes, zonder pensioen, van bijeen gebedeld
geld te laten leven of liever: te laten
voortkwijnen tot de dood hen roepen zou.
Niet allen waren of zijn behoeftig, maar
velen brachten hun laatste levensjaren in
armoe door en vonden, als door staat en
maatschappij vergeten, hun graf. Zooieven
er nog enkele honderden, thans iets
ruimer bedeeld, omdat jaarlijks het aan
tal dunt.
De Belgische oud-strijders hebben een
pensioen vaii minstens 300 gld. later,
meenen wij, nog eens verhoogd.
De Nederlandsche hebben geen pensioen,
maar genieten de zorg van een genoot
schap, dat op de liefdadigheid een beroep
doet en rekenen mag op een bijdrage van
den Staat.
De jongsten van deze bedeelden zijn nu
85 jaren oud ... verscheidene 90 en daar
boven. Het a-angenaam bericht aangaande
een OSjarig oudstrijder, die nog gras maaide,
mocht men deze week in de bladen lezen!
Nederland heeft dien menschen een pen
sioen onthouden, en daarmee in den loop
der jaren eenige tonnen gouds bespaard;
zoodat, wat men ook van «Oorlog" moge
zeggen, niemand het zal kunnen verwijten
in n opzicht niet zuinig te zijn geweest!
Het liet zijn oudstrijders liever gebrek lijden
dan zijn budget met een pensioentje te be
zwaren. De Staten-Generaal hebben dat
gedoogd. Waarom, weten wij niet. Daar rnoet
een reden voor bestaan, maar zij is ons
onbekend. Hoe anderen en wij er ook op
hebben aangedrongen, zich nu toch einde
lijk over die arme tobbers te ontfermen,
het mocht niet baten.
Intusschen, dat niet pensioneeren of be
hoorlijk onderhouden van onze Oudstrijders
is het eenige wat men Regeering, Volks
vertegenwoordiging, natie en pets ten laste
kan leggen.
Geëerd heeft men die oudjes en
gefêteerd ook. Men maakte ze zelfs tot
ridders: van metaal!
En voorts midden op den Dam staat
een monument gewijd aan hun geestdrift
en Neerlands eendracht.... Wat wil men
meer?
Dat liefdadigheid, dankbaarheid en
vaderlandsliefde specifiek vaderlandsche
deugden zijn blijft dus toch waar.
Is bezuiniging op het budget
van oorlog mogelijk?
v
(Ingezonden.)
(Slot).
Sedert 10 jaren isde sterkte van het officie
ren korps hier te lande vermeerderd met pi m.
30 Iuitenants-kölonel8;*-40 kapiteins en 225
luitenants, en verminderd met 25 majoors.
De sterkte der soldaten is op papier ver
meerderd. Uit de .toename van
luitenantskolonels en Ie luitenants, bemerkt men het
streven om den majoors- en 2e
luitenantsrang te clipseeren. Het Indisch leger,
dat eene sterkte-vermeerdering dringend
noodig heeft, is verminderd sedert 20 j aren
met 16 majoors, 11 kapiteins en 25 luite
nants, (zie officiers ranglijst 1878 en 1898)
en vermeerderd met 5000 man. Men voor
ziet in het te kort thans zóó groot, dat
verliven geweigerd worden door deta
cheeringen van het Nederlandsche leger
(plm. 100 luitenants). Dit bevordert de
promotie bij dit leger, daar meestal Ie
luitenants gedetacheerd worden; doch is
het billijk tegenover het Indisch leger?
En dan de vraag: Is detacheering»vooral
die vo'-r 2 jaren" eene goedkoope aanvul
ling? Een gratificatie ik meen van f 1000
alsmede passage heen en terug (f 1600)
samen /"2600. En welk nut doen die
2 jarige dienstdoenden ? Zij keeren terug,
zooals ze gekomen zijn, onbekend met
alles: taal, landaard, klimaat,
dienstdétails; en nauwelijks beginnen ze wat
nut te kunnen doen, of ze repatrieeren.
Ze hebben voor rijks-rekening, een
pleizierreisje door Europa gemaakt, naar Indië,
voilii tout, en ondervinding opgedaan op
krijgskundig gebied.
Voor de 9 regimenten infanterie hier te
lande zijn benoodigd 45
bataillons-kommandanten; voeg hierbij 6 voor speciale
kommando's, als koloniaal werf-depöt enz.,
totaal 51. In de sterkte zijn 60 hoofd
officieren, ergo 9 te veel. Dit zijn de
bij ieder regiment n overcompleete
hoofdofficieren voor speciale diensten.
Welke? Om der promotie wille zijn ze
nu reeds benoemd, om in oorlogtijd de
eventueel op te richten depót-bataillons
te kommandeeren, alsof dan, niet evengoed
de 9 oudste en geschikste kapiteins konden
bevorderd worden, te meer daar dit
kommando geen voorbereiding eischt. De
schatkist lijdt er onder en de heeren moeten
zelf bekennen dat ze in vredestijd geen
werkkring hebben.
Zoo zijn er bij de 9 regimenten benoodigd
180 kompagnies kommandanten, 9 kapi
teins adjudanten, plm. 27 kapiteins voor
speciale diensten, samen 216. Er zijn 264
in de sterkte, ergo te veel 48 kapiteins.
Dit zijn de bij ieder regiment vier, samen
36 overcompleete kapiteins voor speciale
diensten. Welke? In vredestijd hebben
die heeren geen werkkring, ze worden
eenvoudig beziggehouden met diensten be
neden hun rang, als toezicht op munitie,
schietschijven, schermen, gymmastiek, enz.
enz. Het zijn dure promotie-middeltjes.
Bij ieder compagnie zijn 3 luitenants; wij
achten twee meer dan genoeg, vooral nu
er nog bij iedere compagnie een sergeant
majoor, waarnemend luitenant te velde is,
en de kompagnies niet onbeduidend klein
zijn. Aannemende 3 luitenants, dan zijn er
benoodigd 540 luitenants, 45
luitenantsadjudanten, plm. 45 luitenants voor spe
ciale diensten, totaal 630. Er zijn in de
sterkte 732; ergo 102 te veel. Hiervan
detacheert men 100 naar Indië, die echter
successievelijk in de sterkte terugkeeren
en dus het overcompleet bestendigen.
In Nederland sympathiseerde men met
de opheffing der militaire school in Indië,
en om reden.
Door 60 meer ]e luitenants te
detacheeren, komt men in Nederland der pro
motie te hulp. Dit streven naar bevordering,
komt sterk uit in het militaire; zou men
in het civiele er ook zoo voor ijveren ?
De artillerie is sedert eenige jaren ver
meerderd met l luitenant-generaal, l
generaal-majoor, 2 kolonels, 7
luitenantskolonels, 14 kapiteins en 100 luitenants.
De artillerie heeft IS veld-batterijen, 40
vesting kompagnieën, 2 pontonniers, 4
panserfort, l instructie en l torpedo
koropagnie benevens 3 rijdende batte
rijen. Hiervoor zijn benoodigd 60 kapi
teins, 7 kapiteins adjudanten, 7 kapiteins
voor trein en materieel en plrn. 25
voor speciale diensten totaal 100. Er zijn
in de sterkte 120, ergo 20 te veel. Evenals
bij de infanterie, zijn hiervan 12 bestemd
voor speciale diensten. Welke? dus feitelijk
zonder werkkring. Benoodigd zijn 250
luitenants (ruim berekend); er zijn in de
sterkte plm. 280 ergo 30 te veel.
Bij de cavalerie zijn voor de 18 escadrons