Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
Nó. 1102
moeder, vrouw of zuster te hebben gekend, is
Allicht geneigd een gunstiger oordeel uit te
spreken, dan hjj, die slechts in aanraking
kwam met gepersonifieerde draagsters van
vrouwelyke list en bedrog en al moet nu
ieder schryver zoo hoog kunnen voelen, dat hy
persoonly'ke ervaringen buiten algemeene be
schouwing weet te houden, moeilyk is het aan
te nemen, dat dit inderdaad geschiedt. De
realiteit der feiten werkt altijd sterker in dan
bespiegeling of betrachting.
Stuart MUI nu had het voorrecht een bijzonder
begaafde vrouw tot echtgenoot te hebben, en
dit verklaart eenigszins zijn overdrijving, wan
neer bij spreekt b.v. van de slavernij der vrouw.
De nuchter-denkende mensch zegt toch, alleen
hy of zy is slaaf, die tegen zyn uitdrukkelijke
wÜwordt geprest tot wat men niet wil. Dat
op de vrouw toe te passen is de wereld,
het leven en de vrouw zelf niet kennen. De
vrouw moge alle rechten, ja zelfs alle voorrechten
bekomen, het zal niet beletten, dat zy zich
zal geven vrijwillig en geheel aan den man
dien ze lief heeft. Wil men dit slavernij noemen,
dan verliest dit woord zeker de beteekenis
zooals Stuart Mill en met by'zondere voorliefde
er aan heeft gegeven.
We zjjn nu dertig jaren verder, sedert h\j
dat boek schreef. Er is in dien tyd al veel
veranderd, de vrouwenbeweging is zeer algemeen
geworden; van theorie Raat zij zich nu by het
leven aanpassen n al zullen de geschreven
wetten zich wijzigen, de vrouw-van-gaven
zal die hulp der wet om de ruwheid van den
sterkeren man te betootnen, niet noodig
hebben, evenmin als zij dit vroeger had.
De natuurlijke voordeelen, wortelend in het
?wezen der vrouw, worden wel eens weg gerede
neerd, eveneens houdt de emancipatie te weinig
rekening met het fysieke overwicht van den
man, die buiten alle wetten om, zich toch
laat gelden.
Gely'kheid tusschen ongelyksoortigen te bren
gen is het moeilijkste probleem denkbaar. Dat
wordt niet verkregen door stryd, wel door
wederzydsch toegeven.
De vrouw in het huwelijk als slavin beschouwen
is eenzydig, niet vry van overdrijving, en b. v.
voor landen als Z.-Amerika en Transvaal
zelfs niet van toepassing. Het te veel mannen
of te veel vrouwen beslist, niet de wetten.
En nu moge er waarheid schuilen dat er tot nu
voor vrouwen geen andere wegen openstonden
dan het huwelyk en dit is de goede zy'de
van 't feminisme, dat de vrouw vrij wordt
van conventie en zelf erop uit kan om het
bestaan persoonlek te verdienen niet minder
waar is, dat de vrouw waar zy kans had ver
betering te brengen dit verzuimde.
De toestand in zeer speciale vrouwenvakken
is al bijzonder treurig, zoodat diezelfde vrouwen
zich nu wel moeten werpen op het
mannenwerk, uit nooddwang om te leven, nu de kans
tot trouwen zooveel mindert.
Als het waar is, dat elk volk de regeering
verdient die het heeft, dan zyn ook de «rouwen
zelf scbuld aan de wanverhoudingen. Dat men
dit inziet is goed, mits men maar niet over
drijft, zooals MUI in De slavemy der Vrouw"
deed.
Evenwel, het is ook een waarheid, dat men
slapenden niet wakker kry'gt met zachtjes den
naam te lispelen. Hard en ruw schudden en
luid roepen is dan noodig. Zoo dienen we ook
eigenlyk Mill's werk te beschouwen in het
kader van zyn tyd. En dan kry'gt men er een
andere meening over dan wanneer we het
beoordeelen naar het inzicht en de gevoelsuiting
van deze dagen.
G. VAN HULZEN.
NIEUWE UITGAVEN.
Woordenschat, verklaring van woorden en
uitdrukkingen, onder redactie van TACO H.
DB BEER en Dr. E. LAÜK.ILLARD. 's Gravenhage,
Haagsche Boekhandel- en
Uitgevers-Maatschappy.
Bjj deR uitgever L. J. Veen, te Amsterdam,
verschijnt in het najaar een tweede en laatste
bundel Militaire Schetsen van N. VAN HARPEN.
Het Vogelvraagstuk, door PHILORNITHES. Op
gedragen aan de leden der Eerste en Tweede
Kamer van de Staten-Generaal en de Neder
landsche Vrouwen.
Gids voor Texel, met platen, een kaartje van
Texel en een platte grond van De Borg.
Texelsche Snelpersdrukkery, De Borg, Texel.
Volksfeesten en Volksoefeningen, door S. VAN
AKEN, Docent in de Gymnastiek aan het Gym
nasium te Rotterdam. Met 38 illustraties. Uit
gave van S. L. van Looy te Amsterdam.
Een opwekkend woord tot het «Kapitaal van
Nederland" in verband met den ongewettigd
lagen stand onzer Nationale Scbuld door «Een
Patriot". 's-Gravenhage, Gebr. Belinfante.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, No. 32: Aan H. M. de Ko
ningin-Regentes. Leonie, door Louise B. B.,
XII. De Rotterdamsche Industrieschool
voor Meisjes, door Ida Heyermans, met af
beeldingen. I. De Nieuwe-Zy ds Kapel te
Amsterdam, met afbeeldingen. (Slot). Johan
Willem Friso, door Prof. H. C. Rogge, met
afbeelding. (Slot). Verscheidenheid.
Feuilleton.
Friesche Tydschrijft Sljucht en Kjucht, 30
Juli 1898, Leeuwarden, Eisma Cz. : Net
skildieb, J. P. Asman; Sa rimpen ntfallen, Sj.
de Zee ; Aid yn 'e koken, D.; For hwet, heart
hwet, T. J. B.; Koartswyl; Koart en goed ;
Riedling -, Nei de letter (met plaatjes) D. H. Z.
iillMlIliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiliiilifiiiiiM
fcTtNSCHAP
Bevorderiiderpzonil
beul in 't algemeen,
De voorzitter van de Nederlandsche Maat
schappij ter bevordering der geneeskunst," de
heer Menno Huizinga, inspecteur voor het
geneeskundig staatstoezicht in Z.-Holland, heeft
dezer dagen by de opening van de algemeene
vergadering dier Maatschappy te Maastricht
het licht doen vallen op het nut van gezond
heidsmaatregelen, met het oog op ne bepaalde
omstandigheid. Ook buiten den kring zijner
hoorders daar ter plaatse is het wenschelijk
er de aandacht op te vestigen. De spreker
wees er op, dat zekere feiten en omstandig
heden de veronderstelling wettigen, dat bij
sommige individuen eene aangeboren onvat
baarheid tegen bepaalde en besmettelijke
ziekten bestaat. Verkeerende in dezelfde
omgeving onder gelijke omstandigheden en te
midden derzelfde besmettingsh aarden als anderen
die ziek worden, worden deze personen niet
aangetast en blijven gezond.
Voor vele ziekten kennen w\j ook eene
verkregen onvatbaarheid, zooals b.v. door de
vaccinatie bij pokken of voor de meeste
besmettelijke ziekten by personen, die reeds
eenmaal de ziekte hebben doorstaan.
Verkregen eigenschappen zyn in den regel
niet erfelyk, aangeborene daarentegen wel.
Onder gewone omstandigheden en zonder
ingrypen van eenigen aard zullen rts vatbare
individuen dus eerder aangetast worden en te
gronde gaan dan zij, die in aangeboren
onvatbaarheid een natuurlijk verdedigings
middel bezitten tegen de ziekte. Door de
eenvoudige werking der erfelijkheid zal de
verhouding van het aantal personen met aan
geboren onvatbaarheid tegenover de vatbare
individuen steeds toenemen en men kan zich
eene verre toekomst denken, waarby de onvat
baarheid voor besmettelijke ziekten daardoor
als een coc stante eigenschap het deel wordt
van de meerderheid der menschen, eindelijk
van het geheele menschdom.
Is echter de kunstmatige, de verkregen
onvatbaarheid, waarop wij hierboven doelden,
niet erfelyk, dan helpen alle maatregelen, die
haar bevorderen, ook alleen het individu en
algemeen toegepast het tegenwoordige geslacht,
zonder, althans op dit punt, hunne werking
voort te zetten in de toekomst.
Alle voorbehoedmiddelen, die de vatbare
individuen tegen besmetting vry'waren, de
maatregelen diéhet ontstaan en het voort
woekeren der ziekten belemmeren, die de
kiemen dooden en hunne ontwikkeling tegen
gaan, zij zyn voorzeker heilzaam en van het
grootste nut in velerlei opzichten; door
instandhouding en verbetering van de gansche
menschheid en ter voortplanting der gewenschte
onvatbaarheid voor ziekten zyn zij van minder
gewicht. Iets anders echter is het met een
andere reeks van maatregelen. De aangeboren
en daardoor erfelijke onvatbaarheid tegen
sommige ziekten kan door allerlei omstandig
heden verloren gaan, inzonderheid door ver
mindering in 't algemeen van het weerstands
vermogen van het lichaam door ongezonde
levenswyze. Waar eigen schuld en onwetend
heid oorzaak is van deza laatste moet door
opvoeding en onderwijs getracht worden ver
betering aan te brengen en waar sociale ver
houdingen en maatschappelijke misstanden de
gezondheid bedreigen, is de taak der overheid
aangewezen om te waken over aller behoud,
ten einde de voor de toekomst der menschheid
zoo hoog noodige eigenschap van onvatbaarheid
by enkele bevoorrechte individuen bestaande
niet te laten verloren f^aan, zooals zij juist
roekeloosheid, verwaarloozing, ongezonde levens
verhoudingen en allerlei invloeden, die hadden
vermeden kunnen worden, by velen is verdwenen.
Het heeft den schijn, zoo wordt gezegd in
de hier besproken belangry'ke rede, dat de
stry'd tegen besmetting, zooals zy naar onze
zeden en wetten wordt gestreden, meer op de
bescherming van het thans levende niet onvat
bare individu dan op de verbetering der soort
door bescherming der aangeboren onvatbaarheid
is gericht.
Meer doeltreffend zullen algemeene maatre
gelen zyn. Goede woning, goed drinkwater,
goede voeding, goede kleeding, behoorlijke
afwisseling van arbeid en rust zyn geen
ontsmettingsmiddelen en maken evenmin een
volk onvatbaar voor latere besmetting door
ziektekiemen, maar zy behoeden het deel der
bevolking, dat van nature onvatbaar is, om
deze gelukkige eigenschap tijdelijk te verliezen.
Het is geene onbillykheid het komende geslacht
te bezwaren met betaling der rente van zij
het ook aanzienlijke kapitalen tot deze doel
einden aangewend, omdat het vooral ook de
vruchten zal plukken door meerdere en erfelyk
aangeboren onvatbaarheid voor ziekten van
allerlei aard. G. W. B.
tiiiiiiiiiiiiiitiiiiinimiiiiii
Brieven van een onhfficier aan zijn zoon.
IX.
Goed zoo, myn jongen! je gevolgtrekking
is volkomen juist. Door myne redeneering
in my'n laatsten brief, komt men tot het
resultaat, dat het allerbeste zou zyn «algemeene
dienstplicht." Je begrijpt niet, dat ik daar
zoo maar overheen stap, zonder er een woord
over te reppen en alleen spreek over de
persoonly'ke dienstplicht. Nogmaals, goed zoo,
my'n jongen; je hebt gelyk, ik verdien die
opmerking, omdat ik werkely'k eenigszins te
vluchtig ben geweest met de behandeling dier
zaak; maar dat komt, omdat ik voor geen
geld «verhandelingen" van myne brieven wil
maken en dan is men allicht eens wat opper
vlakkig.
Zeker, algemeene dienstplicht zou ook het
beste zyn; alle strydbare zonen van een land
moeten het verdedigen, als het er op aan
komt en dus vooraf zorgen, dat zy daartoe
in staat zyn, maar, eilacy my'n jongen, weet
je waarom dat voor ons nog niet mogely'k is?
't Is eenvoudig de dubbeltjes-kwestie, 't is te
'duur, een prozaïsche reden, waarop dikwyls
zeer veel goede dingen afstuiten. En als je
nu zegt, waarom dan niet den oefentijd zóó
kort gemaakt, dat wij het wel betalen kunnen,
dan is my'n antwoord daarop, dat dan de
oefentijd zóó kort zou moeten worden, dat
wij het heele leger wel zouden kunnen opdoeken.
Zoo iets gaat nu wel by de Zwitsers, die
geboren soldaten zijn en daarvoor dan ook
al sinds eeuwen bekend staan, maar niet in
ons landje; hier hebben wy wel degelijk een
flinken tijd noodig, om eenigszins bruikbare
soldaten te vormen; soldaten, waarop wij in
oorlogsty'd kunnen vertrouwen, waarin tucht
en discipline zit, tot zelfs in de zwaarste
omstandigheden. Of de plaatsvervanging een
uitvinding is van Napoleon? Maar beste
jongen, het is al zoo'n oud gebruik; als ik
my' niet vergis pas na den 2den Punischen
oorlog, toen de patriciërs het minder en
minder als een eer begonnen te beschouwen
om soldaat te zyn, doordat er te veel slaven
in het leger kwamen. Het was echter een
eenigszins andere vorm van plaatsvervanging
dan tegenwoordig; elk patriciër n.l. kan voor
zich in den plaats een zeker aantal slaven
stellen, een aantal, afhankelijk van de waarde,
welke men toekende aan den patriciër; de
quantiteit kwam alzoo in plaats van
dequaliteit. Dat ik deze regeling nu meer speciaal
geen ideale vind, kan je zeker wel begrijpen,
al denken wij alleen maar aan de gering
schatting, die er tegenover de slaven in gele
gen was, die als van een minder soortje
beschouwd werden. Wat dit laatste betreft,
zijn wij dan toch Goddank veel vooruitgegaan;
ja, wél weet ik, dat er nog stumperds van
wezens rondloopen, die met een zeker soort
geringschatting op anderen neerzien, als die
niet zooveel geld of goed hebben of z.g. van
minder geboorte zijn en die zichzelf op een
eigen-getimmerd voetstukje plaatsen, maar
och, de weldenkende, ernstige menech ziet
toch tegenwoordig naar hen, als naar een pias
in een paardenspel, die boven op een paard
of ladder gaat staan, om zich in ;tl zyn
lachverwekkende leelykheid eens goed aan het
publiek te vertoonen; m. a. w. als naar een
malle vertooning, waarom men wel lachen
moet, maar die toch in den grond treurig is;
in het paardenspel, omdat de man op zoo'n
wy'ze zyn brood moet verdienen, in de wereld,
omdat het zoo'n enorme domheid openbaart!
Je vindt my nu een weinig scherp gewor
den, wed ik, en dit is ook zoo; dat word ik
altyd als ik daarover denk of spreek ; je lieve
moeder heeft er mij al meermalen op gewezen
en zegt dan dikwy'ls: »Scherp zyn is eigenlyk
nooit het goede middel tot verbetering; een
consequent, voortdurend handelen, waardoor
wy zelf een levend voorbeeld worden, van de
leer en de denkbeelden, die wy voorstaan, is
het eenige middel tot genezing."
Ja maar, een ieder is niet dadely'k zoo'n
ideaal en....
»Een reden te meer, om nooit scherp te zy'n !"
Beste jongen, je vader kry'gt wel eens meer
zulke lesjes; doe jij er je voordeel mede!
Je zoo liefhebbende vader,
Den Haag, 1898. DONAR.
MllllllltltlHIIIIIIIIIIIMIIIIUUIIIMIIIItMIIIIUmilimilimttimilUllllimilll
milllHIIIIHMHIHIIHIIHtllltltMIIIIIIMMnilllUMIIHIIIIIIIIItlllllllllllMMIt
De laatste yoet«er.
Naar het Duitsch,
van H. SCHILLING.
In het jaar 1950 had de rijwielsport een
uitbreiding verkregen, waarvan men zich aan
het einde van de 19e eeuw nog geen voorstel
ling had kunnen maken, hoewel reeds toen de ver
wachtingen zeer hoog gespannen waren geweest.
Daartoe hadden o.a. verschillende opzienba
rende uitvindingen bijgedragen. Nadat het
kettingstelsel, waarvan men meer en meer de
nadeelen had bemerkt, door het tandradstelsel
vervangen was, vond een kleermaker te K
tzschenbroda het electrische rijwiel uit, dat onder
den naam van
vpatent-universeel-centraal-normaal-ideaalrijwiel Electric" of kortweg naar de
beginletters Pucnie" binnen korten tijd alge
meen verspreid werd en zijn uitvinder ongehoorde
rijkdommen opbracht. Na zijn dood liet deze,
behalve een reusachtig vermogen, vijf kasteelen
aan het Starnberger Meer en uitgestrekte land
goederen in Hongarije en Zuid-Rusland na. Bij
dit rijwiel wordeu door de draaiingen van de
trapassen staande electrische trillingen voort
gebracht (de reeds vroeger bekende golvingen
van Hertz) en deze werken onmiddellijk op de
as van het drijfwiel, waardoor men het voor
deel verkrijgt, dat er geen wrijving ontstaat en
de versnelling tot op 225 kan worden verhoogd,
hetgeen met een snelheid van 48,17 meter in
de seconde overeenkomt. Overigens werd door
een rijkswet een versnelling van 112,5 als
maximum voorgeschreven, wegens het gevaar
voor het straatverkeer aan zulk een snelheid
verbonden. Een andere zeer belangrijke tech
nische vooruitgang was de onbreekbare-hy.
perideaal-transcendentaal - pneumatic Adamas,
*Othpa," een uitvinding van een jong techni
cus, Jahnert genaamd, die daardoor in drie
weken miljonair werd. Deze gebruikte voor de
bekleeding van de vellingen een uit
steenkolenteer vervaardigde verbinding, die viermaal zoo
hard was als diamant en het caoutchouc in
elasticiteit en buigzaamheid 3,4 maal overtrof,
daarbij volkomen ondoordringbaar was, een
beschadiging door spijkers, puntige steenen, enz.
onmogelijk maakte en nooit gerepareerd be
hoefde te worden. Als vulling werd vloeibaar
helium gebruikt, dat toen in eiken drogistwinkel
goedkoop te krijgen was.
Eindelijk mag niet onvermeld blijven, dat het
gelukt was, een geheel stabiel rijwiel te ver
vaardigen, dat een gewicht van slechts 0,5 a 3
K.G. had, en waarvan het zwaartepunt onder
het ondersteuningsvlak gelegen was, zoodat het
zich evenals de bekende «tuimelaars"' van zelf
weer oprichtte, als het was omgeworpen. Op
deze wijze was het zelfs mogelijk, dat kleine
kinderen en stokoude menschea zich zonder
gevaar en zonder noemenswaardige inspanning
aan het genot van het wielrijden overgaven.
Dat onder zulke omstandigheden het wandelen
steeds meer en meer in onbruik kwam, is natuur
lijk, leder, die wegens zijn beroep kleine of
grootere afstanden moest afleggen, schoolkinderen
en brievenbestellers, slagers en marskramers
gebruikten rijwielen, en eindelijk gebruikten
zelfs de bodevrouwen in de bergstreken uit
sluitend fietsen, die opzettelijk voor sterke hel
lingen geconstrueerd en van een gepatenteerde
inrichting voor den draagkorf voorzien waren.
Betrekkelijk lang hield zich de gewoonte om te
wandelen bij de bergbeklimmers en
Alpenboemelaars staande, doch langzamerhand verdween
zij ook, nadat alle hooge bergtoppen van Europa
eu. Midden. Aziëdoor electrische tandrad- en
kabelbanen gemakkelijk toegankelijk gemaakt
waren.
In, dezen tijd verwekte een bejaarde man, die
naar zijn zeggen nooit een rijwiel gebruikt had,
en wandelaar van beroep was, groote opschud
ding. Hij had geheel Europa en Aziëver
scheidene malen doorgewandeld en hield op zijn
reizen een dagboek waarin hij de door hem te
voet afgelegde afstanden door de overheid
oiiicieel liet constateeren. Hij voorzag in zijn
onderhoud door aardrijkskundige voordrachten,
die grooten toeloop vonden: het groote publiek
wilde de gelegenheid niet laten voorbijgaan,
zulk een merkwaardigheid te leereu. kenneu,
terwijl voor 'de beschaafde kringen het patholo
gische van dit geval bijzonder belangrijk was.
De grootste autoriteiten op medisch eu antropo
logisch gebied onderwierpen hem aan grondige
onderzoekingen. Professor Parchow demonstreer
de hem voor de anthropologische vereeniging te
Berlijn en zeide bij deze gelegenheid o. a. het
volgende:*) /,Gij ziet in den heer Klutenpedder
een krachtig gebouwd man van 58 jaar en
middelbare grootte. Beenderen en spieren zijn
goed ontwikkeld; zelfs die spieren, welke bij
het wielrijdeu voornamelijk gebruikt worden,
zijn volstrekt niet rudimentair, zooals men zou
verwachten. De zintuigen zijn normaal ontwik
keld, het seiisoriuni is geheel vrij, ook de onder
zoeking vaii hersenen, en ruggomerg heeft niets
abuormaals opgeleveid, terwijl het verstand zelfs
zonder twijfel boven het gemiddelde staat. De
*) Tijdschrift voor
electropliysiologischeauturopologie. Jaargang 1919, blz.
'117schedel is mesodolichocephaal en orthognaatb,
en het is niet te betwijfelen, dat de heer
Klutenpedder tot den Noord- Germaanschen stam
behoort. Des te verwonderlijker moet het schijnen,
dat dit schijnbaar geheel normaal ontwikkeld
individu de gewoonte om zich te voet voort te
bewegen heeft kunnen verkrijgen, die tot een
ver verwijderd geologisch tijdperk behoort en
tegenwoordig slechts nu en dan voorkomt als
specifiek kenteeken van degeneratie bij eenige
door isoleering verzwakte kleine bergstammen
in Nieuw-Guinea. Ik constateer hierbij uitdruk
kelijk, dat de heer Klutenpedder nog nooit een
rijwiel bestegen heeft! (Sensatie.)
Naar zijn eigen zeggen is hij reeds als kind
tot allerlei eigenaardigheden geneigd geweest en
heeft hij op rijperen leeftijd tengevolge van een
ongelukkige liefde een tijd lang aan, zwaarmoe
digheid geleden. Dit kan echter bij het totaal
ontbreken van objectieve physische aanwijzingen
bezwaarlijk dienen tot verklaring van het ver
schijnsel."
Na lange streng wetenschappelijke uitwijdingen,
die voor den leek van geen belang zijn, kwam
professor Parchow tot het besluit, dat men met
een geval van atavisme te doen had, iets dat
wel is waar bij planten en ook bij regenwormen
en andere lagere diersoorten niet zelden voor
komt, maar bij den mensch tot dusverre nog
nooit aangetroffen is.
Deze meening werd bestreden door professor
von Drehstuhl, directeur van een der grootste
krankzinnigengestichten van het vasteland. Hij
laakte de neiging, die in den laatsten tijd steeds
meer op den voorgrond was getreden, om mis
daden en zielsziekten van het standpunt der
anatomische ontwikkelings-geschiedenis te ver
klaren en tot het atavisme terug te brengen.
Volgens zijn vaste overtuiging was de heer
Klutenpedder een typisch geval van primaire
krankzinnigheid; de oorzaak zou in, een zieke
lijke aandoening van het locomotorisch centrum te
zoeken zijn. Het gebrek aan
objectieveaanwijzingen was volstrekt niet in tegenspraak hiermede,
maar was integendeel niet zeldzaam bij zulke
gevallen van paranoia, die meestal met stomp
zinnigheid van geest eindigen. Den bij deze
gelegenheid tusschen de beide geleerden onstanen
strijd, kan men in verscheidene jaargangen van
het tijdschrift voor electrophysiologische
anthropologie volgen; hij werd eindelijk ten gunste
van Drehstuhl beslist.
Over het particulier leven van Klutenpedder
vindt men in de literatuur van dien tijd slechts
onvoldoende opgaven. Zijne ouders moeten vol
komen normale menschen geweest zijn; zijn
grootvader van. moederszijde moet zelfs bij een
volksfeest eens den tweeden prijs voor wiel
rijden behaald hebben. Hij was tweemaal ge
trouwd geweest, maar werd van beide vrouwen
gescheiden, waarbij als wettelijke reden zijn
onoverwinnelijke afkeer van het wielrijden was
opgegeven.
Sommige menschen beweerden, dat hij het
laatste lid was van een geheim verbond, dat in
het laatst van de 19e eeuw was gesticht, aan
vankelijk niet werd lastig gevallen, maar later
als hinderlijk en storend verboden werd, omdat
de wielrijdersvereenigingen zich er door ver
ontrust voelden.
Deze bond vereerde een dichter, Scheffel
genaamd, als schutspatroon en legde zijn leden
de verplichting op eens per jaar onder geheim
zinnige ceremoniën een eenzamen boschweg,
die over de kam van het Thüringer Wald in
zijn geheele uitgestrektheid loopt, te voet af te
leggen; men zegt dat dit een soort van bijgeloovige
natuurvereering gold. Hoe dit ook zij, Kluten
pedder werd op zekeren dag dood op den bosch
weg gevonden, en wel in de nabijheid van den
Dreiherrnstein" bij den grooten ,Weiszenberg."
Over zijn begrafenis geeft de
*Universal-NormalAnzeiger für Hildburghausen" in het nummer
van 12 September 1960 een bericht, dat wij
gedeeltelijk laten volgen.
*De lijkstoet was als het ware een, grootsche
demonstratie, waaraan bijna de geheele volwassen
bevolking van onze stad deelnam. De overledene
was immers als laatste vertegenwoordiger van
een reeds lang verdwenen klasse van menschen
overal bekend en bovendien wegens zijn recht
schapen en vriendelijk karakter algemeen bemind.
De militaire muziek, op zes octuplets gezeten,
opende den stoet; zij speelde den treurmarsen
van Chopin. Daarop volgde de kist, die rijk
met bloemen versierd was, op twee quadruplets,
gestuurd door vier rouwdragers en gevolgd door
twee geestelijken op verzilverde *Electrics." Een
onoverzienbare menigte sloot zich hierbij aan;
daaronder merkten wij vele rouwfietsen op met
zwartgelakte banden en omfloersde stuurstaugen.
Het waren eigenaardige gewaarwordingen, die
de aanblik van dezen eindeloozen stoet in ons
opwekte: zoo zal men in den ouden tijd ook
wel de laatste diligence en den laatsten
stoomspoortrein met weemoedige deelneming begeleid
hebbeo. Eu wanneer wij als behoorend tot een
verlichte eeuw ook met trots terugzien op een
tijd, waarin zich een groot deel van de
menschheid op zijn beroeps- en wandelwegen met de
bespottelijk geringe snelheid van 12 meter per
seconde moest vergenoegen, dan schijut het ons
toch soms in stille oogenblikken toe, alsof de
menschen destijds gelukkiger en tevredener
leefden. Zonder ophouden rolt het rijwiel der
geschiedenis door de eeuwen; moeilijker en
zwaarder wordt van jaar tot jaar de strijd om
't bestaan. Nu is ook hij heengegaan, de laatste
getuige van een idyllisch tijdperk hij, de laatste
voetganger' Licht zij hem de aarde, die door
zijn voet met zooveel volharding werd betreden!
mlMIMIIIIMIIIHIIIIIIIM
. Een reisbrief van Bismarck.
Het is altijd bijzonder interessant geweest
voor ieder, die in den overleden
oud-ry'kskanselier belang stelde, naast het officiëele
ministergezicht, ook de menschelijke trekken
van dezen kolos te bestudeeren. En zooals
Bismarck in alles een man van verrassingen
was, verraste hij ook hierdoor, dat hij naast
een buitengewone hardheid toch ook warme
hartelijkheid kon toonen. Een bewijs daarvoor
is zyn verhouding tot zijn zuster Malwine,
later Fmu von Arnim. In de brieven aan
zyn zuster merkt men dadelijk het gevoel voor
humor op, dat Otto v. Bismarck in alle levens
omstandigheden ten dienste stond. Zoo komt
ons een brief in herinnering, dien Bismarck
in September 1844 uit Norderney aan zijn
zuster schreef. De tegenwoordige bezoekers
van die geliefde Noordzee-badplaats zullen
uit de beschrijvingen kunnen zien, hoeveel zij
sinds dien tijd is veranderd. Bismarck schreef:
lieste zusje !
Al veertien dagen had ik mij voorgenomen
je te schrijven, zonder er echter tot nu toe
door alle bezigheden en pretjes toe te kunnen
komen. Als je er nieuwsgierig naar bent, wat
die bezigheden zy'n, ben ik toch werkelyk
door gebrek aan ty'd en papier niet in staat
je een goede beschrijving te geven, daar zy
iederen dag anders zyn, tengevolge van de
afwisseling van eb en vloed. Men baadt name
lijk alleen als het water op het hoogst is,
omdat dan de golfslag het sterkst is, dus op
een oogenblik, dat tusschen 6 uur 's morgens
en 6 uur 's avonds iederen dag een uur later
invalt, zoodat ik van de winderige, regen
achtige zomermorgens soms in Gods heerlijke
natuur onder den verheven indruk van zand
en zeewater kan genieten, en soms in het 5
voet lange bed van my'n waard Mousc Omme
Fimmen met het behagely'ke gevoel, dat het
liggen op een matras van zeegras altyd in my'
opwekt.
Evenzoo wisselt de table d'höte af, wat den
ty'd betreft, tusschen l en 5 uur, en wat het
eten betreft tusschen schelvisch, boonen en
schapenvleesch op de oneven en' zeetong,
erwten en kalfsvleesch op de even dagen van
de maanden, in het eerste geval krijgt men
griesmeel toe, anders pudding met rozynen.
Om my'n oogen niet afgunstig te maken van
my'n gehemelte, zit naast my een Deensche
dame, wier aanblik mij met weemoed en heim
wee vervult, want zij herinnert my aan Pfeffer
in Kniephof, toen hij heel mager was; zy moet
een schoone ziel hebben, anders zou het lot
al heel onrechtvaardig tegen haar geweest zyn;
haar stem is zacht, en zij biedt my den schotel,
die voor haar staat, altyd tweemaal aan. Te
genover my zit de oude minister ***, een
van die menschen, die ons in den droom
verschijnen, als wy ons in den slaap onwel
voelen, een dikke kikvorsch zonder beenen,
die voor iederen hap zyn mond als een
reistasch tot aan zyn schouders openspert, zoodat
ik er duizelig van word en my aan den rand
van de tafel moet vasthouden. My'n andere
buur is een Russisch officier; een goede jongen,
die er uitziet als een laarzentrekker, met een
lang, dun lichaam en korte kromme beenen.
Het baden bevalt mij uitstekend, en al is het
hier eenzaam, ik bly'f toch graag nog een paar
dagen.
Het strand is prachtig, het bestaat uit vlak,
effen, zacht zand zonder steenen, en met een
golfslag, zooals ik noch in de Oostzee, noch
te Dieppe heb gezien. Als ik nog maar tot aan
de knieën in het water sta, komt een
huizenhooge golf (de huizen zyn hier niet zoo hoog
als het slot te Berly'n) draait my tienmaal
rond. en gooit my twintig schreden verder op
het strand, een eenvoudig genoegen waaraan
ik iny iederen dag eon amore overgeef, zoolang
als de voorschriften van den dokter het maar
eenigszins toelaten. Ik heb met de zee vriend
schap gesloten, iederen dag ga ik een paar uur
zeilen, om dan te visschen en zeehonden te
jagen; ik heb er pas n geschoten; zulk een
goedig hondengezicht met mooie, groote oogen.
dat het my werkelijk speet.
Voor veertien dagen hebben wy' hevige stor
men gehad; ongeveer twintig schepen van
allerlei natie zyn hier op de eilanden gestrand,
en verscheiden dagen lang spoelden allerlei
stukken van schepen, werktuigen, vaten, lijken,
kleeren en papieren aan. Ik zelf heb ook
een proefje van een storm gehad; ik was met
een vriend, den visscher Tomke Hams, in
4 uur naar het eiland Wangeroog gevaren, op
den terugweg dreven wy 24 uur lang rond,
en al dien ty'd hadden wy geen drogen draad
aan het lijf, hoewel ik in een soort kajuit
lag; gelukkig hadden w\j ham en port mee
genomen, anders was onze tocht byzonder
akelig geweest. Hartelijke groeten aan vader,
bedank hem voor zyn brief, ook Antonie en
Arnim. Vaarwel, my'n schatje. my'n hartje,
Je trouwe broeder,
BlSMAaCK.
Vereeniging van het Amsterdamsche
volk tot het aanbieden van een
Huldeblijk aan H. M. Koningin
Wiihelmina,
volgens verkregen Hooge toestemming.
H. M. de Koningin zal op Woensdag 1
September, 's namiddags om n uur, in de
Groote Zaal van het Paleis voor Volksvlyt de
Gouden Koets in oogenschouw komen nemen.
Daarby zullen vertegenwoordigd zyn verschei
dene Vereenigingen met hunne banieren, ver
schillende geloofsgezindten, leger en marine en
verdere genoodigden, die aan het tot stand
komen van het huldeblijk hebben medegewerkt.
De Gouden Koets zal vermoedely'k van af de
aanstaande week voor hen die er aan hebben
bygedragen, in het Paleis voor Volksvlyt ter
bezichtiging worden gesteid, waar gedurende
dien ty'd ook het Bureau van het Bestuur zal
worden gevestigd.
Nobelrood".
Men schrpt ons;
«Zoo misschien weinigen weten werd voor
eenige jaren door dr. Chamberland, verbonden
aan het laboratorium van Pasteur, te Parijs een
eigenaardige maar tevens belangry'ke ontdek
king gedaan. Zoekende naar een oplossing
die dienst kon doen om door inenting of in
ademing de kiemen van zekere ziekten te
dooden vond hij dat de lucht van kaneel ia
staat was de bacillen van by'na alle ziekten,
te dooden. Hij drong er daarom op aan meer
aandacht aan deze nuttige plant te schenken
en zich by' bereiding der volks- en kinder
dranken deze les ten nutte te maken. Van
deze wetenschap heeft de firma de Vly't
Voorschot geprofiteerd. Met het oog op de
kroningsfeesten heeft zij een drank bereid
Nobelrood genaamd. Dit Nobelrood uit zuivere
vruchtensappen bestaande bevat tevens citroen,
nagelen en kaneel. Hierdoor kreeg Nobelrood
antiseptische eigenschappen en heeft dit voor
deel, dat ze de maag verwarmt, wat by'na
alle alcoholvrye dranken missen. Verschil
lende mannen van naam als prof. J. II. Gun
ning van Leiden, prof. dr. A. Kuy'per van
Amsterdam, dr. Gunning van Zwolle hebben
deze drank als Nederlandsen produkt genoemd
en aanbevolen."
Na een soupertje, Dat zal niet lukken,
vriend.
_ Wat?
De deur open te doen met een sigarette.
Wat? Hè?
Je wilt de deur opendoen met een
cigarette.
.... Wat ? . .. . 't Is waar! . .. Och, wat
een ellende ! .. . Dan moet ik den huissleutel
opgerookt hebben ! ...