De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 7 augustus pagina 6

7 augustus 1898 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. Nó. 1102 moeder, vrouw of zuster te hebben gekend, is Allicht geneigd een gunstiger oordeel uit te spreken, dan hjj, die slechts in aanraking kwam met gepersonifieerde draagsters van vrouwelyke list en bedrog en al moet nu ieder schryver zoo hoog kunnen voelen, dat hy persoonly'ke ervaringen buiten algemeene be schouwing weet te houden, moeilyk is het aan te nemen, dat dit inderdaad geschiedt. De realiteit der feiten werkt altijd sterker in dan bespiegeling of betrachting. Stuart MUI nu had het voorrecht een bijzonder begaafde vrouw tot echtgenoot te hebben, en dit verklaart eenigszins zijn overdrijving, wan neer bij spreekt b.v. van de slavernij der vrouw. De nuchter-denkende mensch zegt toch, alleen hy of zy is slaaf, die tegen zyn uitdrukkelijke wÜwordt geprest tot wat men niet wil. Dat op de vrouw toe te passen is de wereld, het leven en de vrouw zelf niet kennen. De vrouw moge alle rechten, ja zelfs alle voorrechten bekomen, het zal niet beletten, dat zy zich zal geven vrijwillig en geheel aan den man dien ze lief heeft. Wil men dit slavernij noemen, dan verliest dit woord zeker de beteekenis zooals Stuart Mill en met by'zondere voorliefde er aan heeft gegeven. We zjjn nu dertig jaren verder, sedert h\j dat boek schreef. Er is in dien tyd al veel veranderd, de vrouwenbeweging is zeer algemeen geworden; van theorie Raat zij zich nu by het leven aanpassen n al zullen de geschreven wetten zich wijzigen, de vrouw-van-gaven zal die hulp der wet om de ruwheid van den sterkeren man te betootnen, niet noodig hebben, evenmin als zij dit vroeger had. De natuurlijke voordeelen, wortelend in het ?wezen der vrouw, worden wel eens weg gerede neerd, eveneens houdt de emancipatie te weinig rekening met het fysieke overwicht van den man, die buiten alle wetten om, zich toch laat gelden. Gely'kheid tusschen ongelyksoortigen te bren gen is het moeilijkste probleem denkbaar. Dat wordt niet verkregen door stryd, wel door wederzydsch toegeven. De vrouw in het huwelijk als slavin beschouwen is eenzydig, niet vry van overdrijving, en b. v. voor landen als Z.-Amerika en Transvaal zelfs niet van toepassing. Het te veel mannen of te veel vrouwen beslist, niet de wetten. En nu moge er waarheid schuilen dat er tot nu voor vrouwen geen andere wegen openstonden dan het huwelyk en dit is de goede zy'de van 't feminisme, dat de vrouw vrij wordt van conventie en zelf erop uit kan om het bestaan persoonlek te verdienen niet minder waar is, dat de vrouw waar zy kans had ver betering te brengen dit verzuimde. De toestand in zeer speciale vrouwenvakken is al bijzonder treurig, zoodat diezelfde vrouwen zich nu wel moeten werpen op het mannenwerk, uit nooddwang om te leven, nu de kans tot trouwen zooveel mindert. Als het waar is, dat elk volk de regeering verdient die het heeft, dan zyn ook de «rouwen zelf scbuld aan de wanverhoudingen. Dat men dit inziet is goed, mits men maar niet over drijft, zooals MUI in De slavemy der Vrouw" deed. Evenwel, het is ook een waarheid, dat men slapenden niet wakker kry'gt met zachtjes den naam te lispelen. Hard en ruw schudden en luid roepen is dan noodig. Zoo dienen we ook eigenlyk Mill's werk te beschouwen in het kader van zyn tyd. En dan kry'gt men er een andere meening over dan wanneer we het beoordeelen naar het inzicht en de gevoelsuiting van deze dagen. G. VAN HULZEN. NIEUWE UITGAVEN. Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen, onder redactie van TACO H. DB BEER en Dr. E. LAÜK.ILLARD. 's Gravenhage, Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Maatschappy. Bjj deR uitgever L. J. Veen, te Amsterdam, verschijnt in het najaar een tweede en laatste bundel Militaire Schetsen van N. VAN HARPEN. Het Vogelvraagstuk, door PHILORNITHES. Op gedragen aan de leden der Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal en de Neder landsche Vrouwen. Gids voor Texel, met platen, een kaartje van Texel en een platte grond van De Borg. Texelsche Snelpersdrukkery, De Borg, Texel. Volksfeesten en Volksoefeningen, door S. VAN AKEN, Docent in de Gymnastiek aan het Gym nasium te Rotterdam. Met 38 illustraties. Uit gave van S. L. van Looy te Amsterdam. Een opwekkend woord tot het «Kapitaal van Nederland" in verband met den ongewettigd lagen stand onzer Nationale Scbuld door «Een Patriot". 's-Gravenhage, Gebr. Belinfante. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard, No. 32: Aan H. M. de Ko ningin-Regentes. Leonie, door Louise B. B., XII. De Rotterdamsche Industrieschool voor Meisjes, door Ida Heyermans, met af beeldingen. I. De Nieuwe-Zy ds Kapel te Amsterdam, met afbeeldingen. (Slot). Johan Willem Friso, door Prof. H. C. Rogge, met afbeelding. (Slot). Verscheidenheid. Feuilleton. Friesche Tydschrijft Sljucht en Kjucht, 30 Juli 1898, Leeuwarden, Eisma Cz. : Net skildieb, J. P. Asman; Sa rimpen ntfallen, Sj. de Zee ; Aid yn 'e koken, D.; For hwet, heart hwet, T. J. B.; Koartswyl; Koart en goed ; Riedling -, Nei de letter (met plaatjes) D. H. Z. iillMlIliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiliiilifiiiiiM fcTtNSCHAP Bevorderiiderpzonil beul in 't algemeen, De voorzitter van de Nederlandsche Maat schappij ter bevordering der geneeskunst," de heer Menno Huizinga, inspecteur voor het geneeskundig staatstoezicht in Z.-Holland, heeft dezer dagen by de opening van de algemeene vergadering dier Maatschappy te Maastricht het licht doen vallen op het nut van gezond heidsmaatregelen, met het oog op ne bepaalde omstandigheid. Ook buiten den kring zijner hoorders daar ter plaatse is het wenschelijk er de aandacht op te vestigen. De spreker wees er op, dat zekere feiten en omstandig heden de veronderstelling wettigen, dat bij sommige individuen eene aangeboren onvat baarheid tegen bepaalde en besmettelijke ziekten bestaat. Verkeerende in dezelfde omgeving onder gelijke omstandigheden en te midden derzelfde besmettingsh aarden als anderen die ziek worden, worden deze personen niet aangetast en blijven gezond. Voor vele ziekten kennen w\j ook eene verkregen onvatbaarheid, zooals b.v. door de vaccinatie bij pokken of voor de meeste besmettelijke ziekten by personen, die reeds eenmaal de ziekte hebben doorstaan. Verkregen eigenschappen zyn in den regel niet erfelyk, aangeborene daarentegen wel. Onder gewone omstandigheden en zonder ingrypen van eenigen aard zullen rts vatbare individuen dus eerder aangetast worden en te gronde gaan dan zij, die in aangeboren onvatbaarheid een natuurlijk verdedigings middel bezitten tegen de ziekte. Door de eenvoudige werking der erfelijkheid zal de verhouding van het aantal personen met aan geboren onvatbaarheid tegenover de vatbare individuen steeds toenemen en men kan zich eene verre toekomst denken, waarby de onvat baarheid voor besmettelijke ziekten daardoor als een coc stante eigenschap het deel wordt van de meerderheid der menschen, eindelijk van het geheele menschdom. Is echter de kunstmatige, de verkregen onvatbaarheid, waarop wij hierboven doelden, niet erfelyk, dan helpen alle maatregelen, die haar bevorderen, ook alleen het individu en algemeen toegepast het tegenwoordige geslacht, zonder, althans op dit punt, hunne werking voort te zetten in de toekomst. Alle voorbehoedmiddelen, die de vatbare individuen tegen besmetting vry'waren, de maatregelen diéhet ontstaan en het voort woekeren der ziekten belemmeren, die de kiemen dooden en hunne ontwikkeling tegen gaan, zij zyn voorzeker heilzaam en van het grootste nut in velerlei opzichten; door instandhouding en verbetering van de gansche menschheid en ter voortplanting der gewenschte onvatbaarheid voor ziekten zyn zij van minder gewicht. Iets anders echter is het met een andere reeks van maatregelen. De aangeboren en daardoor erfelijke onvatbaarheid tegen sommige ziekten kan door allerlei omstandig heden verloren gaan, inzonderheid door ver mindering in 't algemeen van het weerstands vermogen van het lichaam door ongezonde levenswyze. Waar eigen schuld en onwetend heid oorzaak is van deza laatste moet door opvoeding en onderwijs getracht worden ver betering aan te brengen en waar sociale ver houdingen en maatschappelijke misstanden de gezondheid bedreigen, is de taak der overheid aangewezen om te waken over aller behoud, ten einde de voor de toekomst der menschheid zoo hoog noodige eigenschap van onvatbaarheid by enkele bevoorrechte individuen bestaande niet te laten verloren f^aan, zooals zij juist roekeloosheid, verwaarloozing, ongezonde levens verhoudingen en allerlei invloeden, die hadden vermeden kunnen worden, by velen is verdwenen. Het heeft den schijn, zoo wordt gezegd in de hier besproken belangry'ke rede, dat de stry'd tegen besmetting, zooals zy naar onze zeden en wetten wordt gestreden, meer op de bescherming van het thans levende niet onvat bare individu dan op de verbetering der soort door bescherming der aangeboren onvatbaarheid is gericht. Meer doeltreffend zullen algemeene maatre gelen zyn. Goede woning, goed drinkwater, goede voeding, goede kleeding, behoorlijke afwisseling van arbeid en rust zyn geen ontsmettingsmiddelen en maken evenmin een volk onvatbaar voor latere besmetting door ziektekiemen, maar zy behoeden het deel der bevolking, dat van nature onvatbaar is, om deze gelukkige eigenschap tijdelijk te verliezen. Het is geene onbillykheid het komende geslacht te bezwaren met betaling der rente van zij het ook aanzienlijke kapitalen tot deze doel einden aangewend, omdat het vooral ook de vruchten zal plukken door meerdere en erfelyk aangeboren onvatbaarheid voor ziekten van allerlei aard. G. W. B. tiiiiiiiiiiiiiitiiiiinimiiiiii Brieven van een onhfficier aan zijn zoon. IX. Goed zoo, myn jongen! je gevolgtrekking is volkomen juist. Door myne redeneering in my'n laatsten brief, komt men tot het resultaat, dat het allerbeste zou zyn «algemeene dienstplicht." Je begrijpt niet, dat ik daar zoo maar overheen stap, zonder er een woord over te reppen en alleen spreek over de persoonly'ke dienstplicht. Nogmaals, goed zoo, my'n jongen; je hebt gelyk, ik verdien die opmerking, omdat ik werkely'k eenigszins te vluchtig ben geweest met de behandeling dier zaak; maar dat komt, omdat ik voor geen geld «verhandelingen" van myne brieven wil maken en dan is men allicht eens wat opper vlakkig. Zeker, algemeene dienstplicht zou ook het beste zyn; alle strydbare zonen van een land moeten het verdedigen, als het er op aan komt en dus vooraf zorgen, dat zy daartoe in staat zyn, maar, eilacy my'n jongen, weet je waarom dat voor ons nog niet mogely'k is? 't Is eenvoudig de dubbeltjes-kwestie, 't is te 'duur, een prozaïsche reden, waarop dikwyls zeer veel goede dingen afstuiten. En als je nu zegt, waarom dan niet den oefentijd zóó kort gemaakt, dat wij het wel betalen kunnen, dan is my'n antwoord daarop, dat dan de oefentijd zóó kort zou moeten worden, dat wij het heele leger wel zouden kunnen opdoeken. Zoo iets gaat nu wel by de Zwitsers, die geboren soldaten zijn en daarvoor dan ook al sinds eeuwen bekend staan, maar niet in ons landje; hier hebben wy wel degelijk een flinken tijd noodig, om eenigszins bruikbare soldaten te vormen; soldaten, waarop wij in oorlogsty'd kunnen vertrouwen, waarin tucht en discipline zit, tot zelfs in de zwaarste omstandigheden. Of de plaatsvervanging een uitvinding is van Napoleon? Maar beste jongen, het is al zoo'n oud gebruik; als ik my' niet vergis pas na den 2den Punischen oorlog, toen de patriciërs het minder en minder als een eer begonnen te beschouwen om soldaat te zyn, doordat er te veel slaven in het leger kwamen. Het was echter een eenigszins andere vorm van plaatsvervanging dan tegenwoordig; elk patriciër n.l. kan voor zich in den plaats een zeker aantal slaven stellen, een aantal, afhankelijk van de waarde, welke men toekende aan den patriciër; de quantiteit kwam alzoo in plaats van dequaliteit. Dat ik deze regeling nu meer speciaal geen ideale vind, kan je zeker wel begrijpen, al denken wij alleen maar aan de gering schatting, die er tegenover de slaven in gele gen was, die als van een minder soortje beschouwd werden. Wat dit laatste betreft, zijn wij dan toch Goddank veel vooruitgegaan; ja, wél weet ik, dat er nog stumperds van wezens rondloopen, die met een zeker soort geringschatting op anderen neerzien, als die niet zooveel geld of goed hebben of z.g. van minder geboorte zijn en die zichzelf op een eigen-getimmerd voetstukje plaatsen, maar och, de weldenkende, ernstige menech ziet toch tegenwoordig naar hen, als naar een pias in een paardenspel, die boven op een paard of ladder gaat staan, om zich in ;tl zyn lachverwekkende leelykheid eens goed aan het publiek te vertoonen; m. a. w. als naar een malle vertooning, waarom men wel lachen moet, maar die toch in den grond treurig is; in het paardenspel, omdat de man op zoo'n wy'ze zyn brood moet verdienen, in de wereld, omdat het zoo'n enorme domheid openbaart! Je vindt my nu een weinig scherp gewor den, wed ik, en dit is ook zoo; dat word ik altyd als ik daarover denk of spreek ; je lieve moeder heeft er mij al meermalen op gewezen en zegt dan dikwy'ls: »Scherp zyn is eigenlyk nooit het goede middel tot verbetering; een consequent, voortdurend handelen, waardoor wy zelf een levend voorbeeld worden, van de leer en de denkbeelden, die wy voorstaan, is het eenige middel tot genezing." Ja maar, een ieder is niet dadely'k zoo'n ideaal en.... »Een reden te meer, om nooit scherp te zy'n !" Beste jongen, je vader kry'gt wel eens meer zulke lesjes; doe jij er je voordeel mede! Je zoo liefhebbende vader, Den Haag, 1898. DONAR. MllllllltltlHIIIIIIIIIIIMIIIIUUIIIMIIIItMIIIIUmilimilimttimilUllllimilll milllHIIIIHMHIHIIHIIHtllltltMIIIIIIMMnilllUMIIHIIIIIIIIItlllllllllllMMIt De laatste yoet«er. Naar het Duitsch, van H. SCHILLING. In het jaar 1950 had de rijwielsport een uitbreiding verkregen, waarvan men zich aan het einde van de 19e eeuw nog geen voorstel ling had kunnen maken, hoewel reeds toen de ver wachtingen zeer hoog gespannen waren geweest. Daartoe hadden o.a. verschillende opzienba rende uitvindingen bijgedragen. Nadat het kettingstelsel, waarvan men meer en meer de nadeelen had bemerkt, door het tandradstelsel vervangen was, vond een kleermaker te K tzschenbroda het electrische rijwiel uit, dat onder den naam van vpatent-universeel-centraal-normaal-ideaalrijwiel Electric" of kortweg naar de beginletters Pucnie" binnen korten tijd alge meen verspreid werd en zijn uitvinder ongehoorde rijkdommen opbracht. Na zijn dood liet deze, behalve een reusachtig vermogen, vijf kasteelen aan het Starnberger Meer en uitgestrekte land goederen in Hongarije en Zuid-Rusland na. Bij dit rijwiel wordeu door de draaiingen van de trapassen staande electrische trillingen voort gebracht (de reeds vroeger bekende golvingen van Hertz) en deze werken onmiddellijk op de as van het drijfwiel, waardoor men het voor deel verkrijgt, dat er geen wrijving ontstaat en de versnelling tot op 225 kan worden verhoogd, hetgeen met een snelheid van 48,17 meter in de seconde overeenkomt. Overigens werd door een rijkswet een versnelling van 112,5 als maximum voorgeschreven, wegens het gevaar voor het straatverkeer aan zulk een snelheid verbonden. Een andere zeer belangrijke tech nische vooruitgang was de onbreekbare-hy. perideaal-transcendentaal - pneumatic Adamas, *Othpa," een uitvinding van een jong techni cus, Jahnert genaamd, die daardoor in drie weken miljonair werd. Deze gebruikte voor de bekleeding van de vellingen een uit steenkolenteer vervaardigde verbinding, die viermaal zoo hard was als diamant en het caoutchouc in elasticiteit en buigzaamheid 3,4 maal overtrof, daarbij volkomen ondoordringbaar was, een beschadiging door spijkers, puntige steenen, enz. onmogelijk maakte en nooit gerepareerd be hoefde te worden. Als vulling werd vloeibaar helium gebruikt, dat toen in eiken drogistwinkel goedkoop te krijgen was. Eindelijk mag niet onvermeld blijven, dat het gelukt was, een geheel stabiel rijwiel te ver vaardigen, dat een gewicht van slechts 0,5 a 3 K.G. had, en waarvan het zwaartepunt onder het ondersteuningsvlak gelegen was, zoodat het zich evenals de bekende «tuimelaars"' van zelf weer oprichtte, als het was omgeworpen. Op deze wijze was het zelfs mogelijk, dat kleine kinderen en stokoude menschea zich zonder gevaar en zonder noemenswaardige inspanning aan het genot van het wielrijden overgaven. Dat onder zulke omstandigheden het wandelen steeds meer en meer in onbruik kwam, is natuur lijk, leder, die wegens zijn beroep kleine of grootere afstanden moest afleggen, schoolkinderen en brievenbestellers, slagers en marskramers gebruikten rijwielen, en eindelijk gebruikten zelfs de bodevrouwen in de bergstreken uit sluitend fietsen, die opzettelijk voor sterke hel lingen geconstrueerd en van een gepatenteerde inrichting voor den draagkorf voorzien waren. Betrekkelijk lang hield zich de gewoonte om te wandelen bij de bergbeklimmers en Alpenboemelaars staande, doch langzamerhand verdween zij ook, nadat alle hooge bergtoppen van Europa eu. Midden. Aziëdoor electrische tandrad- en kabelbanen gemakkelijk toegankelijk gemaakt waren. In, dezen tijd verwekte een bejaarde man, die naar zijn zeggen nooit een rijwiel gebruikt had, en wandelaar van beroep was, groote opschud ding. Hij had geheel Europa en Aziëver scheidene malen doorgewandeld en hield op zijn reizen een dagboek waarin hij de door hem te voet afgelegde afstanden door de overheid oiiicieel liet constateeren. Hij voorzag in zijn onderhoud door aardrijkskundige voordrachten, die grooten toeloop vonden: het groote publiek wilde de gelegenheid niet laten voorbijgaan, zulk een merkwaardigheid te leereu. kenneu, terwijl voor 'de beschaafde kringen het patholo gische van dit geval bijzonder belangrijk was. De grootste autoriteiten op medisch eu antropo logisch gebied onderwierpen hem aan grondige onderzoekingen. Professor Parchow demonstreer de hem voor de anthropologische vereeniging te Berlijn en zeide bij deze gelegenheid o. a. het volgende:*) /,Gij ziet in den heer Klutenpedder een krachtig gebouwd man van 58 jaar en middelbare grootte. Beenderen en spieren zijn goed ontwikkeld; zelfs die spieren, welke bij het wielrijdeu voornamelijk gebruikt worden, zijn volstrekt niet rudimentair, zooals men zou verwachten. De zintuigen zijn normaal ontwik keld, het seiisoriuni is geheel vrij, ook de onder zoeking vaii hersenen, en ruggomerg heeft niets abuormaals opgeleveid, terwijl het verstand zelfs zonder twijfel boven het gemiddelde staat. De *) Tijdschrift voor electropliysiologischeauturopologie. Jaargang 1919, blz. '117schedel is mesodolichocephaal en orthognaatb, en het is niet te betwijfelen, dat de heer Klutenpedder tot den Noord- Germaanschen stam behoort. Des te verwonderlijker moet het schijnen, dat dit schijnbaar geheel normaal ontwikkeld individu de gewoonte om zich te voet voort te bewegen heeft kunnen verkrijgen, die tot een ver verwijderd geologisch tijdperk behoort en tegenwoordig slechts nu en dan voorkomt als specifiek kenteeken van degeneratie bij eenige door isoleering verzwakte kleine bergstammen in Nieuw-Guinea. Ik constateer hierbij uitdruk kelijk, dat de heer Klutenpedder nog nooit een rijwiel bestegen heeft! (Sensatie.) Naar zijn eigen zeggen is hij reeds als kind tot allerlei eigenaardigheden geneigd geweest en heeft hij op rijperen leeftijd tengevolge van een ongelukkige liefde een tijd lang aan, zwaarmoe digheid geleden. Dit kan echter bij het totaal ontbreken van objectieve physische aanwijzingen bezwaarlijk dienen tot verklaring van het ver schijnsel." Na lange streng wetenschappelijke uitwijdingen, die voor den leek van geen belang zijn, kwam professor Parchow tot het besluit, dat men met een geval van atavisme te doen had, iets dat wel is waar bij planten en ook bij regenwormen en andere lagere diersoorten niet zelden voor komt, maar bij den mensch tot dusverre nog nooit aangetroffen is. Deze meening werd bestreden door professor von Drehstuhl, directeur van een der grootste krankzinnigengestichten van het vasteland. Hij laakte de neiging, die in den laatsten tijd steeds meer op den voorgrond was getreden, om mis daden en zielsziekten van het standpunt der anatomische ontwikkelings-geschiedenis te ver klaren en tot het atavisme terug te brengen. Volgens zijn vaste overtuiging was de heer Klutenpedder een typisch geval van primaire krankzinnigheid; de oorzaak zou in, een zieke lijke aandoening van het locomotorisch centrum te zoeken zijn. Het gebrek aan objectieveaanwijzingen was volstrekt niet in tegenspraak hiermede, maar was integendeel niet zeldzaam bij zulke gevallen van paranoia, die meestal met stomp zinnigheid van geest eindigen. Den bij deze gelegenheid tusschen de beide geleerden onstanen strijd, kan men in verscheidene jaargangen van het tijdschrift voor electrophysiologische anthropologie volgen; hij werd eindelijk ten gunste van Drehstuhl beslist. Over het particulier leven van Klutenpedder vindt men in de literatuur van dien tijd slechts onvoldoende opgaven. Zijne ouders moeten vol komen normale menschen geweest zijn; zijn grootvader van. moederszijde moet zelfs bij een volksfeest eens den tweeden prijs voor wiel rijden behaald hebben. Hij was tweemaal ge trouwd geweest, maar werd van beide vrouwen gescheiden, waarbij als wettelijke reden zijn onoverwinnelijke afkeer van het wielrijden was opgegeven. Sommige menschen beweerden, dat hij het laatste lid was van een geheim verbond, dat in het laatst van de 19e eeuw was gesticht, aan vankelijk niet werd lastig gevallen, maar later als hinderlijk en storend verboden werd, omdat de wielrijdersvereenigingen zich er door ver ontrust voelden. Deze bond vereerde een dichter, Scheffel genaamd, als schutspatroon en legde zijn leden de verplichting op eens per jaar onder geheim zinnige ceremoniën een eenzamen boschweg, die over de kam van het Thüringer Wald in zijn geheele uitgestrektheid loopt, te voet af te leggen; men zegt dat dit een soort van bijgeloovige natuurvereering gold. Hoe dit ook zij, Kluten pedder werd op zekeren dag dood op den bosch weg gevonden, en wel in de nabijheid van den Dreiherrnstein" bij den grooten ,Weiszenberg." Over zijn begrafenis geeft de *Universal-NormalAnzeiger für Hildburghausen" in het nummer van 12 September 1960 een bericht, dat wij gedeeltelijk laten volgen. *De lijkstoet was als het ware een, grootsche demonstratie, waaraan bijna de geheele volwassen bevolking van onze stad deelnam. De overledene was immers als laatste vertegenwoordiger van een reeds lang verdwenen klasse van menschen overal bekend en bovendien wegens zijn recht schapen en vriendelijk karakter algemeen bemind. De militaire muziek, op zes octuplets gezeten, opende den stoet; zij speelde den treurmarsen van Chopin. Daarop volgde de kist, die rijk met bloemen versierd was, op twee quadruplets, gestuurd door vier rouwdragers en gevolgd door twee geestelijken op verzilverde *Electrics." Een onoverzienbare menigte sloot zich hierbij aan; daaronder merkten wij vele rouwfietsen op met zwartgelakte banden en omfloersde stuurstaugen. Het waren eigenaardige gewaarwordingen, die de aanblik van dezen eindeloozen stoet in ons opwekte: zoo zal men in den ouden tijd ook wel de laatste diligence en den laatsten stoomspoortrein met weemoedige deelneming begeleid hebbeo. Eu wanneer wij als behoorend tot een verlichte eeuw ook met trots terugzien op een tijd, waarin zich een groot deel van de menschheid op zijn beroeps- en wandelwegen met de bespottelijk geringe snelheid van 12 meter per seconde moest vergenoegen, dan schijut het ons toch soms in stille oogenblikken toe, alsof de menschen destijds gelukkiger en tevredener leefden. Zonder ophouden rolt het rijwiel der geschiedenis door de eeuwen; moeilijker en zwaarder wordt van jaar tot jaar de strijd om 't bestaan. Nu is ook hij heengegaan, de laatste getuige van een idyllisch tijdperk hij, de laatste voetganger' Licht zij hem de aarde, die door zijn voet met zooveel volharding werd betreden! mlMIMIIIIMIIIHIIIIIIIM . Een reisbrief van Bismarck. Het is altijd bijzonder interessant geweest voor ieder, die in den overleden oud-ry'kskanselier belang stelde, naast het officiëele ministergezicht, ook de menschelijke trekken van dezen kolos te bestudeeren. En zooals Bismarck in alles een man van verrassingen was, verraste hij ook hierdoor, dat hij naast een buitengewone hardheid toch ook warme hartelijkheid kon toonen. Een bewijs daarvoor is zyn verhouding tot zijn zuster Malwine, later Fmu von Arnim. In de brieven aan zyn zuster merkt men dadelijk het gevoel voor humor op, dat Otto v. Bismarck in alle levens omstandigheden ten dienste stond. Zoo komt ons een brief in herinnering, dien Bismarck in September 1844 uit Norderney aan zijn zuster schreef. De tegenwoordige bezoekers van die geliefde Noordzee-badplaats zullen uit de beschrijvingen kunnen zien, hoeveel zij sinds dien tijd is veranderd. Bismarck schreef: lieste zusje ! Al veertien dagen had ik mij voorgenomen je te schrijven, zonder er echter tot nu toe door alle bezigheden en pretjes toe te kunnen komen. Als je er nieuwsgierig naar bent, wat die bezigheden zy'n, ben ik toch werkelyk door gebrek aan ty'd en papier niet in staat je een goede beschrijving te geven, daar zy iederen dag anders zyn, tengevolge van de afwisseling van eb en vloed. Men baadt name lijk alleen als het water op het hoogst is, omdat dan de golfslag het sterkst is, dus op een oogenblik, dat tusschen 6 uur 's morgens en 6 uur 's avonds iederen dag een uur later invalt, zoodat ik van de winderige, regen achtige zomermorgens soms in Gods heerlijke natuur onder den verheven indruk van zand en zeewater kan genieten, en soms in het 5 voet lange bed van my'n waard Mousc Omme Fimmen met het behagely'ke gevoel, dat het liggen op een matras van zeegras altyd in my' opwekt. Evenzoo wisselt de table d'höte af, wat den ty'd betreft, tusschen l en 5 uur, en wat het eten betreft tusschen schelvisch, boonen en schapenvleesch op de oneven en' zeetong, erwten en kalfsvleesch op de even dagen van de maanden, in het eerste geval krijgt men griesmeel toe, anders pudding met rozynen. Om my'n oogen niet afgunstig te maken van my'n gehemelte, zit naast my een Deensche dame, wier aanblik mij met weemoed en heim wee vervult, want zij herinnert my aan Pfeffer in Kniephof, toen hij heel mager was; zy moet een schoone ziel hebben, anders zou het lot al heel onrechtvaardig tegen haar geweest zyn; haar stem is zacht, en zij biedt my den schotel, die voor haar staat, altyd tweemaal aan. Te genover my zit de oude minister ***, een van die menschen, die ons in den droom verschijnen, als wy ons in den slaap onwel voelen, een dikke kikvorsch zonder beenen, die voor iederen hap zyn mond als een reistasch tot aan zyn schouders openspert, zoodat ik er duizelig van word en my aan den rand van de tafel moet vasthouden. My'n andere buur is een Russisch officier; een goede jongen, die er uitziet als een laarzentrekker, met een lang, dun lichaam en korte kromme beenen. Het baden bevalt mij uitstekend, en al is het hier eenzaam, ik bly'f toch graag nog een paar dagen. Het strand is prachtig, het bestaat uit vlak, effen, zacht zand zonder steenen, en met een golfslag, zooals ik noch in de Oostzee, noch te Dieppe heb gezien. Als ik nog maar tot aan de knieën in het water sta, komt een huizenhooge golf (de huizen zyn hier niet zoo hoog als het slot te Berly'n) draait my tienmaal rond. en gooit my twintig schreden verder op het strand, een eenvoudig genoegen waaraan ik iny iederen dag eon amore overgeef, zoolang als de voorschriften van den dokter het maar eenigszins toelaten. Ik heb met de zee vriend schap gesloten, iederen dag ga ik een paar uur zeilen, om dan te visschen en zeehonden te jagen; ik heb er pas n geschoten; zulk een goedig hondengezicht met mooie, groote oogen. dat het my werkelijk speet. Voor veertien dagen hebben wy' hevige stor men gehad; ongeveer twintig schepen van allerlei natie zyn hier op de eilanden gestrand, en verscheiden dagen lang spoelden allerlei stukken van schepen, werktuigen, vaten, lijken, kleeren en papieren aan. Ik zelf heb ook een proefje van een storm gehad; ik was met een vriend, den visscher Tomke Hams, in 4 uur naar het eiland Wangeroog gevaren, op den terugweg dreven wy 24 uur lang rond, en al dien ty'd hadden wy geen drogen draad aan het lijf, hoewel ik in een soort kajuit lag; gelukkig hadden w\j ham en port mee genomen, anders was onze tocht byzonder akelig geweest. Hartelijke groeten aan vader, bedank hem voor zyn brief, ook Antonie en Arnim. Vaarwel, my'n schatje. my'n hartje, Je trouwe broeder, BlSMAaCK. Vereeniging van het Amsterdamsche volk tot het aanbieden van een Huldeblijk aan H. M. Koningin Wiihelmina, volgens verkregen Hooge toestemming. H. M. de Koningin zal op Woensdag 1 September, 's namiddags om n uur, in de Groote Zaal van het Paleis voor Volksvlyt de Gouden Koets in oogenschouw komen nemen. Daarby zullen vertegenwoordigd zyn verschei dene Vereenigingen met hunne banieren, ver schillende geloofsgezindten, leger en marine en verdere genoodigden, die aan het tot stand komen van het huldeblijk hebben medegewerkt. De Gouden Koets zal vermoedely'k van af de aanstaande week voor hen die er aan hebben bygedragen, in het Paleis voor Volksvlyt ter bezichtiging worden gesteid, waar gedurende dien ty'd ook het Bureau van het Bestuur zal worden gevestigd. Nobelrood". Men schrpt ons; «Zoo misschien weinigen weten werd voor eenige jaren door dr. Chamberland, verbonden aan het laboratorium van Pasteur, te Parijs een eigenaardige maar tevens belangry'ke ontdek king gedaan. Zoekende naar een oplossing die dienst kon doen om door inenting of in ademing de kiemen van zekere ziekten te dooden vond hij dat de lucht van kaneel ia staat was de bacillen van by'na alle ziekten, te dooden. Hij drong er daarom op aan meer aandacht aan deze nuttige plant te schenken en zich by' bereiding der volks- en kinder dranken deze les ten nutte te maken. Van deze wetenschap heeft de firma de Vly't Voorschot geprofiteerd. Met het oog op de kroningsfeesten heeft zij een drank bereid Nobelrood genaamd. Dit Nobelrood uit zuivere vruchtensappen bestaande bevat tevens citroen, nagelen en kaneel. Hierdoor kreeg Nobelrood antiseptische eigenschappen en heeft dit voor deel, dat ze de maag verwarmt, wat by'na alle alcoholvrye dranken missen. Verschil lende mannen van naam als prof. J. II. Gun ning van Leiden, prof. dr. A. Kuy'per van Amsterdam, dr. Gunning van Zwolle hebben deze drank als Nederlandsen produkt genoemd en aanbevolen." Na een soupertje, Dat zal niet lukken, vriend. _ Wat? De deur open te doen met een sigarette. Wat? Hè? Je wilt de deur opendoen met een cigarette. .... Wat ? . .. . 't Is waar! . .. Och, wat een ellende ! .. . Dan moet ik den huissleutel opgerookt hebben ! ...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl