De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 14 augustus pagina 6

14 augustus 1898 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AM S T ER D A M"M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1103 ncle Sam's eerstïolpiifte Campagne. (Jugend.) v**ïv -Ss&srj <~-^ De oorlog tegen de gele pers. (Lustige IHHtter.) ZOLA : Misschien deed ik verstandig om even als mijn voorganger Voltaire een pleKJe te zoeken waar ik Sans Souci leven kan. De oesters en te skisters, (Üithoitette.) JHXATIIAX tut XI/UH/C en ('tilin: Kibbel jelui maar gerust om de schelpen, ik zal het oestertje wel oppeuzelen. Een ongeval, O '. (leorgp, waarom spreek je niet'! (/.ij kust hem). Ben je dood? (Kunt hem noy cen.s). Spreek dan toch lieveling! GCVI'IJC in ~ich zelf. Ga je gang maar, zoo lang je maar wil ben ik dood. afgietsels in brons in verschillende grootten. Na in het voorjaar getrouwd te zijn, ging hy naar Italië, om te Rome zijn studiën voort te zetten, evenals zijn voorganger, Pier Pander. Niet lang mocht hy echter blijven onder de bekoring van het zonnige zuiden te midden van de vele overblijfselen der Grieken en Romeinen. In het begin dezer maand werd hij te Ariccia nabij Rome, dc-or typheuse koortsen aangetast, die een einde maakten aan'dit veelbelovende jonge leven. R. W. P. Jr. De Balzac en Roflin, «C'est une harmonie, et non point une complicité" Al.KXANDTtK. Over het veelbesproken beeld van Balzac, door Rodin, dat dit jaar op de Salon, in de afdeeling der sociéténationale des BeauxArts, zooveel ergernis ter eenre en bewondering ter andere zijde heeft opgewekt, verscheen eenigen tijd geleden een brochure van den bekenden criticus Areène Alexandre. Beginnende met: «Puisque ayant l'excentricitéd'être au nombre des admirateurs de eet artiste nous venons videmment de Charenton", gaat hij op satirieke wijze na, hoe de meeste scheppingen van artiesten die zich verhieven boven het aüedaagsche peil, even weinig sympathie ontvingen als Rodins Balzac, en bij hun geboorte voor eenvoudig belachelijk werden uitgemaakt. Hoe men lachte om de leeuwen van Barye, in de tuin der Tuilerieën, over »le Départ des volontaires de la République en 1792'' van Rude. Hoe men de schouders ophaalde voor »les Croifcés" van dien »sauvage ivre" die Ewgène Delacrosx beette ; en zich vermaakt j over het »Bois sacré'' en den «Pauvrc Pécheur" van Puvis de Chavannw, om niet te spreken van de cartons voor de Sorbonne. En nu werd dit beeld van Rodin ontvangen met: «c'est un bonhomme de neige", «c'est Balzac dans un sac", »I1 n'a pas d'yeux", »quelle horreur." Dit beeld eenige jaren geleden door de Sociétédes Gens de Lettres, die er een publieke inschrijving voor geopend hadden, opgedragen aan den beeldhouwer Chapu, zou na diens overlijden door zijn vriend Alex. Falguiere voltooid worden; toen op voorstel van Emile Zola, den toenmaligen president, besloten werd, er een artiest mede te belasten, wiens vorige werken genoeg bewezen hadden, dat hij ten volle voor deze taak berekend zou zijn : en werd, na schadeloosstelling aan Chapu's weduwe het maken van een standbeeld voor den schrijver der »CoffiéJie Humaine", toevertrouwd aan Auguste Rodirt. Men weet hoe deze nauwgezette, gewetens volle kunstenaar zrch van zijn taak kweet en Balzac afbeeldde, gehuld in een grooten mantel, die hij in zijn werk placht te dragen, en hoe de Sociétédes Gens de Lettres hierin niet den lialzac meenden te herkennen, die zy zich voorgesteld hadden, en eindigden met het te weigeren, hoewel het den beeldhouwer opgedragen was, op uitdrukkelijke voorwaarden dat hij het mocht uitvoeren, geheel volgens zijn eigen inzichten. En nu is onlangs een bekend industrieel, M. Pellerin, die blijkbaar overtuigd was, hier niet met een »erreur" van Rodin te doen te hebben, eigenaar geworden, van dezen majestueuzen Balzac, en heeft de Sociétédes Gens de Lettres het vervaardigen van een nieuw standbeeld opgedragen aan den heer Alex. Falguière, o. a. beeldhouwer van het monument der Revolutie in het Pantheon, wiens schepping ieder nu ongetwijfeld met verlangen te gemoet zal zien. R. W. P. Jr. VERBETERING. De Fransche afiiches uit het Ie nummer van »The Poster" zijn van den bekenden teekenaar Mucha en niet van (iinsohs. zooais abusievelijk vermeld stond. Zie AVeekblad tl e Amsterdammer van T Aug. R. J. NIEUWE UITGAVEN. he Simlii-n, deel I en 11. door Dr. AntflfflöMel-lYerMiL Gintij, llonori' de Jlnl~'ic, J'.'mifc '/,»l(t. J )!if/rt'f/i*ler ran inltfcleejule, l_ioel<'en. i?o druk. Leiden, Gebr. v. d. Hoek. \'ijrxtiniien vim /ie! J/nis run (iruujc Xitasutr, all. l" en 11. Haarlem, Tjeenk Willink. lïi^i'liitnicnii) «ref <lc /iidtl. door L!:<> Tni.sTnï. Drukkerij ?; Vrede", den Haag. Lii/ilc en Hiiii-elijk, door FKI.IX. Drukkerij -.Vrede", den Hang. \'iri*eclie iii .\c(le>'i<ini], door MAI;;K Jrui.KN^. Drukkerij -Vrede", den Hang. N.'/M'Ï.SCH uit tic i'abrtekurej'dil. door MAKU; Sl'.\l:NAAV. .\edcrliiinl en d v. llcrni'i' <'narentte, door Mr. L. .1. l'i.KMi' VAN Dnv r.i.AM». vergedrukt uit de rV<Vs. Zuid-Holl. iJuek- en Handels drukkerij, 's Gravenhage. Jjc heicoiici's der rreeintle t''ei'<_'ld<leeicït door dr. H. l!i,i.\K, 8ste y!l., Amsterdam. L'itg.Maatsch. Kisevier. A/tjeineene grondstellingen door IIi:t;r.Ki:i Sn;\i KI:. Naar de vijfde Kngelsche uitgave vertaald door mr. Tn. VAN Ti;itiii. Ailev. ? >. Amsterdam. S. L. van Looy. L-'. Femme, Quaiités, Travaux. Histoire. Catalogue de livres anciens et modernes et do gravures en ventc aux prix mari[m;s chez Martinus Xyliod' a la llaye, X'obelstraat lx. Vtfshiii, uitgebracht namens bestuurderen der Vereeniging tot het vormen van eene Oj/eitbitre Ver:n>ne!i>tr) run J/tifoir/driyxc/tu Aiiiiït te Amsterdam, op te algemeene ver gadering vau den iSsten Juni l-'JS. Dr. H. .1. A. M. SniAKi'MAX, Ken Krun'mtjslicd. Van Holkema en Warendoii'. i(>ii.:i: lit/eiiriie" dnor II. AAI.J-'KÜIXK. Uit gave van Noorman & Co., Groningen. Het Xedeflniidt-ck klticht*]~nl in de 17e eeuw, All. 7 en *, door P. 11. VAN M*.>i;i;ki;uKEN. Sneek J. F. van Druten. »De landbouw geeft een sober bestaan, »de veeteelt brengt geen rijkdom, de «vischvangst, de scheepvaart evenmin. »De Nijverheid kan alleen staande blij»ven en zich uitbreiden bij uiterste «krachtsinspanning." Zoo las ik in de Groene van 2-1 Juli. En veider: »Ons land, zonder nijverheidsgrond»stoft'en, verkeert economisch in veel «minder gunstigen of gezonden toestand "dan België, Frankrijk, Duitschland »of England. En toch juist deze reppen »zich in den wereldwedloop veel meer »dan wij. Wij zetten, schier zonder »eenige verandering, en zeker alken »met zulke verandering als de nood »OES afdwingt het oude renteniersleventje voort... Indien n land het »noodig heeft te woekeren met zijn «kapitaal en handel, nijverheid, kunst »en techniek, op alle mogelijke wijze, »ook door hulp en voorlichting, te «bevorderen, daar is dit zeker het »onze"... enz. Deze woorden maakten indruk op mij; ze zijn mij als uit het hart gegrepen, en met dikke vette letters zou ik ze ieder onder de oogen willen brengen, die iets met handel, nijverheid of techniek te maken heeft. Ik zou ze wakker willen schudden, die nijverheidsmaBnen en ze toeroepen: schudt uw zorgeloosheid af, de oude leuze geldt niet meer dat Nederland een rijk land is ; met alle macht moeten wij aan 't werk om het hoofd boven water te houden, en vóór alles moeten wij oppassen, dat onze naburen ons ook niet de voordeelen van nieuwe industrieën afsnoepen. Wenschen wij onze volkswelvaart te verhoogen, dan moeten alle krachten ingespannen worden om onze nijverheid vooruit te bren gen. Zonder de noodzakelijke grondstoffen kan in ons land niet iedere nijverheid bloeien, maar er blijft toch nog genoeg te doen over; waarom kunnen in Nederland { niet_evengoed horloges gefabriceerd worden als in Zwitserland, waarom niet evengoed speelgoedfabrieken worden opgericht als in Duitschland ? Omdat de markt zich een maal heeft vastgezet; het ontbreken van grondstoffen kan hierbij geen beletsel zijn, maar men moet verder de oorzaak wijten aan de angst van het hollandbch kapitaal oru zich in industrieele ondernemingen te wagen of zich daarvoor (e interesseeren, vooral op eigen bodem. Waar echter in onze dagen herhaaldelijk nieuwe zaken opduiken, moeten wij trachten daarvan oas deel te krijgen; hulp en voor lichting van regeeringswege is niet te ver wachten, niettegenstaande hiermede het algemeen belang nauw verbonden is ; laat ieder dus zijn steentje bijdragen om de ondernemende mannen uit ons volk de oogen te openen, vóórdat door de handiger en brutaler naburen ons de pas wordt afgesneden, omdat zij vlugg. r zijn met de daad en verder in (Je toekomst durven zien. Een nieuwe industrie _ staat geboren te worden, zeer voor uitbreiding vatbaar, en die naar mijne zienswijze zulk een vlucht zal nemen, dat wij ons haasten motten een aandeel in de voordeelen er van machtig te woiden. Ik heb het oog op den Aiilomobiel. Voor vijf jaar stond zulk een voer tuig minstens gelijk aan een wonder, nu heeft het reeds burgerrecht in het buiten land verkregen. Nog versch in het ge heugen ligt de wedstrijd van Parijs naar Amsterdam. Van de daarmede samenhan gende tentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt zegt \~iet Handelsblad van 11 Juli: »Wat te zeggen van de automobielen^tentoonstelling, die door een gril van »het wedstrijd-eomhó van de »Automo»bile Club de France," minstens eenige »jaren te vroeg in Amsterdam gehouden »is! Wat wisten wij Amsteidammers van een automobiel af?" In denzelfden geett gaat de schrijver van dat «stadsnieuws"' voort en ik maak er hem geen verwijt van, maar acht het niet geheel overbodig er op te wijzen, dat hij zich schro melijk vergist. Voor ieder technicus, die hoqren en zien wil, was het al lang geen geheim meer dat het automobilisme met reuzeuschreden voor uit gaat, maar het groote publiek denkt nog niet aan het gewicht van de zaak en ziet met stomme verbazing zoo'n voertuig, dat van zelf gaat, door de straten rennen, ja vindt het een gevaarlijke aardigheid en hoopt dat dergelijke wedstujdeu op den openbaren weg voortaan verboden zullen worden. Toch niet alle Nederlanders denken er zoo over: in n stad vau ons lar;d, in Nijmegen, met zijn prachtige wegen, is de automobiel geen nieuwtje meer, en kijkt men tr nauwelijks naar als hij tussch-en de gewone rijtuigen over den weg rijdt. Zonder twijfel heeft toch de onlangs ge houden wedstrijd en de tentoonstelling de slapende technici wakker geschud en doen inzien, dat deze tak van sport iets nieuws is waarmee rekening gehouden dient te worden. Gaarne zal ieder toestemmen dat de fiets heel wat verandering heeft gebracht zelfs de liscus doet er zijn voordeel mee! In ons nijverheids-artn land heelt de fabrica tie van en de handel in veloeipèdes in korten tijd menigeen een goed beslaan ge geven, en die tak van nijverheid, hoe groot ook, zal kinderspel worden bij wat de automobiel opleveren zal. Noodeloos is het te twisten wie de. eer der uitvinding toekomt, maar aan de Franschen kan men de verdienste niet onthou den deze sport aan 't rollen gebracht te hebben. Toch doet men verkeerd de automobielen nog langer als «sport ' te blijven beschou wen, al is het waar dat voorloopig alleen rijkelui zich zulk een luxe-voertuig zulleu kunnen aanschaffen; want binnen kort zal deze machine wonderen kunnen verrichten ; het komt er maar op aan of de constructie '/.n<') doelmatig, beknopt en handig kan ge maakt worden, dat de tcgen-.voordig nog geldende bezwaren grooteudeels overwon nen zijn. Dat zal spoedig gebeuren, en waarom zou dat niet door on/.e nijverheid gedaan kunnen worden '.' Eeuwen lang is er rusteloos gezocht naar een «klein-motor", geschikt niet alleen voor de kleine industrie, maar ook tot het voort bewegen van wagens en rijtuigen. Bijna plotseling is dit zoeken met succes bekroond; ik zeg lijna, want feitelijk, is nog niet de spijker op den kop geslagen, maar eiken dag kan de praktische volmaking van de machine verwacht worden, en wat daarvan de gevolgen zullen zijn is niet te overzien. Zoodra nog maar een paar stappen in de foede richting worden gedaan, dan »loopt et kind" en vlug gaat het vooruit, zóó vlug, dat het niet meer is bij te houden. Niet alleen voor den leek, maar ook voor nijverheidèffiannen wil ik een paar punten aanstippen, die naar ik meen van belang zijn. Zonder in te veel details te treden, die hier minder thuis behooren, breng ik. in heiinneringdat de gasmotor (Otlo-motor) de eigenlijke vader van den automobiel is. Met de petroleum deed de machine meer bepaald haar intocht in de klein-industrie, en nu circa tien jaren geleden kwam het automobiel-rijtuig voor den dag (BenzMannheim). De Automobile club de France bracht in Frankrijk de vrucht zoo niet tot rijpheid, dan toch zoover, dat menigeen tr aan plukken denkt. Het is dus geen wonder, dat het oorspron kelijke denkbeeld, hetwelk aan de gasmachine ten grondslag heeft gelegen, ook nog bij den automobiel is terug te vinden, maar juist de heen en weergaande beweging van den zuiger, motielijk te equilibreeren, is een groot struikelblok, waardoor de bot l rammelt, en menigeea ff»isit afgeschrikt het ding met die aandacht te bezien, die het ongetwijfeld in hooge mate verdient. De onvolkomen verbranding van de brandatof is een tweede gebrek, waardoor de automo biel in den letterlijken zin in een slechten reuk is gekomen. De overbrenging van beweging van heen en weer in rond gaande en daarmede het mindergemakkel'uke aanzetten en stoppen, ziedaar een derde bezwaar, en niettegenstaande dit alles heeft de automobiel aanvankelijk retds met groot succes zyn eerste proeven afgelegd. Voor hem, die de verbeteringen in de velocipydes met aandacht gevolgd heeften niet heelt nagelaten eenige studie te maken van een van de levens-voor waai den der moderne kleine nijverheid, voor hem is het reeds l ai-g geen geheim meer, dat het slechts et n viaag van korten tijd is, de hier mtt enkele woorden aangestipte ge breken te verbeteren. De constructeurs der automobielen weten zeer goed, dat hun r jj tuigen nog lang eu zwaar en relatitf weinig handelbaar zijn,. maar het spreekt van zelf' dat zij niet stil zitten. Er doen zich hier twee hoofdvragen voor, en wel: 1. hoe zal een zuiver roteerende of nagenoeg zuiver roteaiende machine voor den automobiel geschikt te maken zijn, en 2. op welke wijze is volkomen of nagenoeg volkomen verbranding der brand stof te verkrijgen? Op beide vragen is niet alleen theoretisch maar ook praktisch reeds het antwoord gegeven, en alleen de toipaefcing voor deu rij tuig-motor ombretkt nog. Eigenlijk is zelfs dit laatste niet me«r geheel juist. want de roteerende motor, speciaal bestemd voor automobielen, wordt in Frankrijk al veivaardigd onder den naam van TT R'Jmotor (Arbel en Tihor/). Deüe roteerende machine is een stoommachine en dus nog slechts geschikt voor grootere voertuigen, maar zij is eveneens B*td«r eenigen twijfel ook met »gas" (petroleum) in beweging te brengen. Omtrent de volkomen of nage noeg volkomen verbranding meen ik op deze plaats 1e njogen volstaan met de mededeeling, dat ook dit deel van het vraagstuk een groote schrede vooruit gebracht is en zeker spoedig een praktisch zeer voldoende oplossing hiervoor zal gevonden zijn. 31. a. w. spoedig, zeer spoedig, zal de automobiel zich in een vorm vertoonen, die dit middel van vervoer voor velen zeer begeeilijk zal maken. Dan is de lijd gekomen dat de nijverheid van alle moderne staten zich met woede op de fabricatie er van zal toeleggen. Er zulltn groote fabrie ken als paddestoelen uit den grond ver rijzen, en toch zal aan de groote vraag niet voldaan kunnen worden. Hoe lang zal dit feit nog op zich lattn. wachten? Dit is «ioeieli]k te zeggen, maar mijne voorspelling blijft niettemin evengoed de aandacht waard. Nog is het tijd voor de Nederlandsche industrie om de zaak ter hand te nemen en er groote voordeelen uit te haler. Zal het Nedeilamische kapitaal eerst de kat eens uit den boom kijken, dan woidttiaar alle waarschijnlijkheid het gras voor onze voeten weggemaaid en zullen wij ons ook hierbij weder met de restjes tevreden moeten stelk-ii. Niettegenstaande de betrekkelijk geringe koopkracht in, OT.S land zal de v ra»g naar automobielen ook hier zeer spoedig toenemen, en de afzet naar onze koloniën kan zeer belangrijk worden. Allerwege zullen de automobielen in een «dringer.de behoefte" gaan voorzien; van groot belang voor den landbouw, zullen zij zeker overal daar een belangrijken invloed uitoefenen, waar een snel en gemakkelijk bestuurbaar en vooral een onafhankelijk verkeersmiddel van waaide is; htt woningvraagstuk voor -werklieden kan door dt>u automobiel ia een geheel nieuwe p base ge bracht worden, en de strijd tusschen de verkeersmiddelen te water en te land zal met nog veel groottr heftigheid gestrtdtii worden. Ondernemende mannen ! Aan het _werk dus ! Stel dat er nog een drie of viertal jaren beschikbaar ziin om ervaring op te doen in het vak. Steekt de handen uit de mouw, dan kan na verloop van dien tijd een belangrijke markt voor onze nijver heid behouden zijn. GrondstofTen-gebrek, komt hierbij nagenoeg niet in aanmerking, het noodige metaal wordt gemakkelijk ge noeg aangevoerd, werkkrachten zijn tr waarlijk te over, al zal het t enige toewijding vereischen om deze gtschikt te_maken, en. al wat verder noodig is, kan hier te lande gevonden worden, mits er mannen zijn met energie, een open oog en wat wilskracht. Pk. c/nq&zcnben. <J Yeel geschreeuw on weinig wol, Eea toe\al!ige omstandigheid ves'ijide mijn aandacht op eeu ingezonden stuk^in No. ljij> vau. »de Amsterdammer, Wetkblad_voor Neder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl