De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 14 augustus pagina 7

14 augustus 1898 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. H03 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. land," oudarteekend door J. Myers, hetwelk een vinnigen aanval bevatte op mijn opslel in »de Gids" van Mei 1.1. over Onze jongens." Waar, gelijk hier, insinuaties en een hooge toon de plaats van argumenten innemen, is zwijgen aangewezen. (Mijn wensch om afschaffing van examens is »een hooger bod naar de gunst der onnadenkende menigte dan dat van al mijn voorgangers.") Nu ik toch spreek, wensch ik mijn woorden beschouwd te zien als gericht tot de niet-deskundige lezers van dit blad, voor wie door het geschrijf van den heer M. allicht een belangrijke zijde vau het vraagstuk ver duisterd zou worden. De methode van kritiek van dien heer is hoogst eigenaardig. Hij legt mij een en ander in den mond, dat een oppervlakkige gelijkenis heeft met hetgeen werkelijk gezegd is en roept dan zich naar het publiek keerend triomphantelijk uit: //kijk eens wat een onzin." En die betere verhouding van het gezin tot de school moet komen door een herziening van de wet op het M. O." Zulke dwaasheid zeg ik volgens den heer M. In mijn artikel staat: //Als door een herziene wet op het M. O. veel in genoemden geest veranderd en op den nieuwen grondslag een betere samenwerking tusschen ouders en onderwijzers verkregen is" enz. M. a. w. de herziening in den geest van het op stel en het verkrijgen der betere samenwerking tusschen huis en school zijn twee, maar de verandering van de school is voorwaarde voor de samenwerking en moet voorafgaan. Bside beweringen hebben eenige woorden gemeen, doch dit is ook alles. Is 't hier oppervlakkig lezen of de bekende stok? //Nu behoeft men al weinig van onderwijs te weten, om in te zieir, dat zelfs de geperso. nifieerde liefde en toewijding.... niet in staat zijn, de jeugd te overtuigen, dat elk vak, dat ?onderwezen wordt, voor hen van belang is." Aldus de heer M., waar ik als voorbeeld bij de ttilling, dat belangstelling, hoe ook gewekt, de weg is tot leeren kennen, het geval aanhaal van den jongen, die belang bij een vak verkrijgt, daardoor belangstelling en nu ook vordering er in gaat maken. Afgescheiden van het feit, dat 't in mijn betoog uitsluitend aankomt op het verband tusschen belangstelling en leeren kennen en 't dus volkomen onverschillig is, of de be langstelling al of niet door belang ontstaaat, is het klakkeloos omkeeren van de stelling merkwaardig. A. beweert: //Belang wekt belang stelling en dit leidt tot weten." Dus zegt A. ook: »0m tot weten te komen, moet men (den 'leerlingen) aantoonen, dat er belang is." Een weinig logica is inderdaad voor eea criticus niet zonder waarde! Het bovenstaande is tevens een van de merk waardige 3 steenen, door den heer M. ontdekt, waarmede ik mijn eigen glazen ingooi. De tweede steen is van denzelfden aard. Het geldt weder een feit, aangehaald om het verband tusschen belangstelling, inspanning en vorde ringen maken bij den leerling in het licht te stellen. Ditmaal is het ontleend aan den om gang van den jongen met de Natuur het uithalen van vogetnesten, liet opvoeden van vogels enz. Die omgang is hier de aanleiding, die ds belangstelling wekt en weder vertoonen zich dezelfde gevolgen, die o. a. openbaar worden op de les in Nat. Historie. Hij den heer M. heerseht hier weder dezelfde verwarring van begrippen, 't Is wonder, dat hij mij ,niet laat zeggen, dat men de jongens nesten moet laten uithalen, om succes bij het Natuurhistorisch schoolonderwijs te verkrijgen. Dat ware althans consequent. Maar de derde steen verbrijzelt alles. Ik be weer, dit zonder belang-stelling van welke zijde ook nog wel klassikaal onderwijs kan ge geven worden met volmaakte orde en gevolgd door een examen met schitterenden uitslag. Nu lieb ik een scherp onderscheid g(maakt tasschen examen-kennis 2) en kennis, die het gewilde en bruikbare eigendom van den leerling is die be hoort tot zijn productief geestelijk kapitaal. Ik begrijp dat de heer M. dit verschil kan looche nen, hoe bekend eximen-dressuur ook is, die nu juist Eiet verkregen wordt op inrichtingen, waar de orde te wenschen overlaat. Maar hier van tegenspraak, van eigen ruiten ingooien te praten, dat geeft de logica weder veel te slikken. Er is een kennis A en een keunis B, van elkander verschillend. Bclaastelling is noodig voor het verkrijgen van A, dus ook voor die van B! Waar belangstelling is zal de orde niet verstoord worden. Dus is orde niet mogelijk zouder be langstelling! i Ik geloof den heer M. verder gerust aan de intelligente lezers van dit blad te kunnen over laten. Daarom nog slechts een enkel woord met het oog op zijn aanval. Ik wil examens zooTeel mogelijk afschafte. Als de heer M. daarbij van afschuw en verbazing de handen ineen slaat, zou de leek allicht meenen, dat het hier niet alleen een verderfelijke, maar ook splinternieuwe ketterij geldt. Inderdaad is er in den katsten tijd een stetke stroom iu die richting juist van van de leeraars bij het M. O. uitgaande. Dat er ook leeraa's zijn, die deze richting niet uit willen, spreekt wel van zelf. Maar ik ga verder dan de auderen. Uit mijn Gids.artikel blijkt het niet. Uit den aard der zaak zijn daar bij een materie, die het onderwerp slechts zijdelings raakt slechts hoofdlijnen getrokken, die rich tingen aangeven, zouder m :er. Iri een opstel over examens" zou de vraag aan de orde zijn, of hier en daar niet een voorbehoud gemaakt, een correctie aangebracht, een wijziging der hoofdrichting gewenscM; moest worden. De dwaasheid mijnerzijds, om veel steun van liet huisgran aan de school te verwachten, die den heer M. zoo ergert, kan ik hier wel laten rusten. Het beste is, dat de heer 51. eens advies vraagt in gezinnen, waar verstandige ouders een zoo groot mogelijk aandeel eisclien in de opvoeding der kinderen »ls een natuurlijk recht en als een genot. Al weer suiker of saccharine! Gelukkig kan het geen kwaad meer, uu de ouders gewaarschuwd zijn! Nu ik er den heer M. buiten kan laten, nog ren kort woord aan de lezers vau dit blad in den geest van mijn Gids.artikel, over de btudie onzer jongens in huis en school, waarbij de questie van de orde en de inrichting der H. lï. S. aangeroerd werden en de betrekking tusschen ouders en onderwijzers ter tprakc kwam. J)c i'nmcezigfieid ton belattgsteliivff en l e e r l aft ar/it ik df belangrijkste foortcnarc/e r oor lid ceï/ccrcen titn degelijke kennii. Z) Die belangstelling kan op zeer verschillende wijzen gewekt worden door leeraars en ouders. Is zij er, dan wordt in de l klasse opgelet en thuis met lust gewerkt, dan j ontbreekt de begeerte om de orde te verstoren. De ideale toestand op de les is het in die mate pakken van het onderwijs, dat opzettelijk orde houden niet noodig U. Dit is een toestard, waartoe de werkelijkheid meer of minder kan naderen, zonder ze geheel te bereiken. Onmis baar is daarom een krachtige persoonlijkheid, die zoo noodig kan dwingen. Hoe minder dit echter geschiedt, des te beter a! weder. De leer lingen moeten de vaste overtuiging hebben, dat 't verstoren van de orde hun niet gelukken eu .slecht bekomen zou. En dit meer door het seDe wraak van den doode. (Caran d'Ache in den Figaro.) De drie haren van Bismarek. heele optreden van den leeriar suggestie speelt ook in de school een rol dan door de herin nering aan straffen, 't Is gemakkelijker zich vroolijk te maken over de uitdrukking Sympathische strooming" van den heer Nolthenius, dan in te zien, dat welwillendheid en sympathie tusschen leeraar en leerlingen iu de klasse invloed heeft op de vruchtbaarheid van liet onder wijs. Optimisme en idealisme! Laat het ziju. Een weinig idealisme kan bij bet onderwijs geen kwaad. Het is een schild, waartegen al te platte en gelijkvloersehe opvattingen van het onder wijzersambt afstuiten; het houdt er den lust en het strevec in, waar de werkelijkheid niet voldoet. Wat schaadt het 'i Er zijn er altijd, die naar beneden trekken. Waar de 11. B. S. niet geeft, wat men ver wacht, zoekt men in de eerste plaats de schuld bij de docenten, zonder te deuken aan de gebreken van de schoal de veelheid van de vakkeu aan de examens en aan het gezin. De leeraar is niet vrij. Met het oog op allerlei examens heeft hij een massa positieve kennis den leerling te verschaffen en zijn collega in een ander vak staat voor dezelfde verplichting en beiden worden elkanders concurrenten met het oog op tijd en werkkracht van den leerling. En hoc weinig steunt hen vaak de geest in het gezin. Eu de examens! Alleen door laugdurigen omsang op de school leert men de kennis en de vermogens van een leerling op de juiste waarde schatten. Tuch ziju (ximeus noodig, zij zijn een nood zakelijk kwaad. Of het echter r,ii-t anders kan dan dat op bepaalde tijden de ac liell't van Nederland de andere examineert, dat blijft de vraag. In deskundige kringen wint de over tuiging veld, dat examens wel niet te missen maar te bekrimpen en beter iu te richten zijn, Het meeste kwaad doi:n de examens dooi' de terugwerk in; op hel onderwijs, door het in de hani werken van dressuur. Doch ik mag niet meer plaats in dit week blad in beslag nemen. Mijn dank voor de ver leende gastvrijheid ran de r ductie. Het gezegde zal voldoende zijn, om de Iczcri tot zelfstandig beoordeelen der questu: op te ivtkkcn. Eu dairorn was het. mij Ie doen. Dr. J. E. ENKI.AAK. J) Zulk een examen-keunis, door dwang en straf zonder eenige belangstelling en ambitie opgedaan, kan zeer omvangrijk en op zich zelf niet zoo verwerpelijk zijn; ook is 't eiken onderwijzer niet gegeven ze aan te brengen. Hij moet over heel wat middelen en kracht beschikken, om onder deze omstandigheden de orde te bewaren en te doen wei ken. Verwerkt door den leerling is de fcitcnmassa in deze gevallen meest niet; het, geheugen had-het feeuweuaaudeel aan den arbeid, 't. Meeste vlbeit sneller weg, dan het kwam. Afkeer van stufflt geen lust om meer te weten, laat liet achter. 21 Dit, niet de questie van de orde op de school, is de kern van mijn (lid-'-artik'd. Daarbij werd dan gevraag.!, of die belangstelling op de sehool in voldoende nrite bestond en met, het, oog daarop gelet, op de teekeneu des lij,Is, niet het minst op die door leeraar-schrijvtrs zelf vermeld. Dan werden in het overladen Schoolprogram, in de examens, in de ouders de oorzaken gezocht, die een leeraar aan een H. B. S. bemoeielijken in zijn streven, om pakkend eu belangwekkend onderwijs te geven. Van meer dan n deskundige zijde ontvius ik liet bewijs, van goed verstaaa te ziju en medestanders te hebbea. niet meer toezenden als bewijs. Maar wel zend ik u hierbij een brief van mej.Miedema zelf, waaruit blijkt dat zij mijne geheele copie ter inztu/e heeft gehad en die beeft goedge keurd. Beginnende aldus: Utree ht, 20 Aug. '97. »Waarde Mevrouw. Dank voor uw pebrv.'^i pn de inzage der copie. Neen zeloer, namen moeten niet genoemd, dat zouden de betrokken personen vervelend knnnen vinden. Mijn mededeelingen waren aan u persoonlijk. Met weglating van het onderstreepte echter kan u Iwtgcrnst nf drukken." (Dit ziet op de namen). Dan volgt een verzoek harerzijds in mijn artikel er op te wijzon dat zij alleen door bijzondere welwillendheid van den archivaris haar plaatsje gekregen beeft er. dat de be trekking voor vrouwen nu juist niet voor 't grijpen ligt. Stipt voldeed ik aan dit verzoek er bijvoegend: »alleen volledigheidshalve en omdat in den loop der jaren veel veranderen kan, wordt de betrekking van archivaris hier vermeld." Wat mej. Miedema in uw blad zegt geheel voor mijne rekening te laten, is toch ook door haar gelezen en f/ocrtyekcurd. Ik weet evenveel van archieven als van bet Sanskriet of andere gebeimnissen, en zou er natuurlijk niet aan denken de minste eigen opmerking er over te geven. Daarvoor vraagt men inlichtingen aan een die 't weten kan en moet die kunnen vertrouwen. Dat mej. Miedema nu, na mijn copie destijds gelezen en goedgekeurd te hebben, in uw Weekblad gaat scbiijven dat ik kaar brief door coupures bel) gemaltraiteerd, mag ik niet onbeantwoord laten. A Vaut als ik met de Betrekkingen voor vrouwen voortga, heb ik nog aan honderden, die ze vervullen, inlich tingen te vragen en die konden wel eens terugschrikken voor dat maltraiteeren. Ik hiii reeds van velen hulp gekregen en nooit een klacht ontvangen over de wijze, waarop ik die bad gebruikt. Integendeel heb ik nog niet anders dan genoegen er van beleefd en verschillende der reeds behandelde betrek kingen zijn overgenomen, onbesproken, o. a. in bot JV. r. d. Ituff. (Accoucheuse). Wees dus zoo vriendelijk deze verdediging te plaatsen. Met dank, S. M. C'. VA.N' Wi:KM!->Ki:HKl.N-,ïi N:I N. Brief ingesloten. llflIIIIIIIIIIIMIIIIItMM S N U l F J G S. M. M., dezer dagen nam ik. kennis van bet stuk, door mej. I.ucie Mitdema geschreven in bet Groene Weekblad v r. n L'i Juli 1.1.. waarin zij, zichzelf willende, verdedigen, mij beschuldigt van -door coupures liaav brief te hebben gemaltraiteerd." De inlichtingen van mej. Miedema zijn in levenden lijve destijds in mijne copie geplakt en 13r drukkerij gezonden ; ik kan ze u dus Mei wijs beleid worden de feesten voor bereid, ook door (-n voor d>> periJiinïsehon. k De buiteniandsche journalisten zullen o. a. onthaald worden op een tochtje van Amsterdam naar Kwadijk. Van Kwadijk de ringsloot over, den Purnier door naar Edam, van Edam naar Yolendam, van Volendam naar Marken en van Marken over de Zuiderzee naar Amsterdam terug. Dat is 7.00 ongeveer het neusje van den zalm! Daar moest geen vreemdeling in Holland komen, wien het werd toegestaan weer te vertrekken vóór hij dit paradijstochlje had gemaakt. Vooral op een regenachtigen dag; dan, ik weet het bij ondervinding, is de indruk van al dat fraai» onuitwischbaar! Laat ons daarom hopen, dat het op dien Kepteiuberdag een beetje vochtig zal zijn! Op een boerenwagen door den Purmer, en zij zullen op boeren wagens rijden! en dan van Edam naar Volendam, neen maar, ik heb nog nooit iemand voor het eerst dat, genot, zien smaken, die niet dacht aan een sprookje uit de duizend en n nacht! "\V~aar ik den vreemdelingen echter het meest om benijd, het is het, kijkje dat ze op een llollandsehe kaasmarkt zullen krijgen .... te Edam. Ik begreep wel, dat men ze zoo iets zou willen aanbieden, en was al bang, dat ze de heeren naar Alkmaar zouden rijden, waarvan de victorie begon, en waar de kaasmarkt een beeld kan geven van het bedrijvige leven der boeren en boerinnen, die al --keezende" Noord-Holland rijk heb ben gemaakt. ... of'dat zij door den Beemster met hen zouden rijden, om hun te laten zien het spreekwoordelijk rijke deel der drooggemalen meren .... ik vreesde dat zoo, want daar is nu niets doodsch aan, en wat zou je een vreemdeling een dwazen indruk van Holland meegeven, als het niet daar voor hem had gelegen, als een mummie die in het water drijft! Wat, mij echter een weinig ongerust maakt, ik verneem tot dusver geen woord van Broek. J k weet wel Broek is Broek niet meer, maar als kerkhof van llollandsehe belangrijkheid is het toch ruim zoo merkwaardig ais Ivlam! Niet dat ik Edam zou willen uitsluiten, want van wege zijn doodsehe onbeduidenheid en daarom is het toch te doen. ais wij den vreemdelingjournalist iets laten zien, tot, leering van ons land steekt hef elke overige stad van dit kwartier den loef af. Neen. de jour nalisten, die later ons land willen beschrijven, behooren (e kennen Kwadijk, de Purmer, Edam, Volendam, Maiken.... dit, is voor on/e reputatie van heel wat meer belang, dan dat men hen voerde langs den lïijn, de Vecht, of naar hel (looi, doch Broek had men niet links of rechts moeten laten liggen. Waarom niet naar Broek ook i;; de trekschuit??waarom wel achter een bor.-reupaaid en niet achter het jas'erlje".' (iek, /oo zien de scherpzin nigste meiiseLeii toch nog altijd ieis vooi bij. De lfttiil'iriiii en de llercm', twee bladen die elkander zelden, en nooit met opzet, tegenspreken, zijn niet tevreden, omdat er door alle «eioovige Nederlanders die voor koningin Wubr! :üiiia c-en 'gebed willen doen, niet op iii en hetzelfde uur eu op n en denzclfden dag z:il gebeden worden. In Oo-t-liii'i,' /ai op '.; September de inhuldiging godsdienstig worden gevierd, maar nu blijkt dat te Curaeao een bidstond, voor datzelfde feit, op .'51 Augustus wordt gehouden. Dit scheelt niet minder dan een week. Verder wordt de eenheid verstoord door verdeeldheid hier te lande. Hier zal men ''s morgens, daar 's avonds samenko men. »Het zal telkens met het burgerlijk leven in de war loopen, daardoor zal het plechtige en indrukwekkende er afgaan.'' Ik gevoel wel iets voor de teleutstelling van de Standaard, maar liet komt me toch overdreven voor in dat ongeregeld o der voorbede zooveel kwaad te zien. IJ at ge mis aan eenheid kan zoo erg storend niet zijn, als de biddenden maar niet deiikeu aan de menschen die op dat moment buiten de kerk zijn, en zij hun aandacht slechts bepalen bij het onderwerp dat aan 'ie orde is. (Stel dat de Buiksloters ;s avonds bidden. en de Amsterdammers 's morgens, vaarom zou dat storend voor de aandacht zijn, als de Buiksloters maar niet onder het bidden aan de Amsterdammers denken en omge keerd. Trouwens wat de ^Utndu'.n'd wil. is toch uiterst moeielijk te bereiken. E-.T, gelijk gebed, op hetzelfde moment, te B.uavia, Curacao en Amsterdam, 't gaat haaK niet. Dr. Kuyper vergeet, dat het op Java onge veer zeven uur vroeger en op (,'urneao on geveer vijf uur later dag is dan in Nederland. Die eenheid zou dan alleen verkregen kunnen worden als ds zou bvveii Java ;.even uur stil kon blijven staan en voor ('aracao vijf' uur wou overslaan, en zoo iels i-- zelfs in Jozua's tijd niet voorgekomen. Bij allen eerbied voor Dr. Kuypers bekend organi seerend talent en zijn invloed op dt-:i loop van zaken in liet heelal, vreezen v, ij toch, dat een veiandering hierin ten L^öit: te brengen, boven zijn macht zal gaan. In n opzicht echter begrijp ik dt teleur stelling van Dr. Kuyper in hè', gehvt'. niei. Hij zou zoo gaarne gezien hebben, dat de lïegeering een aanschrijving a,in de kerken had gericht, om haar tot gelijktijdig bidden te bewegen. Nu, meent hij. zal hei plecutige en indrukwekkende er af sraan of', i.-si: met Heemskerk zaliger te spreken : het m" >ie. en «lat alles, ^uitsluitend, doordat het kabinet bang was voorliet wraakgeroep van de Dageraadsmannen en Gotilooehenaars.'' Maar het liberale ministerie, de Reseering zelf, bestaat immers uit Dageraadsmaiuien en Godloochcnaars, in verkiezing.sdajreu wordt dat ons op alle manieren duide lijk gemaakt. Hoe kan nu Kuyper willen dat ongeloovigen (altoos in den zin dien hij aan dat woord hecht) de geioovigen zullen uitnoodigen tot het doen v;u; een gebed, dat zij zelf onnoodig achten'? Natuurlijk wil Kuyper van de lieget-i ing geen huiche laars maken, maar zoo niet wat heeft hij dan toch met die Godloochenaars voor V Dat hij iets tegen het beleid van d< zon heeft, die het gemeenschappelijk gebed van de Moederlanders met de kolonisten niet gedoogt,, begrijp ik volkomen ; n:aar waarom mijn collega het beleid der liegeering in deze zoo streng tim moeten afkeuren, dar, vat ik niet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl