De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 28 augustus pagina 3

28 augustus 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

l Na. 1105 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Haar aanleiding .jan oen litterairen (Slot). Stelselmatige opleiding ziet men overal mis lukken. De toekomst is aan het vrije onderwijs, zooals men het, aan onze universiteiten al betrekkelijk beeft. Niet alleen in de tooneelspeelkunst, maar in de letteren, schilderkunst, bouwkunst (hier misschien het minst) zien we 't zelfde. Wie tot letterkunde gaat opleiden, verkrijgt slechts letterknechten, schoolmeesters en filologen, en geen litl eratoren. Wie schilders zou willen vormen maakt teekeiimeesters, voor architecten, krijgt men huizennabouwers, jourralisten worden schrijfmachines, 't Is overal hetzelfde. Alleen het groote leven, met zijn leering en openbaring, zijn ervaring in liefde en smart kan den kunstenaar vormen, en nooit een scliooleche opleiding. Zeker, de ongeschoolden, ze hebben veel tegen, of liever veel te kort; als de Abnung er is, de opwelling borrelt, de scheppingskracht dringt, ja, dan voelen eerst velen wat hen ont breekt. Het zijn slechts enkelen, die bevoorrecht, een voorsprong hebben van voorbeschikte oplei ding. En dezen zijn dan zeker een eind verder. Maar, de anderen, de minder bevoorrechten, ze komen er ook, al komen ze er anders. Al is 't in het begin ongeschaafd, en al is er veel wat niet af is en nog meer wat der critiek aanleiding geeft tot felle berisping of kleinachtend stil zwijgen, ze komen er, en misschiin wel juist omdat het noodige hun ontbreekt (niet het ae noodigp, want dat hebben ze) en ttn spijt van schoolmeesters, betuttelaars, schoolsch-geleerd publiek en kunstlooze critiek, die op kleinig heden vit en op hen neerbonkt, koinen zij er toch, ondanks alles. Wat men voor deze ongeletterden zou wenschen, dat is een school of nog liever een gelegenheid, waar zij hun te kort in weten kunnen aanvullen, waar zij in vergeten uren naar toe kunnen sluipen om, gemakkelijker dan ze nu doen, tot zich te nemen wat ze missen. Ik zeg gemak kelijker, want nemen doen ze het toch, al mag het wat langer duren. Dit is door alle eeuwen zoo geweest, waar een sprankje van 't goddelijke is, kan geen conventie of loerisch-oogend wanbe grip het terughouden. Dat dringt en werkt er zich toch door! Maar, och neen ! laat ons maar geen vrije kunsthoogescliool stichten, geen school -waar tooneelspeler, letterkundige, bouwkunstenaar, schilder en ook de menschen van het kunsthandwerk zouden kunnen komen naar eigeu omstandig heden, want, bang ben ik, dat het weer al te gemakkelijk zou worden, dat, naast de hoogstaanden, die toch slagen met en zonder dat hulpmiddel, alleen wat langzamer, ccn drom van middeluiatighcden zouden binnensluipen door de wijd-wijde deur. Eu met middenmatigheden zijn we al te veel belast. Want, dit is de zegen der democratie, dat we zooveel half intellect krijgen. 't Is nu ceumaal een ongeluk, waarvoor niet gemakkelijk een remedie is te vinden, dat scholen per se willen afl:vereri, en ieder met eeuigen aanleg (?) zich kunstenaar waant. Is het niet vreemd, dat bij al ons uitmuntend onderwijs, in elk vak vau kunst, der autodidacten, de menschen zonder eeuige of met gebrekkige opleiding, ?ieh naar voren dringen, op de eerste plaatsen komen en die blijven innemen? Dat geeft toch we! te deuken ! Waar ons geheel onderwijsstelsel, van de bewaarschool tot gymnasium toe dat wordt door alie school-autoriteiten toegegeven niet voldoet, slechts zeer gebrekkige resultaten geeft, hoe verwacht men dan nog goede uit komsten bij gekunstelde kunstopleiding? Men verwart o zoo spoedig leerkracht met aanleg. De gave van goed kunnen studeeren wordt dan aaugi keken voor werkelijk talent, wat hetl iets anders is en allicht wordt het lllli/mHtlllMIjIJlIllllJIIIIDIIIMIItMHfnlIIMIIMIIlllnlIHflIIIHDIIIIIllHIIIIIIIUIlllllllllMIIMIIIHINIIKII Het DiensMen-Congres, Op Zondag -21 Augnstm werd in de Congreszaal voor de Tentoonstelling van Vrouwen arbeid, een dienstboden-congres gehouden. Ik kan niet ontkennen, dat ik met epnigen schroom daarheen ging. Immers nog nooit was het voorgekomen, dat de dienstbaren met hare heeren en vrouwen samenkwamen om in het openbaar de wederzydsche belangen en grieven te bespreken. Men stelt zich van eene bespreking tusschen dienstboden en mevrouwen over grieven" allicht een debat voor, waarbij aan den eenen kant een vloed van bi'se woorden, aan den anderen kant het gooien met deuren en het bij onge luk laten vallen van porselein het slot vormt. Hier gelukkig niets van dat ailes. De grieven" der dienstmeisjes werdeèdan. ook slechts bij uitzondering door haar zelve uiteen gezet. Jkvr. Cornelie Huygens opende als presidente de vergadering. Zij bracht in herinnering, hoe eenige weken geleden in deze zelfde zaal een zeer belangrijke samenspreking was gehouden, naar aanleiding van de vraag: 's de coöperatie, toegepast in de huishouding, mogelijk'r"' Hoe geheel anders zijn de plichten der huisvrouw geworden, nu de uitvindingen in de laatste eeuw veel werk uit de handen hebben genomen, en nog meer zal dit het geval zyn, wanneer de coöperatie in de huishouding zal worden toegepast. Dan zal niet, n vrouw van alles moeten kennen, wat uit den aard der zaak, meestal gelijk staat met niets grondig te weten, maar dan zal door vakopleiding ieder veel meer be rekend zijn voor laar taak. Het woord werd nu gegeven aan mevrouw Butgers?Hoitsema. Haar stelling was: Het wenschelijke van een regeling van ar beidstijden, met al of niet vrije beschikking over de vrije uren". Spreekster ving aan met het droevig lot te schetsen der nooit rustende dienstbode in mijn oog werd dit lot wel wat heel donker afgeschilderd. De dienstbode werd door haar voorgesteld, als het slachtoffer van haar al te getrouwe plichtsvervulling. Nu, ik geloot met zekerheid te kunnen zeggen dat het door mevrouw Rutgera beschreven zwoegeude dienstmeisje, zelfs niet met een lantaarntje is te vinden ! Maar dit neemt niet weg, dat daarom haar stelling wel degelijk waard is te worden over dacht ! Zou het niet mogelijk zijn, de dienst uren zoodanig in te richten dat de dienst boden, zelfs die de betrekking van meid alleen bekleeden, enkele uven per dag rust hadden niet een rust die veel heelt van wip 0)> 't stoeltjf, maar werkelijk rust V Ik geloof, dat in eiken dienst met een beetje welwillendheid van de zijde der heeren en mevrouwen zooiets niet tot de onmogelijk heden behoort! Wie heeft bij gelegenheid van den schoonmaak niet een behoefie gevoeld aan absolute rust 'l Enkele oogenblikken zijn voldoende, om, het moed* lichaam voor totale uitputting te be hoeden. Welnu, in dergelijken toestand kan de dienst bode verkeeren b.v. na het dosn van een kamer al is die niet groot! Waarom kan uien na den afloop van een dusdanige bezigheid, nu niet wat gelegenheid geven tot, hetgeen men noemt, uitblazen"? Waarom moet er in de meeste gevallen, dan terstond ander werk worden opgezocht ? Is dat billijk tegenover medemenschen die toch v.an ons afhankelijk zyn? De algemeene klachten over het tegenwoordig dienstpersoneel meende spreekster voornamelijk te moeten wijten aan de omstandigheid, dat, waar vroeger vele meisjes uit tamelijk gegoede burgergezinnen in dienst traden, die nu allen liever juffrouw" willen zijn. En och, dat juffrouw zijn! Hoe werkelijk droevig is het lot van haar, die door den schijn zich laten verblinden.' Spreekster verhaalde wat door haar onlangs was vernomen, in een gesprek tusschen twee dames, afgeluisterd in een coupé2e klasse. De eene dame raadde de ander aan in plaats van een meisje voor de kinderen een juf te nemen. Men kan ze alles laten doen; ze klagen nooit, missen zonder pruttelen haar uitgaansdag, en de keukenmeid heeft ze graag, want die kuanen al bet verval alleen in den zak steken l" Arme juf! Is het wonder dat bij een dergelijk machts misbruik een. baat ontstaat tusschen personen, die toch als huisgenooten door onderlinge liefde aan elkaar verbonden moesten zijn ? Mej. Haighton was van meening dat de vorige spreekster iets over het hoofd had gezien. Slechts n categorie van dienstboden was door haar besptoksn, terwijl er in de hoogere standen vetl vrouwen in betrekking waren, die het beter hadden dan menig dame, zoowei wat het heden als wat do toekomst betreft. Mej. Drucker meende, dat wat mevr. Rutgers van den Jangen arbsidsdag had verteld, over dreven was. Wel is waar moesten msestal de dienstboden vroeger op-taar.j ma&r daarentegen begaren ze zich ook in veel gezinnen vroeger ter ruste. Dit laatste werd tegengesproken door mej. Auwerda de tweede spreekster. Deze schetste op aandoenlijke wijze, hoe zij als heel jong kind reeds onder de menschen moest. Zij berekende den diensttijd van feeën tot elf nar 's avonds. Ik weet natuurlijk slechts te spreken van mijn eigen omgeving, maar mij dunkt, dat een dienstbode die van 's morgens zeven uur tot 's avonds elf uur onafgeb-oken in touw i?, wel drie dubbel loon mag ontvangen. Men spreekt wel over een werkdag van acht uur voor den arbeider. Zou het niet op het gebied der arbeidsinspectie liggen eens te onderzoeken, hoe lang onze dienstmeisjes aan het werk worden gehouden. Da stelling van mej. Auwerda was: Af schaffing van het fooienstelsel en het nood zakelijke van betere luonsregeling f' Wat het eerste aangaat! Mej. Auwerda noemde het vernederend voor een dienstbode, als zij verplicht was bij het vertrek der gasten met de o^en hand aan de deur te moeten staan. Van die zijde heb ik de zaak nooit beschouwd. Maar, wanneer men zelf pooit in het boven vermelde geval heeft verkeerd, dan kan men onmogelijk oordeelen over zoodanig iets. Waar wij een fooi geven, doen we dit niet met een gevoel van minachting voor degene die ze aanneemt, maar wel veelal met een inwendige verzuchting: Was dat ellendige fooienstelsel maar in onbruik '." Aan u, heeren en dames daaraan een eind te maken '. Geeft uw dienstboden een extra doiiceur, telkens wanneer ge meer dan giwone diensten van haar vergt; een noodzak-lijk gevolg van hot menschenzien'', dat naar ik hoop, ook wel eens tot het verleden zal gaan behooren. Maar eischt niet van uw gasten, dat zo hun maal betalen. Het geven van fooien is niet een beleediging voor de dienstboden, müar voor de i/iixthecrcn en yastL'ruinven. Mej. Auwerda kwam tevens op tegen het systeem om slechts om de drie maanden een dienstbode te betalen, en m. i. is zij daarbij in haar volle recht. Waarom wordt een werkman bij de week betaald en een dienstbode om de drie maanden. Men zal zeggen: Zij heeft niet te zorgen voor kost en inwoning." Zeer waar! Mavr met de verandering van het seizoen wil ze graag h*ar goed wat op knappen. En als baar geld dan niet meer voorhanden is zoo menigmaal worden door haar arme familieleden ondersteund dan is het niet prettig, als gniist te vragen, wat toch eigenlijk al het hare is. Ik bedoel warschot. Waarom kan men niet elke maand een dienst bode betalen? Op de lezing van mej. Auwerda volgde eenig debat, waaraan werd deelgenomen door de dames Meyboom, Drucker en SchookHaver. Mevrouw TvJeman?Verschoor betoogde na de pauze de noodzadelijkheid van de vakop leiding. Haar stellingen luidden aldus: 1. Van dienstboden worden veel en velerlei kundigheden geëischt. Om die te kunnen ver werven, hebben zij vakopleiding rioodig. 2. Men stichte die men" zij de staat zoo spoedig mogelijk op ruime schaal scholen ter opleiding van dienstboden, liever gezegd. huisbeambten. De scholen kunnen ook toegankelijk zijn voor mannen, die opleiding verlangen als kok. huisknecht, enz. 3. Niet (die vrouwen traclite men over te spontane en intuitive door stelselmatige methode gedood. Wat meer gelegenheid tot vrije aanraking en bespreking tusschen de opkomende beoefenaars in de verschillende kunstvekken, en het intellect zou zich cok vrijer kunnen ontwikkelen. Het kunsthandwerk, dat in ons land treurig ver waarloosd, nu weer begint op te bloeien, zou dit zeker te pas komen. Een algemeene biblio theek van kunstwerken is irderdaad geen over daad ! Men kan vaststellen, dat het meeste, wat men tooneeispelers op school gaat leerei?, evengoed kan dienen voor de andere kunst vakken kunstgeschiedenis, kostuumkunde, oude en nieuwe talen, plastiek, letterkunde is voor allen noodig. Maar als zoo'n school er wel kwam dan zou den misschien de tooneelspelers het minste er van kunuen profiteeren. Zij toch moeten reizen en trekken, van stad tot stad, en in een dorp kan men zoo'n inrichting moeilijk plaalseu. De tooneelspelers moeten dan toch weer w orde 11 opgefokt om kant en klaar te worden afge leverd, met een einddiploma tooncels-chool, of, zooals vroeger, zichzelf ontwikkelen van embiyo tot volle vrucht, O, als ik deuk aan dat doodgemartelde voor dragen van die Zondag, als ik dan in mijn ooren weer voel sissen en Jcloideren, de klanken door elkaar gerommeld als it: een moddermolen, dan zeg ik ontmoedigd, nee, dat is nog niet eens talentvol routinewerk. Het is zoo veel min. der, het is zwak-zwak. En dan verbaas ik mij hoe een Mevr. Iloltrop, die het toc'a beter moest weten, kan zeggen, dat met zoo'u voorafgaande opleiding we verder komen. Voor het tooneel is maar n middel en dat is een praktisch proeltooneel, waar rnen de jonge krachten kan vormen. Het moet zijn ten gezelschap, dat niet reist, «iet trekt, dat, beoefent de geiieele kunst, de kunst der vei jnden, zoo goed als de kunst voor het volk, een gezelschap niet van novices en leerlingen, maar van beproefden. Uairbij v, juilen geplaatst kun nen worden de jonge tooueelspelers, die elders reeds bewijzen gaven vau hun kunuen. Tege lijkertijd zouden zij zich dan theoretisch kuiiutn ontwikkelen. Bij zoo'n gezelschap zal het mogelijk zija de werkuren, de repetities zoodanig te stellen, dat de jonge tooneelspelers geregeld kunnen bijwonen de lessen van een vrije kunst academie. Voor de andere gezelschappen zou het gewenscht zijn naast den technisch-artistieken leider, nog een theoretisch-artistieken te hebben, een lettre, die op reis, voor de opleiding aan het theater kan zorgen. Is dit beide te veel, men kieze n dezer wegen, maar breke niet een tooneelschool die ons nog niets dan middelmatigheden bracht. G. VAK HULZEN. iiiiMiiiiiiiiiiiiKiMiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiifiiiiiHitniiiitnini TeiitooBstcllinE v, Nationale Kleefteruracnten in liet Stedelijk Museum te Amsterdam. Eene, van de, ter gelegenheid van Harer Majesteits Inhuldiging, te houden tentoon stellingen, werd dezer dagen reeds geopend, n.l. die der »volks eigen kleeding", zooals we in de voorrede der catalogus vermeld vinden. liet was een mooi denkbeeld om een over zicht te geven van de eigenaardige kleeder drachten, die men hier te lande nog aantreft, en die zoo'n groote attractie zijn voor de vreem delingen, die jaarlijks onze Zeeuwsehe en Zuiderzee-eilanden bezoeken. Langzamerhand toch, zullen deze typische kleedingen meer en meer verdwijnen, deels door invloed der overheerscbende mode en der goetlkoopere con fectie-costuums, deels ook door do moeilijkheid vaak, om die zelfde degelijke stoffen te kunnen krijgen, ie de vroegere kleermakers verwerkten, en die van een soliditeit getuigden, waar men nu verbaasd van staat. Opmerkelijk is het echter hoe in de groote steden, de eigenkleeding is blijven bestaan; door de loop der tijden wel gewijzigd, maar toch kenmerkend verschillend van de hedendaagsche mode: in het costuum der weesjongens en weesmeisjes. En wie weet hoe spoedig ook dit tot het verleden zal behooren. Niet echter voor artistieke ontwikkeling is het merkwaardig deze zoo volledig mogelijk. bijeengebrachte verzameling te beschouwen, DAMEjS. halen naar deze scholen te gaan, alleen die, welk-; lust en aanleg hebben voor het vak. 4. Gezondheids en voedingsleer, kennis van grondstoffen voor kh-edij en voeding, boek houden bshooren reeds ge^.-ceerd te worden in de hoogste klassen \an de lagere school, aan jongens en meisjes na invoering van leer plicht tot het llde j-iar. 5. De grootste kracht in deze beweging moet uitgaan van de dienstboden zelf. Zij moeten zich vereenigen, een vakorgaan moet allen verbinden. Haar lijfspreuk moet worden : Vóór alles bekwaamheid, dun meerdere rechten, op grond van meerder; kennis." (Een. vak.ereeniging bestaat reeds, waarvan mej. Auwerda pr. sidente is.) De heeren Mol ea van Kol traden met de spreekster in debat. Zij waren van oordsel ,?.!"p, r.'JP vakvereenigingen niets zouden uittichten, zoolang de maatschappij berust op kapualistischen grond slag. Eau paar dienstmeisjes meldden hare grieven, de eene over de voortdurende onvriendelijkheid van haar mevrouw, en de andere beklaagde zich (en m. i. zeer terechi) dat zij wel verlof i kreeg als zij vroeg naar de eomedie te mogen gaan, mnar niet als zij een vergadering wen^chte bij te wonen. Och, kom, daar begrijp je toch-niets van", zeide baar meesteres dan. Een harer vriendinnen had geen verlof be komen naar het dienstbodencongres te gaan. Maar teel om een gebeelen nacht op de Rotterdamsche kermis door te brengen! Zijn dergelijke dingen niet kenschetsend om het gehalte van sommige mevrouwen aan te duiden 't Jkvr. Cornelie Huygens trad op met de stelling: Het wenschelijke van beter vakon derwijs. In een helder betoog schetste de spreekster de geringe opleiding, welke onze aanstaande dienstmeisjes voor het meerendeel ontvai.gen. Eerst als loopmeisje, den geheelen dag vliegen en draven, de bevelen moetende opvolgen van al de huisgenooten, de dienstbode incluis, groeit het kind op zouder iets werkelijk te kunnen. Door al dat jigen, wordt het plichtsgevoel verzwakt. Is het wonder, dat op een leeftijd, waarop do voor indrukken zoo vatbare ziel haar rechten doet gelden, zij haar omgeving leert beschouwen als haar natuurlijke vijanden 't In enkele gevallen bij ziekte of ramp kan de gevallen, slotboom worden opgeheven. Dan verdwijnt de afstand en men leert elkaar kennen als menschen va:i gelijke be wegingen ! Maar iets wat nu tot de zcltl-ii/niihcden be hoort zou een normale, tuestand kunnen worden, wanneer ieder huisvrouw doordrongen was van de plichten die op haar rusten. Men spreekt veel over Toynbee on zijn principes! Welnu, ieder kan in zijn eigen huis die principes in toepassing brengen. Carlyle zeide: In elk land leven twee volken die een verschillende taal spreken e,i verschil lende zeden hebben. Het is onze plicht die andere taal en zeden te leeren begrijpen en verstaan". Is dat niet met weinig woorden gezegd wat wij hebben te doen? Eeu vriendschappelijke omgang met de huis genooten moet een goeden invloed hebben op de onderhoorijjen. De vrouw is ten allen tijde beschouwd geworden als te zijn: dedraagster van het ideaal". Haar plicht is in de eerste plaats, liefde en zorg te schenken aan baar omgeving, en het schenken van die liefde kan niet anders dan haar zelve ten goede komen. Het ontwaken van haar verantwoordelijkheids gevoel zal haar in staat stellen toewijding te schenken aan allen die haar liefde zouden van noode hebben. Een der aanweziga heeren bo3ptc dat dit 1ste di.nstboden-congres spoedig door een 2de zal worden gevolgd. Ik sluit dit verslag met de be'uiging, mij zeer goed met de laatstge noemde woorden te kunnen vereenden. Zal het besprokene goede vruchten dragen ? Ja zeer zeker. Bespreking geeft toenadering en uit toenadering volgt aaneensluiting, en dat is dunkt me een eerste vereischte om tot het beoogde doel te geraken. VEI:A. De smaragd van Salonik Te Weenen is sedert vijf j:iar een rechtzaak in verschillende phasen aanhangig, betrtifende een smaragd van buitengewone grootte en schoonheid. In lcS!i;5 vervoegde zich een man, die zich voor een juwelier uit Salonika uitgaf met een agent in juweelen en een tolk bij de liruia Schwarz und Steiner, en bood er een onge venaard mooien groenen saiarag l te koop aan. De steen had den vorm van een medaillon, was van boven en beneden geheel u jour gezet, en alleen buitenoin lag een lijstje van brillanten. De firma verklaarde zich bereid den steen voor 10.OOO francs te koopen, wan neer een zekere slijper, F. S., bij de Weener juweliers als expert hooggeacht, hem voor echt hield. Do juwelier uit Salo>iika met zijn tolk rodun terstond mat1 don slijper, die den steen onderzocht en schriftelijk de echtheid ervan erkende. Hij kreeg 5 florijnen voor zijn moeite, later nog 10 florijnen, en de firma kreeg den steen voor 10.000 francs. Maar toen men na. eenigen tijd het brillanten randje eraf nam, bemerkte de firma, dat de smaragd uit twee deelen bestond, het eene een echte groene smaragd,het andere een stuk kristal. IJe (irma sprak nu den slijper F. S. aan om haar de i<0()0 francs te vergoeden, terwijl zij de plaat smaragd en de brillantomlijsting op 1000 francs taxeerde, en den beklaagde t--n laste legde, dat hij den steen niet op de hard heid had onderzocht en niet uit den rand had genomen. De slijper voerde aan, dat hem dit riiot was opgedragen; dat het hem noch aan moeite, noch aan oplettendheid ontbroken had, en de firma zelf toch ook deskundige was. Ten slotte nog : dat het niet bewezen was, dat de later hem getoonde steen dezelfde was dien hij had onderzocht. Tallooze verhooren van getuigen en experts hadden plaats; de zaak duurde jaren. Een nieuw stel experts verklaarde den steen voor een >mi.\te", half groene smaragd, halt' witte smaragd, of misschien maar half bergkristal; om dit zeker te weten zou men de twee helften van elkander moeten nemen. Zij taxeerden de eene helft op 500 francs, de omlijsting op 5)0 francs; maar meenden dat de steen als hij geheel echt was geweest niet minder dan ;>0,000 florijnen had moeten kosten. Volgens hen was de eenige pr»ef de hardheid, voor de hardheid had men hem uit de lijst moeten nemen, en de slijper mocht dat zonder uit drukkelijk bevel niet doen. Nu werden ook de beide helften van elkaar genomen en bleek nog iets ergers: noch de eene, noch de andere helft was smaragd ; beide waren waardeloos bergkristal, waartusscheri een laagje kleur was aangebracht. Men krijgt op die wijze niet veel eerbied voor de experts. De Weener rechtbank veroordeelde nu den slijper, ofschoon hij toch niet de eenige was geweest die zich vergist had, tot vergoeding van 1500 francs met alle kosten en interessen ; maar de uitslag werd afhankelijk gemaakt van het afleggen van een aantal eeden ; b.v. of de slijper de 5 florijnen bedongen bad ; of de agent den steen niet uit het oog verloren had tussohen de onderzoeking en den terug keer, enz. Het hof van appel intusschen vernietigde dit vonnis om een aantal redenen, waarvan wel de voornaamste waren dat rnen den slijper noch gemis aan vlijt, noch bevoordeeling (bo ven die paar florijnen), n-och gemis aan kennis kon verwijten. Wanneer do tirma Schwarz en Steiner een buitengewonen smaragd, die vol gens deskundigen, als hij echt was geweest :>0000 fl jrijnen waard was, voor uo^ geen zesde van de waarde van een onbekenden koopman kocht, zonder den steen uit de lijst te nemen, als wanneer terstond het bedrog aan het licht was gekomen, geschiedde dit op hare eigen risico; en het ging niet aan dit op den slijper te verhalen, die van de persoon van den verkooper en de conditlën van den verkoop niets wist. Dit was in Januari; eindelijk is nu de zaak voor de vierde maal behandeld en de slijper werd vrijgesproken, ditmaal omdat, behalve de vorige consideratiën, ook de identiteit van den ten processe aanwezigen steen met den aan den slijper vertoonden niet kon worden be wezen. De koopman uit Salonika heeft zich natuurlijk niet weer doen zien. maar ook nit een historisch oogpunt is bet zeer belangrijk, hier na te gaan, hoe de ver schillende volksstammen, die ons land eertijds bewoonden, als Friezen, Sassen en Franken zich kenmerken door hun kleeding, al werd die in de loop der tijden en de veimenging der stammen, langzamerhand minder opzich zelfstaand. Zoo mag men byv. aannemen dat het hoofdijzer van Friesche oorsprong is; aan vankelijk een eenvoudig \jzeren ring om het haar bij elkaar te houden, later doorgeknipt en aan de uiteinden omgebogen, werd het ten slotte de gouden en zilveren beugel die uit loopt in «knoppen, stiften, krullen en stukken." Ook de wijze waarop zij in hun levensonderboud voorzagen; de Friezen zijn van oorsprong zeevaarders, de Sassen en Franken daaren tegen meer landbouwers; bracht verschil in kleedij mede. In deze ruim tweehonderd verschillende costuums, waarvan enkele reeds geheel in onbruik geraakt zijn, kunnen we zien hoe de tradities, in enkele deelen van ons land, nog trouw bewaard zijn gebleven. Hoe aien bijv. op Marken bepaalde kleeding voor in onder trouw zijnde bruid en bruidegom heeft, waar van maar enkele exemplaren op het eiland nog aanwezig zijn, die bij dergelijke gelegen heden uitgeleend worden. Zoo draagt de bruid dan een fraai geborduurd corset boven haar jakje, en een voorschot z.g.n. »witje", dat in mooie stijve plooien recht vooruit steekt. Eigenaardig is het ook, dat de Friezinnen die zeer gehecht zija aan haar oorijzer, er zich slechts in n geval van ontdoen, en het als overtollige ballast veglaten, als zij deelnemen aan een harddraverij op schaatsen. Bij de mooie kleeding der Volendammers, vindt men nog een voorbeeld van een oude vrouw met den zoogenaamde »Boomhul" op, die, als ik mij goed herinner nog slechts door twee of drie gedragen wordt. Het is een groote, naar voren uitstekende muts die bij koude nog gedekt word door een wollen slaapmuts. Over het algemeen zijn de ter begrafenis te dragen costuums in. verschillende plaatsen van ons land nog zeer kenmerkend. Ziet men De rroiiweitbcweijinq in Duilacldand. \ roincelijkejoni'-ntili^ten in Amerika.?? CnnKjx'klced. Recept. In de Jlecue de Paria heeft Mevr. Sohirmacher, van wie wij uit de Tempa en andere bladen herhaaldelijk uitmuntend geschreven artikelen aanhaalden, een belangrijk stuk over de vrouwenbeweging in Duitschland geschreven. De '2(jy, ruillioen vrouwen vormen meer dan de helft der bevolking; van deze behooren 75 pet. tot het voik, L'i pet. tot de bourgeoisie, l pet. tot den adol. Van de Duitsche huis vrouw is het meest voorkomende tyuedatder tevredene met haar huiselijke plichten ; zij is getrouwe echtgenoote, liefhebbende moeder, maar boeken en tijdschriften interesseeren haar niet, en al waarover zij praat is: kinderen, meiden en keukenwerk. Toch zijn er eenige en meer dan rnen denkt , die ook aan ineer ir.telligeüt.? d,:n;;>;:i a?nkei'. Zij >.ün ^min ir.ir.Jer goede huisvrouwen, maar tevens echte gezellin nen voor haar mannen ; voor haar kinderen zijn zy meer dan kindörmeiden, echte op voedsters, liet type van vrouw van de wereld heeft natuurlijk altoos in Duitschland ook wel bestaan, maar is efr toch eerst in de laatste vijfen twintig j uren bijzonder toegenomen. Maar zij zijn niet zeer aantrekkelijk, wat droog en positief en practisch. De getrouwde vrouwen in Duitschland zien over 't algemeen de vrouwenbeweging niet met gunstig oog. Het eerste der drie genoemde typen is opgevoed in een diep besef van de minderheid der vrouw, en houdt de beweging voor zondig; het tweede, de bourgeois?, is betrekkelijk onverschillig; de vrouw van de wereld, op zich zelve rekenend, houdt haar voor dom en nutteloos. De vrouw van adel is wel geneigd tot nieuwe ideeën, misschien te meer omdat deze iu haar kring een voor werp van heftigen strijd zijn. Gravin Bülow von Dennewitz, gravin von Linden, gravin voa Gildern, hebben gestreden tegen al haar man nelijke en vrouwelijke bloedverwanten en vrienden, een werkelijke sport. Maar onder de bourgeoisie is de toekomst ervoor bereid; gedeeltelijk misschien omdat de wetenschap en de industrie daar het meest verandering gebracht hebben. In elk geval kan men zeggen, dat de beweging daar niet kunstmatig is opgewarmd, maar voortvloeit uit een levendig en ernstig bewustzijn van de noodzakelijkheid. * ** In Amerika zijn dan zooveel vrouwen bij de journalistiek; maar het zijn er soms baan tjes naar. Miss Elizabeth Banks zou een betrekking krijgen aan het Neic York Journal, maar men eiscüte van haar, dat zij als proef stuk 's avonds in een slecht betaarnde wijk zou rondwandelen, zich laten arresteeren en van haar ondervindingen in het »hok"1 gedu rende de nachtelijke opsluiting, een feuilleton zou maken. Zij weigenie en werd niet geplaatst. Eiii hoofdredacteur te Cuicago zond eene zijner medewerksters, van instructies voorzien, naar de voornaamste dokters der stal,ornhen over te halen, eene verboden operatie op haar te doen. Zij gaf verslag van hare ondervin dingen op dien tocht; het artikel maakte reusachtige sensatie, verscheiden dokters wer den naar de gevangenis gestuurd, en het salaris van de jonge vrouw werd verdubbeld. * * * Een car.apékieed of behangsel achter een hoeJenstandaard maakt men van een meter (of meer) donker olijf'.;roen molton, a l gulden ongeveer, vele sigarenliritjes en tallooze restjes naai- of borduurzijie. liet. molton is 1..')) breed; de sigarenlintjes worden glad gestreken en op de stof gespeld, in allerlei figuren. Ieder lint wordt met een anderen borduursteek erop genaaid, ieder lint met een andere kleur van zijde; op de vakken tusschen de linten borduurt men sterren, halve manen, alles in afstekende kleuren, en knoopt aan de eene zijde van bet kleed eene franje van rooie en gele sigarenlintjes. * * Piineh a la neiijc. Men roert het sap van een citroen met ^50 graai fijae suiker en vier eierdooiers goed dooreen, tot een schuimige massa ontstaat. Hierdoor roert men ' , liter goed gesuikerde thee, ' -< liter rum en '4 liter kouden room. Men zet het mengsel drie uur in ijs, roert er de vier eiwitten, tot sneeuw geklopt, door en dient het in glazen met biscuit :i la cuiller. E?s.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl