Historisch Archief 1877-1940
l
Na. 1105
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Haar aanleiding .jan oen litterairen
(Slot).
Stelselmatige opleiding ziet men overal mis
lukken. De toekomst is aan het vrije onderwijs,
zooals men het, aan onze universiteiten al
betrekkelijk beeft. Niet alleen in de
tooneelspeelkunst, maar in de letteren, schilderkunst,
bouwkunst (hier misschien het minst) zien we
't zelfde. Wie tot letterkunde gaat opleiden,
verkrijgt slechts letterknechten, schoolmeesters
en filologen, en geen litl eratoren. Wie schilders
zou willen vormen maakt teekeiimeesters, voor
architecten, krijgt men huizennabouwers,
jourralisten worden schrijfmachines, 't Is overal
hetzelfde. Alleen het groote leven, met zijn
leering en openbaring, zijn ervaring in liefde en
smart kan den kunstenaar vormen, en nooit een
scliooleche opleiding.
Zeker, de ongeschoolden, ze hebben veel
tegen, of liever veel te kort; als de Abnung
er is, de opwelling borrelt, de scheppingskracht
dringt, ja, dan voelen eerst velen wat hen ont
breekt. Het zijn slechts enkelen, die bevoorrecht,
een voorsprong hebben van voorbeschikte oplei
ding. En dezen zijn dan zeker een eind verder.
Maar, de anderen, de minder bevoorrechten,
ze komen er ook, al komen ze er anders. Al is
't in het begin ongeschaafd, en al is er veel wat niet
af is en nog meer wat der critiek aanleiding
geeft tot felle berisping of kleinachtend stil
zwijgen, ze komen er, en misschiin wel juist
omdat het noodige hun ontbreekt (niet het ae
noodigp, want dat hebben ze) en ttn spijt van
schoolmeesters, betuttelaars, schoolsch-geleerd
publiek en kunstlooze critiek, die op kleinig
heden vit en op hen neerbonkt, koinen zij er
toch, ondanks alles.
Wat men voor deze ongeletterden zou wenschen,
dat is een school of nog liever een gelegenheid,
waar zij hun te kort in weten kunnen aanvullen,
waar zij in vergeten uren naar toe kunnen
sluipen om, gemakkelijker dan ze nu doen, tot
zich te nemen wat ze missen. Ik zeg gemak
kelijker, want nemen doen ze het toch, al mag
het wat langer duren. Dit is door alle eeuwen
zoo geweest, waar een sprankje van 't goddelijke
is, kan geen conventie of loerisch-oogend wanbe
grip het terughouden. Dat dringt en werkt er
zich toch door!
Maar, och neen ! laat ons maar geen vrije
kunsthoogescliool stichten, geen school -waar
tooneelspeler, letterkundige, bouwkunstenaar, schilder
en ook de menschen van het kunsthandwerk
zouden kunnen komen naar eigeu omstandig
heden, want, bang ben ik, dat het weer al te
gemakkelijk zou worden, dat, naast de
hoogstaanden, die toch slagen met en zonder dat
hulpmiddel, alleen wat langzamer, ccn drom
van middeluiatighcden zouden binnensluipen
door de wijd-wijde deur. Eu met
middenmatigheden zijn we al te veel belast. Want, dit is de
zegen der democratie, dat we zooveel half
intellect krijgen.
't Is nu ceumaal een ongeluk, waarvoor niet
gemakkelijk een remedie is te vinden, dat scholen
per se willen afl:vereri, en ieder met eeuigen
aanleg (?) zich kunstenaar waant. Is het niet
vreemd, dat bij al ons uitmuntend onderwijs,
in elk vak vau kunst, der autodidacten, de
menschen zonder eeuige of met gebrekkige
opleiding, ?ieh naar voren dringen, op de eerste
plaatsen komen en die blijven innemen?
Dat geeft toch we! te deuken !
Waar ons geheel onderwijsstelsel, van de
bewaarschool tot gymnasium toe dat wordt
door alie school-autoriteiten toegegeven
niet voldoet, slechts zeer gebrekkige resultaten
geeft, hoe verwacht men dan nog goede uit
komsten bij gekunstelde kunstopleiding?
Men verwart o zoo spoedig leerkracht met
aanleg. De gave van goed kunnen studeeren
wordt dan aaugi keken voor werkelijk talent,
wat hetl iets anders is en allicht wordt het
lllli/mHtlllMIjIJlIllllJIIIIDIIIMIItMHfnlIIMIIMIIlllnlIHflIIIHDIIIIIllHIIIIIIIUIlllllllllMIIMIIIHINIIKII
Het DiensMen-Congres,
Op Zondag -21 Augnstm werd in de
Congreszaal voor de Tentoonstelling van Vrouwen
arbeid, een dienstboden-congres gehouden.
Ik kan niet ontkennen, dat ik met epnigen
schroom daarheen ging. Immers nog nooit was
het voorgekomen, dat de dienstbaren met hare
heeren en vrouwen samenkwamen om in het
openbaar de wederzydsche belangen en grieven
te bespreken.
Men stelt zich van eene bespreking tusschen
dienstboden en mevrouwen over grieven" allicht
een debat voor, waarbij aan den eenen kant
een vloed van bi'se woorden, aan den anderen
kant het gooien met deuren en het bij onge
luk laten vallen van porselein het slot vormt.
Hier gelukkig niets van dat ailes. De
grieven" der dienstmeisjes werdeèdan. ook
slechts bij uitzondering door haar zelve uiteen
gezet.
Jkvr. Cornelie Huygens opende als presidente
de vergadering.
Zij bracht in herinnering, hoe eenige weken
geleden in deze zelfde zaal een zeer belangrijke
samenspreking was gehouden, naar aanleiding
van de vraag: 's de coöperatie, toegepast in
de huishouding, mogelijk'r"' Hoe geheel anders
zijn de plichten der huisvrouw geworden, nu
de uitvindingen in de laatste eeuw veel werk
uit de handen hebben genomen, en nog meer
zal dit het geval zyn, wanneer de coöperatie
in de huishouding zal worden toegepast.
Dan zal niet, n vrouw van alles moeten
kennen, wat uit den aard der zaak, meestal
gelijk staat met niets grondig te weten, maar
dan zal door vakopleiding ieder veel meer be
rekend zijn voor laar taak.
Het woord werd nu gegeven aan mevrouw
Butgers?Hoitsema.
Haar stelling was:
Het wenschelijke van een regeling van ar
beidstijden, met al of niet vrije beschikking
over de vrije uren". Spreekster ving aan met het
droevig lot te schetsen der nooit rustende
dienstbode in mijn oog werd dit lot wel
wat heel donker afgeschilderd.
De dienstbode werd door haar voorgesteld,
als het slachtoffer van haar al te getrouwe
plichtsvervulling.
Nu, ik geloot met zekerheid te kunnen zeggen
dat het door mevrouw Rutgera beschreven
zwoegeude dienstmeisje, zelfs niet met een
lantaarntje is te vinden !
Maar dit neemt niet weg, dat daarom haar
stelling wel degelijk waard is te worden over
dacht ! Zou het niet mogelijk zijn, de dienst
uren zoodanig in te richten dat de dienst
boden, zelfs die de betrekking van meid
alleen bekleeden, enkele uven per dag rust
hadden niet een rust die veel heelt van
wip 0)> 't stoeltjf, maar werkelijk rust V
Ik geloof, dat in eiken dienst met een beetje
welwillendheid van de zijde der heeren en
mevrouwen zooiets niet tot de onmogelijk
heden behoort! Wie heeft bij gelegenheid
van den schoonmaak niet een behoefie gevoeld
aan absolute rust 'l
Enkele oogenblikken zijn voldoende, om, het
moed* lichaam voor totale uitputting te be
hoeden.
Welnu, in dergelijken toestand kan de dienst
bode verkeeren b.v. na het dosn van een kamer
al is die niet groot!
Waarom kan uien na den afloop van een
dusdanige bezigheid, nu niet wat gelegenheid
geven tot, hetgeen men noemt, uitblazen"?
Waarom moet er in de meeste gevallen, dan
terstond ander werk worden opgezocht ? Is
dat billijk tegenover medemenschen die toch
v.an ons afhankelijk zyn?
De algemeene klachten over het tegenwoordig
dienstpersoneel meende spreekster voornamelijk
te moeten wijten aan de omstandigheid, dat,
waar vroeger vele meisjes uit tamelijk gegoede
burgergezinnen in dienst traden, die nu allen
liever juffrouw" willen zijn.
En och, dat juffrouw zijn! Hoe werkelijk
droevig is het lot van haar, die door den
schijn zich laten verblinden.'
Spreekster verhaalde wat door haar onlangs
was vernomen, in een gesprek tusschen twee
dames, afgeluisterd in een coupé2e klasse.
De eene dame raadde de ander aan in plaats
van een meisje voor de kinderen een juf te nemen.
Men kan ze alles laten doen; ze klagen nooit,
missen zonder pruttelen haar uitgaansdag, en
de keukenmeid heeft ze graag, want die kuanen
al bet verval alleen in den zak steken l"
Arme juf!
Is het wonder dat bij een dergelijk machts
misbruik een. baat ontstaat tusschen personen,
die toch als huisgenooten door onderlinge liefde
aan elkaar verbonden moesten zijn ?
Mej. Haighton was van meening dat de
vorige spreekster iets over het hoofd had
gezien. Slechts n categorie van dienstboden
was door haar besptoksn, terwijl er in de
hoogere standen vetl vrouwen in betrekking
waren, die het beter hadden dan menig dame,
zoowei wat het heden als wat do toekomst
betreft.
Mej. Drucker meende, dat wat mevr. Rutgers
van den Jangen arbsidsdag had verteld, over
dreven was.
Wel is waar moesten msestal de dienstboden
vroeger op-taar.j ma&r daarentegen begaren ze
zich ook in veel gezinnen vroeger ter ruste.
Dit laatste werd tegengesproken door mej.
Auwerda de tweede spreekster. Deze
schetste op aandoenlijke wijze, hoe zij als heel
jong kind reeds onder de menschen moest.
Zij berekende den diensttijd van feeën tot
elf nar 's avonds.
Ik weet natuurlijk slechts te spreken van
mijn eigen omgeving, maar mij dunkt, dat een
dienstbode die van 's morgens zeven uur tot
's avonds elf uur onafgeb-oken in touw i?, wel
drie dubbel loon mag ontvangen. Men spreekt
wel over een werkdag van acht uur voor den
arbeider. Zou het niet op het gebied der
arbeidsinspectie liggen eens te onderzoeken,
hoe lang onze dienstmeisjes aan het werk
worden gehouden.
Da stelling van mej. Auwerda was: Af
schaffing van het fooienstelsel en het nood
zakelijke van betere luonsregeling f'
Wat het eerste aangaat! Mej. Auwerda
noemde het vernederend voor een dienstbode,
als zij verplicht was bij het vertrek der gasten
met de o^en hand aan de deur te moeten staan.
Van die zijde heb ik de zaak nooit beschouwd.
Maar, wanneer men zelf pooit in het boven
vermelde geval heeft verkeerd, dan kan men
onmogelijk oordeelen over zoodanig iets.
Waar wij een fooi geven, doen we dit niet
met een gevoel van minachting voor degene
die ze aanneemt, maar wel veelal met een
inwendige verzuchting: Was dat ellendige
fooienstelsel maar in onbruik '."
Aan u, heeren en dames daaraan een eind
te maken '.
Geeft uw dienstboden een extra doiiceur,
telkens wanneer ge meer dan giwone diensten
van haar vergt; een noodzak-lijk gevolg van
hot menschenzien'', dat naar ik hoop, ook
wel eens tot het verleden zal gaan behooren.
Maar eischt niet van uw gasten, dat zo hun
maal betalen.
Het geven van fooien is niet een beleediging
voor de dienstboden, müar voor de i/iixthecrcn
en yastL'ruinven. Mej. Auwerda kwam tevens
op tegen het systeem om slechts om de drie
maanden een dienstbode te betalen, en m. i.
is zij daarbij in haar volle recht.
Waarom wordt een werkman bij de week
betaald en een dienstbode om de drie maanden.
Men zal zeggen: Zij heeft niet te zorgen
voor kost en inwoning."
Zeer waar! Mavr met de verandering van
het seizoen wil ze graag h*ar goed wat op
knappen. En als baar geld dan niet meer
voorhanden is zoo menigmaal worden door
haar arme familieleden ondersteund dan is
het niet prettig, als gniist te vragen, wat toch
eigenlijk al het hare is. Ik bedoel warschot.
Waarom kan men niet elke maand een dienst
bode betalen? Op de lezing van mej. Auwerda
volgde eenig debat, waaraan werd deelgenomen
door de dames Meyboom, Drucker en
SchookHaver.
Mevrouw TvJeman?Verschoor betoogde na
de pauze de noodzadelijkheid van de vakop
leiding.
Haar stellingen luidden aldus:
1. Van dienstboden worden veel en velerlei
kundigheden geëischt. Om die te kunnen ver
werven, hebben zij vakopleiding rioodig.
2. Men stichte die men" zij de staat
zoo spoedig mogelijk op ruime schaal scholen
ter opleiding van dienstboden, liever gezegd.
huisbeambten.
De scholen kunnen ook toegankelijk zijn
voor mannen, die opleiding verlangen als kok.
huisknecht, enz.
3. Niet (die vrouwen traclite men over te
spontane en intuitive door stelselmatige methode
gedood.
Wat meer gelegenheid tot vrije aanraking en
bespreking tusschen de opkomende beoefenaars
in de verschillende kunstvekken, en het intellect
zou zich cok vrijer kunnen ontwikkelen. Het
kunsthandwerk, dat in ons land treurig ver
waarloosd, nu weer begint op te bloeien, zou
dit zeker te pas komen. Een algemeene biblio
theek van kunstwerken is irderdaad geen over
daad ! Men kan vaststellen, dat het meeste,
wat men tooneeispelers op school gaat leerei?,
evengoed kan dienen voor de andere kunst
vakken kunstgeschiedenis, kostuumkunde,
oude en nieuwe talen, plastiek, letterkunde is
voor allen noodig.
Maar als zoo'n school er wel kwam dan zou
den misschien de tooneelspelers het minste er
van kunuen profiteeren. Zij toch moeten reizen
en trekken, van stad tot stad, en in een
dorp kan men zoo'n inrichting moeilijk plaalseu.
De tooneelspelers moeten dan toch weer w orde 11
opgefokt om kant en klaar te worden afge
leverd, met een einddiploma tooncels-chool, of,
zooals vroeger, zichzelf ontwikkelen van embiyo
tot volle vrucht,
O, als ik deuk aan dat doodgemartelde voor
dragen van die Zondag, als ik dan in mijn ooren
weer voel sissen en Jcloideren, de klanken door
elkaar gerommeld als it: een moddermolen, dan
zeg ik ontmoedigd, nee, dat is nog niet eens
talentvol routinewerk. Het is zoo veel min.
der, het is zwak-zwak. En dan verbaas ik mij
hoe een Mevr. Iloltrop, die het toc'a beter moest
weten, kan zeggen, dat met zoo'u voorafgaande
opleiding we verder komen.
Voor het tooneel is maar n middel en
dat is een praktisch proeltooneel, waar rnen de
jonge krachten kan vormen. Het moet zijn
ten gezelschap, dat niet reist, «iet trekt, dat,
beoefent de geiieele kunst, de kunst der vei
jnden, zoo goed als de kunst voor het volk, een
gezelschap niet van novices en leerlingen, maar
van beproefden. Uairbij v, juilen geplaatst kun
nen worden de jonge tooueelspelers, die elders
reeds bewijzen gaven vau hun kunuen. Tege
lijkertijd zouden zij zich dan theoretisch kuiiutn
ontwikkelen. Bij zoo'n gezelschap zal het mogelijk
zija de werkuren, de repetities zoodanig te
stellen, dat de jonge tooneelspelers geregeld
kunnen bijwonen de lessen van een vrije kunst
academie. Voor de andere gezelschappen zou het
gewenscht zijn naast den technisch-artistieken
leider, nog een theoretisch-artistieken te hebben,
een lettre, die op reis, voor de opleiding aan het
theater kan zorgen.
Is dit beide te veel, men kieze n dezer
wegen, maar breke niet een tooneelschool die
ons nog niets dan middelmatigheden bracht.
G. VAK HULZEN.
iiiiMiiiiiiiiiiiiKiMiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiifiiiiiHitniiiitnini
TeiitooBstcllinE v, Nationale Kleefteruracnten
in liet Stedelijk Museum te Amsterdam.
Eene, van de, ter gelegenheid van Harer
Majesteits Inhuldiging, te houden tentoon
stellingen, werd dezer dagen reeds geopend,
n.l. die der »volks eigen kleeding", zooals we
in de voorrede der catalogus vermeld vinden.
liet was een mooi denkbeeld om een over
zicht te geven van de eigenaardige kleeder
drachten, die men hier te lande nog aantreft,
en die zoo'n groote attractie zijn voor de vreem
delingen, die jaarlijks onze Zeeuwsehe en
Zuiderzee-eilanden bezoeken. Langzamerhand
toch, zullen deze typische kleedingen meer en
meer verdwijnen, deels door invloed der
overheerscbende mode en der goetlkoopere con
fectie-costuums, deels ook door do moeilijkheid
vaak, om die zelfde degelijke stoffen te kunnen
krijgen, ie de vroegere kleermakers verwerkten,
en die van een soliditeit getuigden, waar men
nu verbaasd van staat. Opmerkelijk is het
echter hoe in de groote steden, de eigenkleeding
is blijven bestaan; door de loop der tijden wel
gewijzigd, maar toch kenmerkend verschillend
van de hedendaagsche mode: in het costuum
der weesjongens en weesmeisjes. En wie weet
hoe spoedig ook dit tot het verleden zal
behooren.
Niet echter voor artistieke ontwikkeling is
het merkwaardig deze zoo volledig mogelijk.
bijeengebrachte verzameling te beschouwen,
DAMEjS.
halen naar deze scholen te gaan, alleen die,
welk-; lust en aanleg hebben voor het vak.
4. Gezondheids en voedingsleer, kennis van
grondstoffen voor kh-edij en voeding, boek
houden bshooren reeds ge^.-ceerd te worden
in de hoogste klassen \an de lagere school,
aan jongens en meisjes na invoering van leer
plicht tot het llde j-iar.
5. De grootste kracht in deze beweging moet
uitgaan van de dienstboden zelf. Zij moeten
zich vereenigen, een vakorgaan moet allen
verbinden. Haar lijfspreuk moet worden :
Vóór alles bekwaamheid, dun meerdere
rechten, op grond van meerder; kennis."
(Een. vak.ereeniging bestaat reeds, waarvan
mej. Auwerda pr. sidente is.)
De heeren Mol ea van Kol traden met de
spreekster in debat.
Zij waren van oordsel ,?.!"p, r.'JP
vakvereenigingen niets zouden uittichten, zoolang de
maatschappij berust op kapualistischen grond
slag.
Eau paar dienstmeisjes meldden hare grieven,
de eene over de voortdurende onvriendelijkheid
van haar mevrouw, en de andere beklaagde
zich (en m. i. zeer terechi) dat zij wel verlof
i kreeg als zij vroeg naar de eomedie te mogen
gaan, mnar niet als zij een vergadering wen^chte
bij te wonen.
Och, kom, daar begrijp je toch-niets van",
zeide baar meesteres dan.
Een harer vriendinnen had geen verlof be
komen naar het dienstbodencongres te gaan.
Maar teel om een gebeelen nacht op de
Rotterdamsche kermis door te brengen!
Zijn dergelijke dingen niet kenschetsend om
het gehalte van sommige mevrouwen aan te
duiden 't
Jkvr. Cornelie Huygens trad op met de
stelling: Het wenschelijke van beter vakon
derwijs.
In een helder betoog schetste de spreekster
de geringe opleiding, welke onze aanstaande
dienstmeisjes voor het meerendeel ontvai.gen.
Eerst als loopmeisje, den geheelen dag vliegen
en draven, de bevelen moetende opvolgen van al
de huisgenooten, de dienstbode incluis, groeit het
kind op zouder iets werkelijk te kunnen.
Door al dat jigen, wordt het plichtsgevoel
verzwakt.
Is het wonder, dat op een leeftijd, waarop
do voor indrukken zoo vatbare ziel haar rechten
doet gelden, zij haar omgeving leert beschouwen
als haar natuurlijke vijanden 't
In enkele gevallen bij ziekte of ramp
kan de gevallen, slotboom worden opgeheven.
Dan verdwijnt de afstand en men leert
elkaar kennen als menschen va:i gelijke be
wegingen !
Maar iets wat nu tot de zcltl-ii/niihcden be
hoort zou een normale, tuestand kunnen
worden, wanneer ieder huisvrouw doordrongen
was van de plichten die op haar rusten. Men
spreekt veel over Toynbee on zijn principes!
Welnu, ieder kan in zijn eigen huis die
principes in toepassing brengen.
Carlyle zeide: In elk land leven twee volken
die een verschillende taal spreken e,i verschil
lende zeden hebben. Het is onze plicht die
andere taal en zeden te leeren begrijpen en
verstaan".
Is dat niet met weinig woorden gezegd wat
wij hebben te doen?
Eeu vriendschappelijke omgang met de huis
genooten moet een goeden invloed hebben op
de onderhoorijjen. De vrouw is ten allen tijde
beschouwd geworden als te zijn: dedraagster
van het ideaal".
Haar plicht is in de eerste plaats, liefde en
zorg te schenken aan baar omgeving, en het
schenken van die liefde kan niet anders dan
haar zelve ten goede komen.
Het ontwaken van haar verantwoordelijkheids
gevoel zal haar in staat stellen toewijding te
schenken aan allen die haar liefde zouden van
noode hebben.
Een der aanweziga heeren bo3ptc dat dit
1ste di.nstboden-congres spoedig door een 2de
zal worden gevolgd. Ik sluit dit verslag met
de be'uiging, mij zeer goed met de laatstge
noemde woorden te kunnen vereenden.
Zal het besprokene goede vruchten dragen ?
Ja zeer zeker. Bespreking geeft toenadering
en uit toenadering volgt aaneensluiting, en dat
is dunkt me een eerste vereischte om tot het
beoogde doel te geraken.
VEI:A.
De smaragd van Salonik
Te Weenen is sedert vijf j:iar een rechtzaak
in verschillende phasen aanhangig, betrtifende
een smaragd van buitengewone grootte en
schoonheid.
In lcS!i;5 vervoegde zich een man, die zich
voor een juwelier uit Salonika uitgaf met een
agent in juweelen en een tolk bij de liruia
Schwarz und Steiner, en bood er een onge
venaard mooien groenen saiarag l te koop aan.
De steen had den vorm van een medaillon,
was van boven en beneden geheel u jour
gezet, en alleen buitenoin lag een lijstje van
brillanten. De firma verklaarde zich bereid
den steen voor 10.OOO francs te koopen, wan
neer een zekere slijper, F. S., bij de Weener
juweliers als expert hooggeacht, hem voor
echt hield. Do juwelier uit Salo>iika met zijn
tolk rodun terstond mat1 don slijper, die den
steen onderzocht en schriftelijk de echtheid
ervan erkende. Hij kreeg 5 florijnen voor
zijn moeite, later nog 10 florijnen, en de firma
kreeg den steen voor 10.000 francs.
Maar toen men na. eenigen tijd het brillanten
randje eraf nam, bemerkte de firma, dat de
smaragd uit twee deelen bestond, het eene een
echte groene smaragd,het andere een stuk kristal.
IJe (irma sprak nu den slijper F. S. aan om
haar de i<0()0 francs te vergoeden, terwijl zij
de plaat smaragd en de brillantomlijsting op
1000 francs taxeerde, en den beklaagde t--n
laste legde, dat hij den steen niet op de hard
heid had onderzocht en niet uit den rand had
genomen. De slijper voerde aan, dat hem dit
riiot was opgedragen; dat het hem noch aan
moeite, noch aan oplettendheid ontbroken had,
en de firma zelf toch ook deskundige was.
Ten slotte nog : dat het niet bewezen was, dat
de later hem getoonde steen dezelfde was dien
hij had onderzocht.
Tallooze verhooren van getuigen en experts
hadden plaats; de zaak duurde jaren. Een
nieuw stel experts verklaarde den steen voor
een >mi.\te", half groene smaragd, halt' witte
smaragd, of misschien maar half bergkristal;
om dit zeker te weten zou men de twee helften
van elkander moeten nemen. Zij taxeerden
de eene helft op 500 francs, de omlijsting op
5)0 francs; maar meenden dat de steen als
hij geheel echt was geweest niet minder dan
;>0,000 florijnen had moeten kosten. Volgens
hen was de eenige pr»ef de hardheid, voor
de hardheid had men hem uit de lijst moeten
nemen, en de slijper mocht dat zonder uit
drukkelijk bevel niet doen.
Nu werden ook de beide helften van elkaar
genomen en bleek nog iets ergers: noch de
eene, noch de andere helft was smaragd ;
beide waren waardeloos bergkristal,
waartusscheri een laagje kleur was aangebracht.
Men krijgt op die wijze niet veel eerbied
voor de experts.
De Weener rechtbank veroordeelde nu den
slijper, ofschoon hij toch niet de eenige was
geweest die zich vergist had, tot vergoeding
van 1500 francs met alle kosten en interessen ;
maar de uitslag werd afhankelijk gemaakt
van het afleggen van een aantal eeden ; b.v.
of de slijper de 5 florijnen bedongen bad ; of
de agent den steen niet uit het oog verloren
had tussohen de onderzoeking en den terug
keer, enz.
Het hof van appel intusschen vernietigde
dit vonnis om een aantal redenen, waarvan
wel de voornaamste waren dat rnen den slijper
noch gemis aan vlijt, noch bevoordeeling (bo
ven die paar florijnen), n-och gemis aan kennis
kon verwijten. Wanneer do tirma Schwarz en
Steiner een buitengewonen smaragd, die vol
gens deskundigen, als hij echt was geweest
:>0000 fl jrijnen waard was, voor uo^ geen
zesde van de waarde van een onbekenden
koopman kocht, zonder den steen uit de lijst
te nemen, als wanneer terstond het bedrog
aan het licht was gekomen, geschiedde dit
op hare eigen risico; en het ging niet aan
dit op den slijper te verhalen, die van de
persoon van den verkooper en de conditlën
van den verkoop niets wist.
Dit was in Januari; eindelijk is nu de zaak
voor de vierde maal behandeld en de slijper
werd vrijgesproken, ditmaal omdat, behalve de
vorige consideratiën, ook de identiteit van den
ten processe aanwezigen steen met den aan
den slijper vertoonden niet kon worden be
wezen.
De koopman uit Salonika heeft zich natuurlijk
niet weer doen zien.
maar ook nit een historisch oogpunt is bet
zeer belangrijk, hier na te gaan, hoe de ver
schillende volksstammen, die ons land eertijds
bewoonden, als Friezen, Sassen en Franken
zich kenmerken door hun kleeding, al werd
die in de loop der tijden en de veimenging
der stammen, langzamerhand minder opzich
zelfstaand. Zoo mag men byv. aannemen dat
het hoofdijzer van Friesche oorsprong is; aan
vankelijk een eenvoudig \jzeren ring om het
haar bij elkaar te houden, later doorgeknipt
en aan de uiteinden omgebogen, werd het ten
slotte de gouden en zilveren beugel die uit
loopt in «knoppen, stiften, krullen en stukken."
Ook de wijze waarop zij in hun
levensonderboud voorzagen; de Friezen zijn van oorsprong
zeevaarders, de Sassen en Franken daaren
tegen meer landbouwers; bracht verschil in
kleedij mede.
In deze ruim tweehonderd verschillende
costuums, waarvan enkele reeds geheel in
onbruik geraakt zijn, kunnen we zien hoe de
tradities, in enkele deelen van ons land, nog
trouw bewaard zijn gebleven. Hoe aien bijv.
op Marken bepaalde kleeding voor in onder
trouw zijnde bruid en bruidegom heeft, waar
van maar enkele exemplaren op het eiland
nog aanwezig zijn, die bij dergelijke gelegen
heden uitgeleend worden. Zoo draagt de bruid
dan een fraai geborduurd corset boven haar
jakje, en een voorschot z.g.n. »witje", dat in
mooie stijve plooien recht vooruit steekt.
Eigenaardig is het ook, dat de Friezinnen
die zeer gehecht zija aan haar oorijzer, er
zich slechts in n geval van ontdoen, en
het als overtollige ballast veglaten, als zij
deelnemen aan een harddraverij op schaatsen.
Bij de mooie kleeding der Volendammers,
vindt men nog een voorbeeld van een oude
vrouw met den zoogenaamde »Boomhul" op,
die, als ik mij goed herinner nog slechts
door twee of drie gedragen wordt. Het is een
groote, naar voren uitstekende muts die bij
koude nog gedekt word door een wollen
slaapmuts.
Over het algemeen zijn de ter begrafenis
te dragen costuums in. verschillende plaatsen
van ons land nog zeer kenmerkend. Ziet men
De rroiiweitbcweijinq in Duilacldand.
\ roincelijkejoni'-ntili^ten in Amerika.??
CnnKjx'klced. Recept.
In de Jlecue de Paria heeft Mevr.
Sohirmacher, van wie wij uit de Tempa en andere
bladen herhaaldelijk uitmuntend geschreven
artikelen aanhaalden, een belangrijk stuk over
de vrouwenbeweging in Duitschland geschreven.
De '2(jy, ruillioen vrouwen vormen meer dan
de helft der bevolking; van deze behooren
75 pet. tot het voik, L'i pet. tot de bourgeoisie,
l pet. tot den adol. Van de Duitsche huis
vrouw is het meest voorkomende tyuedatder
tevredene met haar huiselijke plichten ; zij is
getrouwe echtgenoote, liefhebbende moeder,
maar boeken en tijdschriften interesseeren haar
niet, en al waarover zij praat is: kinderen,
meiden en keukenwerk. Toch zijn er eenige
en meer dan rnen denkt , die ook aan ineer
ir.telligeüt.? d,:n;;>;:i a?nkei'. Zij >.ün ^min ir.ir.Jer
goede huisvrouwen, maar tevens echte gezellin
nen voor haar mannen ; voor haar kinderen
zijn zy meer dan kindörmeiden, echte op
voedsters, liet type van vrouw van de wereld
heeft natuurlijk altoos in Duitschland ook wel
bestaan, maar is efr toch eerst in de laatste vijfen
twintig j uren bijzonder toegenomen. Maar zij
zijn niet zeer aantrekkelijk, wat droog en positief
en practisch.
De getrouwde vrouwen in Duitschland zien
over 't algemeen de vrouwenbeweging niet met
gunstig oog. Het eerste der drie genoemde
typen is opgevoed in een diep besef van de
minderheid der vrouw, en houdt de beweging
voor zondig; het tweede, de bourgeois?, is
betrekkelijk onverschillig; de vrouw van de
wereld, op zich zelve rekenend, houdt haar
voor dom en nutteloos. De vrouw van adel
is wel geneigd tot nieuwe ideeën, misschien
te meer omdat deze iu haar kring een voor
werp van heftigen strijd zijn. Gravin Bülow
von Dennewitz, gravin von Linden, gravin voa
Gildern, hebben gestreden tegen al haar man
nelijke en vrouwelijke bloedverwanten en
vrienden, een werkelijke sport.
Maar onder de bourgeoisie is de toekomst
ervoor bereid; gedeeltelijk misschien omdat
de wetenschap en de industrie daar het meest
verandering gebracht hebben. In elk geval
kan men zeggen, dat de beweging daar niet
kunstmatig is opgewarmd, maar voortvloeit uit
een levendig en ernstig bewustzijn van de
noodzakelijkheid.
* **
In Amerika zijn dan zooveel vrouwen bij
de journalistiek; maar het zijn er soms baan
tjes naar. Miss Elizabeth Banks zou een
betrekking krijgen aan het Neic York Journal,
maar men eiscüte van haar, dat zij als proef
stuk 's avonds in een slecht betaarnde wijk
zou rondwandelen, zich laten arresteeren en
van haar ondervindingen in het »hok"1 gedu
rende de nachtelijke opsluiting, een feuilleton
zou maken. Zij weigenie en werd niet geplaatst.
Eiii hoofdredacteur te Cuicago zond eene
zijner medewerksters, van instructies voorzien,
naar de voornaamste dokters der stal,ornhen
over te halen, eene verboden operatie op haar
te doen. Zij gaf verslag van hare ondervin
dingen op dien tocht; het artikel maakte
reusachtige sensatie, verscheiden dokters wer
den naar de gevangenis gestuurd, en het
salaris van de jonge vrouw werd verdubbeld.
* *
*
Een car.apékieed of behangsel achter een
hoeJenstandaard maakt men van een meter
(of meer) donker olijf'.;roen molton, a l
gulden ongeveer, vele sigarenliritjes en
tallooze restjes naai- of borduurzijie. liet. molton
is 1..')) breed; de sigarenlintjes worden glad
gestreken en op de stof gespeld, in allerlei
figuren. Ieder lint wordt met een anderen
borduursteek erop genaaid, ieder lint met een
andere kleur van zijde; op de vakken tusschen
de linten borduurt men sterren, halve manen,
alles in afstekende kleuren, en knoopt aan de
eene zijde van bet kleed eene franje van rooie
en gele sigarenlintjes.
* *
Piineh a la neiijc. Men roert het sap van
een citroen met ^50 graai fijae suiker en vier
eierdooiers goed dooreen, tot een schuimige
massa ontstaat. Hierdoor roert men ' , liter
goed gesuikerde thee, ' -< liter rum en '4 liter
kouden room. Men zet het mengsel drie uur
in ijs, roert er de vier eiwitten, tot sneeuw
geklopt, door en dient het in glazen met
biscuit :i la cuiller. E?s.