Historisch Archief 1877-1940
No. 1105
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
En wylui hebbe de centjes gegeve ...
Wil ju je kop wel ereis dicht hou we,
akeligheid, hebbe zglui dan niet evengoed
mee atgedokt...
Nou ja, maar...
Je hebt niks te maaren kromme naarheid!
Elie is het hoofd van 't uitvoerkomitee van
't feest van nou en van Zaterdag over drie
weken, de man is zenuwachtig van al de drokte
«n ik zeg je, als Elie en Allegro niet zóó hadde
gewerkt en de boel aan de gang gemaakt,
stond d'r nou niet zoo'n mooie tempel op Door
d'r bank.
En met een blik TO! trots en welgevallen
ziet de spreekster naar de goed afgeschrobde
en met een toepasselijke Hulde aan Bruiden
Bruigom, in zandschrift, versierde vischbank
van l/oortje Vrees, waarboven, op vier met
'groen omwoelde staken, een koepeldak van
sparregroen en bloemen is aangebracht,
gegarneerd met vlaggedoek en een groot schild
met Hulde aan het Gouden bruidspaar",
geflankeerd door twee kleiner* cartouches met
de jaartallen 1848 en 1898.
Een groote vlag hangt boven dien tempel en
aan de vischbanken van Elie Drukker en Allegro,
haar o erburen wapperen twee kleinere vlaggen
als hulJe aan de gouden bruid.
Elie zelf heeft het verbaiend druk; reeds den
geheelen morgen is hij met Allegro, die de
post van penningmeester vervult, in de weer
geweest. Zq hebben met hun beide de ver
siering geordonneerd." Zg hebben gezorgd,
dat de bedragen van de Vereeniging van den
Yischhandel" r'rjkelrjk inkwamen, dat ieder
volkomen vry was in 't geen hy betalen wilde,
maar dat ieder deed naar bij doen kon. En
by al die bemoeiingen heeft d» trouwe vriendin
van Doortj?, die reeds sedert j wen haar com
pagnon is in haar vuchhandel, geholpen en
geraden en in stilte g««ucht: Och, ocb,
leefde mijn goeie man ook nog maar. Waarom
mag tt nou zóó'n dag niet beleven, ik was toch
ook al zesenveertig jaar met hem getrouwd.
Nu ziet Elie uit of de poiten, die hy heeft
uitgezet, goed óp hun plicht passen.
Ik heb er een gezet aan de kant van de
Bloedstraat, een aan den k au t van de Zeedijk
en een aan de kaai ala ze nou zou binnen
komen te weten «onder als we 't merkte,
moest 't er wel 'n mirakel gebeuren.
Afijn! Ik heb ze als gezeg dat ze wenke
zouën met 'n witte doek, en als iedereen nou
maar op z'n plich past Kal j» zien dat alles
heel manjefiek en netjes afloopt. We hebbe
allemaal wat voor Door Vrees over, en we
hebbe bofje by botje geleid en ais we d'r
geen pleizier of lol van hebbe, heit 't an ons
niet gelege, hawaar!
Nou, dat zeg ik met je, Elie, en we benne
d'r allemaal stijf van overtuigd dat wat je gedaan
het uit J3 hart is voortgesproten, bijna geroerd
reikt een visch-verkoopster hem de bloederige,
beschubde hand, want hoewel 't weldra een
feestuur voor allen zal zijn, de cégotie kan
en mag er niet onder hjden" er is toch
tegenswoordig maar zoo'n bedroefd beetje visch
aan de markt en alles is zoo ellendig duur,
dat je op nummer n moet passen."
Is nou alles d'r! vraagt Rooie Dirk,
die rondom de versierde visckkiosk van Door
nog even inspectie houdt. Is de groote trom
d'ral ?
Present l Bom I Romderdebom, bom!
- En de baiulbanuoniVw!
Als j*, maar blieft, allebei!
En de bekkens?
Tsching, tscbing tjsing!
En denk er om, roept Elie, zoodra ze
bionekomt dan beginne we met 'n: Lang
zal ze leve en hiep hiep hoera!
't Zal d'r niet an mankeere! juicht een
jolige stem, die veel belooft voor 't aanstaande
hoera'tje.
Heb je de kaarte al gezien, die Door en
d'r wan hebben late drukke kijk ereis
wat 'n fijn spul, en heel voorzichtig, met haar
duim en vinger onder een tip van haar brand
schoon jak gestoken toont een jonge vrouw de
zeer nette, goudgerande kaart, die het echtpaar
aan vrienden, bekenden en clientèle heeft
rond-gezonden.
Met vporuitgestoken hoofd, de handen op
beide knieën steunend, leest een litterair
ont?wikkeld vischbobbelend individu niet al te
vlot:
HENDRIK KAREL VREES
DOROTHEA FREDERIKA WIEDOUW,
AMSTERDAM, 16 Aug. 1898.
EECEPTIK: Zondag 21 Augustus, van l?5 uur.
Elandsgracht 41 (boven).
Tevens wordt L'Ed. uitgenoodii/d tot
bijwoninfi cener Gezellige Bijeenkomst op Zater
dag 3 September a.s., 's avonds ten 7 ure, in
a/éHulp en Steun, O. Z. Achtcrburgioal 177.
Mirakel netjes! zoo doen ze tegenwoordig
bij de rijkelui ook 't is goed spul hoor!
Ja, Door weet wel hoe 't hoort!
Daar komt ze! Daar komt ze! klinkt
't eensklaps van de Kloveniersburgwal zijde
De uitgezette post heeft den witten doek ge
zwaaid, zonder dat de naderende gouden Bruid
het merkt en 't sein is op de markt gezien.
Nog eenige oogenblikken heerickt daar een
algemeene spanning, alles dringt en haast zich
naar den hoofdingang, waar Elie Drukker,
Allegro en meer anderen vóóraan staan om
de Bruid in te halen.
Stil daar, geen herrie maken !
Wacht nou eve, ze moet nou nog niks
anerke!
Niet dringe!
-?Wie dringt er nou, je lijkt wel gek ?
Neen jij bent wijs, lange sladood !
Hola daar ! Netjes blijven, en alle maal opzij
gaan als zij komt en als ze d'r in is, dan van
je welste schreeuwen en hossen, hoor!
Denk om de trom!
Hou je handharmonicas klaar'
En de bekkens!
Tsching!
Nee, nee! nou nog niet; eerst moet ze
ze binnen wese.
Stil nou, daar komt ze ? als je dringt
verdikke, dan zal ik je 'n tik op jo wang geven.
Nou kan ik 'i helpen, ze duwen zoo op!
Hou dan je gemak ook daar achter.
Hou zelf je gemak, met je drukte.
Zoek je mot? dan zal ik je strakkies wel
vinden. Nou zei jelui je koest bouwen?
Niet duwen dan! !
Laat me dan ook kijken ? j
Nee strakkies ! j
Au! ik stik. j
Daar is ze ! j
Hoera! hoera! Hiep, hiep hoera.' i
" -ar.g zal ze leven, lang zal ze leven, in j
o 'oria Gloria a -<- a ! i
Allen dringen eensklaps naar voren om
Doortje te begroeten. Elie kan nauwljjks, met
inspanning van al zijn kracht, ruim baan voor
haar maken en ro?pt de hulp in van den
politieagent, die bij den ingang staat.
Meheer kom d'r is bij, help erais 'n handje
assieblief ? Ik kan d'r geen orde onder houwen.
Ze maken zoo'n herrie.
Ga jelui je gang maar; ik bemoei me d'r
niet mee ..,.
Daar heb je gelijk in, kopere lus je
een neutje? En met een heel familjaa-ge
baar drukt een stevige vischvrouw haar onbe
grensde hoogachting uit voor dan agent, die,
heel verstandig zich omsvend en zwijgend haen
gaat.
Een lachsalvo nogmaals een hoera en
Dorothea Frederika Vrees geboren Wiedouw
is ter vischmarkt verschenen.
Zij betreedt, geroerd, met een blos van trots en
tranen van aandoening op de wangen het tooneel
van haar werken, streven, loven en bieden, lijden
en lieven. Düar staat haar trouwe vischbank
waarop zij veertig jaren lang het keurigst
zeeooft heeft aangeboden aan den voltae
Am^terdams. Zy staart met aandoening en innige
zelfvoldoening op de plek die voor haar de we
reld, den strijd om't bestaan vertegenwoordigt.
Daar heeft zij veertig jaren langhaar Vissies''
schoon gemaakt, gekorven en verkocht en
terwijl haar trouwe gade bij nacht en ontijdeii
voor zijn medemensch de straten reinigde en
voor het uitwemüge zorgde, deed Dorothea
Frederika wél aan de magen vau haar
evennaaste. Een echtpaar dus zooais er weinigen
zijo, elkander helpend en steunend op het
moeilijk p«d des levens bun medeaterveJingen
door hun ondersch- iden en bijzondere kwali
teiten tot een zegen!
Wat in haar gemoed omgaat is niet te be
schrijven, die vischbank, die bloemen, dat groen,
die schilden, ze grijpen haar met geweldige
kracht in den nog vollen boezem zij zijn
baar de tolken der toegenegenheid van haar
confraters en confrateressen.
Een -oo^enblik staat zij als beteuterd ; een
paar enkele blinkende schubjes, op baar bank
achtergebleven of overgesprongen van naburige
vischbanken, glinsteren in 't smalle zonnestraal
tje, dat door de bakapping der markt heen
dringt als een paar tranen, die do vriendschap
heeft geplengd op 't altaar van haw veertig
jarig werken; zij is sprakeloos en wordt
bleek en rood beurt om beurt. Een van haar
kleinkinderen, een meisje, wordt op de bank
getild. Zij gesticuleert met haar handjes en
zegt iets op, maar onverstaanbaar en bedeesd.
Een vrouw, een zevenvoudige moeder, pinkt
een traan weg en zegt: 't is een hart van
een kind, ze doet 't allemachtig lekker, maar
je kan er geen snars van verstaan. Alijn 'H
mensch wordt er toch beroerd van.
Dorotheas gemoed schiet vol.
Ze is d'r reëel van overdonderd,
fluistert een hartelijk confrater en een ander
voegt er zachtjes bij:
Ze heit 't te pakken, maar 't is dan
ook mooi en casmvecl en etfetief, zie je.
Lang zal ze leven! Hiep, hiep, hoera!
Donderend gejuich overjubelt zijn woorden.
Door hoeft geen banden genoeg, urn die der
andereu te drukken. Van alle zijden, achter
elkander om, over schouders heen. tu sclion
armen door, o*er hoofden, iaiigs ai.uero ai-men
worden ze haar toegestoken, natte, droge,
beschubde. groezelige, kleverige en schoone
handen en zij? Ze duikt ze allen, ze zou
ze wel altijd willen vasthouden zóó dankbaar
is zij voor die vriendelijke ontvangst; zij heeft
geen woorden geen aasem" zegt een jongen
maar als het plotseling naast en achter haar
klinkt: Tsching! tsing! Tsching! Bom,
Bomberdebom, bom, boni! en de Harraonkas eon
juich;.oon aanheffen in den vorm van 't lied
van onze Pietje Puk" dan kan ze zich niet
langer inhouden ??dan vloeit hnar lang
betoomde vreugde ais een bruischenden stroom
uit al haar poriën, dan pakt ze Elie beet en
Allegro en als een opgestooten waterhoos host
plotseling alles met haar op en neer op
en-neer!
En het: lang zal zij leven, lang zal zij
leven ! klinkt haar nogmaals als hemelmuziek
in de ooren!
Hoera! hoera, in gloria! Tschingdering!
Tsing! Bomberdebom bom, bom! Bom !
Als de spil van een, om zijn as draaiende
levende, naar viscb, garnalen en grom riekende,
hijgende en zweetende, springende en hos
sende menschenkluit wordt Dorothea Frederika
over de gebeele vischmarkt rondgedraakl, ge
dragen half; haar voeten raken nauwlijks den
grond. Overal ontmoet zij uit- en opge
stoken handen; van alle kanten ziet zij monden,
die haar lachend en jubelend toeschreeuwen
en oogen, die met knippende lonkjes, geluk
wenschen.
Dorothea, de gouden bruid! is de heldin van
den dag en niemand denkt intusschen aan
Hendrik Karel Vrees<, haar wettigen man, baar
bruidegom, die zeifs op den heugelijken dag
dat zijn gouden bruidsdagen ingaan, niet vrij
af heeft, maar voor de reiniging van de ,uta:l
moet zorgen. Niemand denkt aan hcra,
niemand roept een : Lang leve Hendrik Karel !
want allen zijn te zeer vervuld met de ovatie
die zij zijn betere helft brengen.
Zoo gaat het! de menschen, zelfs de
vischvrouwen en botbobbelaars zijn kinderen van
bet oogen blik, zij denken niet verder, niet
dieper na en amuseeren zich met het voor
werp van hun vereering, dat zeker, even als
haar zusteren en broeders in de visch, op 't
oogenblik minder aan haar Hendrik Karel
denkt dan wel aan de kunst om te midden
van al die belangstellende, dansende en sprin
gende vereerders op de been te blijven.
Tsching! Romberdebom bom. Tsing! bom!
Nu gaat de jolige drorn den zij-ingang uit en
den steiger op, v/aar weer andere vriendinnen
en vrienden baar met een donderend : Hiep hiep
hoera! en een: Lang zal zij leven in gloria
begroeten.
Van den wal af, van den steiger, van uit een
paar bootjes zelfs, wuiven handen, doeken cu
pelten der gouden lïrnid csn welkom toe, ca
langzaam wentelt de warme menschcnklomp
vjeer terug naar de markt.
Wat 'n allemachtig leuke herrie
pft'! pil'! blaast een viscbvrouw, die niet meer
mee kan en bij de pomp staan blijft.
'k Zeg maar dat 't 'a mensch eer bewijze
is zooals wij doen! roept een andere tot een
bothobbelaar, diekalmpj ;s toekijkend antwoordt:
'k Xal me niet onbetuigd late ais d'r wat ie
hijsche is, want ik heb 'n dorst van jewelste!
Nou en ik! puft een ander m'n tong
lijkt wel 'n stuk parbeinenf; ze moeste "nou
maar zeggen dat 't mooi is en even langs
zijn lippen lekkend: verthkkuus 'k heb guc'ii
gevoel meer in m'n mond 't wordt tijd dat
ik 'm ereja spoel!
De wandelende ovatie begint haar cii.de te
Costuumplicht na leerplicht.
naderen, hier en daar blijft een vereerdster
achter nu on dan vallen eert paar stukjes van
de inenschenkluit af. Do warmte is to over
weldigend om langer te hossen en te dansen
dan voor bet ecrbctooii aan Door-ijs Vrees hoog
noodig is. Zij heeft te midden van de allengs
iets gedunde vriendenschaar baar vitchbank
weder bereikt en.... daar ontmoet zij een
van haar trouwste klanten, die, zooals een
vrouw het uitdrukt: nou juustemeut met
zijn neus in de boter va't.
De moh'-f-r !>!«>'. t\c ?>',,'''?'- -i "W v'or;H hij
genoemd omdat liij d'.nwr.U 's morgens al
fietsend, even de markt op loopt om visch te
bestellen kan niet nalaten Door een paar
hartelijke woorden toe te voegen; hij wordt
zelfs welsprekend.
Dat palit bij de overigen en eensklaps worden
n fietser n Door door de dansende en sprin
gende troep omringt en n van de pretmakers
zingt op de mebeer" wijzend: Dat's onze
Pukkie Puk, dat's onze Pietje Puk" Lang zal
hij leven in gloria-a-a!
Lachend werkt de meneer" zicli los uit den
drom, stijgt te wiel en fietst ijlings heen.
En Door? zij wordt opnieuw, maar nu voor
't laatst, door krachtige armen aangegrepen,
een eind omhoog getild en haastig en krachtig
op en neer gehost, totdat ze zelf verklaart
dat ze: d'r niks meer van hebben moot!"
Nogmaals klinken de tonen van trom, bekkens
en harmonicas bij het jubelend hiep hiep hoera!
en de bruidsdagen van Dorothea Frederika
Vrees, geboren Wiedouw zijn plechtig ingegaan.
Haar dagwerk zal weer beginnen maar
vóór zij zich. weder, met onvermoeiden ijver en
onverminderde schranderheid tot 't verhande
len van 't zeeooft nederzet, worden de vrienden
en vriendinnen getracteerd op alles wat ze
lusten.
En, verklaarde eenige uren later een
jong veelbelovend viscbhandeJaar, die met kleine
oogjes, hoogroode kleur en bovenmenschelijk
transpireerend, bijna aemechtig tegen een der
pijlers zijn balans zocht:
D'r was van alles, van-a-al-alles hoor en
plenty plenty plenty en daarom: Leve
Door Vrees met haar gou-ouwe bruigom !
J. v. -U
miiifniiiiiimiMiiiiMiiiuinimi
SNUIFJES.
Dat '\K me nog nooit overkomen : daar
word ik ui;- Hnuiij'esrcan tegengesproken
eu dat nog wel in een expresseiijk, geheel
voor mij alleen, vervaardigd artikel van
mijn vriend van Beek, in den Beenister,
die zich in het JlaudcluJilml Kelis noemt, ,
(-11 a!# l'urmerboer zich aanbeveelt, omdat j
hij fils jonkmenseh voor dertig of veertig
jaar, »zoo poed'1 den vader zou gekend
hebben vau con der redacteuren van het j
Groene Weekiii'i'i.
Die eer is v,erkolijk te groot.
D a t Nelis. in plaavs van over'/Ain koeien
en keuzen, nog eens; in hel ?/'('<'./</*W<e./ '
over mij een koloinmetje vol zou
kwinkeleeren, neen, zoo iets had ik nooit _durven
hopen. Meermalen jaloerscli, als ik hem
zoo pittig en puntig over onze-lieve-lieer,
ue kouijjgin en de boereu liooi'üerederijkeji,
heb ik bij mezelf gezegd, neen, Snuifjes
man, je zou al een boeluuis moeten houden
of een hypotheek willen sluiten, anders laat
die Xelis zieli met jou niet in. En daar
sta ik nu toch door hem in de krant!
't Aardigste van het geval is, dat Xelis
en ik hè1 M> hoofdzaak eens zijn.
Ik was. verrukt toen ik hoorde, dat ie
de buitenlandsche journalisten, gedurende
hun kort verblijf' hier, een tochtje zouden
laten maken van Amsterdam naar Kwadijk,
van Kwadijk, de ringsloot over, den
Furmerstraatweg langs naar Edam, van Edarn
naar Volendam, van Volendam naar
Marken en over zee terug.
En even als ik was ook Nelis verrukt.
Maar toch er bestaat een verschil.
Ik was verrukt, omdat ik er van over
tuigd ben, dal er geen doodscher hoekje
valt te bedenken, en het zaak is dien
buitenlanders een juisten indruk te geven
van ons land; ik ben er op gesteld, dat
die journalisten goed zullen weten, hoe
Holland, buiten de groote steden, bijzonder
veel heeft van een mummie, die in het
water drijft; dit toch is onze roem.
En Xelis is zoo verrukt over datzelfde
tochtje, omdat «deze hoeken, zulk een
eigenaardig leven openbaren", en omdat
er behalve een kaasmarkt te Kdain, die
niet meetelt, er ook kaaspakhuizen zijn;
ook omdat er zulke heerlijke koeien op
malsche weide in den Purnier grazen,
en dan krijgen de vreemdelingen boyendien
te zien »oud-nationa]e kleedingen huisraad",
en te hooren »oud-nationale taal''!
Ook heeft Edam een museumpjc van
oudheden, met een fraaien gevel, kortom
dat hoekje van Holland tintelt van leven,
en, zelfs zonder den bril van Xelis er bij
op te zetten, zul je tusschen Kwadijk en
Volendam »de rondwarende geesten(aan
schouwen) van oud-Nederlandsclie
ondernemingszucht en energie."
Maar waarom zouden we nu op dit
verschil van waarneming en
waardeeringzoo zeer drukken, rai JSeiis en ik beiden
het over de hoofdzaak eens zijn, nl. dat
het een zegen is, nu fio of' 80 journalisten,
die natuurlijk met sehildersoogen zijn toe
gerust, anders zouden het geen journalisten
zijn, dat schouwspel zullen mogen genieten;
op een boeren wagen gezeten zich dompelende
in dat leven, volgens Xelis, of zich naar
een kerkhof begevende, waarop gelukkig
zelfs geen enkel indrukwekkend graf
monument voorkomt, volgens mij.
Laat Kelis met mij en ik met Nelis
dankbaar zijn, dat zij den Beenister. den
roem van ons polderland, links laten liggen
en zij niet naar Alkmaar lijden, vanwaar
de victorie begon, en waar binnen de
typische oud-hollandsehe \xste.de heusche
Edammerkaas markt wordt gehouden, als
een beeld van het- Xoord-Hollandeehe
leven en bedrijf.
Wat mij betreft, Xelis, die nooit snuift,
zooals hij zelf zegt, wil ik niet, lastig vallen
met mijn vriendeiijkheden, ik houd dus
mijn snuifdoos voor me; maar toch, bij
liet scheiden van de markt, mag ik niet
nalaten hem even pen prijsje ie geven voor
zijn onbevangenheid; want. het is een sterk
stuk, dat deze Beemrter Neus, die vooral
op de Piirnirmn/i'i' kaasmarkt thuis behoort,
met Edam en haar schim van een
kaasmarkl dweept. In 't boerenland komen
zulke dingen al te zelden voor.
Tntusschen i« er een ander dan Xelis,
wiens opiuerkuu"'-u mij even onjuist als
MiVH'.iet!;u:dïhijveiid voorkomen, ik Kedoel
de hoov 1'ranp ('o^neii -Ir., die in de ()>»'.
lla'n'1. ''!. var, 'j'J Au»1..)!, op een xivv onbeta
melijke wijs zieh heelt uitgelaten, ..-verliet
volksgeschenk, de Gouden Koets. Yolgender
wijs gaat deze man te keer:
Wat beteekent eigenlijk zoo'n 17e
LSeecuwsche karos en. roer ^-el een (jouden karos
voor onsen IJte-eeuwschen tijd? Oordeelt men
dan bet Koningschap zulk een anachronisme,
dat het bij plechtige gelegenheden noodza
kelijk ia een oudmodisch, onpractiseh voertuig
moet rijden? En is de tijd zoo rijk aan
edel metaal, en ons burgerlijk Koningschap
van zu'k een glans, dat het ook noodzakelijk
een gocïan vofvtuig mosi zïy.'i
Waarom zijn de ontwerpers niet bedacht
geweesr, voor een jonge, bevallige Vorstin
een licht, elegant rijtuig te vervaardigen,
een vorm te br-denken, die zoowel het
vorstelijke als het modern-lithte, modern-,
gemakkelijke in zrcU vereenigde en tot uiting
bracht'? Wel, zij hadden liever een automobile
moeten maken, dan dezen zwaren,
on-tijdmatigen kolos. In onze wereld van asphalt,
en spoorwegen dient een Koningskoets enkel
om korte afstanden vliegensvlug af te leggen
en moet het absoluut een optocht-rijtuig zijn,
dan nog zijn de dikke, breede wielen, de
onbereikbare hoogte van den bak, de staan
plaats voor de lakeien, de gansche breede
cu lange bouw onnoodige ea ondoelmatige
zaken.
En a'.s men dan nog maar, een
17e-eenwsclie karos willende vervaardigen, een
lishoorlijk model had gevolgd! Doch, naar
deskundige en gemakkelijk te begrijpen
meening, is die koets leelijk en on-constructief.
Om maar een paar dingen te noemen: die
vier figuren met bet in de lucht zwevende
kussen, dat de insigniën der Kroon draag;,
boven op de lichte zoldering, zijn vél to
zwaar en te opgehoopt verguld. Die arm,;
zoldering kan dat roet dragen, evenmin ais
de uiterst dunne latjes, benrden dat zware
lichaam van den bok. Ook de lantarendragers,
pijnlijk opgeknepen mannen met dikke
waterbuiken, zijn liet tegendeel van sierlijk.
en dit is eveneens het lot der onnoozeii
leoiiwljss, geklir'sterd op de achterbank, geen
sterveling begrijpt waarom. En zoo is er
meer, dat pijnlijk aandoet.
Waarlijk, alle Oranjeliefle en
feestgezindheid mag ons niet doen vergeten, dat racn
hier eer., helaas! blijvend monument gekregen
heeft van twijfelachtige waarde, al was ';
ook goed geineend ''
Ik kan me niet begrijpen, dat de heer
('oenen zoo weinig oog heeft voor liet
schitterend verleden, dat zich afspiegelt
in zoo'n rijke gouden kam.».
Het verleden, dat dood is, is alles het
heden is immers zoo arm en duf!
Alleen de graven zijn \\Msprekend, Le?
villes mortes zijn de ware getuigen van
Xederlands leven. Daarom, als je iemand
Holland moet laten zien, rijdt hem in een
boerenwagen van Kwadijk naar Edam
wat wilt ge meer? en als ge onze jonge
koningin van 1SDS iets toepasselijk* zult
verteren, presenteer haar een
zeventiendeeeuwsche koets. Daar is een eenheid vau
denken in die twee openbaringen des
geestes, welke mij tot blijdschap stemt.
Zoo zijti wij Hollanders nu.'
.Het scheelt maar weinig of Coenen noemt
de vervaardiging van dien karos eer<
Kamperstreek; ik daarentegen prijs haar
als een daad van inzicht en wijs beleid.
Ik zou zelfs wel een voorstel willen doen
tot aanvulling van liet programma vo'-r
de bukerdandsche per?. Zou men de heerea
iiiet voor zij hun tocht over 't J.T onder
nemen, kunnen brengen bij ... de koet:-- ?
A!s zij hnar ook eens mochten zien, 's
morgens op dien schoonon dag! Hoc zo;'.
het hun blijken dat w\j dun toch een vol k
zijn uit n stuk!