De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 28 augustus pagina 7

28 augustus 1898 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1105 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. En wylui hebbe de centjes gegeve ... Wil ju je kop wel ereis dicht hou we, akeligheid, hebbe zglui dan niet evengoed mee atgedokt... Nou ja, maar... Je hebt niks te maaren kromme naarheid! Elie is het hoofd van 't uitvoerkomitee van 't feest van nou en van Zaterdag over drie weken, de man is zenuwachtig van al de drokte «n ik zeg je, als Elie en Allegro niet zóó hadde gewerkt en de boel aan de gang gemaakt, stond d'r nou niet zoo'n mooie tempel op Door d'r bank. En met een blik TO! trots en welgevallen ziet de spreekster naar de goed afgeschrobde en met een toepasselijke Hulde aan Bruiden Bruigom, in zandschrift, versierde vischbank van l/oortje Vrees, waarboven, op vier met 'groen omwoelde staken, een koepeldak van sparregroen en bloemen is aangebracht, gegarneerd met vlaggedoek en een groot schild met Hulde aan het Gouden bruidspaar", geflankeerd door twee kleiner* cartouches met de jaartallen 1848 en 1898. Een groote vlag hangt boven dien tempel en aan de vischbanken van Elie Drukker en Allegro, haar o erburen wapperen twee kleinere vlaggen als hulJe aan de gouden bruid. Elie zelf heeft het verbaiend druk; reeds den geheelen morgen is hij met Allegro, die de post van penningmeester vervult, in de weer geweest. Zq hebben met hun beide de ver siering geordonneerd." Zg hebben gezorgd, dat de bedragen van de Vereeniging van den Yischhandel" r'rjkelrjk inkwamen, dat ieder volkomen vry was in 't geen hy betalen wilde, maar dat ieder deed naar bij doen kon. En by al die bemoeiingen heeft d» trouwe vriendin van Doortj?, die reeds sedert j wen haar com pagnon is in haar vuchhandel, geholpen en geraden en in stilte g««ucht: Och, ocb, leefde mijn goeie man ook nog maar. Waarom mag tt nou zóó'n dag niet beleven, ik was toch ook al zesenveertig jaar met hem getrouwd. Nu ziet Elie uit of de poiten, die hy heeft uitgezet, goed óp hun plicht passen. Ik heb er een gezet aan de kant van de Bloedstraat, een aan den k au t van de Zeedijk en een aan de kaai ala ze nou zou binnen komen te weten «onder als we 't merkte, moest 't er wel 'n mirakel gebeuren. Afijn! Ik heb ze als gezeg dat ze wenke zouën met 'n witte doek, en als iedereen nou maar op z'n plich past Kal j» zien dat alles heel manjefiek en netjes afloopt. We hebbe allemaal wat voor Door Vrees over, en we hebbe bofje by botje geleid en ais we d'r geen pleizier of lol van hebbe, heit 't an ons niet gelege, hawaar! Nou, dat zeg ik met je, Elie, en we benne d'r allemaal stijf van overtuigd dat wat je gedaan het uit J3 hart is voortgesproten, bijna geroerd reikt een visch-verkoopster hem de bloederige, beschubde hand, want hoewel 't weldra een feestuur voor allen zal zijn, de cégotie kan en mag er niet onder hjden" er is toch tegenswoordig maar zoo'n bedroefd beetje visch aan de markt en alles is zoo ellendig duur, dat je op nummer n moet passen." Is nou alles d'r! vraagt Rooie Dirk, die rondom de versierde visckkiosk van Door nog even inspectie houdt. Is de groote trom d'ral ? Present l Bom I Romderdebom, bom! - En de baiulbanuoniVw! Als j*, maar blieft, allebei! En de bekkens? Tsching, tscbing tjsing! En denk er om, roept Elie, zoodra ze bionekomt dan beginne we met 'n: Lang zal ze leve en hiep hiep hoera! 't Zal d'r niet an mankeere! juicht een jolige stem, die veel belooft voor 't aanstaande hoera'tje. Heb je de kaarte al gezien, die Door en d'r wan hebben late drukke kijk ereis wat 'n fijn spul, en heel voorzichtig, met haar duim en vinger onder een tip van haar brand schoon jak gestoken toont een jonge vrouw de zeer nette, goudgerande kaart, die het echtpaar aan vrienden, bekenden en clientèle heeft rond-gezonden. Met vporuitgestoken hoofd, de handen op beide knieën steunend, leest een litterair ont?wikkeld vischbobbelend individu niet al te vlot: HENDRIK KAREL VREES DOROTHEA FREDERIKA WIEDOUW, AMSTERDAM, 16 Aug. 1898. EECEPTIK: Zondag 21 Augustus, van l?5 uur. Elandsgracht 41 (boven). Tevens wordt L'Ed. uitgenoodii/d tot bijwoninfi cener Gezellige Bijeenkomst op Zater dag 3 September a.s., 's avonds ten 7 ure, in a/éHulp en Steun, O. Z. Achtcrburgioal 177. Mirakel netjes! zoo doen ze tegenwoordig bij de rijkelui ook 't is goed spul hoor! Ja, Door weet wel hoe 't hoort! Daar komt ze! Daar komt ze! klinkt 't eensklaps van de Kloveniersburgwal zijde De uitgezette post heeft den witten doek ge zwaaid, zonder dat de naderende gouden Bruid het merkt en 't sein is op de markt gezien. Nog eenige oogenblikken heerickt daar een algemeene spanning, alles dringt en haast zich naar den hoofdingang, waar Elie Drukker, Allegro en meer anderen vóóraan staan om de Bruid in te halen. Stil daar, geen herrie maken ! Wacht nou eve, ze moet nou nog niks anerke! Niet dringe! -?Wie dringt er nou, je lijkt wel gek ? Neen jij bent wijs, lange sladood ! Hola daar ! Netjes blijven, en alle maal opzij gaan als zij komt en als ze d'r in is, dan van je welste schreeuwen en hossen, hoor! Denk om de trom! Hou je handharmonicas klaar' En de bekkens! Tsching! Nee, nee! nou nog niet; eerst moet ze ze binnen wese. Stil nou, daar komt ze ? als je dringt verdikke, dan zal ik je 'n tik op jo wang geven. Nou kan ik 'i helpen, ze duwen zoo op! Hou dan je gemak ook daar achter. Hou zelf je gemak, met je drukte. Zoek je mot? dan zal ik je strakkies wel vinden. Nou zei jelui je koest bouwen? Niet duwen dan! ! Laat me dan ook kijken ? j Nee strakkies ! j Au! ik stik. j Daar is ze ! j Hoera! hoera! Hiep, hiep hoera.' i " -ar.g zal ze leven, lang zal ze leven, in j o 'oria Gloria a -<- a ! i Allen dringen eensklaps naar voren om Doortje te begroeten. Elie kan nauwljjks, met inspanning van al zijn kracht, ruim baan voor haar maken en ro?pt de hulp in van den politieagent, die bij den ingang staat. Meheer kom d'r is bij, help erais 'n handje assieblief ? Ik kan d'r geen orde onder houwen. Ze maken zoo'n herrie. Ga jelui je gang maar; ik bemoei me d'r niet mee ..,. Daar heb je gelijk in, kopere lus je een neutje? En met een heel familjaa-ge baar drukt een stevige vischvrouw haar onbe grensde hoogachting uit voor dan agent, die, heel verstandig zich omsvend en zwijgend haen gaat. Een lachsalvo nogmaals een hoera en Dorothea Frederika Vrees geboren Wiedouw is ter vischmarkt verschenen. Zij betreedt, geroerd, met een blos van trots en tranen van aandoening op de wangen het tooneel van haar werken, streven, loven en bieden, lijden en lieven. Düar staat haar trouwe vischbank waarop zij veertig jaren lang het keurigst zeeooft heeft aangeboden aan den voltae Am^terdams. Zy staart met aandoening en innige zelfvoldoening op de plek die voor haar de we reld, den strijd om't bestaan vertegenwoordigt. Daar heeft zij veertig jaren langhaar Vissies'' schoon gemaakt, gekorven en verkocht en terwijl haar trouwe gade bij nacht en ontijdeii voor zijn medemensch de straten reinigde en voor het uitwemüge zorgde, deed Dorothea Frederika wél aan de magen vau haar evennaaste. Een echtpaar dus zooais er weinigen zijo, elkander helpend en steunend op het moeilijk p«d des levens bun medeaterveJingen door hun ondersch- iden en bijzondere kwali teiten tot een zegen! Wat in haar gemoed omgaat is niet te be schrijven, die vischbank, die bloemen, dat groen, die schilden, ze grijpen haar met geweldige kracht in den nog vollen boezem zij zijn baar de tolken der toegenegenheid van haar confraters en confrateressen. Een -oo^enblik staat zij als beteuterd ; een paar enkele blinkende schubjes, op baar bank achtergebleven of overgesprongen van naburige vischbanken, glinsteren in 't smalle zonnestraal tje, dat door de bakapping der markt heen dringt als een paar tranen, die do vriendschap heeft geplengd op 't altaar van haw veertig jarig werken; zij is sprakeloos en wordt bleek en rood beurt om beurt. Een van haar kleinkinderen, een meisje, wordt op de bank getild. Zij gesticuleert met haar handjes en zegt iets op, maar onverstaanbaar en bedeesd. Een vrouw, een zevenvoudige moeder, pinkt een traan weg en zegt: 't is een hart van een kind, ze doet 't allemachtig lekker, maar je kan er geen snars van verstaan. Alijn 'H mensch wordt er toch beroerd van. Dorotheas gemoed schiet vol. Ze is d'r reëel van overdonderd, fluistert een hartelijk confrater en een ander voegt er zachtjes bij: Ze heit 't te pakken, maar 't is dan ook mooi en casmvecl en etfetief, zie je. Lang zal ze leven! Hiep, hiep, hoera! Donderend gejuich overjubelt zijn woorden. Door hoeft geen banden genoeg, urn die der andereu te drukken. Van alle zijden, achter elkander om, over schouders heen. tu sclion armen door, o*er hoofden, iaiigs ai.uero ai-men worden ze haar toegestoken, natte, droge, beschubde. groezelige, kleverige en schoone handen en zij? Ze duikt ze allen, ze zou ze wel altijd willen vasthouden zóó dankbaar is zij voor die vriendelijke ontvangst; zij heeft geen woorden geen aasem" zegt een jongen maar als het plotseling naast en achter haar klinkt: Tsching! tsing! Tsching! Bom, Bomberdebom, bom, boni! en de Harraonkas eon juich;.oon aanheffen in den vorm van 't lied van onze Pietje Puk" dan kan ze zich niet langer inhouden ??dan vloeit hnar lang betoomde vreugde ais een bruischenden stroom uit al haar poriën, dan pakt ze Elie beet en Allegro en als een opgestooten waterhoos host plotseling alles met haar op en neer op en-neer! En het: lang zal zij leven, lang zal zij leven ! klinkt haar nogmaals als hemelmuziek in de ooren! Hoera! hoera, in gloria! Tschingdering! Tsing! Bomberdebom bom, bom! Bom ! Als de spil van een, om zijn as draaiende levende, naar viscb, garnalen en grom riekende, hijgende en zweetende, springende en hos sende menschenkluit wordt Dorothea Frederika over de gebeele vischmarkt rondgedraakl, ge dragen half; haar voeten raken nauwlijks den grond. Overal ontmoet zij uit- en opge stoken handen; van alle kanten ziet zij monden, die haar lachend en jubelend toeschreeuwen en oogen, die met knippende lonkjes, geluk wenschen. Dorothea, de gouden bruid! is de heldin van den dag en niemand denkt intusschen aan Hendrik Karel Vrees<, haar wettigen man, baar bruidegom, die zeifs op den heugelijken dag dat zijn gouden bruidsdagen ingaan, niet vrij af heeft, maar voor de reiniging van de ,uta:l moet zorgen. Niemand denkt aan hcra, niemand roept een : Lang leve Hendrik Karel ! want allen zijn te zeer vervuld met de ovatie die zij zijn betere helft brengen. Zoo gaat het! de menschen, zelfs de vischvrouwen en botbobbelaars zijn kinderen van bet oogen blik, zij denken niet verder, niet dieper na en amuseeren zich met het voor werp van hun vereering, dat zeker, even als haar zusteren en broeders in de visch, op 't oogenblik minder aan haar Hendrik Karel denkt dan wel aan de kunst om te midden van al die belangstellende, dansende en sprin gende vereerders op de been te blijven. Tsching! Romberdebom bom. Tsing! bom! Nu gaat de jolige drorn den zij-ingang uit en den steiger op, v/aar weer andere vriendinnen en vrienden baar met een donderend : Hiep hiep hoera! en een: Lang zal zij leven in gloria begroeten. Van den wal af, van den steiger, van uit een paar bootjes zelfs, wuiven handen, doeken cu pelten der gouden lïrnid csn welkom toe, ca langzaam wentelt de warme menschcnklomp vjeer terug naar de markt. Wat 'n allemachtig leuke herrie pft'! pil'! blaast een viscbvrouw, die niet meer mee kan en bij de pomp staan blijft. 'k Zeg maar dat 't 'a mensch eer bewijze is zooals wij doen! roept een andere tot een bothobbelaar, diekalmpj ;s toekijkend antwoordt: 'k Xal me niet onbetuigd late ais d'r wat ie hijsche is, want ik heb 'n dorst van jewelste! Nou en ik! puft een ander m'n tong lijkt wel 'n stuk parbeinenf; ze moeste "nou maar zeggen dat 't mooi is en even langs zijn lippen lekkend: verthkkuus 'k heb guc'ii gevoel meer in m'n mond 't wordt tijd dat ik 'm ereja spoel! De wandelende ovatie begint haar cii.de te Costuumplicht na leerplicht. naderen, hier en daar blijft een vereerdster achter nu on dan vallen eert paar stukjes van de inenschenkluit af. Do warmte is to over weldigend om langer te hossen en te dansen dan voor bet ecrbctooii aan Door-ijs Vrees hoog noodig is. Zij heeft te midden van de allengs iets gedunde vriendenschaar baar vitchbank weder bereikt en.... daar ontmoet zij een van haar trouwste klanten, die, zooals een vrouw het uitdrukt: nou juustemeut met zijn neus in de boter va't. De moh'-f-r !>!«>'. t\c ?>',,'''?'- -i "W v'or;H hij genoemd omdat liij d'.nwr.U 's morgens al fietsend, even de markt op loopt om visch te bestellen kan niet nalaten Door een paar hartelijke woorden toe te voegen; hij wordt zelfs welsprekend. Dat palit bij de overigen en eensklaps worden n fietser n Door door de dansende en sprin gende troep omringt en n van de pretmakers zingt op de mebeer" wijzend: Dat's onze Pukkie Puk, dat's onze Pietje Puk" Lang zal hij leven in gloria-a-a! Lachend werkt de meneer" zicli los uit den drom, stijgt te wiel en fietst ijlings heen. En Door? zij wordt opnieuw, maar nu voor 't laatst, door krachtige armen aangegrepen, een eind omhoog getild en haastig en krachtig op en neer gehost, totdat ze zelf verklaart dat ze: d'r niks meer van hebben moot!" Nogmaals klinken de tonen van trom, bekkens en harmonicas bij het jubelend hiep hiep hoera! en de bruidsdagen van Dorothea Frederika Vrees, geboren Wiedouw zijn plechtig ingegaan. Haar dagwerk zal weer beginnen maar vóór zij zich. weder, met onvermoeiden ijver en onverminderde schranderheid tot 't verhande len van 't zeeooft nederzet, worden de vrienden en vriendinnen getracteerd op alles wat ze lusten. En, verklaarde eenige uren later een jong veelbelovend viscbhandeJaar, die met kleine oogjes, hoogroode kleur en bovenmenschelijk transpireerend, bijna aemechtig tegen een der pijlers zijn balans zocht: D'r was van alles, van-a-al-alles hoor en plenty plenty plenty en daarom: Leve Door Vrees met haar gou-ouwe bruigom ! J. v. -U miiifniiiiiimiMiiiiMiiiuinimi SNUIFJES. Dat '\K me nog nooit overkomen : daar word ik ui;- Hnuiij'esrcan tegengesproken eu dat nog wel in een expresseiijk, geheel voor mij alleen, vervaardigd artikel van mijn vriend van Beek, in den Beenister, die zich in het JlaudcluJilml Kelis noemt, , (-11 a!# l'urmerboer zich aanbeveelt, omdat j hij fils jonkmenseh voor dertig of veertig jaar, »zoo poed'1 den vader zou gekend hebben vau con der redacteuren van het j Groene Weekiii'i'i. Die eer is v,erkolijk te groot. D a t Nelis. in plaavs van over'/Ain koeien en keuzen, nog eens; in hel ?/'('<'./</*W<e./ ' over mij een koloinmetje vol zou kwinkeleeren, neen, zoo iets had ik nooit _durven hopen. Meermalen jaloerscli, als ik hem zoo pittig en puntig over onze-lieve-lieer, ue kouijjgin en de boereu liooi'üerederijkeji, heb ik bij mezelf gezegd, neen, Snuifjes man, je zou al een boeluuis moeten houden of een hypotheek willen sluiten, anders laat die Xelis zieli met jou niet in. En daar sta ik nu toch door hem in de krant! 't Aardigste van het geval is, dat Xelis en ik hè1 M> hoofdzaak eens zijn. Ik was. verrukt toen ik hoorde, dat ie de buitenlandsche journalisten, gedurende hun kort verblijf' hier, een tochtje zouden laten maken van Amsterdam naar Kwadijk, van Kwadijk, de ringsloot over, den Furmerstraatweg langs naar Edam, van Edarn naar Volendam, van Volendam naar Marken en over zee terug. En even als ik was ook Nelis verrukt. Maar toch er bestaat een verschil. Ik was verrukt, omdat ik er van over tuigd ben, dal er geen doodscher hoekje valt te bedenken, en het zaak is dien buitenlanders een juisten indruk te geven van ons land; ik ben er op gesteld, dat die journalisten goed zullen weten, hoe Holland, buiten de groote steden, bijzonder veel heeft van een mummie, die in het water drijft; dit toch is onze roem. En Xelis is zoo verrukt over datzelfde tochtje, omdat «deze hoeken, zulk een eigenaardig leven openbaren", en omdat er behalve een kaasmarkt te Kdain, die niet meetelt, er ook kaaspakhuizen zijn; ook omdat er zulke heerlijke koeien op malsche weide in den Purnier grazen, en dan krijgen de vreemdelingen boyendien te zien »oud-nationa]e kleedingen huisraad", en te hooren »oud-nationale taal''! Ook heeft Edam een museumpjc van oudheden, met een fraaien gevel, kortom dat hoekje van Holland tintelt van leven, en, zelfs zonder den bril van Xelis er bij op te zetten, zul je tusschen Kwadijk en Volendam »de rondwarende geesten(aan schouwen) van oud-Nederlandsclie ondernemingszucht en energie." Maar waarom zouden we nu op dit verschil van waarneming en waardeeringzoo zeer drukken, rai JSeiis en ik beiden het over de hoofdzaak eens zijn, nl. dat het een zegen is, nu fio of' 80 journalisten, die natuurlijk met sehildersoogen zijn toe gerust, anders zouden het geen journalisten zijn, dat schouwspel zullen mogen genieten; op een boeren wagen gezeten zich dompelende in dat leven, volgens Xelis, of zich naar een kerkhof begevende, waarop gelukkig zelfs geen enkel indrukwekkend graf monument voorkomt, volgens mij. Laat Kelis met mij en ik met Nelis dankbaar zijn, dat zij den Beenister. den roem van ons polderland, links laten liggen en zij niet naar Alkmaar lijden, vanwaar de victorie begon, en waar binnen de typische oud-hollandsehe \xste.de heusche Edammerkaas markt wordt gehouden, als een beeld van het- Xoord-Hollandeehe leven en bedrijf. Wat mij betreft, Xelis, die nooit snuift, zooals hij zelf zegt, wil ik niet, lastig vallen met mijn vriendeiijkheden, ik houd dus mijn snuifdoos voor me; maar toch, bij liet scheiden van de markt, mag ik niet nalaten hem even pen prijsje ie geven voor zijn onbevangenheid; want. het is een sterk stuk, dat deze Beemrter Neus, die vooral op de Piirnirmn/i'i' kaasmarkt thuis behoort, met Edam en haar schim van een kaasmarkl dweept. In 't boerenland komen zulke dingen al te zelden voor. Tntusschen i« er een ander dan Xelis, wiens opiuerkuu"'-u mij even onjuist als MiVH'.iet!;u:dïhijveiid voorkomen, ik Kedoel de hoov 1'ranp ('o^neii -Ir., die in de ()>»'. lla'n'1. ''!. var, 'j'J Au»1..)!, op een xivv onbeta melijke wijs zieh heelt uitgelaten, ..-verliet volksgeschenk, de Gouden Koets. Yolgender wijs gaat deze man te keer: Wat beteekent eigenlijk zoo'n 17e LSeecuwsche karos en. roer ^-el een (jouden karos voor onsen IJte-eeuwschen tijd? Oordeelt men dan bet Koningschap zulk een anachronisme, dat het bij plechtige gelegenheden noodza kelijk ia een oudmodisch, onpractiseh voertuig moet rijden? En is de tijd zoo rijk aan edel metaal, en ons burgerlijk Koningschap van zu'k een glans, dat het ook noodzakelijk een gocïan vofvtuig mosi zïy.'i Waarom zijn de ontwerpers niet bedacht geweesr, voor een jonge, bevallige Vorstin een licht, elegant rijtuig te vervaardigen, een vorm te br-denken, die zoowel het vorstelijke als het modern-lithte, modern-, gemakkelijke in zrcU vereenigde en tot uiting bracht'? Wel, zij hadden liever een automobile moeten maken, dan dezen zwaren, on-tijdmatigen kolos. In onze wereld van asphalt, en spoorwegen dient een Koningskoets enkel om korte afstanden vliegensvlug af te leggen en moet het absoluut een optocht-rijtuig zijn, dan nog zijn de dikke, breede wielen, de onbereikbare hoogte van den bak, de staan plaats voor de lakeien, de gansche breede cu lange bouw onnoodige ea ondoelmatige zaken. En a'.s men dan nog maar, een 17e-eenwsclie karos willende vervaardigen, een lishoorlijk model had gevolgd! Doch, naar deskundige en gemakkelijk te begrijpen meening, is die koets leelijk en on-constructief. Om maar een paar dingen te noemen: die vier figuren met bet in de lucht zwevende kussen, dat de insigniën der Kroon draag;, boven op de lichte zoldering, zijn vél to zwaar en te opgehoopt verguld. Die arm,; zoldering kan dat roet dragen, evenmin ais de uiterst dunne latjes, benrden dat zware lichaam van den bok. Ook de lantarendragers, pijnlijk opgeknepen mannen met dikke waterbuiken, zijn liet tegendeel van sierlijk. en dit is eveneens het lot der onnoozeii leoiiwljss, geklir'sterd op de achterbank, geen sterveling begrijpt waarom. En zoo is er meer, dat pijnlijk aandoet. Waarlijk, alle Oranjeliefle en feestgezindheid mag ons niet doen vergeten, dat racn hier eer., helaas! blijvend monument gekregen heeft van twijfelachtige waarde, al was '; ook goed geineend '' Ik kan me niet begrijpen, dat de heer ('oenen zoo weinig oog heeft voor liet schitterend verleden, dat zich afspiegelt in zoo'n rijke gouden kam.». Het verleden, dat dood is, is alles het heden is immers zoo arm en duf! Alleen de graven zijn \\Msprekend, Le? villes mortes zijn de ware getuigen van Xederlands leven. Daarom, als je iemand Holland moet laten zien, rijdt hem in een boerenwagen van Kwadijk naar Edam wat wilt ge meer? en als ge onze jonge koningin van 1SDS iets toepasselijk* zult verteren, presenteer haar een zeventiendeeeuwsche koets. Daar is een eenheid vau denken in die twee openbaringen des geestes, welke mij tot blijdschap stemt. Zoo zijti wij Hollanders nu.' .Het scheelt maar weinig of Coenen noemt de vervaardiging van dien karos eer< Kamperstreek; ik daarentegen prijs haar als een daad van inzicht en wijs beleid. Ik zou zelfs wel een voorstel willen doen tot aanvulling van liet programma vo'-r de bukerdandsche per?. Zou men de heerea iiiet voor zij hun tocht over 't J.T onder nemen, kunnen brengen bij ... de koet:-- ? A!s zij hnar ook eens mochten zien, 's morgens op dien schoonon dag! Hoc zo;'. het hun blijken dat w\j dun toch een vol k zijn uit n stuk!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl