Historisch Archief 1877-1940
N°. 1106
WEEK
DE AMSTERDAMMER
A°. 1898.
VOOE NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een byvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542.
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 4 September
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
AuaonceB uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen duor
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
Copie voor het Weekblad te
bezorgen of te adresseeren:
Administratie, Singel 542.
timmiiiiiiiiiimi
i N H o v D
VAN VEERE EN VAN NABIJ: De Inhuldiging.
Een schoone droom? Hoe in Engeland 'n wet
de koninklijke bekrachtiging knjgt, door Th. M.
Ketelaar. SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Verband tusschen werkplaats en arbeiderswoning,
door P. P. (Slot) KUNST EN LETTEREN:
Muzikale kritieken, door Ant. Averkamp Het
boek van Bauer en Dysselhof, door v. M. De
wandschildering Christus consolator van Jan Bleys,
door v. M. Italiaansehe weefkunst, door E.
W. P. Jr. Uit Zuid-Nederland, door W. G. van
Nouhnys. Boek en Tijdschrift, door G. v H.
FEUILLETON: Onverstoorbaar. Indische schets,
door Ven». RECLAMES. VOOE DAMES:
Het thèatre de l'Qdéon en de Samedis populaires
door Voyageuse. Sarah Grand over de Oude en
de Nieuwe Vrouw. Allerlei, door E-e.
FINANCIEELB EN OECONOMISCHE KRONIEK, door
D. Stigter. SCHAAKSPEL. SCHETSJE: De
onderzeesche boot, naar het Engelsch van Fred.
Hood. INGEZONDEN. ALLEELEI PEN
EN POTLOODKRASSEN. ADVEETENTIEN.
miiiiiiiiiiiiiiimintiiimiH iiiiiiini imiimimiiiiii in
De Inhuldiging.
De 6de September is voor Nederland
een dag van beteekenis.
Wilhelmina cal ingehuldigd worden in de
hoofdstad des Rijks, in een zitting van
de vereenigde Staten-Generaal, tot welker
bijwoning een aantal heeren en dames
genoodigd zijn.
Tengevolge van de afwezigheid van man
nelijk oir, zal voor het eerst de kroon
gedragen worden door een vrouw, recht
streeks afstammeling van Willem den
Oude, graaf van Nassau, den vader van
Willem den Zwijger, wiens nakomeling
schap in mannelijke linie met den beroemden
Stadhouder, koning van Engeland, Willem
III, uitstierf.
Wilhelmina alzoo, de laatste der Friso's,
zal dezen zijtak doen eindigen, gelijk
Stadhouder Willem III het Huis van den
Grooten Zwijger voor goed afgesloten heeft.
Na het uitsterven van het eerste
stadhoudersgeslacht, afstammelingen van Wil
lem den Zwijger, in 1702, ziet men nu
de laatste afstammeling zijns broeders,
Jan v. Nassau, tot Koningin der Neder
landen gehuldigd; de inhuldiging van
Wilhelmina kan derhalve niet door die
van een andere telg uit het oude Huis
van Oranje-Nassau worden gevolgd. Zeer
natuurlijk dus dat deze troonsbestijging,
onder zoo bijzondere omstandigheden, veel
hooger belangstelling wekt, dan de beida
voorafgaanden; zóó dat de deelneming in het
feest hieraan gewijd misschien even groot
is, als toen, na de Fransche Overheersching,
aan Willem I de kroon werd aangeboden;
het begin van den zelfstandigen Staat, die
Let Koningrijk der Nederlanden zou heeten.
Aan alles is het duidelijk, dat het nationaal
gevoel zich bij de inhuldiging der laatste
Oranje-telg zal uiten in geestdriftige feest
vreugde, als wilde het op dezen dag al
de overwinningen en zegeningen vieren,
d ie sedert het Stadhoudersschap van Willem
den Zwijger tot hedeti het deel der Neder
landsche natie zijn geweest.
Het feest, zoo langdurig voorbereid, is
bovenal een feest gewijd aan de historie
van Nederland onder de beide takken van
het Huis van Oranje-Nassau.
Het spreekt van zelf, dat hierbij het
verre verleden nog meer tot het
Nederlandsch gemoed spreekt dan de geschiede
nis der laatste beide eeuwen. Willem v.
Oranje, Maurits, Frederik Hendrik en de
Stadhouder Willem III doen hun licht
stralen over het heden, daar zij niet alleen
ons land, maar een groot deel der be
schaafde wereld hun invloed hebben doen
ondergaan. Prinsen aangaande wie, uit welk
oogpunt men hun daden ook mogen be
schouwen, men niet zalkunnen ontkennen,
dat zij mannen van luitenyewone
beteenis zijn geweest.
Het lot echter heeft niet gewild, dat
na het eindigen van de eerste reeks stad
houders, de nakomelingen van Jan Willem
Friso even begaafde en beroemde personen
zouden zijn. Noch van Willem IV en
Willem V, de laatste stadhouders, noch
van Willem I, Willem II en Willem III,
de drie gestorven Koningen, zal het nage
slacht iets vermelden, dat hen doet kennen
als de evenknieën van de stichters onzer
onafhankelijkheid of van Willem III,
Engelands koning; al moge in meerdere of
mindere mate hun het bezit van zekere
deugden niet worden ontzegd.
De glans van de Kroon der Nederlan
den, in het oog van landgenoot en vreem
deling, is afkomstig uit een tijd, toen die
kroon zelf niet gedragen werd; want
zij is nog jeugdig; niet meer dan vijf en
tachtig jaren oud.
En juist de geschiedenis dezer vijf en
tachtig jaren is alles behalve rijk aan
verheffende momenten.
Over de Regeering van Willem I, de
27 j aren, waarin wij de vereeniging met en
de scheiding van Belgiëbeleefden, en de
koning zich geenszins een beleidvol staats
man betoonde, kan moeilijk met inge
nomenheid worden gesproken, al ontbraken
enkele lichtpunten niet.
Willem II, naar het algemeen oordeel,
een man van zeer aangename hoedanig
heden, stond, als staatsman niet boven zijn
vader. Alleen het revolutiejaar 1848 kon
hem een grondwet afdwingen, die werkelijk
dien naam verdiende te dragen.
En terwijl men het Willem II als zijn
grootste staatsmansdeugd moest toerekenen,
dat hij zich niet durfde blijven verzetten
tegen den volkswensch, die volkseisch ge
worden was, is de hoogste lof, welken men
Willem III, gedurende zijn veertigjarig
koningschap heeft kunnen geven, dat de
bezworen grondwet nooit door hem ge
schonden werd.
Wij bedoelen hiermee geenszins te zeg
gen, dat er niet velerlei diensten van meer
bescheiden aard, door de drie Koningen
den lande zijn bewezen, maar het is dui
delijk, wanneer men hen plaatst naast
Willem den Zwijger en zijn nakomelingen,
het niet het nageslacht van Jan Willem
Friso is, waaraan een feest, als thans
gansch Nederland vervult, het eerst doet
denken.
Intusschen, zij de eenheid van den zelf
standigen Nederlandschen Staat niet door
deze koningen bevochten of bewerkt, maar
door de omstandigheden sedert stadhouder
Willem IV, en vooral onder en na den
druk der Fransche Overheersching gewor
den, als nu Wilhelmina tot koningin
wordt gehuldigd van den constitutioncclen
Staat, telt onder de oorzaken van feest
vreugde hetgeen in de laatste vijf-en
tachtig jaar verkregen is ten zeerste mee.
Het ccne ongedeelde volk, dat naar zijn
grondwet zichzelf bestuurt, zonder eenigen
inbreuk op zijn rechten meer te moeten
vreezen, zich van zijn wèlbevestigde vrij
heid bewust, reikt gaarne de kroon aan
de laatste dier Oranjes, door welk geslacht
het eenmaal haar onafhankelijkheid van
Spanje heeft verworven, en waaronder het
ten slotte eene positie heeft bereikt, door
velen benijd. De laatste der Oranjes voert
een naam, die een symbool is van veel
gemeenschappelijk doorgestaan leed, van
een groot aantal te samen begane fouten,
maar ook van een onafzienbare reeks van
behaalde voordeelen, van stoffelijken en
zedelijken aard.
En zij, die thans d3 kroon zal dragen,
mag een gelukkige heeten.
Vijftig jaren van constitutioneel leven
hebben een toestand te voorschijn ge
bracht, die het plaatsnemen op den troon
tot een niet al te zware taak maakt voor
een achttienjarige. Het reyecrcn, dat in
naam krachtens de grondwet haar wordt
opgedragen, is inderdaad niet anders dan
iets vormelijks geworden, nu reeds uit
kracht der gewoonte het parlement met
parlementaire ministeries het schip van
Staat stuurt naar de inzichten des volks,
voor zoo verre dit kiesrecht heeft gekre
gen. Slechts nog n /inalc
kiesrechtuitbreiding en men zal kunnen zeggen,
dat in Nederland, gelijk het in den
constitutioneelen vrijen rechtsstaat behoort,
het volk zichzelf r?geen. Htt ?",'/.''/!/,?
beleid, dat men vóór het constitutioneele
tijdvak van vorsten eischte, en recht had
te eischen, is thans vervangen door de
deugd, door Willem III zoo trouw be
oefend, van zich te schikken naar de grond
wet; en het eenige politiek beleid, dat
onder de werking onzer grondwet nog te
betoonen zou zijn, kan in niets anders
bestaan, dan in zijn invloed aan te wen- j
den, om de zelfregeering des volks, door
middel zijner vertegenwoordiging, nog meer
volkomen te maken.
De moeilijke regeerings-tna.k van weleer,
die een buitengewoon intellect en eene
daarmede in evenwicht verkeerende rast
heid van wil vorderde, is zoo goed als ge
indigd ; andere eischen worden thans Vorst
of Vorstin gesteld, waarbij de u'armle van
het gemoed van nog veel hooger waarde
is te achten dan de scherpte des verstands.
Dit geldt ook van Wilhelmina, die als
representeerende het volk in zijn eenheid,
een groot aantal formeele daden heeft te
verrichten, welke ook bij ontstentenis van
alle Staatsmansbeleid, haar beslag zouden
kunnen erlangen, zonder dat de Staats
zaken daar maar iets onder behoefden te
lijden. Haar eigenlijke taak, op haar
achttienden verjaardag aanvaard, is van geheel
anderen aard.
Dragende den naam van Oranje; ge
plaatst op den troon als eerste dienaresse
van den Staat; groot van invloed door
een afkomst, die haar de sympathie van
het overgroote deel der natie verzekert;
door haar titel met majesteit bekleed ; kan
Wilhelmina veel doen voor het volk, dat
haar huldigt met zoo bijzondere genegenheid.
Niet door een ijdel vertoon van macht
met zoo geringe machtsmiddelen als haar zijn
toebedeeld; niet door bovenal te hechten aan
den uiterlijken luister van den troon, dien
de onnadenkenden zoo gaarne met velerlei
soort van klatergoud versieren; niet door
de Majesteit te zoeken in tal van vorme
lijke handelingen, die eertijds van beteeke
nis, in onze dagen hun zinledig karakter
onmogelijk kunnen verbergen; maar door
haar hart te geven aan haar volk ; door gloed
en geestdrift te wekken voor de eeuwen
oude idealen der menschheid; door het
Nederlandsche volk, meer nadenkend dan
tot handelen geneigd van nature, tot groote
daden te bezielen.
De dag der inhuldiging ligt bijna drie
en een halve eeuw var. dien, waarop de
eerste der Oranjes besloot de Nederlanden
te verlossen van de Spaansche tyrannie.
Die strijd is gestreden, en de overwinning
werd volkomen, al moest men later spreken
van een worsteling van tachti<j jaar. Doch
een niet minder geduchte kamp vervult
thans de beschaafde wereld, dan die welke
destijds de krachten der uit/tekendsten
vroeg. Evenals in de dagen van den Zwij
ger is er nu een nieuwe wereld in wor
ding, een gevolg van nieuwe denkbeelden
en van een ontwaakt streven naar vrijheid en
recht. De Staal is gevestigd zelfstandig,
onafhankelijk, maar na den Staat komt de
Maalsn:ltapi'>ij een uitdrijving vragen van
alle tyrannie. Overal waar de beschaving
woont, ook bij ons is het te doen
om den zegepraal van de christelijke,
humanitaire beginselen, opdat de stoffe
lijke, verstandelijke en zedelijke schatten
zooveel mogelijk het gemeengoed zullen
worden van alle zonen en dochteren des
lands.
Welke strijdleus klinkt in onzen tijd
luider dan deze: den mensch tot mensch
te maken door een menschwaardig bestaan ?
Ah, deze oorlog zal langer duren dan
tachtig jaar! Maar nooit was het bestijgen
van een troon een ernstiger daad dan
aan het eind der negentiende eeuw. Het
zou dwaasheid zijn, misdadige dwaasheid,
dit voorbij te zien of te verzwijgen. De
maatschappelijke wereld is in gisting, en
geen grooter teleurstelling zou een vorst
zich zelf en zijn volk kunnen bereiden, dan
door een kroon te aanvaarden in den
waan, dat den Staat zijn hart toekomt,
en niet de Maatschappij.
Daarom, als wij Wilhelmina thans zien '
huldigen, gekroond door de Nederlandsche
maagd, denken wij niemand liever dan den
Zwijger aan haar zij. De man, die zijn
krachten, zijn leven gegeven heeft, en zijn
fortuin.
W i>j weet in hoe meni^ opzicht i.k-laa'sle
der Oranjes den eerste zal gelijken ;
wie weet hoeveel er ook van haar ge
vorderd zal worden ! Maar zeker is het,
hartelijke toewijding aan de belangen van
het geheele Nederlandsche volk, en bovenal
de zorg, door woord en daad, door aan
sporing en voorbeeld, voor de stoffelijke en
zedelijke verheffing van de honderdduizen
den, die een zóó moeilijk bestaan leiden,
zullen haar loonen met een erkentelijkheid,
die alle uiterlijke glorie, zelfs het
onstuimigst feestgedruisch, in waarde overtreft.
Van de hoop op zulk een toekomst ver
vuld, begroet het volk zijn jonge Koningin,
en klinkt door heel het land de kreet,
waaraan de dankbaarheid steeds reiner
klank moge geven:
LEVE WILHELMINA,
Neerlands Koningin!
Een schoone droom?
»Het is het wederzijdsch wantrouwen,
dat de natiën tegen elkander in de wape
nen houdt. Mocht het ooit mogelijk zijn,
dit wantrouwen weg te nemen, dan zou
dit nog eer kunnen gebeuren door overleg
tusschen de regeeringen onderling dan door
andere middelen ; eerder zeker dan door
de babyloniaehe verwarring van interna
tionale verbroedering, van internationale
parlementen en wat al verder in dier.
geest is voorgeslagen.1'
Zoo sprak Moltke in de zitting van
den Duitschen Rijksdag van l Maart 1S80
en zoo denkt ook czar Nikolaas II, blijkens
de voor eenige dagen openbaar gemaakte
circulaire van graaf Mouravieff.
Het valt niet te ontkennen, dat de oude
spreuk: »wilt ge den vrede, zoo rust u
ten strijde" in onze dagen bijna eene
parodie is geworden. Het zijn juist de
toerustingen, voortgezet met een
koortsachtigen ijver, die slechts let op wat de
buurman doet en niet op wat eigen krach
ten toelaten, welke het gevaar voor het uit
breken van een oorlog steeds dreigender
maken. In 25 jaren zijn de gezamenlijke
oorlogsbudgetten der Europeesche staten
verdubbeld. En niets geeft reden om te
onderstellen, dat er aan deze beangsti
gende progressie van grootendeels
nuttelooze uitgaven een einde zal komen. De
circulaire van graaf Mouravieff zet het
waanzinnige en ondragelijke van dergelijke
uitgaven uiteen op eene wijze, zoo duidelijk
en zoo welsprekend, als nog nooit is ge
schied op een der vredescongressen, over
welke de oude Duitsche strateeg zoo min
achtend sprak. En die gulden woorden,
idealistisch en praktisch te gelijk, weer
klinken van de hoogte van een der
machtigste tronen van de wereld. Want
Mouravieff spreekt uit naam van zijn
keizerlijken meester, van den Russischen
autocraat.
Wat de regeeringen zullen antwoorden
op de haar door Rusland toegezonden
uitnoodiging, schuilt nog in het duister.
Ongetwijfeld zijn zij gepolst en heeft het
antwoord van de meesten niet ongunstig
geluid. Maar de diplomatie is eene
meesteresae in de kunst om eene toestemming
zoo in te kleeden, dat deze eene latere
weigering niet uitsluit; reeds lang vóór
Talleyrand paste zij diens leer toe: la
parole est donnêe u l'homme pour cacher
ses pensees. Als wellicht over eenige
weken de gevolmachtigden te St. Peters
burg bijeenkomen, zal er wel geen bij
zijn, die een werkelijke volmacht bezit
om het voorstel van heeler harte te steunen.
Allen zullen verklaren, dat hunne regee
ringen het nobele initiatief van den jongen
heerscher hoogelijk waardeeren; zij zullen
den voorsteller onder bloemen begraven.
En dan zullen de practische bezwaren
breed en breeder worden uitgemeten en
er zou bijna een wonder moeten gebeuren,
als de vereischte overeenstemming tot stand
kwam en het ontwerp niet eveneens
zij het dan ook onder bloemen be
graven werd.
Voorloopig heeft nog slechts de achtste
groote mogendheid, de pers, gesproken.
n haar antwoord is niet bemoedigend.
Lof van alle zijden, maar meest op
sceptischen toon en zelden zonder voorbehoud,
van Fransche zijde zelfs, na dien lof, in
de toongevende bladen een bondig en zeer
beslist nonpossuinufs. »Zoolang het onrecht
Frankrijk aangedaan, niet is hersteld,
kunnen wij noch aan ontwapening, noch
zeJfs aan vermindering onzer toerustingen
denken."
Het verrassendste in het voorstel van
den czar is juist, <lat hel is u'rtgegaan van
Friuikriik's bondgenoot. Tut nu toe hebben
de Fransche regeeringspersonen, als de
czar van vrede sprak, diens woorden ijverig
herhaald. Maar het voorbehoud heeft nooit
ontbroken. In zulk een czarentoast was
altijd wel een woord te vinden, dat herstel
der Fransche grieven scheen te beloven.
In de circulaire van graaf Mouravieff
wordt gesproken over »de beginselen van
billijkheid en recht, op welke de veilig
heid der Staten en het welzijn der volkeren
berusten.'' Die zelfde woorden gebruikte
de czar, een jaar geleden, in den toast
door hem op den president der Fransche
Republiek uitgebracht. En dit beduidt
volgens de Franschen: »Eerst moeten wij
Elzas en Lotharingen terug hebben, en
dan ... zullen wij zien."
Zal het bondgenootschap nu reeds aan
deze aspiratiën moeten worden getoetst?
Dan zullen de platonische betuigingen van
vredelievendheid ijdel blijken te zijn. Dan
zal wederom het woord van den dichter
worden bewaarheid:
Leicht bei einander wohnen die Gedanken,
Doch hart im Raume stossen sich die Sachen.
Moltke wij willen den ouden held
nog ns het woord geven schreef in
een brief aan Bluntschli: »Der ewige
Friedeu ist ein Traum, und nicht einmal
ein schoner Traum." Het laatste is een
punt van smaak en gevoel. Het eerste
zal, vreezen wij, niettegenstaande het prij
zenswaardig initiatief van den czar,
voorloopig nog wel eene droevige waarheid
blijven.
Hoe in Engeland 'n wet ie Mnlliïe
Naar aanleiding van de wet, waarnaar de
Engelse onderwijzers reels zo geruime tjjd
verlangd hebben en die nu eindelik door 't
Parlement is aangenomen, nl. de wet ter ver
zekering van 'n pensieoen voor de oude dag,
beschrijft The Schoolmaster , hoe deze wet de
koninklike bekrachtiging ontving. De eigen
aardige plechtigheid, waarmee zulk 'n bekrach
tiging gepaard jaat, zal waarschijnlik ook
Nederlandse lezers genoeg belangstelling
inboezemen.
Wanneer een wet door de beide Huizen is
aangenomen, behoeft ze nog slechts de
koninklike bekrachtiging om ze, zoals lord
Hall zegt. te kompleteren en te volmaken.
En die bekrachtiging kan wettig niet achter
wege blijven. Wanneer de vorst (vorstin) zelf
niet aanwezig is, wordt deze bekrachtiging
gewoonlijk verleend door een kommissie,
welker benoeming door de koningin altijd
eigenhandig getekend moet worden («signed
with her own hand"). The Griffier der Kamers
maakt twee stellen g -reed met de verschillende
wetten, elke wet op 'n afzonderlik vel papier;
een stel voor de Griffier van H. M. om aan
de kommissie te overhandigen, een voor H. M.,
om na te gaan, voordat zij de aanstelling der
kommissieleden tekent.
De wijze, waarop de koninklike bekrachtiging
wordt verleend, is nog geheel als vroeger. Drie
of meer van de kommissieleden, zittende op
'n bank tussen de »Wolzak" en de Troon, bevelen
de stafdragers (Us/iers o/ the Black Rod) aan 't
Lagerhuis mee te delen, dat de tegenwoordig
heid van zijn leden in 't Hogerhuis wordt ver
langd, ten einde de kommissie lezing van de
Wet te horen doen. Hierop gaat 't Lagerhuis,
voorafgegaan door de »Speaker", onmiddellik
naar 't Hogerhuis De korte namen der wetten
worden door de griffier der koningin voorgelezen,
de koninklike bekrachtiging op elk artiekel
wordt getekend door de griffier der kamers in
Xormandies Frans en wordt zo opgenomen in
de Handelingen van 't Hogerhuis.
De gebruikelike vorm van bekrachtiging is:
»La Reyne Ie veult". Oa de koninklike
bekrachtiging te weigeren zouden de woorden
>-La lleyne s'avisera" moeten gebezigd worden.
Van dit recht van veto werd 't laatst gebruik
gemaakt in 1707, toen koningin Anna weigerde
'n wet te tekenen, betrekking hebbende op de
Schotse mielietsie. Wanneer de wet aldus
geheel van kracht is geworden, wordt 'n
geautorieseerde afdruk in de archieven van 't
Hogerhuis bewaard, terwijl ze dan verder door
de landsdrukkerij (ijueen's jirinters) verspreid
wordt.
Bij de bekrachtiging van de bovenbedoelde
wet was de gang van zaken aldus: Te onge
veer half drie gingen de deuren en verguld
koperen poorten van 't Huis der Lord open
en de stafdrager verscheen. Langzaam en
plechtig naderde hij 't Huis der Gemeenten.
Alle deuren vlogen voor hem open, behalve
de laatste en deze, de binnendeur van 't Huis
der Gemeenten, werd dichtgeslagen en vlak
voor hem gesloten. Drie ^stoten met de staf
op de eiken vloer en de partier van 'i Lager
huis zag door kleine tralies in de deur, wie
er klopte. De portier maakte 'n buiging veor
de Sjwiker en kondigde aan: »Black Rod.''
Hierop werd de deur geopend en «Black Rod"
verscheen in 't Huis der Gemeenten.
In z'n eigenaardig ouderwets kostuum maakte
hij eerst bij 't binnenkomen 'n buiging, waarna
hij de Syetikcr naderde, nogmaals driemaal
boog, en [de voorzitter met het Lagerhuis
eerbiedig uitnodigde in 't Hogerhuis te ver
schijnen. Slechts weinige leden volgden de
Xjicdker en de stafdrager van 't Lagerhuis.
De griffirr van 't Hogerhuis las nu het
besluit tot benoeming der vijf kocmrissieleden,
welk 't z-pgel van 't koninkrijk droeg. Toen
begon 'n zonderling en krgdurig duet tuisen