De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 4 september pagina 2

4 september 1898 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1106 de griffier der kamer aan déene zy'de van de tafel en de griffier der koningin aan de andere, beide getooid mot toga en pruik. De griffier j der koningin las de naam van elke wet, en de griffier van 't Parlement zeide, na even de Speaker en de aanwezige leden te hebben aangezien: »La Reyne Ie veult." Dan maakten ' beide griffiers 'n buiging voor de kommisrieleden, die even hun breedgerande hoeden afnamen en hun met hermely'n omzoomde mantels weer goed schikten. j »Elementary School Teachers' Supperannu- ' ation Bill" las de Griffier der Koningin. »La Reyne Ie veult" antwoordde de Griffier van 't Parlement. Het wetsontwerp was nu eerst wet geworden. Niet langer staat in Engeland 't armenhuis vlak bij de dorpsschool. De pensieonnerirg van oude onderwijzers is ver zekerd. »La Reyne Ie veult" en haar volk eveneens. TH. M. KETELAAR. lumimjtuitnntunniiiHiniufmiiiiitmimmrimmimtiit Sociale, aa nazzazn ' VerM Uien werkplaats en arWerswonini. (Slot). Arbeid adelt, en geen werkman behoeft zich te schamen, dai zijn kleeding de sporen van zijn werk draagt, maar dit wil niet zeggen, dat hij zijn kleeding mag verwaarloozen, en mijns inziens mag de werkgever eischen dat de arbeider er behoorlijk uitziet. Maar hoe dit te vergen als elke zorg voor welstand, reinheid en orde op het »werk-' ontbreekt? ?* Ik treed niet in vergelijkingen, maar constateer hier het feit, dat op dit gebied in Nederland de toestand met weinig uitzondering veel te wenschen overlaat, en wel het ergst op nagenoeg alle aannemerswerken. Daarmede is niet gezegd dat de aannemer daarvoor alleen de schuld draagt, neen, de zorg voor een en ander ligt bij den eersten werkgever, dat is, bij den staat, bij de gemeenten en ook bij groote maatschappijen. En voor die werkgevers treden op de ingenieurs en de architecten, en zij hebben zich. op deae punten zeer veel te verwijten. Niet slechts voor particuliere maar óók voor staats- en gemeenten-werken was het noodig bij de wet maatregelen voor veilig heid enz. voor te schrijven. M. a. w. zij, die een belangrijk contingent vormen in het werk geven, zij die, met een hooggeroemde academische opleiding, geacht worden een een hooge mate van beechaving te bezitten, zij moesten gedwongen worden tot wat zij niet uit eigen beweging tot stand wisten te brengen. Maar nu dat andere wat de wet niet voorschrijft, in lang niet zal of misschien zelfs niet voorschrijven kan, zullen de ingenieurs en architecten ook dat achter wege laten wat in de eerste plaats naar mijne wijze van zien noodig is om den werkman achting voor zichzelf te geven; geen achting voor zich zelf', die zich uit in boordjes en dassen dragen, naiiperij van wat zich »heer'' noemt, maar bewust zijn een nuttig en vooral waardig medelid te zijn van de maatschappelijke samenleving. Klim zelf op die ladder, die tien of twintig «werken" heeft meegemaakt zonder ooit gereinigd te zijn. Pak aan die plank, waaraan het vuil van jaren kleeft. Is 't dom van de boeren te meen en dat een varken leven moet in een «zwijnenstal", nog. veel dommer is het van beschaafde menschen te denken dat het voordeelig is op een »werk" de werklui in smerigheid en wanorde hun werk te laten verrichten. Ik geef toe, dat het moeite kosten zal dit in elk opzicht onlogisch, onhygiënisch en oneconomisch dwaalbegrip voor beter denk beelden te doen plaats maken, vooral zoo lang het droevig waar blijft, dat bij het technisch onderwijs deze hoogst gewichtige f nderdeelen zelfs niet aangeroerd worden. Verbeeld u een hoogleeraar die college moest geven in reinheid, orde, welstand en tucht bij openbare u-erken. 't Zou wel gek zijn! Maar nog gekker zou het wezen wanneer mocht blijken dat MiiiniiiiiiiiiiMMii iniMiiiiiiiiiiiMiini ONVERSTOORBAAR. Indische Schets. door VEIIA. Mijnssen had den lande gedurende een twaalf tal jaren in ludiëgediend en daardoor aauspraak verkregen op een verlof naar Europa. 't Klimaat had hem in al dien tijd verschooneud behandeld, ja niet den minsten schadelijken in vloed op hem uitgeoefend. Zijn humeur was nog altijd even goed en opgeruimd als voor twaalf jaren ; hart, lever, milt eu nieren bevon den zich nog steeds in normalen toestand, op de door de natuur aangewezen plaatsen; geen overmaat van gal dwong hem onaangenaam voor zichzelf en zijn medemenschen te ziju en 't was hem in Indiësteeds.vóór den wind ge gaan. Deze laatste omstandigheid was zeker wel oorzaak geweest, dat, hoezeer hij zich ook in den beginne er op had toegelegd om mede te gaan met den grooten hoop, de Indische mopperzucht maar geen vat op hem had kunnen krijgen. Ten slotte had hij dan ook, wanhopend ooit een goed mopperaar te worden, 't klagen er aan gegeven, om zich des te meer over zijn zonnig bestaan te verheugen en stelselmatig verder die kringen te ontwijken, waar 't pessi misme den boventoon voerde. On'moette hij dan nog bij wijlen in de soos een enkelen ontevre den knorrepot, die hem tot zijne levensbeschou wing trachtte over te halen, dan had hij onmid dellijk eenige vragen gereed, welke naar de om standigheden en de personen gewijzigd, onver mijdelijk en bevestigend antwoord vereischten. Schijnt de zou niet prachtig vandaag':" //Ja ... maar..." ,Heb je genoeg te eten F" //Dat's nu ook een vraag ?.. " //Bevaltje betrekking je?" voor dat ambt in Nederland wellicht geen vakman te vinden zou zijn! De eischen te stellen aan de werkplaats van den medicus-operateur worden met pijnlijke nauwgezetheid geleeraard en streng doorgevoerd _?'t is noodig voor het leven van den patiënt, maar even noodig is het voor het leven van onzen werkmansstand met gelijke gestrengheid maatregelen voor te schrijven in het belang van reinheid, orde, enz. <p of in de werkplaats, onver schillig van welken aard het werk is. Bij de zeldzaam voorkomende uitzonde ringen heeft de ondervinding reeds genoeg zaam geleerd, dat deze eisen in elk opzicht uitvoerbaar is, en zeker ook aan het werk op velerlei wijzen ten goede komt. Het is »dom en wreed, ons lijdend volk vriendelijk" er op te wijzen, hoe de werk manswoning moet zijn ingericht, terwijl nog maar al te vaak officieren en generaals van het arbeidsleger in pedante onnoozel» heid voortgaan met soms grove verwaarloozing van wat in de allereerste plaats gevergd moet worden om arbeid een zedelijk genot te doen zijn. Op dit veld van eer zullen voorloopig weinig lauweren geoogst worden, vrees ik, want weinigen zullen genoeg moreelen moed hebben het fiirikweg te betreden gemakzucht, ja zelfs lafheid, is ook in dezen strijd helaas niet zeldzaam. Maar de strijd moet gestreden worden, en de overwinning is zeker. Houdt op met het voorschrijven van zoo menig reglement, dat 5f een doode letter blijft, of waarmede slechts een nietig voor deel in algemeenen zin bereikt wordt. Steekt de handen uit de mouwen, geeft raad door daden, eischt van uwe werklieden in elk vak niet alleen zorgvuldige behande ling van het materieel, maar ook een keurig onderhoud van de werkplaats, en vooral, geeft er de middelen voor, zoodat zij telkens met genoegen terugkomen en langzamerhand zelf hun eischen gaan stellen voor orde en reinheid. Dit zal zeker krachtig terugwerken op hun kleeding, op hun huiselijke omgeving, ja op het geheele gezin. Wie gewend is te werken in een keurig onderhouden werkplaats zal thuis geen onreine omgeving dulden, en zuó zullen de onzedelijke gevolgen vanzelf verminderen. P. P. iiiHmiimiimtniiiiiMMimmmiiiiiHiiii WIN Muzikale Kritieken. Qnatre l'ièces ponr l'iano et Violon par J. B. C. DE PAUW. Ansterdam, De Algeraeene Muziekhandel, Stumpff & Koning. L'cdjes der Liefde, versjes van Loven daal, muziek van BETINARD ZWEEES. Haarlem, de Erven B'.ihn. Zwei Gesütige fi'ir eine Singxtimme op. 11 en Vier Crc*<ï>i(/e fiir eine mittlere Singstimme op. 1*^. COUXKLIK v. OOSÏERZEE. Berlin, Ries & Erler. Lu Mer. Puésie de II. Dirckx, composée pour trois voix de femme et piano par GoTTi'itiEi) MAXX. Amsterdam, De Algem. Muziekhandel, Stumpff & Koning. Proeve van Een nieuw WilJielinns, door ....... ? Amsterdam, J. H. de Bussy. RicnAiu) STEAVSH in «Mannen en Vrouwen van beteekenis in onze dagen", door WOUTEU IlrrsriiËXiiiYTER. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink. De stukjes van den heer de Pauw zijn betiteld: Jlutin de l'rintempx, JL-.ures d'angoisse, Canzonetta en Nuit. In het eerste stukje is het een eenigszins dweepende vioolmelodie, welke met arpeggieerende pianoaccoorden hare weelderig poëtische stemming over den toehoorder komt uitstorten. Een klein stukje groote kunst! Want met weinig pretentie is hier een mooie, dichterlijke stemming bereikt. Het tweede nummer is zeer hartstochtelijk; //Och ja ... maar ..." //Zie je, miju waarde, wat lieb je nog meer te verlangen? Je leeft als een prius zonder zor gen ; schei tocli uit met die jeremiades en maak je zelf en anderen 't levcu niet onaangenaam." Als deze of gene dan sprak van een onbe stemd iets, van eeu zucht, naar een liooger en meer ideaal leven, van 't eentonig bestaan in Indië, stond hij geërgerd op. //Mijn goede vriend, ik wil niet zeggen, dat jij onder die velen behoort, maar hoe menig een, die hier den mond vol heeft van diezelfde groote woorden als jij uu, zie je naar Europa vertrekken, om daar precies 't zelfde leventje voort te zetten, met ffit verschil alleen dat ze ginds wat later opstaan, 's middags een wande lingetje maken dat kun je hier 's morgen;; of 's avonds ook doen dan in plaats van naar de soos ijaar't café, om daar weer niet andere Indische menschen op zijn Indisch een paitje (bittertje) te drinken, dan vlug gegeten een dutje en 's avonds weer in eene of andere rookerige kneip mopperend en wel achter de dominosteenen of de kaarten. Laat toch 't idealisme voor de idealisten, maar laat ons heel gewone meuschen genieten van al 't goede, dat ook 't leven hier ons biedt. Adio, mijn waarde, ik ga eens bij 't biljart kijken." En flaitend of neuriënd ging hij daarop zijns weegs en weldra hoorde men dan zijn opge ruimde, vroolijke stem, ziju gullen lach boven 't rumoer in de biljartzaal uit. Hij vond Indiëeen heerlijk, ideaal land en zijn betrekking de schoonste en aangenaamste, die voor een mensch kon zijn weggelegd. Hoe kon 't ook anders wezen, waar een gelukkig gesternte hem steeds bewaard had voor 't samentreff-m met menschen, die er een genoegen in schijnen te scheppen hun ondergeschikten 't leven tot eeu hel te maken, en die, gesteund door gemakzuchtige en kortzichtige chefs, plichtsbe trachting en ijver niet bcachten, om slechts hun. lust tot plagen en fyranuiseeren bot te kunnen vieren. Hij had ze nimmer ontmoet en ont kende daarom ook zelfs hun bestaan. En ont moette hij nu en dan op zijn weg een collega, die door wanhoop gedreven tot een overijlde handeling de toevlucht nam om te scheiden uit een leven, dat hem zoozeer werd vergald, dan was hij een der eersten om gebrek aan wils kracht aan dezulken toe te schrijven en achtte zelfs een klein Sostenuto is slechts in staat voor eene wijle het vuur te temperen, want dra wordt het wilde thema met nog grootere heftigheid en gloed weder opgevat. Ttfgen het slot komt een oase van een paar maten Andante eene kalme refluctieve stemming bren gen, doch het stuk zou zyn karakter ver loochenen indien het niet in woeste vaart tot het einde toe voortrende. De canzonetta is sclierzando gehouden; misschien een weinig op h^t kantje af; doch een violist als Jos. Cramer (aan wien het viertal stukjes is opgedragen) zal zeker den grens van het banale niet overschrij len! Nuit begint met een droomerig motief in de viool, hetwelk beantwoord wordt door een thema in de piano van vier langzame accoorden. Later komt hierbij nog een gesyncopeerd motief, poco agitatühet motieven-materiaal completeeren. Een voortdurend in vage tinten gehouden en gesyncopeerde 0,4 maat met uitgebreide arpeggio's in de linkerhand schijnt my het zwaartepunt van het stuk te zijn. Aan het slot vindt men de accoorden van den aanvang weder! Deze stukjes van den heer de Pauw zyn meesterstukj-s in den volsten zin des woords. Vinding als bewerking, behandeling van viool als van klavierpartij staan op even hoog standpunt; daarby is de harmoniek modern en vol geest. In handen van twee artisten van groote technische en intellectueele gaven, zullen deze stukjes den hoorder zeker groot genot verschaffen. De Lied jen der Liefde van Bernard Zweers zullen aanvankelijk, bij het zien van den titel misschien andere verwachtingen opwekken dan zy later bij het dooizingen, blijken te kunnen vervullen. Heeft men zich echter eenmaal heengezet over het eigenaardige geval van een geheelen bundel liederan (zeven in aantal) te ontmoeten, nagenoeg allen in den zoogenaamden schalkschen, guitigen stijl, dan kan men niet anders dan voldaan zyn over de wijze waarop Zweers de eenvoudige, ongekunstelde t ia! van Lovendaal in tonen heeft weergegeven. Hier en daar in sprookjestoon, steeds met eene naiveteit in de melodie, welke men heden ten dage bijna niet meer mogelijk zou achten, geloof ik dat de Liedjes der Liefde van Zweers een groot succes zullen hebben bij het publiek, vooral wanneer zij coquet worden voorgedragen door eene jonge schoone! Mejuffrouw Cornelie van Oosterzee beschouw ik als een der meest begaafde componisten van den tegenwoordigen tijd. De zes liederen door haar thans in het licht gegeven, acht ik dan ook tot het belangrijkste van wat in den laatsten tijd op dit gebied verschenen is. Men vindt bij haar het volkomen doordringen in den stof en het totaal opgaan daarin, gepaard aan het absolute meesterschap om hare nobele gedachten in een zuiver artistiek gewaad weer te geven, een gewaad dat steeds bekoort door het ongemeene, persoonlijke en voorname. Zoo behooren haar Soumiernacltt, (.Tohanna Ambrosius) M'idiykeit (Christian Wagner) Steniklare X'.tclil (L. Iviiael) tot mijne verklaarde lievelingen in de moderne liederenlitteratuur. Men kan misschien met Xiels F um minder vrede hebben wegens het ».rausige" van het onderwerp, in ieJer geval zal men moeten erkennen dat zonder den balladentoon op te ott'uren het stuk met een trotsche kracht ia geconcipieerd. Ojk ds beide liederen van op. IL Elwibeilt en J><u Krant Veri/essetdieit" leggen een schitterend getuigenis af van de straks door mij opgesomde eigenschappen die ik in het talent van mej. v. Oosterzee zoo hoog waardeer. Goede vrouwenkoren voorzien steeds in eene behoefte en daarom is de verschijning van Jjit Mer van Gottfried Mann met sympathie te begroeten. De woorden van II. Dirckx zijn vermoedelijk oorspronkelijk fransen, want de nederlandsche tekst van denzelfden is niet altijd zoo goed gedeclameerd. Do heer Mann is er ingeslaagd met dit werkje onze vrouwen koor-litteratuur met een mooi stemmingsvol opus te verrijken. De piano geeft bijna voortdurend in breede arpeggio's de harmonie aan, terwijl de zang stemmen (deze zijn als towpartituur verschenen, een voorbeeld dat navolging verdient) in breede trekken en met veel teekening da woorden illustreeren. Niet oneigenaardig is het te bemerken, dat ook hierin en thans zoo goed in overeenstemming met den tekst, de stijl van Mann zich uit dien der iransche componisten schijnt te ontwikkelen. hij zichzelf, waar anderen even gelukkig ah hij, instemden met 't aangeheven klaaglied een wou d-u- van wilskracht. Verdrietelijkheden heeft men toch altijd i 11 't leven; men moet zich daarover heen weten te zetten en wie dat niet kunnen zijn zeker ia beklagen, maar de schuld ligt toch aan hen ze)ven. De gelukkige! Hij was niet wreed, niet, hardvochtig van nature maar kende zoo weinig 1102 't leven, omdat, zijn weg hem steeds langs ellen, gebaande paden had gevoerd, de ups and downs hem ten ecnruniale waren bespaard gebleven en een vriendelijke hand een scherm voir zijn oo;en had opgetrokken om deze te beletten een blik te slaan in den afgrond van menschelijke laaglteid, van meiisehelijkc wreedheid. Met een glimlach schreed hij gelukkig door dat leven en, als 'r, ware in een ominczieu, waren die twaalf jaren voor hem voorbij gegaan en zag hij, achter zich blikkend, ecu ecnigc zonnestraal, den weg teckeiieml dien hij had afgelegd. Hij zoude er ook in 't geheel niet over heb ben gedacht 't oude vaderland, dat hij volstrekt niet vermiste, weder eens op te zoeken, wan neer niet, 't verlangen in hem ware opgekomen zijn bejaarde ouders nog eens weer te zien. Zoo was 't gekomen dat luitenant Mijnssen zijn verzoek om verlof indiende en dit, zag in gewilligd. //Wanneer deuk je te vertrekken!'" met deze gebruikelijke vraag was hij toen van verschil lende kanten lastig gevallen. Ik weet, 't nog niet," luidde daarop ziju antwoord. //Ais goed vaderlander zou ik er de voorkeur aan geven op een llollandsche boot passage te nemen, maar de gedachte alleen, om een maand lang op een oppervlak van nog geen duizend vierkante meters opgesloten te ziju met al die verongelukten en verongelijkten, met hart-, lever- en zeuuwlijders, die allen om 'i, hardst zullen probeeren mij, met hun klaagliederen over Judiëen de Indische wereld mijn goed humeur te bederven, maakt me zoo benauwd, dat ik 't er nog van zie komen, dat, ik kalmpjes met de Erausche mail er tussehen uit, trek." En aldus geschiedde. Toen op zekeren mor gen de trossen, waarmede de fiinjiiicnj aan de kade te Tandjonsr l'riok lag va^tgemeerd, werden losgeworp'm eu 't stoomschip zich la'iy/.aam van Door den uitgever J. H. de Bussy werd eene circulaire verspreid ter aanbieding eener proeve van «Een nieuw Wilhelmus". Het blijkt eehter dat deze proeve niet een «nieuw" doch het «verminkte" ouie Wilhelmus te aanschouwen geeft. De ongenoemde samensteller meent daarmede een noteering te verkrijgen, »die «slechts weinig afwy'kt van de het meest be»kende doch zelden correct gezongen Valeriusmelodie". Indien deze melodie werkelyk in correct gezongen wordt, dan moet men mid delen beramen haar wél correct te doen zingen, maar daarvoor niet een verminkte lezing geven, waardoor trouwens nog meer verwarring zal worden gestich'. Ik geloof overigens niet dat het Wilhelmus meer te lijden heeft van on nauwkeurigheid in den mond des volks dan andere volksliederen; vooral in den laatsten tijd heb ik my daarvan ruimschoots kunnen overtuigen. Hoogstens zou men kunnen beweren dat niet allen het eens zijn over het tempo van het driekwartsgedeelte. Doch daarover is nog steeds niet het laatste woord gesproken. Ik acht dus het /weWo-«nieuwe Wilhelmus" geen aanwinst in onze volksliederen-litteratuur en meen de verspreiding er van ten sterkste te moeten ontraden. Gewis heeft de heer Wouter Hutschenruyter eene dankbare taak gehad, toen hem werd opgedragen door de Redactie van «Mannen en Vrouwen van Boteekenis" eene biographische schets te schrijven van een der grootste hedendaagsche kunstenaars Richard Strauss. jDe heer Hutschenruyter heeft zijn werkje zeer zinrijk opgedragen aan de uitstekende zangeres Pauline Strauss>?de Ahna, de gade van den genialen kunstenaar. Na eene korte levensschets, wordt de com ponist Strauss, zooals wij hem uit zijne ver schillende werken kennen geschilderd. Zeer aangenaam treft het dat niet steeds in banale volzinnen de loftrompet over hem wordt uit gebazuind, zooals zoo menigwerf geschiedt bij biograpbieën, maar dat het ook onom wonden wordt verklaard, wanneer, b.v. in een of ander lied, niet de gunstige eigen schappen van Strauss' talent te ontdekken valt (zie pag. 31). Met bij «onder veel voorliefde heeft de schrijver den -Zarathustra'' alsook het muziek drama «Guntram" behandeld; en daar deed hij goed aan, want juist die twee werken zijn hier te lande nog geheel onbekend en ver dienen meer voorlichting dan de grootere werken, die door herhaalde uitvoeringen, reeds tamelijk wel gemeen goed zijn geworden van den modern gezinden muziekvriend. De studie van den heer Hutschenruyter is blijkbaar mot groote liefde voor het onderwerp geschreven; daarom spreekt er een warme toon uit en is het te wenschen dat zij in veler handen kome, ten einde de sympathie voor den mensch en kunstenaar Puchard Strauss bij velen op te wekken of te vergrooten. AXT. AVEKKA.MI'. Het oek ra Baner en Dysselhof, La Jounesse inaltérable et la Vie ternelle *). Aldus heet de rumeer.sche vertelling wier teedere eenvoud Bauer tot zoo wonderschoone etsen voerde. Dit is een boek van zeldzame heerlijkheid, een boek dat men wel zeer lief moet hebben om het zuiver en wijs begrip zyner gansche samenstelling. Want het is zoo door-en-door de eenvoud-zelve. Nu in deze jaren bij de menschen zich een zekere mode-belangstelling in de boek-versiering ging vertoonen en tot vervelens toe romans en tijdschriften met kwalijk-begrepen «moderne" omslagen de wereld werden ingestuurd, r.n doet het zoo goed de eenvoud en de oprechtheid geboren te zien uit de liefdevolle samenwerking van twee in waarheid ontroerde harten. Is niet dit wellicht het helderste bewijs van eerbied, niet de schoonste hulde die men aan het woord kan brengen: zóó het bewonderde op te luisteren niet zichtbare leekenen van liefde? Dit is een boek als uit die door enkelen zoo diep-betreurde eeuwen van vroomheid en eenvoud, toen daar geen ding was niet uit *?) ('ante populaire traduit littéralement du roumain, ouvrage ornéde (17 eaux-fortes. Traduction de Wiliiam Uitter. Illustrations de M. A. J. 13auer. Décorations de (i. W. Dysselhof. Prcface de Ars-éne Alexandre. Amsterdam, Scheltema en Holkema's Boekh.MDCCCXCVIII. den vasten wal verwijderde, stond Mijnssen, tegen de verschansing geleund, met, opgeruimd gelaat den vrienden, die hem uitgeleide hadden gedaan, een //vaarwel" en een hoopvol //tot weerziens" toe te roep::u. Met halve kracht, slechts beweegt, de stoomer zich voort, over 't rustig, cilVn watervlak tusscheu de beide ver in zee uitstekende hoofden. Langzamerhand worden echter de gestalten der groetende en wuivende menigte op den vasten wal kleiner en kleiner uu heeft de (;<i'/<ii\'ry de hoofden achter zich gelaten, sneller bewege:; zich de bladen der schroef; huizeu, haiiggars, schepen, alles lost zich zaclitkcas, op in het sombere eentonige groen van Java's strand, maar daarachter verrijst in een ver versehiet 't PreaiiL'er hooggebergte, grijsblauw zich afteekeneml tegen den donker blauw getinten hemel en wenken ook Salak eu (iedeh den vertrekkende een vriendelijk tot weerziens" tsüe. Xog steeds is de kruk op de eommandobrug niet op fiill speed" gezet, wegens 't groote aantal eilanden, waartu^scheu eu waarlangs nu de vaart gaat. Daar liggen ze, die Duizeudei'andcn, kleinere en grootere plekjes groen, omzoomd met, een smalle strook in 't zonlicht glinsterend zand, Hoorn, Edam, MedemMik, alle vaderlandsche namen, ons manend aan een tijd, toen de voorvaderen, niet er op bedacht zich verder in 't ludiaausche land te wagen dan voor den handel noodig was, hier hun land en lu<t.hui/.en bouwden, lusthuizeii, uu verlaten, gesloopt, vernield door den tand des t ij ds, de, tropische plantengroei, de bouwvallen aan't oog onttrekkend, geheel verlaten en onbewoond thans ook die eilanden, waar, als uit een met goud omlijst groen schilderstuk, de Dood ons tegengrijnst, de Malaria dreigend 't hoofd opsteekt ginds ligt Onrust, eens bijgenaamd : 't Mariuckerkhof (irruime.ii tijd reeds heeft Mijnssen tegen de verschansing geleund gestaan, met een gevoel, dat op weemoed gelijkt, bespeurend, hoe't land, in een grijzig waas \vegdoezelend, zic'i steeds meer eu meer aan zijn oog onfrekt, dat land, dat hem de vervulling va:i de meeste zijner wensclieu heeft, gebracht, waar hij zich steeds vlukkig en tevreden heeft gevoeld. riotselinir wendt hij uict een zucht den blik af. liefde geboren. En evenwel is dit zijn eenige gemeenschap met die glorieuze tijden: eenvoud en oprechtheid. Want niet ziet men hier de statige pracht van een carolingisch manuscript, noch de strenge architectuur van een xylographischen druk. Elke bladzijde is van een ranke bekoorlijkheid, van een in deze jaren zeldzame harmonie. Met wijs overleg is een luchtige letterdruk gekozen bij Dysselhfof's tengere plantversieringen, bij het wondere lynenrag van Bauer's sublieme etsen. En al die oavergetelyk schoone bladzijden worden in een effen perkamenten band byeengehouden, waarvoor in klare simpele karacters Dysselhof den melodieuzen titel in hout sneed Liefelyk begeleiden dtf roerend-teedere droomen des kunstenaars den suggestieven eenvoud der vertelling.. Uit de poort tussehen de zware middeneeuwsche torens trekt de kei zer uit, omringd van krygers. Later, de vreugde in den slothof; het feest van de geboorte van den keizerszoon gevierd in da straten der steden tussehen de grimmige pracht der sche merende gevels. Dan, als de prins om de onvergankelijke jeugd en het eeuwige leven vraagt, waar keizer en rijksgrooten aanzitten in mysterieuzen glans van gothisch venster, onder den avond der duistere gewelven. En de afscheidskus tusschen kind en oudars, waar de ly'nen gebaren van gratie zijn. Maarwe rgafiloos van grootsche kracht zijn de twee kleine prentjes op die heerlyke bladzyden 20 en 21. Daar gaat de keizerszoon te paard, donker tegen de verre schemering der kimmen, over de eindeloozo verlatenheid van het woeste land schap. Daar ligt hij te rusten in den vreemd doorschenen nacht, aan den zoom van een woud van angstig verwrongen boomen ; wakend staart het bleeke ros in de mysterie-volle verten. Sur Ie grand chemin du monde, ils allaient, allaient.... Dan nadert dat visioen van eindelooze pracht, die droom van schoonste en wreedste heerlijkheid, het wild foreest van eeuwenoude hoornen, waar slanke beesten aansluipen uit duisternissen, waar in weelde van schemerende lijnenweving droomen huiveren van angst. liiiiiiniMMliiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniilllliiliilliliituiiuiiiiiiiillillllllHllll Reclames. 40 cents per regel. Henneberg-Zijde all >en echt, indien direct van mij i f tbriek<m betrokken, zwart, wit en geVleird vin 3.3 <?!. fot f l 1.O5 per Mjter erl'jn, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 4') versch. qual. en 2000 versch. kleuren dessins, enz.). Franco en vrij vaui iiivoerrecSilen i il lm Is. Stalen ommegaand Dubbel br'.efporlo naar Zwitserland. G. Henneberg's Zij de-Fabrieken (k. & k. Hoflever.), Züdcïi. _ Hoofd-Depöt VAN Gr. JAEGER'5 ORIG. $«V-4 -~-^=^,~ ^iv. .1K. F. Di-:i"scm.E-BEXGKR, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. A r nhe m. Piano-, Orgel- en Muziekhandel. Ruime keuze in Huurpiano's. Dagelijks vertrekt van de IlöYTERKADE naast de Kettingboot 's morgens 10 uur een Stoomjacht naar MARK.Ei\ via BROEK. I1V WATEHlilXO en MOXMI4EX1>A>I, en terug ov.-r de ZUIDERZEE. Aankomst AMSTERDAM ca. 4.30 n.m. DE HAVENSTOOMBOOTDIENST. ,/Daar ligt nu dat vervloekte land." Ware plotseling eeu koningstijger voor hem opgedoken, zich gereed makend voor den fatalen sprong, ware eensklaps voor hem, den ongewapendeu man, de gestalte van een bloeddorst.igeu, klewangzwaaienden A'jeher opgerezen, Mijussen had niet heviger kunnen schrikken dan bij deze toespraak. ? .itsteld ziet hij deu spreker van zoo even aau, een in een reispakje gekleed heer. //Mag ik me even voorstellen P" vraagt deze uu, mijn naam is Van der Steen." Mijnssen, vluchtigjes de hem toegestoken hand aanrakend, heeft intu-scheu don lijd g.:had te bekom -u van den schrik en den heer Van der Steen daarop, als wara deze zijn heftigste tegen stander, van 't hoofd tot de voeten opnemend, spreekt hij droogjes: »Ik ben luitenant Mijnssen, mijnheer. Goeden morgen." Even de hand aan de kwartiermuts brengend, gaat hij daarop verder om den commandant van 't schip, een jovialen, welgedaneu Eia:ischman, aan te klampen en, zich aau dezen voorstellend, een praatje met hem te maken. Verbluft staart Van der Steen hem na, be sluiteloos wat in deze te doeu. Zal hij dien oilieier ter verantwoording roepen jvoor diens onbegrijneli-jk vreemd gedrag ': Daar verrijzen eensklaps schrikbeelden van een duel, van mogelijke verwonding voor ziju geest wat moet hij, die als burger nooit eeu wapeu heeft gehanteerd, tegenover deu ander beginnen? Plotseling maakt zich een uitreddende gedachte vau hem meester. Die mijnheer Mijusseii moet niet wel bij 't hoofd wezeu, wie weet hoe lang die man op eenzame posten heeft gezeten, geheel aau zichzelf overgelaten! De ongelukkige ook al weer eeu slachtoffer van dat beroerde ludic. Gedurende de geheele verdere reis wordt Mijusscu niet meer door Van der Stjen lastig gevallen, maar dikwerf komt, hij in de gelegen heid zich af te vragen, wat, toch die meewarige blik beduiden moet, dien hij steeds in de oogen vau den ander opmerkt. Hij voelt zie') echter te gelukkig van diens gezelschap en klaaglie deren te ziju on'slageu, om 't der moeite waard te achten de geweuschte opheldering te vragen. (Jlrorcll

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl