Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1106
de griffier der kamer aan déene zy'de van de
tafel en de griffier der koningin aan de andere,
beide getooid mot toga en pruik. De griffier j
der koningin las de naam van elke wet, en
de griffier van 't Parlement zeide, na even de
Speaker en de aanwezige leden te hebben
aangezien: »La Reyne Ie veult." Dan maakten '
beide griffiers 'n buiging voor de
kommisrieleden, die even hun breedgerande hoeden
afnamen en hun met hermely'n omzoomde
mantels weer goed schikten. j
»Elementary School Teachers' Supperannu- '
ation Bill" las de Griffier der Koningin. »La
Reyne Ie veult" antwoordde de Griffier van
't Parlement. Het wetsontwerp was nu eerst
wet geworden. Niet langer staat in Engeland
't armenhuis vlak bij de dorpsschool. De
pensieonnerirg van oude onderwijzers is ver
zekerd.
»La Reyne Ie veult" en haar volk eveneens.
TH. M. KETELAAR.
lumimjtuitnntunniiiHiniufmiiiiitmimmrimmimtiit
Sociale,
aa nazzazn
' VerM Uien werkplaats en
arWerswonini.
(Slot).
Arbeid adelt, en geen werkman behoeft
zich te schamen, dai zijn kleeding de
sporen van zijn werk draagt, maar dit
wil niet zeggen, dat hij zijn kleeding mag
verwaarloozen, en mijns inziens mag de
werkgever eischen dat de arbeider er
behoorlijk uitziet. Maar hoe dit te vergen
als elke zorg voor welstand, reinheid en
orde op het »werk-' ontbreekt? ?*
Ik treed niet in vergelijkingen, maar
constateer hier het feit, dat op dit gebied
in Nederland de toestand met weinig
uitzondering veel te wenschen overlaat, en
wel het ergst op nagenoeg alle
aannemerswerken. Daarmede is niet gezegd dat de
aannemer daarvoor alleen de schuld draagt,
neen, de zorg voor een en ander ligt bij
den eersten werkgever, dat is, bij den
staat, bij de gemeenten en ook bij groote
maatschappijen.
En voor die werkgevers treden op de
ingenieurs en de architecten, en zij hebben
zich. op deae punten zeer veel te verwijten.
Niet slechts voor particuliere maar óók
voor staats- en gemeenten-werken was het
noodig bij de wet maatregelen voor veilig
heid enz. voor te schrijven. M. a. w. zij,
die een belangrijk contingent vormen in het
werk geven, zij die, met een hooggeroemde
academische opleiding, geacht worden een
een hooge mate van beechaving te bezitten,
zij moesten gedwongen worden tot wat zij
niet uit eigen beweging tot stand wisten
te brengen.
Maar nu dat andere wat de wet niet
voorschrijft, in lang niet zal of misschien
zelfs niet voorschrijven kan, zullen de
ingenieurs en architecten ook dat achter
wege laten wat in de eerste plaats naar
mijne wijze van zien noodig is om den
werkman achting voor zichzelf te geven;
geen achting voor zich zelf', die zich uit in
boordjes en dassen dragen, naiiperij van
wat zich »heer'' noemt, maar bewust zijn
een nuttig en vooral waardig medelid te
zijn van de maatschappelijke samenleving.
Klim zelf op die ladder, die tien of
twintig «werken" heeft meegemaakt zonder
ooit gereinigd te zijn.
Pak aan die plank, waaraan het vuil
van jaren kleeft.
Is 't dom van de boeren te meen en dat
een varken leven moet in een «zwijnenstal",
nog. veel dommer is het van beschaafde
menschen te denken dat het voordeelig is
op een »werk" de werklui in smerigheid en
wanorde hun werk te laten verrichten. Ik
geef toe, dat het moeite kosten zal dit in
elk opzicht onlogisch, onhygiënisch en
oneconomisch dwaalbegrip voor beter denk
beelden te doen plaats maken, vooral zoo
lang het droevig waar blijft, dat bij het
technisch onderwijs deze hoogst gewichtige
f nderdeelen zelfs niet aangeroerd worden.
Verbeeld u een hoogleeraar die college
moest geven in reinheid, orde, welstand en
tucht bij openbare u-erken.
't Zou wel gek zijn! Maar nog gekker
zou het wezen wanneer mocht blijken dat
MiiiniiiiiiiiiiMMii
iniMiiiiiiiiiiiMiini
ONVERSTOORBAAR.
Indische Schets.
door VEIIA.
Mijnssen had den lande gedurende een twaalf
tal jaren in ludiëgediend en daardoor
aauspraak verkregen op een verlof naar Europa.
't Klimaat had hem in al dien tijd verschooneud
behandeld, ja niet den minsten schadelijken in
vloed op hem uitgeoefend. Zijn humeur was
nog altijd even goed en opgeruimd als voor
twaalf jaren ; hart, lever, milt eu nieren bevon
den zich nog steeds in normalen toestand, op
de door de natuur aangewezen plaatsen; geen
overmaat van gal dwong hem onaangenaam voor
zichzelf en zijn medemenschen te ziju en
't was hem in Indiësteeds.vóór den wind ge
gaan. Deze laatste omstandigheid was zeker wel
oorzaak geweest, dat, hoezeer hij zich ook in
den beginne er op had toegelegd om mede te
gaan met den grooten hoop, de Indische
mopperzucht maar geen vat op hem had kunnen
krijgen. Ten slotte had hij dan ook, wanhopend
ooit een goed mopperaar te worden, 't klagen
er aan gegeven, om zich des te meer over zijn
zonnig bestaan te verheugen en stelselmatig
verder die kringen te ontwijken, waar 't pessi
misme den boventoon voerde. On'moette hij dan
nog bij wijlen in de soos een enkelen ontevre
den knorrepot, die hem tot zijne levensbeschou
wing trachtte over te halen, dan had hij onmid
dellijk eenige vragen gereed, welke naar de om
standigheden en de personen gewijzigd, onver
mijdelijk en bevestigend antwoord vereischten.
Schijnt de zou niet prachtig vandaag':"
//Ja ... maar..."
,Heb je genoeg te eten F"
//Dat's nu ook een vraag ?.. "
//Bevaltje betrekking je?"
voor dat ambt in Nederland wellicht geen
vakman te vinden zou zijn!
De eischen te stellen aan de werkplaats
van den medicus-operateur worden met
pijnlijke nauwgezetheid geleeraard en streng
doorgevoerd _?'t is noodig voor het leven
van den patiënt, maar even noodig is het
voor het leven van onzen werkmansstand
met gelijke gestrengheid maatregelen voor
te schrijven in het belang van reinheid,
orde, enz. <p of in de werkplaats, onver
schillig van welken aard het werk is.
Bij de zeldzaam voorkomende uitzonde
ringen heeft de ondervinding reeds genoeg
zaam geleerd, dat deze eisen in elk opzicht
uitvoerbaar is, en zeker ook aan het werk
op velerlei wijzen ten goede komt.
Het is »dom en wreed, ons lijdend volk
vriendelijk" er op te wijzen, hoe de werk
manswoning moet zijn ingericht, terwijl
nog maar al te vaak officieren en generaals
van het arbeidsleger in pedante onnoozel»
heid voortgaan met soms grove
verwaarloozing van wat in de allereerste plaats
gevergd moet worden om arbeid een zedelijk
genot te doen zijn.
Op dit veld van eer zullen voorloopig
weinig lauweren geoogst worden, vrees ik,
want weinigen zullen genoeg moreelen
moed hebben het fiirikweg te betreden
gemakzucht, ja zelfs lafheid, is ook in
dezen strijd helaas niet zeldzaam. Maar
de strijd moet gestreden worden, en de
overwinning is zeker.
Houdt op met het voorschrijven van zoo
menig reglement, dat 5f een doode letter
blijft, of waarmede slechts een nietig voor
deel in algemeenen zin bereikt wordt.
Steekt de handen uit de mouwen, geeft
raad door daden, eischt van uwe werklieden
in elk vak niet alleen zorgvuldige behande
ling van het materieel, maar ook een
keurig onderhoud van de werkplaats, en
vooral, geeft er de middelen voor, zoodat
zij telkens met genoegen terugkomen en
langzamerhand zelf hun eischen gaan
stellen voor orde en reinheid. Dit zal zeker
krachtig terugwerken op hun kleeding, op
hun huiselijke omgeving, ja op het geheele
gezin.
Wie gewend is te werken in een keurig
onderhouden werkplaats zal thuis geen
onreine omgeving dulden, en zuó zullen de
onzedelijke gevolgen vanzelf verminderen.
P. P.
iiiHmiimiimtniiiiiMMimmmiiiiiHiiii
WIN
Muzikale Kritieken.
Qnatre l'ièces ponr l'iano et Violon par
J. B. C. DE PAUW. Ansterdam, De
Algeraeene Muziekhandel, Stumpff &
Koning.
L'cdjes der Liefde, versjes van Loven daal,
muziek van BETINARD ZWEEES. Haarlem,
de Erven B'.ihn.
Zwei Gesütige fi'ir eine Singxtimme op. 11
en Vier Crc*<ï>i(/e fiir eine mittlere
Singstimme op. 1*^. COUXKLIK v. OOSÏERZEE.
Berlin, Ries & Erler.
Lu Mer. Puésie de II. Dirckx, composée
pour trois voix de femme et piano par
GoTTi'itiEi) MAXX. Amsterdam, De
Algem. Muziekhandel, Stumpff & Koning.
Proeve van Een nieuw WilJielinns, door
....... ? Amsterdam, J. H. de Bussy.
RicnAiu) STEAVSH in «Mannen en Vrouwen
van beteekenis in onze dagen", door
WOUTEU IlrrsriiËXiiiYTER. Haarlem,
H. D. Tjeenk Willink.
De stukjes van den heer de Pauw zijn
betiteld: Jlutin de l'rintempx, JL-.ures
d'angoisse, Canzonetta en Nuit.
In het eerste stukje is het een eenigszins
dweepende vioolmelodie, welke met
arpeggieerende pianoaccoorden hare weelderig
poëtische stemming over den toehoorder komt
uitstorten. Een klein stukje groote kunst!
Want met weinig pretentie is hier een mooie,
dichterlijke stemming bereikt.
Het tweede nummer is zeer hartstochtelijk;
//Och ja ... maar ..."
//Zie je, miju waarde, wat lieb je nog meer
te verlangen? Je leeft als een prius zonder zor
gen ; schei tocli uit met die jeremiades en maak
je zelf en anderen 't levcu niet onaangenaam."
Als deze of gene dan sprak van een onbe
stemd iets, van eeu zucht, naar een liooger en
meer ideaal leven, van 't eentonig bestaan in
Indië, stond hij geërgerd op.
//Mijn goede vriend, ik wil niet zeggen, dat
jij onder die velen behoort, maar hoe menig
een, die hier den mond vol heeft van diezelfde
groote woorden als jij uu, zie je naar Europa
vertrekken, om daar precies 't zelfde leventje
voort te zetten, met ffit verschil alleen dat ze
ginds wat later opstaan, 's middags een wande
lingetje maken dat kun je hier 's morgen;; of
's avonds ook doen dan in plaats van naar de
soos ijaar't café, om daar weer niet andere Indische
menschen op zijn Indisch een paitje (bittertje)
te drinken, dan vlug gegeten een dutje
en 's avonds weer in eene of andere rookerige
kneip mopperend en wel achter de
dominosteenen of de kaarten. Laat toch 't idealisme voor
de idealisten, maar laat ons heel gewone meuschen
genieten van al 't goede, dat ook 't leven hier
ons biedt. Adio, mijn waarde, ik ga eens bij 't
biljart kijken."
En flaitend of neuriënd ging hij daarop zijns
weegs en weldra hoorde men dan zijn opge
ruimde, vroolijke stem, ziju gullen lach boven
't rumoer in de biljartzaal uit.
Hij vond Indiëeen heerlijk, ideaal land en
zijn betrekking de schoonste en aangenaamste,
die voor een mensch kon zijn weggelegd. Hoe
kon 't ook anders wezen, waar een gelukkig
gesternte hem steeds bewaard had voor 't
samentreff-m met menschen, die er een genoegen in
schijnen te scheppen hun ondergeschikten 't leven
tot eeu hel te maken, en die, gesteund door
gemakzuchtige en kortzichtige chefs, plichtsbe
trachting en ijver niet bcachten, om slechts hun.
lust tot plagen en fyranuiseeren bot te kunnen
vieren. Hij had ze nimmer ontmoet en ont
kende daarom ook zelfs hun bestaan. En ont
moette hij nu en dan op zijn weg een collega,
die door wanhoop gedreven tot een overijlde
handeling de toevlucht nam om te scheiden uit
een leven, dat hem zoozeer werd vergald, dan
was hij een der eersten om gebrek aan wils
kracht aan dezulken toe te schrijven en achtte
zelfs een klein Sostenuto is slechts in staat
voor eene wijle het vuur te temperen, want
dra wordt het wilde thema met nog grootere
heftigheid en gloed weder opgevat. Ttfgen
het slot komt een oase van een paar maten
Andante eene kalme refluctieve stemming bren
gen, doch het stuk zou zyn karakter ver
loochenen indien het niet in woeste vaart tot
het einde toe voortrende.
De canzonetta is sclierzando gehouden;
misschien een weinig op h^t kantje af; doch
een violist als Jos. Cramer (aan wien het
viertal stukjes is opgedragen) zal zeker den
grens van het banale niet overschrij len!
Nuit begint met een droomerig motief in
de viool, hetwelk beantwoord wordt door een
thema in de piano van vier langzame accoorden.
Later komt hierbij nog een gesyncopeerd
motief, poco agitatühet motieven-materiaal
completeeren. Een voortdurend in vage tinten
gehouden en gesyncopeerde 0,4 maat met
uitgebreide arpeggio's in de linkerhand schijnt
my het zwaartepunt van het stuk te zijn.
Aan het slot vindt men de accoorden van
den aanvang weder!
Deze stukjes van den heer de Pauw zyn
meesterstukj-s in den volsten zin des woords.
Vinding als bewerking, behandeling van viool
als van klavierpartij staan op even hoog
standpunt; daarby is de harmoniek modern
en vol geest. In handen van twee artisten
van groote technische en intellectueele gaven,
zullen deze stukjes den hoorder zeker groot
genot verschaffen.
De Lied jen der Liefde van Bernard Zweers
zullen aanvankelijk, bij het zien van den titel
misschien andere verwachtingen opwekken dan
zy later bij het dooizingen, blijken te kunnen
vervullen.
Heeft men zich echter eenmaal heengezet
over het eigenaardige geval van een geheelen
bundel liederan (zeven in aantal) te ontmoeten,
nagenoeg allen in den zoogenaamden
schalkschen, guitigen stijl, dan kan men niet anders
dan voldaan zyn over de wijze waarop Zweers
de eenvoudige, ongekunstelde t ia! van
Lovendaal in tonen heeft weergegeven. Hier en
daar in sprookjestoon, steeds met eene naiveteit
in de melodie, welke men heden ten dage
bijna niet meer mogelijk zou achten, geloof
ik dat de Liedjes der Liefde van Zweers een
groot succes zullen hebben bij het publiek,
vooral wanneer zij coquet worden voorgedragen
door eene jonge schoone!
Mejuffrouw Cornelie van Oosterzee beschouw
ik als een der meest begaafde componisten
van den tegenwoordigen tijd. De zes liederen
door haar thans in het licht gegeven, acht ik
dan ook tot het belangrijkste van wat in den
laatsten tijd op dit gebied verschenen is.
Men vindt bij haar het volkomen doordringen
in den stof en het totaal opgaan daarin,
gepaard aan het absolute meesterschap om
hare nobele gedachten in een zuiver artistiek
gewaad weer te geven, een gewaad dat steeds
bekoort door het ongemeene, persoonlijke en
voorname. Zoo behooren haar Soumiernacltt,
(.Tohanna Ambrosius) M'idiykeit (Christian
Wagner) Steniklare X'.tclil (L. Iviiael) tot mijne
verklaarde lievelingen in de moderne
liederenlitteratuur. Men kan misschien met Xiels
F um minder vrede hebben wegens het
».rausige" van het onderwerp, in ieJer geval zal
men moeten erkennen dat zonder den
balladentoon op te ott'uren het stuk met een trotsche
kracht ia geconcipieerd. Ojk ds beide liederen
van op. IL Elwibeilt en J><u Krant
Veri/essetdieit" leggen een schitterend getuigenis af
van de straks door mij opgesomde eigenschappen
die ik in het talent van mej. v. Oosterzee
zoo hoog waardeer.
Goede vrouwenkoren voorzien steeds in eene
behoefte en daarom is de verschijning van
Jjit Mer van Gottfried Mann met sympathie
te begroeten. De woorden van II. Dirckx zijn
vermoedelijk oorspronkelijk fransen, want de
nederlandsche tekst van denzelfden is niet
altijd zoo goed gedeclameerd. Do heer Mann
is er ingeslaagd met dit werkje onze vrouwen
koor-litteratuur met een mooi stemmingsvol
opus te verrijken.
De piano geeft bijna voortdurend in breede
arpeggio's de harmonie aan, terwijl de zang
stemmen (deze zijn als towpartituur verschenen,
een voorbeeld dat navolging verdient) in
breede trekken en met veel teekening da
woorden illustreeren. Niet oneigenaardig is
het te bemerken, dat ook hierin en thans
zoo goed in overeenstemming met den tekst,
de stijl van Mann zich uit dien der iransche
componisten schijnt te ontwikkelen.
hij zichzelf, waar anderen even gelukkig ah hij,
instemden met 't aangeheven klaaglied een wou
d-u- van wilskracht. Verdrietelijkheden heeft men
toch altijd i 11 't leven; men moet zich daarover
heen weten te zetten en wie dat niet kunnen
zijn zeker ia beklagen, maar de schuld ligt toch
aan hen ze)ven. De gelukkige! Hij was niet
wreed, niet, hardvochtig van nature maar kende
zoo weinig 1102 't leven, omdat, zijn weg hem
steeds langs ellen, gebaande paden had gevoerd,
de ups and downs hem ten ecnruniale waren
bespaard gebleven en een vriendelijke hand een
scherm voir zijn oo;en had opgetrokken om
deze te beletten een blik te slaan in den afgrond
van menschelijke laaglteid, van meiisehelijkc
wreedheid.
Met een glimlach schreed hij gelukkig door
dat leven en, als 'r, ware in een ominczieu,
waren die twaalf jaren voor hem voorbij gegaan
en zag hij, achter zich blikkend, ecu ecnigc
zonnestraal, den weg teckeiieml dien hij had
afgelegd.
Hij zoude er ook in 't geheel niet over heb
ben gedacht 't oude vaderland, dat hij volstrekt
niet vermiste, weder eens op te zoeken, wan
neer niet, 't verlangen in hem ware opgekomen
zijn bejaarde ouders nog eens weer te zien.
Zoo was 't gekomen dat luitenant Mijnssen
zijn verzoek om verlof indiende en dit, zag in
gewilligd.
//Wanneer deuk je te vertrekken!'" met deze
gebruikelijke vraag was hij toen van verschil
lende kanten lastig gevallen.
Ik weet, 't nog niet," luidde daarop ziju
antwoord. //Ais goed vaderlander zou ik er
de voorkeur aan geven op een llollandsche
boot passage te nemen, maar de gedachte alleen,
om een maand lang op een oppervlak van nog
geen duizend vierkante meters opgesloten te ziju
met al die verongelukten en verongelijkten,
met hart-, lever- en zeuuwlijders, die allen om
'i, hardst zullen probeeren mij, met hun
klaagliederen over Judiëen de Indische wereld mijn
goed humeur te bederven, maakt me zoo
benauwd, dat ik 't er nog van zie komen, dat,
ik kalmpjes met de Erausche mail er tussehen
uit, trek."
En aldus geschiedde. Toen op zekeren mor
gen de trossen, waarmede de fiinjiiicnj aan de
kade te Tandjonsr l'riok lag va^tgemeerd, werden
losgeworp'm eu 't stoomschip zich la'iy/.aam van
Door den uitgever J. H. de Bussy werd eene
circulaire verspreid ter aanbieding eener proeve
van «Een nieuw Wilhelmus". Het blijkt eehter
dat deze proeve niet een «nieuw" doch het
«verminkte" ouie Wilhelmus te aanschouwen
geeft. De ongenoemde samensteller meent
daarmede een noteering te verkrijgen, »die
«slechts weinig afwy'kt van de het meest
be»kende doch zelden correct gezongen
Valeriusmelodie". Indien deze melodie werkelyk in
correct gezongen wordt, dan moet men mid
delen beramen haar wél correct te doen zingen,
maar daarvoor niet een verminkte lezing geven,
waardoor trouwens nog meer verwarring zal
worden gestich'. Ik geloof overigens niet dat
het Wilhelmus meer te lijden heeft van on
nauwkeurigheid in den mond des volks dan
andere volksliederen; vooral in den laatsten
tijd heb ik my daarvan ruimschoots kunnen
overtuigen.
Hoogstens zou men kunnen beweren dat
niet allen het eens zijn over het tempo van
het driekwartsgedeelte. Doch daarover is nog
steeds niet het laatste woord gesproken. Ik
acht dus het /weWo-«nieuwe Wilhelmus" geen
aanwinst in onze volksliederen-litteratuur en
meen de verspreiding er van ten sterkste te
moeten ontraden.
Gewis heeft de heer Wouter Hutschenruyter
eene dankbare taak gehad, toen hem werd
opgedragen door de Redactie van «Mannen en
Vrouwen van Boteekenis" eene biographische
schets te schrijven van een der grootste
hedendaagsche kunstenaars Richard Strauss. jDe
heer Hutschenruyter heeft zijn werkje zeer
zinrijk opgedragen aan de uitstekende zangeres
Pauline Strauss>?de Ahna, de gade van den
genialen kunstenaar.
Na eene korte levensschets, wordt de com
ponist Strauss, zooals wij hem uit zijne ver
schillende werken kennen geschilderd. Zeer
aangenaam treft het dat niet steeds in banale
volzinnen de loftrompet over hem wordt uit
gebazuind, zooals zoo menigwerf geschiedt
bij biograpbieën, maar dat het ook onom
wonden wordt verklaard, wanneer, b.v. in
een of ander lied, niet de gunstige eigen
schappen van Strauss' talent te ontdekken
valt (zie pag. 31).
Met bij «onder veel voorliefde heeft de
schrijver den -Zarathustra'' alsook het muziek
drama «Guntram" behandeld; en daar deed
hij goed aan, want juist die twee werken zijn
hier te lande nog geheel onbekend en ver
dienen meer voorlichting dan de grootere
werken, die door herhaalde uitvoeringen, reeds
tamelijk wel gemeen goed zijn geworden van
den modern gezinden muziekvriend.
De studie van den heer Hutschenruyter is
blijkbaar mot groote liefde voor het onderwerp
geschreven; daarom spreekt er een warme
toon uit en is het te wenschen dat zij in veler
handen kome, ten einde de sympathie voor
den mensch en kunstenaar Puchard Strauss
bij velen op te wekken of te vergrooten.
AXT. AVEKKA.MI'.
Het oek ra Baner en Dysselhof,
La Jounesse inaltérable et la Vie ternelle *).
Aldus heet de rumeer.sche vertelling wier
teedere eenvoud Bauer tot zoo wonderschoone
etsen voerde.
Dit is een boek van zeldzame heerlijkheid,
een boek dat men wel zeer lief moet hebben
om het zuiver en wijs begrip zyner gansche
samenstelling. Want het is zoo door-en-door
de eenvoud-zelve. Nu in deze jaren bij de
menschen zich een zekere mode-belangstelling
in de boek-versiering ging vertoonen en tot
vervelens toe romans en tijdschriften met
kwalijk-begrepen «moderne" omslagen de
wereld werden ingestuurd, r.n doet het zoo
goed de eenvoud en de oprechtheid geboren
te zien uit de liefdevolle samenwerking van
twee in waarheid ontroerde harten. Is niet
dit wellicht het helderste bewijs van eerbied,
niet de schoonste hulde die men aan het woord
kan brengen: zóó het bewonderde op te
luisteren niet zichtbare leekenen van liefde?
Dit is een boek als uit die door enkelen
zoo diep-betreurde eeuwen van vroomheid en
eenvoud, toen daar geen ding was niet uit
*?) ('ante populaire traduit littéralement
du roumain, ouvrage ornéde (17 eaux-fortes.
Traduction de Wiliiam Uitter. Illustrations de
M. A. J. 13auer. Décorations de (i. W. Dysselhof.
Prcface de Ars-éne Alexandre. Amsterdam,
Scheltema en Holkema's Boekh.MDCCCXCVIII.
den vasten wal verwijderde, stond Mijnssen,
tegen de verschansing geleund, met, opgeruimd
gelaat den vrienden, die hem uitgeleide hadden
gedaan, een //vaarwel" en een hoopvol //tot
weerziens" toe te roep::u.
Met halve kracht, slechts beweegt, de stoomer
zich voort, over 't rustig, cilVn watervlak
tusscheu de beide ver in zee uitstekende hoofden.
Langzamerhand worden echter de gestalten der
groetende en wuivende menigte op den vasten
wal kleiner en kleiner uu heeft de
(;<i'/<ii\'ry de hoofden achter zich gelaten, sneller
bewege:; zich de bladen der schroef; huizeu,
haiiggars, schepen, alles lost zich zaclitkcas,
op in het sombere eentonige groen van
Java's strand, maar daarachter verrijst in
een ver versehiet 't PreaiiL'er hooggebergte,
grijsblauw zich afteekeneml tegen den donker
blauw getinten hemel en wenken ook Salak eu
(iedeh den vertrekkende een vriendelijk tot
weerziens" tsüe.
Xog steeds is de kruk op de eommandobrug
niet op fiill speed" gezet, wegens 't groote
aantal eilanden, waartu^scheu eu waarlangs nu
de vaart gaat. Daar liggen ze, die
Duizeudei'andcn, kleinere en grootere plekjes groen,
omzoomd met, een smalle strook in 't zonlicht
glinsterend zand, Hoorn, Edam, MedemMik, alle
vaderlandsche namen, ons manend aan een tijd,
toen de voorvaderen, niet er op bedacht zich
verder in 't ludiaausche land te wagen dan
voor den handel noodig was, hier hun land
en lu<t.hui/.en bouwden, lusthuizeii, uu verlaten,
gesloopt, vernield door den tand des t ij ds, de,
tropische plantengroei, de bouwvallen aan't oog
onttrekkend, geheel verlaten en onbewoond
thans ook die eilanden, waar, als uit een met
goud omlijst groen schilderstuk, de Dood ons
tegengrijnst, de Malaria dreigend 't hoofd
opsteekt ginds ligt Onrust, eens bijgenaamd :
't Mariuckerkhof
(irruime.ii tijd reeds heeft Mijnssen tegen de
verschansing geleund gestaan, met een gevoel,
dat op weemoed gelijkt, bespeurend, hoe't land,
in een grijzig waas \vegdoezelend, zic'i steeds
meer eu meer aan zijn oog onfrekt, dat land,
dat hem de vervulling va:i de meeste zijner
wensclieu heeft, gebracht, waar hij zich steeds
vlukkig en tevreden heeft gevoeld.
riotselinir wendt hij uict een zucht den blik af.
liefde geboren. En evenwel is dit zijn eenige
gemeenschap met die glorieuze tijden: eenvoud
en oprechtheid. Want niet ziet men hier de
statige pracht van een carolingisch manuscript,
noch de strenge architectuur van een
xylographischen druk. Elke bladzijde is van een
ranke bekoorlijkheid, van een in deze jaren
zeldzame harmonie. Met wijs overleg is een
luchtige letterdruk gekozen bij Dysselhfof's
tengere plantversieringen, bij het wondere
lynenrag van Bauer's sublieme etsen. En al
die oavergetelyk schoone bladzijden worden
in een effen perkamenten band byeengehouden,
waarvoor in klare simpele karacters Dysselhof
den melodieuzen titel in hout sneed
Liefelyk begeleiden dtf roerend-teedere
droomen des kunstenaars den suggestieven
eenvoud der vertelling.. Uit de poort tussehen
de zware middeneeuwsche torens trekt de kei
zer uit, omringd van krygers. Later, de vreugde
in den slothof; het feest van de geboorte van
den keizerszoon gevierd in da straten der
steden tussehen de grimmige pracht der sche
merende gevels. Dan, als de prins om de
onvergankelijke jeugd en het eeuwige leven
vraagt, waar keizer en rijksgrooten aanzitten
in mysterieuzen glans van gothisch venster,
onder den avond der duistere gewelven. En
de afscheidskus tusschen kind en oudars, waar
de ly'nen gebaren van gratie zijn. Maarwe
rgafiloos van grootsche kracht zijn de twee kleine
prentjes op die heerlyke bladzyden 20 en 21.
Daar gaat de keizerszoon te paard, donker
tegen de verre schemering der kimmen, over
de eindeloozo verlatenheid van het woeste land
schap. Daar ligt hij te rusten in den vreemd
doorschenen nacht, aan den zoom van een
woud van angstig verwrongen boomen ; wakend
staart het bleeke ros in de mysterie-volle
verten.
Sur Ie grand chemin du monde, ils allaient,
allaient.... Dan nadert dat visioen van
eindelooze pracht, die droom van schoonste en
wreedste heerlijkheid, het wild foreest van
eeuwenoude hoornen, waar slanke beesten
aansluipen uit duisternissen, waar in weelde van
schemerende lijnenweving droomen huiveren
van angst.
liiiiiiniMMliiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiniilllliiliilliliituiiuiiiiiiiillillllllHllll
Reclames.
40 cents per regel.
Henneberg-Zijde
all >en echt, indien direct van mij i f tbriek<m
betrokken, zwart, wit en geVleird vin 3.3
<?!. fot f l 1.O5 per Mjter erl'jn, gestreept,
geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 4') versch.
qual. en 2000 versch. kleuren dessins, enz.).
Franco en vrij vaui iiivoerrecSilen
i il lm Is. Stalen ommegaand Dubbel
br'.efporlo naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zij de-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Züdcïi. _
Hoofd-Depöt
VAN
Gr. JAEGER'5 ORIG.
$«V-4
-~-^=^,~ ^iv.
.1K. F. Di-:i"scm.E-BEXGKR,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
A r nhe m.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Dagelijks vertrekt van de IlöYTERKADE
naast de Kettingboot 's morgens 10 uur een
Stoomjacht naar MARK.Ei\ via BROEK.
I1V WATEHlilXO en
MOXMI4EX1>A>I, en terug ov.-r de ZUIDERZEE.
Aankomst AMSTERDAM ca. 4.30 n.m.
DE HAVENSTOOMBOOTDIENST.
,/Daar ligt nu dat vervloekte land."
Ware plotseling eeu koningstijger voor hem
opgedoken, zich gereed makend voor den fatalen
sprong, ware eensklaps voor hem, den
ongewapendeu man, de gestalte van een bloeddorst.igeu,
klewangzwaaienden A'jeher opgerezen, Mijussen
had niet heviger kunnen schrikken dan bij deze
toespraak.
? .itsteld ziet hij deu spreker van zoo even
aau, een in een reispakje gekleed heer.
//Mag ik me even voorstellen P" vraagt deze
uu, mijn naam is Van der Steen."
Mijnssen, vluchtigjes de hem toegestoken hand
aanrakend, heeft intu-scheu don lijd g.:had te
bekom -u van den schrik en den heer Van der
Steen daarop, als wara deze zijn heftigste tegen
stander, van 't hoofd tot de voeten opnemend,
spreekt hij droogjes:
»Ik ben luitenant Mijnssen, mijnheer. Goeden
morgen."
Even de hand aan de kwartiermuts brengend,
gaat hij daarop verder om den commandant van
't schip, een jovialen, welgedaneu Eia:ischman,
aan te klampen en, zich aau dezen voorstellend,
een praatje met hem te maken.
Verbluft staart Van der Steen hem na, be
sluiteloos wat in deze te doeu. Zal hij dien
oilieier ter verantwoording roepen jvoor diens
onbegrijneli-jk vreemd gedrag ': Daar verrijzen
eensklaps schrikbeelden van een duel, van
mogelijke verwonding voor ziju geest wat
moet hij, die als burger nooit eeu wapeu heeft
gehanteerd, tegenover deu ander beginnen?
Plotseling maakt zich een uitreddende gedachte
vau hem meester. Die mijnheer Mijusseii moet
niet wel bij 't hoofd wezeu, wie weet hoe lang
die man op eenzame posten heeft gezeten, geheel
aau zichzelf overgelaten! De ongelukkige
ook al weer eeu slachtoffer van dat beroerde
ludic.
Gedurende de geheele verdere reis wordt
Mijusscu niet meer door Van der Stjen lastig
gevallen, maar dikwerf komt, hij in de gelegen
heid zich af te vragen, wat, toch die meewarige
blik beduiden moet, dien hij steeds in de oogen
vau den ander opmerkt. Hij voelt zie') echter
te gelukkig van diens gezelschap en klaaglie
deren te ziju on'slageu, om 't der moeite waard
te achten de geweuschte opheldering te vragen.
(Jlrorcll