De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 11 september pagina 1

11 september 1898 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°, 1107 DE AMSTERDAMMER A°. 1898. WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, Ir. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar B 0.12', Dit bla<l is verkrijgbaar Kiosk 10 BoulevurJ Jes Capuciiies tegenover het Graad Cale, te Parijs. Zondag 11 September. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 AnnoncM uit Diütarhlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. Copie voor het Weekblad te bezorgen of te adresseeren: Administratie, Singel S42. INHOUD VAN VERRE EN VAN NABIJ: Landbouw, Handel en Nijverheid en hunne vertegenwoordiging, door G. W. B. Geen teerplicht zonder verbeterd openbaar lager onderwijs, door H. J. Top. (I.) SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Het congres der engelsche Trade-unions, door D. Stigter. KUNST EN LETTEREN: De nieuwe werken van Verdi. De Inpressionisten, door S. (slot) Nationale tentoonstelling van kleederdrachten, door B. W. P. Jr. (II.) Arti et Amicitiae, door v. M. Drukwerk en drukkunst, door J. G. V. Yetta Blaze de Bury en hare Dames d'hier et d'aujourd'hui", door J. C. v. Riemsdijk. Vuurwerk op de Maas, door A. van Veen. FEUILLETON: Onverstoorbaar. Indische schets, door Veha- (II.) JIECLAMES. VOOR DAMES:'Toen en nn, door Mariana. Een brief van Adrienne Lecouvreur. Allerlei, door E-e. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHAAKSPEL. SCHETSJE: De Vreemdeling, naar het Fransch van Maurice Leblang. ALLER LEI: Navolging en sleur, door J. Wollhuis. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVER TENTIËN. niiiiiititiiiiiiiiiiiMimiiiHiii Landbouw, Handel en Nijver heid en hunne vertegen woordiging. Een paar weken geleden is in dit week blad overgenomen eene oproeping door mij gericht tot de landbouwers in Nederland om hunnerzijds aan te dringen op Kamers van Landbouw, juist op dit oogenblik nu de vertegenwoordigers van den Handel alle krachten inspannen ter verkrijging van betere Kamera van Koophandel. De redactie, instemming betuigende met het denkbeeld, teekent er bij aan, dat de Landbouw overigens niet ijverzuchtig be hoeft te zijn op den Handel, wat aangaat de onbeduidende Kamers, waarin de laatste tot heden zijn officieele vertegenwoordiging heeft gevonden en dat de bestaande vrije landbouwvereenigingen in beteekenis en werkkracht vrij wat hooger staan. Ik beaam dit volkomen, maar juist omdat het doel en de beteekenis van verdere strekking zijn, zij 't mij vergund er even nader op terug te komen, in de hoop vooral er de belangstelling voor bp te wekken ook van iiiet-landbouwers, die als regel geen kennis nemen van hetgeen over dergelijke onder werpen in vakbladen geschreven wordt. In veler oogen worden de bloei en de voorspoed eener natie afgemeten naar den toestand van de groote middelpunten der bevolking en het leven en vertier, dat zich aldaar openbaart in handel en nijverheid. Bevordering van ontwikkeling en bescha ving der bewoners in deze omgeving wordt niet alleen beschouwd als eerste en voor naamste taak, maar niet zelden worden de oogen gesloten voor de toestanden der bevolking, daar buiten levende en zwoe gende, als behoorde zij tot eene minder waardige soort. Het platteland over 't geheel genomen staat daardoor veel ten achteren bij de steden. In allerlei opzichten blijkt dit; groote gemeenschapswegen worden aangelegd uitsluitend met het oog op de belangen dezer steden; alles wat kunst en wetenschap kunnen bijeenbrengen wordt aldaar opgehoopt, inrichtingen van onderwijs, van weelde en gemak verrijzen er uit den grond en trekken de bevolking tot zich; het platteland wordt daardoor ontvolkt van alles, wat maar eenigzins kans ziet zich in deze middelpunten een bestaan te verwerven van hen, die niet om dringende redenen van ambt of bedrijf, verplicht worden er verblijf te houden. De noodlottige gevolgen van deze opeenhooping blijven niet uit; zij openbaren zich in eene kunstmatige overbeschaving, een rusteloos jagen en zenuwachtig ver keer van geheele volksklassen, die niet nalaten heillooze overprikkeling van lichaam en geest te veroorzaken. Om hieraan zoo al niet een einde te maken, maar ten minste de toename tegen te houden, is het eenige middel, te trachten eene afleiding te vinden naar het platte land. Wanneer het mogelijk is levensvertier en ontwikkeling daar te voorschijn te roepen, kan het niet anders of dit moet op de geheele maatschappij een gunstigen invloed uitoefenen, ook en vooral door ontlasting der steden. Ten einde hiertoe te geraken, moeten echter de ware beteekenis van het platte land, zijn bedrijf en zijn bevolking beter gekend en erkend worden, dan tot heden over 't algemeen het geval is. Hetgeen het platteland noodig heeft voor zijn materieele en geestelijke ontwikkeling, is verschillend, zijne menschen en behoeften zijn anders dan die der steden. Hebben deze laatste, heeft haar groothandel en grootindustrie snelle spoorverbindingen noodig en breede waterwegen, het platte land vraagt eenvoudige tramwegen en ver beteringen van kleine riviertjes. Vragen de steden ruime musea en tentoonstellingen op velerlei gebied ter bevordering van kunst en industrie, het platteland is gebaat met proefvelden om verschillende zaden en cul turen ingang te doen vinden. Hebben eindelijk de steden tal van inrichtingen van Hooger en Middelbaar onderwijs, ge makkelijk toegankelijk voor hare bewoners, het platteland heeft behoefte aan land bouwonderwijs voor allen bereikbaar. Zoo eischt eene wijze staatszorg naar gelang van omstandigheden verschillende toepas sing voor de bewoners van hetzelfde vaderland en die allen naar evenredigheid bijdragen in de lasten. Niet altijd is dit in overheidskringen genoegzaam be grepen ; zoolang er welvaart heerschte op het platteland, tengevolge van de hooge prijzen der landbouwproducten viel deze ongelijke bedeeling ook minder in het oog; toen echter een twin tigtal jaren geleden de landbouw begon te kwijnen, toen tengevolge daarvan de neringdoenden en ambachten in dorpen en gehuchten hun bestaan zagen bedreigd, toen grondeigenaars en andere gegoeden elders een heenkomen zochten om niet in den noodlottigen achteruitgang te worden medegesleept, toen verhieven zich klachten in alle provinciën van ons land, bij de regeering aandringende op meerdere behartiging van de belangen van het platteland. En dat het te kort werd ge daan, vergeleken bij hetgeen ten bate der groote centra geschiedde, blijkt duiddijk reeds bij het nagaan der hierboven ge noemde voorbeelden. Millioenen zijn in de laatste halve eeuw van staatswege uit gegeven voor den aanleg der sporen in ons land, schoorvoetend zijn in de allerlaatste jaren pas enkele duizenden toegestaan voor tramwegen; het toezicht op de groote rivieren is aan een afzonderlijk corps amb tenaren toevertrouwd, verscheidene vaarten en kanaaltjes, voor den landbouw zoo hoog noodig, zijn onbruikbaar door gebrekkige regeling van het onderhoud; rijks hoogere burgerscholen en scholen van middelbaar onderwijs staan in alle steden open, maar het lager landbouw-onderwijs, dat de hoeren kinderen noodig hebben, is aan eigen krachten overgelaten, al ontvangt het in de laatste drie, vier jaren ook een luttele subsidie. Zoo is het met veel, zoo niet met alles, en zeer begrijpelijk; de regeeringspersonen, voortgesproten uit en levende te midden der groote kringen van gemeen schap, zullen ook bij de meeste onpartij digheid, de volmaakste goede trouw, het eerst luisteren naar de wenschen hunner omgeving, haar behoeften van het meeste belang achten en die het eerst trachten te bevredigen. Wat daar buiten ligt, komt op de tweede plaats en zal dit te langer blijven, wanneer het niet in de gelegenheid is zich te doen hooren Het platteland verkeert in dien toestand en nu de groote neringdoenden der steden, de kooplieden en industrieelen zich hebben aangegord om meer macht en meer invloed te ver krijgen, acht ik het tijdstip geschikt om de bewoners van het platteland, de landbou wers en belanghebbenden bij hun bedrijf, op te wekken mede hun stem te ver heffen, niet met de bedoeling hun mede burgers te verdringen of tegenover hen plaats te nemen, maar om naast deze en als gelijkgerechtigden zich te doen gelden. Meer dan ooit is dit van beteekenis op dit oogenblik. De landbouw verkeert in een overgangstijdperk van het grootste gewicht, het geheele bedrijf van den land bouwer ondergaat verandering ; wat vroeger een sleur en routine was, zich slapende overervende van vader op zoon, is geworden tot een wetenschappelijk bedrijf en zal het in de toekomst nog meer moeten worden. Ieder jaargetijde brengt nieuwe ontdek kingen en wie bet meest op de hoogte is, verkrijgt de beste oogsten. Nauwelijks een tiental jaren geleden werd iemand als een man van ijdele theorie bespot, wanneer hij verzekerde, dat stalmest met goed gevolg kon worden vervangen door kunst mest, en tegenwoordig worden op ieder dorp de boeren om hun achterlijkheid uitgelachen, die nog meenen, dat zij het landbouwbedrijf naar behooren uitoefenen en kunstmeststoffen daarbij ontberen kun nen. De eenvoudigste zandboer weet bovendien, dat het verbouwen en onderploegen van vlinderbloemige gewassen den kostbaren stalmest en het straatvuil kan vervangen. Dat heide en schrale gronden kunnen ontgonnen worden zonder hulp van veestapel of een kudde schapen en dat ter verzekering van een gouden oogat somwijlen het uitzaaien van bacteriën noodig is, zijn algemeen bekende zaken, die op iedere bijeenkomst van landbouwers worden besproken. Doch juist door dit alles, ik herhaal het, is de landbouw een nieuw stadium ingetreden, zijn er voor het bedrijf en de ontwikkeling der landbouwers nieuwe eischen en behoeften ontstaan, die meer dan vroeger nog het belang van enkelen met dat van allen doen samen smelten. In vele streken wordt dit hoe langer hoe meer begrepen, vandaar hun toetreding tot vereenigingen en bonden. Hoe nuttig deze ook mogen werken, wenschelijk ware het dat een meer alge meen samengaan, eene officieele en wet tige vertegenwoordiging tot stand kwam, niet als de tegenwoordige Kamers van Koophandel en Fabrieken, wier kracht, ik erken het met de redactie, van luttele beteekenis is, maar in den geest van hetgeen de vertegenwoordigers dier Kamers onlangs aan de regeering hebben ver zocht, waarbij gezamenlijk er naar worde gestreefd om het krachtig bevorderen van Landbouw, Handel en Nijverheid als een der eerste eischen van staatsbemoeiing te doen erkennen. Door vroegere toestanden geleerd, koesterde ik de vrees, dat bij het baanbreken van deze nieuwe en betere inzichten voor vakvertegenwoordiging Handel en Nijverheid weer zouden voor gaan, terwijl voor Landbouw dezelfde be hoefte bestaat, vandaar dat ik de belang hebbenden het woord «opgepast" heb toe geroepen, nu het nog tijd is. Breda, 30 Aug. '93. G. W. B. Geen Leerplicht zonder verbeterd Openbaar Lager Onderwijs. Is hier dan werkelijk verbetering een dringende eisch? Verkeert ons openbaar onderwijs in treurigen toestand? Kwam de Volksschool. het ware funda ment van den Staat, vc >rheen in Neder land niet de volmaaktheid nabij? Ging vroeger de vreemdeling niet op naar 't land tusschen Eems en Schelde, om er, vol eerbied, het onderwijs te bewonderen ? Werd dit niet als voorbeeld voor velen gesteld? Volgens zekere legenden is het eenmaal zoo geweest Maar... die tijd is lang voorbij. »0, dat alles weten we" zegt menig lezer. »We hebben gelezen, wat de »Bond van Nederlandsche Onderwijzers" over dit onderwerp hesft gezegd, wat voorstellen hij heeft gedaan, 't Is ons bekend, dat het »Nederlandsch Onderwijzersgenoot schap'', met behoorlijke gematigdheid, ook wel stappen wil doen, om te komen op beteren weg. Jaren lang hebben wij den schoolstrijd gevolgd en ons van harte verheugd, toen er een eind aan kwam. Want ronduit ge zegd, de zaak begon ons te vervelen, liederlijk te vervelen ook. We hebben van 't onderwijs meer dan genoeg." En de lezer gaat over tot een ander artikel van »de Groene" of bekijkt met genoegen nog eens weer een geestige plaat van Braakensiek. Lezers als de hier bedoelde, vindt men vele ; eigen ondervinding heeft het mij ge leerd. Toch waagde ik het, dit opstel ter opname aan te bieden aan de Redactie van De Amsterdammer. Want ik meen nog iets anders over den toestand van het Onderwijs te kunnen zeggen, dan tot dus ver is geschreven, ik meen nog op andere middelen tot verbetering te mogen wijzen, dan tot nu toe aan de hand zijn gedaan. En ik vind den tijd daarvoor juist nu geschikt, omdat thans, door 't ingediende Wetsontwerp op den Leerplicht, de aan dacht van 't algemeen weer op het onder wijs wordt gevestigd. Is die aandacht ver minderd door afmatting zekere gezag hebbende lieden in den lande zien dat niet ongaarne en verkneukelen zich er over in 't geniep toch bedenke men, dat de school, het middel voor de Volks ontwikkeling, een der voornaamste facto ren is van ons Volksbestaan. Wie dit ontkent, zoeke het ideaal van het wezen der Naties bij Hottentotten of Zoeloe kaffers. In 't kort wensch ik vooraf de bewijzen te leveren, dat de toestand der Lagere School in waarheid ellendig is, m weerwil van al de moeite, door Nederlandsche Wetgevers aan dit «onderwerp van Staats zorg" besteed. 't Spreekt van zelf, dat ik en hier in 't vervolg bedoel den toestand in 't alge- ' meen. Gunstige uitzonderingen 'evestigen j den regel. l De bewijzen voor de gebrekkigheid van ons Lager Onderwijs liggeji voor de hand, ze springen alom in 't oog. Daar is een vergadering. Plaats of kleur doen niets ter zake. Er zijn volwassen menschen bijeen, menschen, die of> de LagereSchool geleerd moesten hebben,hunne gedachten onder woorden te brengen. Maar hoeveel kunnen dat? Enkelen spreken. Zij gaan voor. Doch de overigen 'i Ze zouden ook wel iets willen zeggen, ze hebben wel oorspronkelijke ideeën, maar de macht van de uitdrukking der gedachte ontbreekt hun de, Lagere School heeft haar plicht niet gedaan, zij heeft geen grond slag gelegd voor voldoende Volksontwik keling. Nog altijd, als in de dagen toen Multatuli verbetering zocht te brengen in menig rotten toestand, kan de groote meer derheid van ons Volk niet lezen: zij heeft dit op de Lagere School niet geleerd. De gevolgen daarvan zijn zeer bedroevend. Wie heeft nooit in de een of andere familie 't erbarmelijk gesukkel gezien met de kinderen, die examens moeten doen, 't zij ter toelating, 't zij tot overgang. Weken, neen maanden te voren verkeert het gezin in spanning. Van het slagen bij zulke examens hangt nu eenmaal de toekomst der kinderen af. Hoe grooter de liefde der ouders voor hun kroost, des te vuriger ook de wensch naar een bevredigenden uikalfcg van het onderzoek. Er is zenuw achtigheid in menig woning, de stemming wordt er voor geruimen tijd bedorven, als 't examen een slechten afloop heeft. Dan is de vader wrevelig, de moeder zit zuch tend neer, nu zij haar lieveling, die toch zoo trouw zijn best heeft gedaan, onge lukkig ziet, er komen schaduwen in de anders zoo zonnige dagen der jeugd. Alleen de hoop op beter uitslag in later tijd maakt den toestand nog eenigszins dra gelijk. Ojk de examinatoren, 't zij leer aren van scholen voor Uitgebreid Lager, of Middelbaar Onderwijs, van Normaal of Kweekscholen, klagen. Zij klagen over de vruchtelooze moeite, bij leerlingen te zoeken naar vorderingen, die in 't ge heel niet bestaan. En waar zij men zegt dat zulks soms voorkomt hun goed hart lieten spreken, waar zij de hand lichtten en een adspirant toelieten, die eigenlijk afgewezen moest zijn, daar wordt zulk een oogenblik van vergefelijke zwak heid geboet door een eindeloos getob met een leerling, die de lessen niet kan volgen, van wien men nooit iets kan verwachten dan belemmering in den geregelden gang van 't onderwijs. Hoofdzakelijk is dit alles te wijlen aan dtn gcbrekki/jcn toestand der Lagere School. Nu weet men hoe de achterlijke leerlin gen worden geholpen door 't geven van privaatlessen. Het cijfer der som, jaarlijks in den lande voor zulke lessen besteed, is de onfeilbare maatstaf van de waarde van het Lager Onderwijs. Het klimt ieder jaar, een nauwkeurig onderzoek heeft dat geleerd. Dus rnoet de Lagere School verminderen in gehalte. Want een af neming van de geestvermogens der kin deren in zulk een mate, dat bij de op voeding in 't huisgezin en 't onderwijs in de school nog bijzondere hulp noodig is, kan toch niet waarschijnlijk worden ge acht. Ware zulks wel het geval, we zou den tot de conclusie moeten komen, dat de meerderheid der kinderen in Nederland tot de idioten behoort. Gelukkig is dat zoo niet. Als een vader zuchtend het geld voor dure privaatlessen neertelt, als hij begint t,e twijfelen aan de vatbaarheid van zijn kroost voor 't onderwijs, blijft hem ten minste n troost: de mogelijk heid van verzuim niet bij. het kind maar bij de school. Dat verzuim bestaat en moet een eind nemen, (er wille van de toe komst van ons volk. Want men denke een enkel oogenblik aan de ontzaglijk groote schare van kinderen, die nooit ander on derwijs zullen ontvangen dan 't welk in de Lagere School wordt gegeven. Zij ont vangen geen privaatlessen, zij zullen geen andere inrichtingen van onderwijs bezoe ken, van de schoolbanken gaan zij naar de werkplaats of de straat. O ja, som migen hunner zullen 's winters naar een ambachtsschool gaan. Maar wat baat dit, als de Lagere School geen degelijken grond slag voor verdere ontwikkeling heeft gelegd? L» het niet onverantwoordelijk, tal van menschen plaats te laten nemen in de Maatschappij, voor wier ontwikkeling tot nuttige burgers in geen enkel opzicht is gezorgd? Men klaagt over de verwilde ring der groote massa, over haar blinde lings naloopen van gevaarlijke leiders. Maar heeft men er voor gezorgd, haar 't licht te verstrekken, waarop ook de arm ste, neen, deze in de eerste plaats, aan spraak heeft, zullen de grondslagen der Maatschappij niet in gevaar worden ge bracht? Men heeft dit niet gedaan; het schandelijk verzuim openbaart zich in tal van teekenen. Verwonderd staat menig een bij de stembus. De uitslag van som mige verkiezingen slaat menschen van allerlei partijen met stomme verbazing, men ziet de treurige gevolgen van het feit, dat het stembriefje in handen is ge geven van menschen zonder het flauwste begrip van hunne plichten als burgers van den staat, menschen, verstoken van de ontwikkeling, die tot zelfstandig oordeel leidt. Dit nu is de schuld der Lagere School en zij, die in Nederland zoo lang de macht in handen hebben gehad, zij, die hun plicht: de opvoeding des Volks op onvergefelijke wijze hebben verwaarloosd, mogen niet klagen, als de staatskar door de nieuwe kiezers op ver keerde wegen wordt gebracht. (Wordt vervolgd). H. J. TOP. milMIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMtllllllllHIIIMIIIIIIIIIIIIIllllMHIIU Sociale, iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiuii rnmimtiimiimiiitiiiMMiiittimmiii Het Congres der engelsclie Trade-nnions, i. Den voorlaatsten dag van Augustus hielden de engelsche Trade-Unions haar 31stcn jaarcongres. Als gewoonlijk was de eerste dag voornamelijk voor de formali teiten en plechtigheden, aan de officieele opening van elke groote vergadering ver bonden, bestemd. Hiertoe behoorden de officieele begroeting door den conservatieven burgemeester van Bristol en een redevoe ring van den hoogsten anghcaanschen geestelijke. Groote opgewektheid en frissche opwekking mocht van beide heeren niet verwacht worden. Toch is hun vormelijk optreden niet zonder beteekeuis voor de mate van waardeering, die de engelsche ridders van den ai beid den machtigen en grooten reeds hebben weten af te dwingen. Twintig j aar geleden toch was ook te Bristol een Congres der Trade unions gehouden. Toen echter, in plaats van begroeting van officieele zijde, bestrijding van dien kant, vanwege de kerk en van de pers. Het kleinste vergaderlokaal kon toen de 136 afgevaardigden .vertegen woordigende 023957 leden, bevatten; nu werd aan de 430 ge deputeerde representanten van een en een kwart millioen aangesloten arbeiders, het welkom toegeroepen door de offieieele ver tegenwoordigers van staat en kerk. Dat de »gave des woords1' ia zeer groote mate ook in arbeiderskringen wordt aan getroffen, toonde de opwekkende, overre dende, logische redeneering waarmede de voorzitter het congres opende. Deze, pre sident van den engelschen schrijnwerkersbond, behoorende tot de britsche sociaal democraten, had de onderscheiding aan zijn voortreffelijke en zeldzame redfnaarstalenten te danken. Evenals de bristobche burge meester en de eerste geestelijke van de invloedrijke staatskerk, hield hij zijn politiek-oeconomische overtuiging terug en sprak hij meer uitsluitend als algemeen vriend der werklieden die saamgekornen wa ren om, onder het bestaande oeconomische systeem, lotsverbetering te bewerken. Niet temin had de redenaar, als eerlijk man, zijn sociaal democratische overtuiging niet verborgen gehouden. Om, in verband hier mede, te doen uitkomen, dat het congres daarom niet sociaal-democratisch was, werd door de vergadering, onder dankbetuiging aan den spreker, verklaard dat de inhoud der rede, uitmuntende door vorm, niet ge acht mocht worden de politiek-oeconomische richting van alle congresleden weer te geven. Nadat de spreker in warme opwekkende taal op den grooten vooruitgang der arbeidersbeweging gewezen had, maakte hij de opmerking dat, al was in 1890 bij gelegenheid van het internationaal congres te Berlijn, namens Lord Salisbury dewenschelijkheid uitgesproken dat de arbeid boven den grond eerst na het 12de en die onder den grond eerst na het 14de levens jaar zou aanvangen, de wetgever in dit opzicht noch steeds werkloos was gebleven. Onder waardeering voor het goede van de wet op de ongelukkenverzekering, waaraan de naam van Chamberlain verbonden is, deed spreker de wenschelijkheid uitkomen dat alle werklieden de voordeden dier assurantie mochten verwerven. Lang stond de president stil bij den grooten oeconomischen oorlog van de machinebouwers ter verkrijging van den 8-urigen arbeidsdag. Het verlies van den strijd betreurend, ontleende hij daaraan de les om toch nimmer een werkstaking te beginnen dan na volledige en krachtige organisatie van alle belan&hebbenden, waartoe de aansluiting van de engelsche coüperators bijzonder veel kan bijdragen. De ontwikkeling en de vooruitgang van de kapitalistische organisatie der voortbrenging leidt zeide de redenaar tot voorbereicfcin g der samenwerking in de productie; die evolutie, door de kapitalisten onbewust bevorderd, moeten de arbeiderskringen versterken, helpen bespoedigen.\7oorts sprak de voorzitter ten bate van onmisbare her vorming van den grondeigendom en van verhooging der grondbelasting naar de tegenwoordige waarde van den grond en niet naar die van 1092! Nadat hij voorts de aandacht gevestigd bad op de noodiakelijkheid van de naasting, door den Staat, van alle spoorwegen, waarbij hij niet vergat te doen opmerken, dat enkele spoorweg maatschappijen voor het vervoer van buitenlandsche producten minder vracht vorderden dan voor dat van inlandsche, wees hij op een algemeen belangrijk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl